Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordoostpolder

Algemene plaatselijke verordening gemeente Noordoostpolder

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordoostpolder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene plaatselijke verordening gemeente Noordoostpolder
CiteertitelAlgemene plaatselijke verordening gemeente Noordoostpolder
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 6

11-12-2023

gmb-2023-560162

01-01-202201-01-2024nieuwe regeling

13-12-2021

gmb-2021-469319

21.0005660

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene plaatselijke verordening gemeente Noordoostpolder

De raad van de gemeente Noordoostpolder,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 november 2021 no.21.0005660;

 

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de

 

Algemene plaatselijke verordening Noordoostpolder

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

[vervallen]

Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

Afdeling 1. Voorkomen of bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2.

    Degene die op een openbare plaats:

    • a.

      aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Artikel 2:2 Verstoring van de openbare orde

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats of aan de weg op enigerlei wijze de orde te verstoren, personen lastig te vallen of te vechten.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424 of 426 bis van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    Het is verboden op of aan de weg een voorwerp of stof, kennelijk meegebracht om de orde te verstoren, bij zich te hebben.

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1.

    Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2.

    De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3.

    Hij die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4.

    Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.

  • 5.

    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.

Artikel 2:4  

Vervallen

Artikel 2:5  

Vervallen

Artikel 2:6  

Vervallen

Artikel 2:7  

Vervallen

Artikel 2:8  

Vervallen

Artikel 2:9  

Vervallen

Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

[vervallen]

Afdeling 3. Evenementen

 

[vervallen]

Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen

 

[vervallen]

Afdeling 5. Bijzondere bepalingen horecabedrijven Alcoholwet

 

[vervallen]

Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

[vervallen]

Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden

 

[vervallen]

Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

[vervallen]

Artikel 2:53 Bespieden van personen

Facultatief

Artikel 2:54  

[vervallen]

Artikel 2:55  

[vervallen]

Artikel 2:56  

[vervallen]

Artikel 2:57 Loslopende honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    • b.

      binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;

    • c.

      buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats als de hond niet is aangelijnd;

    • d.

      op de weg als die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2.

    Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3.

    Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden of die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

Artikel 2:57.1 Loslopende honden op dijken, verbod wild in te lopen

Behoudens het bepaalde in de Jachtwet is het de eigenaar, houder of verzorger van:

  • a.

    een hond verboden zich met dit dier te bevinden op de dijken; dit geldt niet voor die dijkvakken waarvan burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit hebben verklaard, dat het verbod niet van toepassing is;

  • b.

    een hond verboden deze zonder voldoende toezicht buiten de bebouwde kom los te laten lopen;

  • c.

    een windhond of andere hond, welke door zijn lichaamsbouw in staat is wild in te lopen en te vangen, verboden deze los te laten lopen buiten de bebouwde kom;

  • d.

    een hond, onverminderd het bepaalde onder a en b, verboden deze tussen één uur na zonsondergang en één voor zonsopgang buiten de bebouwde kom los te laten lopen, zulks anders dan in bij hem in gebruik zijnde woningen en andere gebouwen of de daarbij behorende afgesloten erven.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

  • 1.

    Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd en daarvoor een opruimmiddel (schep, poepzakje) bij zich dient te dragen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of een sociale hulphond laat begeleiden.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

[vervallen]

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

[vervallen]

Artikel 2:61  

[vervallen]

Artikel 2:62 Loslopend vee

[vervallen]

Artikel 2:63  

Niet opgenomen

Artikel 2:64  

Niet opgenomen

Artikel 2:65 Bedelarij

[vervallen]

Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66 Definitie

In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

  • 3.

    Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • a.

    de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

    • 1°.

      dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

    • 2°.

      van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;

    • 3°.

      dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

    • 4°.

      dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;

  • b.

    de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

  • c.

    aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

  • d.

    een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste zeven dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Artikel 2:69  

Vervallen

Artikel 2:70  

Vervallen

Afdeling 10. Consumentenvuurwerk en carbid

Artikel 2:71 Definitie

[vervallen]

Artikel 2:72  

[vervallen]

Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

[vervallen]

Artikel 2:73.1 Gebruik van carbid

  • 1.

    Het is verboden carbid met behulp van melkbussen of andere voorwerpen welke daartoe gebruikt kunnen worden te gebruiken.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet buiten de bebouwde kom en op door het college binnen de bebouwde kom aangewezen plaatsen tussen 31 december vanaf 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur met inachtneming van onderstaande bepalingen:

    • a.

      De maximaal toegestane inhoud van de in lid 1. bedoelde melkbussen dan wel voorwerpen is 50 liter.

    • b.

      Tijdens het bezigen van carbid moet als afschietprojectiel een bal worden gebruikt.

Afdeling 11. Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.

Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

[vervallen]

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

[vervallen]

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

[vervallen]

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

[vervallen]

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

[vervallen]

Artikel 2:80 Sluiting van voor publiek openstaande gebouwen

[vervallen]

Artikel 2:80a Tegengaan van onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • b.

      beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;

    • c.

      bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    De burgemeester kan gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit artikel 2:80b, eerste lid, van toepassing is. Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

Artikel 2:80b Vergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      in een door de burgemeester op grond van artikel 2:80a, tweede lid, aangewezen gebouw voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of

    • b.

      indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van artikel 2:80a, tweede lid, aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 2.

    De aanvraag om een vergunning geschiedt door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 3.

    De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;

    • d.

      indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • e.

      indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan of een geldende Leefmilieuverordening;

    • f.

      indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen drie jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.

  • 4.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

  • 6.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2:80c Intrekking of wijziging vergunning

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het vorige artikel intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast, of;

    • b.

      door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed, of;

    • c.

      de voorwaarden uit de vergunning niet worden nageleefd, of;

    • d.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of;

    • e.

      de exploitant of beheerder betrokken is of nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed, of;

    • f.

      er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden, of;

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde, of;

    • h.

      de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd, of;

    • i.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

  • 2.

    Indien er een voor de vergunningverlening relevante verandering van omstandigheden optreedt, dient de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag in te dienen. Indien deze aanvraag niet binnen een maand na de verandering van omstandigheden is ingediend, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken op basis van de inmiddels gewijzigde omstandigheden.

Artikel 2:80d Sluiting van een gebouw

  • 1.

    De burgemeester kan de sluiting van een gebouw of gedeelte van een gebouw bevelen indien het daarin gevestigde bedrijf in strijd met het verbod uit artikel 2:80b, eerste lid, wordt geëxploiteerd.

  • 2.

    Het is eenieder verboden een overeenkomstig het vorige lid gesloten gebouw te betreden of daarin te verblijven.

  • 3.

    De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.

 

[vervallen]

Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

 

[vervallen]

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

 

[vervallen]

Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Strafbepaling

[vervallen]

Artikel 6:2 Toezichthouders

[vervallen]

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

[vervallen]

Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    Op de in het eerste lid bedoelde datum wordt de Algemene plaatselijke verordening laatstelijk vastgesteld bij raadsbesluit van 25 januari 2021 ingetrokken.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening gemeente Noordoostpolder.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 december 2021

De griffier

de voorzitter