Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2022
De raad van de gemeente Heerenveen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 november 2021;
gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;
besluit
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2022
(Verordening reclamebelasting 2022)
Artikel1. Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘bouwwerk’: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond.
Artikel2. Belastbaar feit
Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt binnen het gebied zoals nader aangewezen in de bij deze verordening behorende bijlage 1, een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.
Artikel3. Belastingplicht
1.
De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen.
2.
In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon is gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van roerende en onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.
3.
In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging die is aangebracht door tussenkomst van een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn beroep of bedrijf maakt van ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op daartoe beschikbaar gestelde oppervlakken, geheven van die natuurlijk persoon of rechtspersoon.
Artikel4. Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:
a.
door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;
b.
die uitsluitend dienen ten behoeve van de regulering van het verkeer over openbare land- en waterwegen;
c.
die door (semi) overheden of (maatschappelijke) instellingen of -verenigingen zijn aangebracht en die een charitatief of ideëel belang dienen (geen commercieel belang);
d.
die zonder commercieel oogmerk aanwezig zijn in het kader van en voor de duur van:
-
activiteiten van culturele, sociale of soortgelijke aard;
-
braderieën;
e.
aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij de openbare aankondiging uitsluitend een aanduiding van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan bevat;
g.
alleen bestaande uit de Nederlandse-, provinciale-, gemeentelijke of streekvlag;
g.
die door politieke partijen zijn aangebracht en een ideëel belang dienen;
h.
die zijn aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en betrekking hebben op de functie van het gebouw;
i.
die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;
j.
op bouwterreinen voor zover deze rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;
k.
die met vermelding van een tussenpersoon zijn gedaan in verband met de verkoop of verhuur van onroerende zaken, voor zover deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of de te verhuren zaak;
l.
waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden, dan wel onderscheidenlijk een vergoeding van de gemeente verschuldigd is;
m.
die korter dan 13 weken aanwezig zijn en binnen het belastingtijdvak niet worden vervangen, opgevolgd of gecontinueerd door andere openbare aankondigingen.
Artikel5. Berekening van de reclamebelasting
1.
De oppervlakte van een openbare aankondiging wordt bepaald op het product van de grootste lengte vermenigvuldigd met de grootste breedte van de openbare aankondiging.
2.
Indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, bord, vlag, (span)doek, poster of soortgelijk aankondigingsvoorwerp, wordt de oppervlakte van de openbare aankondiging bepaald op de oppervlakte van het voorwerp waarop de openbare aankondiging wordt gedaan.
3.
Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte van het voorwerp bepaald door de lengte of de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit.
4.
Indien de openbare aankondiging bestaat in het aankondigingsvoorwerp zelf, wordt de oppervlakte van de openbare aankondiging bepaald op de oppervlakte van het voorwerp. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp bepaald door de lengte of de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit.
5.
Voor de toepassing van dit artikel worden openbare aankondigingen die bij één bouwwerk of gedeelte daarvan behoren, aangemerkt als één openbare aankondiging. Indien meerdere bouwwerken of gedeelten daarvan naast elkaar zijn gelegen en tezamen worden gebruikt door één belastingplichtige, worden de openbare aankondigingen die bij deze bouwwerken of gedeelten daarvan behoren voor de toepassing van dit artikel aangemerkt als één openbare aankondiging.
6.
Openbare aankondigingen behoren in ieder geval tot één bouwwerk indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.
7.
Bij openbare aankondigingen die voor een deel zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, wordt de oppervlakte bepaald op het vanaf de openbare weg zichtbare gedeelte van die openbare aankondiging.
Artikel6. Maatstaf van heffing en belastingtarieven
1.
De reclamebelasting wordt geheven naar de oppervlakte, als bedoeld in artikel 5, in vierkante meters van de openbare aankondiging, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
2.
Het jaartarief bedraagt per openbare aankondiging, per bouwwerk, voor een openbare aankondiging met een oppervlakte van 0,1 m² of meer: € 432,00.
3.
Het maandtarief bedraagt per openbare aankondiging, per bouwwerk, 1/12de deel van het jaartarief.
Artikel7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1.
De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.
2.
Als de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.
3.
Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd naar het maandtarief voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4.
Als een toename van de oppervlakte van de openbare aankondiging gedurende de rest van het belastingtijdvak leidt tot indeling in een hogere tariefklasse, leidt dat tot een nieuw belastbaar feit en wordt een aanslag opgelegd voor het verschil tussen de respectievelijke maandtarieven gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het belastingtijdvak.
5.
Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar vermenigvuldigd met het maandtarief.
6.
Als vermindering van de oppervlakte van de openbare aankondigingen gedurende de rest van het belastingtijdvak leidt tot indeling in een andere tariefklasse, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het verschil tussen de respectievelijke maandtarieven gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het belastingtijdvak.
Artikel8. Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel9. Wijze van heffing
De reclamebelasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel10. Termijnen van betaling
1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later op de laatste werkdag van de betreffende maand.
2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel11. Overgangsrecht
De Verordening reclamebelasting 2021 laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 14 december 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel12. Inwerkingtreding
1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.
Artikel13. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening reclamebelasting 2022’.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2021.
De griffier,
mevrouw L.Roest-Jonker
De voorzitter,
de heer T.J. van derZwan
Bijlage1 bij de Verordening reclamebelasting 2022
Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting 2022, geldt het op onderstaande kaart binnen het door een rode lijn aangegeven gedeelte.