Organisatie | Leudal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Leudal 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Leudal 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2021 | Nieuwe regeling | 14-12-2021 |
Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Leudal,
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op de artikelen 4 van de Wet op het
primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs en gelet op het gestelde in de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Leudal 2021:
overwegende dat het wenselijk is regels te stellen ten aanzien van de praktische uitvoering en bekostiging van vervoersvoorzieningen voor leerlingen;
overwegende dat enkele bepalingen van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Leudal 2021 nadere uitleg behoeven en de Verordening het college de bevoegdheid geeft om deze te stellen;
overwegende dat deze beleidsregels zijn opgesteld om aanvragen voor leerlingenvervoer op een
eenduidige manier te kunnen beoordelen;
Besluit vast te stellen de volgende regeling:
Alle begrippen die gedefinieerd zijn in de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Leudal 2021 hebben in deze beleidsregels dezelfde betekenis. Hieronder een aantal extra aanvullende begripsbepalingen.
Medisch advies: op schrift gesteld advies van een onafhankelijk medisch deskundige dat is gericht op de mobiliteitsmogelijkheden van een leerling. Dit advies vormt een aanvulling op de door ouders/verzorgers aangeleverde informatie als dat voor het college nodig is om een specifieke vervoersvoorziening toe te kennen.
Vervoersontwikkelingsplan: plan dat door de gemeente wordt opgesteld in samenwerking met onder andere de leerling, ouders/verzorgers en scholen, waarin het ontwikkelingsperspectief van een leerling in het leerlingenvervoer wordt doorgesproken en doelen gericht op zelfstandig reizen worden geformuleerd.
Het leerlingenvervoer is bedoeld om de toegankelijkheid van passend onderwijs te borgen. De gemeente heeft de wettelijke taak om te zorgen voor een vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Deze beleidsregels bevatten een invulling van de afspraken, regels en mogelijkheden van het leerlingenvervoer van de gemeente Leudal. Leidend is hierbij de Verordening (Verordening bekostiging Leerlingenvervoer Leudal 2021).
De volgende uitgangspunten worden gehanteerd bij de uitvoering van de Verordening:
Het leerlingenvervoer kent meerdere voorzieningen:
Voor het primair (lager) onderwijs kijken we naar zelfredzaamheid en zelfstandigheid, er wordt eerst getoetst of een leerling voldoet aan alle voorwaarden. Bijvoorbeeld of de leerling zelfstandig of onder begeleiding met de fiets naar school kan gaan of dit kan leren. Als dit niet kan, wordt gekeken of de leerling met openbaar vervoer kan reizen en pas daarna kan aangepast vervoer (taxibus) worden ingezet.
De ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling betreffende het vervoer zijn leidend, zowel bij de aanvraag als voor de toekomst. Het doel daarbij is dat de leerling zo zelfstandig mogelijk leert reizen, in het belang van het kind. Ouders/verzorgers/leerling, scholen, CJG en gemeente werken daarin samen om dit te bereiken.
Maatwerkoplossingen om de toegankelijkheid van ‘passend’ onderwijs in uitzonderlijke situaties voor leerlingen te borgen is mogelijk vanuit een voorziening leerlingenvervoer. Ook in deze maatwerkoplossingen zoeken ouders/ verzorgers/leerling, scholen, CJG en gemeente elkaar op. Het uitgangspunt is dat deze voorziening tijdelijk is en ouders/verzorgers daarna weer zelf voor vervoer zorgen.
2 Zelfredzaamheid en zelfstandigheid (artikel 4)
2.1 Stimuleren fiets, openbaar vervoer en eigen vervoer
Wanneer een leerling, eventueel met begeleiding, per fiets of met het openbaar vervoer naar school kan gaan, gaat dit voor op aangepast taxivervoer. We willen het vervoer met de taxibus doelgericht inzetten waar deze écht nodig is. In de praktijk blijkt namelijk dat veel kinderen medisch in staat zijn om te fietsen of met het OV te reizen (eventueel met een begeleider), maar dat ze dit nog niet geprobeerd of geoefend hebben. Voor deze begeleiding zijn ouders/verzorgers verantwoordelijk, eventueel met inzet van hun netwerk.
De gemeente stimuleert actief het gebruik van het openbaar vervoer en fiets. Scholen spelen hierbij een belangrijke rol. We zetten met name gericht in op leerlingen vanaf groep 7 in het speciaal (basis) onderwijs die de overstap naar het voortgezet (speciaal) onderwijs gaan maken. We hebben daarvoor meerdere projecten. Deze leerlingen worden voorbereid op zelfstandig reizen met het openbaar vervoer of met de fiets. We bieden ouders/verzorgers en de leerling bijvoorbeeld mogelijkheden voor tijdelijke deskundige begeleiding. De leerling leert dan stap voor stap om meer zelfstandig mee te kunnen doen aan het maatschappelijke leven, bijvoorbeeld alleen naar een sportclub, de familie en uiteindelijk naar school te gaan.
2.3 Stimuleren van eigen initiatief door ouders/verzorgers
De zorgplicht om kinderen naar school te brengen ligt bij ouders/verzorgers Mocht het kind gebruik maken van het taxibusje dan hanteert de gemeente opstapplaatsen voor leerlingen die naar het (speciaal) basisonderwijs gaan. Bij voorkeur zijn deze opstapplaatsen bij de school in het dorp. Hierdoor vindt er meer contact plaats tussen ouders/verzorgers en kinderen onderling.
Aan ouders/verzorgers wordt daar ook gevraagd of zij willen kiezen voor een financiële tegemoetkoming eigen vervoer of om eventueel te carpoolen.
3 Gesprek en vervoersontwikkelingsplan (artikel 4)
3.1 Aanleiding voor een gesprek
De gemeente bepaalt met welke ouders/verzorgers/leerling een gesprek wordt aangegaan en op welk moment. Daarbij kunnen verschillende factoren een rol spelen, zoals de leeftijd en mogelijkheden van de leerling, de afstand van het woonadres tot de school of de aanwezigheid van goede OV verbindingen.
Een leerling zonder belemmering (in de zin van de Verordening) is 9 jaar, een leeftijd waarop zelfstandig reizen verondersteld wordt. Het gesprek kan gaan over de verantwoordelijkheid van ouders/verzorgers om de leerling te leren om zelfstandig te reizen dan wel om de leerling zelf te brengen en halen.
Het gesprek kan plaatsvinden op initiatief van zowel gemeente, ouders/verzorgers samenwerkingsverband of school. Dit kan een gesprek via de telefoon of op locatie zijn. De leerling is bij een gesprek op locatie (thuis, gemeentehuis, school) aanwezig. De wensen en vragen van de leerlingen komen in dit gesprek als eerste aan bod. De uitkomsten van dit gesprek worden opgenomen in het vervoersontwikkelingsplan.
4 Voorwaarden voor de toekenning van de vervoersvoorziening (artikel 6)
4.1 Co-ouderschap/gescheiden ouders/verzorgers
Een kind van gescheiden ouders/verzorgers kan twee woningen hebben in de zin van de Verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder/verzorger verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake; doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.
Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders/verzorgers afzonderlijk een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woont. De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen Verordening leerlingenvervoer. Getoetst wordt onder meer of er sprake is van een woning in de zin van de Verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het kan voorkomen dat slechts voor één van beide woningen aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de betreffende school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.
4.2 Vervoer naar één ander extra adres dan het woonadres
Leerlingenvervoer vindt plaats van de structurele verblijfplaats (woning) van de leerling naar het adres van de school en terug. De gemeente kan bij uitzondering één extra adres naast het thuisadres toestaan, zoals bijvoorbeeld buitenschoolse opvang). Dit mag niet tot extra vervoerskosten leiden. Daarom zijn er onderstaande voorwaarden aan verbonden:
4.3 Combinatie onderwijs en zorg
Het leerlingenvervoer betreft het vervoer naar en van scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Zorginstellingen, zorgboerderijen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke vallen hier niet onder. Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan dient de aanvraag in eerste instantie bij het CJG plaats te vinden. Als het CJG heeft vastgesteld dat er sprake is van meer dan 50% onderwijs dan kunnen ouders/verzorgers een (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor het leerlingenvervoer krijgen, als aan de overige eisen van de Verordening is voldaan. Ook hierbij gelden de schooltijden volgens de schoolgids van de school. Krijgen leerlingen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.
4.5 Vergoeding bij crisissituaties (zie ook artikel 14)
Kinderen die thuis in een crisissituatie leven kunnen tijdelijk of voor langere duur opgevangen worden in een pleeggezin of woonvorm. In de gemeente Leudal zijn er bijvoorbeeld diverse woonvormen (bijvoorbeeld Rubicon, Hoeve de Kaolder) voor kinderen en jongeren met uiteenlopende problematiek.
Als er sprake is van een crisissituatie blijft de leerling meestal zijn oude school bezoeken, omdat dit vaak nog de enige stabiele en veilige factor is. Formeel genomen hoeft de gemeente het vervoer naar de oude school niet te vergoeden, omdat dit veelal niet de dichtstbijzijnde toegankelijke is.
De aanvragen in verband met crisissituaties worden met voorrang behandeld.
Crisisverblijf binnen de gemeente (kind uit een andere gemeente verblijft tijdelijk in de gemeente Leudal)
Indien er sprake is van tijdelijk crisisverblijf binnen de gemeente Leudal, dan is de gemeente van herkomst de eerste 6 weken financieel verantwoordelijk. Indien er na deze periode van 6 weken nog steeds geen duidelijkheid is over de nieuwe verblijfplaats, dan kan met de gemeente van herkomst afgesproken worden dat de kosten verdeeld kunnen worden (50%, voor maximaal 4 maanden). Indien dit niet mogelijk is wordt het principe van de dichtstbijzijnde toegankelijke school gehanteerd. Is dit niet wenselijk, dan wordt verwezen naar de afdeling jeugdwet van de gemeente van herkomst, aangezien zij ook de crisisplaatsing bekostigen.
Crisisverblijf buiten de gemeente (kind uit de gemeente Leudal verblijft tijdelijk in andere gemeente)
Indien er sprake is van tijdelijk crisisverblijf buiten de gemeente dan zorgt de gemeente Leudal gedurende 6 weken voor de bekostiging van het vervoer naar de oude school.
Deze periode kan in overleg met de betrokken hulpverlening verlengd worden tot maximaal 4 maanden, als er nog geen zicht is op de nieuwe verblijfplaats van het kind. In deze periode (6 weken tot 4 maanden) kan in overleg met de gemeente waar de crisisplaatsing plaatsvindt de kosten verdeeld worden (50% voor maximaal 4 maanden). Indien dit niet mogelijk, dan wordt het principe van de dichtstbijzijnde toegankelijke school gehanteerd. Is dit niet wenselijk, dan kan advies worden gevraagd aan het CJG over de bekostiging van het vervoer op basis van de jeugdwet.
5 Herzien opschorting, intrekking of terugvordering (artikel 7)
De regels over het vervoer en de verwachtingen die gesteld worden aan ouders/verzorgers, leerling en chauffeur staan in de beschikking en in de spelregels die jaarlijks aan de ouders/verzorgers wordt verstrekt. Bij wangedrag wordt de onderstaande procedure onder 5.1 of 5.2 gevolgd:
Loosmelding: een leerling is zonder (tijdige) afmelding niet aanwezig op het ophaaladres. Herhaalde loosmeldingen worden gezien als wangedrag. De onderstaande procedure wordt gevolgd bij loosmeldingen:
Een leerling wordt de toegang tot het aangepast taxivervoer ontzegd bij (agressief) wangedrag door de leerling of de ouders/verzorgers waardoor de orde in de bus wordt verstoord en de veiligheid van de inzittenden in het voertuig in gevaar komt. De volgende stappen worden ondernomen:
Na de melding van een klacht door de vervoerder bij de gemeente wordt een onderzoek opgestart. In het kader van dat onderzoek neemt de gemeente contact op met de vervoerder (chauffeur), ouders/verzorgers en/of de school. Indien na het onderzoek blijkt dat sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling (of ouders/verzorgers), dan stuurt de gemeente een waarschuwingsbrief aan de ouders/verzorgers. In deze brief is opgenomen welke maatregelen zijn genomen en aan welke voorwaarden moet worden voldaan.
Bij een volgende klacht vindt direct overleg plaats met de school en de ouder/verzorger. Gelet op de ernst van het incident kan er direct overgegaan worden op schorsing van het aangepast vervoer. Over de duur van de schorsing en de voorwaarden die worden gesteld vindt overleg met de school plaats. De ouders/verzorgers worden schriftelijk op de hoogte gesteld van de uitkomst.
Bij wapenbezit, geweld, bedreiging en vernieling bestaat de mogelijkheid om per direct te schorsen voor een of meerdere dagen (maximaal één week). Dit is ook van toepassing wanneer niet direct kan worden vastgesteld wat er is gebeurd. Voordat het vervoer weer wordt opgestart vindt eerst een gesprek plaats met alle betrokkenen.
6 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school (artikel 8)
6.1 Vervoer naar stage (zie ook artikel 15)
Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma en krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, dan beoordeeld de gemeente opnieuw wat voor de leerling passend vervoer is. De voorwaarden in de Verordening zijn daarbij leidend.
Het college hanteert daarbij het begrip ‘dichtstbijzijnde toegankelijke stageplaats’. Het college gaat ervan uit dat scholen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen en dat zij stageplekken zoveel mogelijk zoeken in de buurt van het woonadres van de leerling in een straal van 6 km.
Het onderwijs voor hoogbegaafden valt onder regulier basisonderwijs en valt daardoor onder de Wet op het Primair Onderwijs. Het onderwijs voor deze specifieke groep ‘zorgleerlingen’ wordt vrijwel altijd geboden op reguliere basisscholen, bijvoorbeeld door het creëren van aparte groepen het bieden van extra ondersteuning aan de leerlingen en het bieden van het geschikte lesmateriaal. In de basis staat in het ondersteuningsprofiel van elke reguliere school op welke manier zij (hoog)begaafden leerlingen het passende onderwijs kunnen bieden. In artikel 8 lid 4 van de Verordening wordt beschreven wat ervoor nodig is om af te kunnen wijken van de dichtstbijzijnde, toegankelijke school. De noodzaak om een begaafde leerling voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs te laten volgen, vastgesteld door een deskundige van het samenwerkingsverband, wordt gezien als een uitzondering.
De Verordening bekostiging leerlingenvervoer is voortgekomen en gebaseerd op de Wet op het primair onderwijs (Wpo), de Wet op de expertisecentra (WEC) en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo). Dit brengt met zich mee, dat schoolsoorten waarop deze wetten geen betrekking hebben, niet voor een vergoeding in aanmerking komen. Buitenlandse scholen (zoals in België) zijn dan ook uitgesloten van een vergoeding.
Wanneer leerlingen te maken krijgen met wachtlijsten op de dichtstbijzijnde school, wordt het vervoer naar de dan dichtstbijzijnde school vergoed voor de duur van één schooljaar. Bij het nieuwe schooljaar zal de vergoeding, indien er dan wel plek is voor de leerling, gebaseerd worden op de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Wanneer de ouders/verzorgers de leerling van de wachtlijst afhalen, vervalt het recht op een vergoeding naar de verdere weg gelegen school. Dit geldt ook wanneer bij het nieuwe schooljaar blijkt, dat er voor de nog op de wachtlijst staande leerling plaats is op de dichtstbijzijnde school.
6.6 NT2 onderwijs/internationale schakelklas
Vervoer van leerlingen uit de dorpen naar een internationale schakelklas of taalklas valt wettelijk gezien niet onder de Verordening. In de praktijk blijkt echter dat vervoer soms wenselijk is. Het schoolbestuur kan hiervoor een verzoek met motivering indienen bij het college. Het college kan met het schoolbestuur van de basisschool en de taalschool gezamenlijk schriftelijk afspraken over de werkwijze, kosten en uitvoering maken. De uitgangspunten zijn daarbij:
7 Kilometergrens, afstandsgrens en opstapplaatsen (artikel 9 en 10)
Gemeten wordt langs de kortste en voor de leerling voldoende begaanbare, geasfalteerde of verharde weg. Bij de berekening wordt gebruik gemaakt van de ANWB-routeplanner op basis van de veilige fietsroute. Deze routeplanner wordt landelijk als veilig beschouwd.
7.2 Uitzonderingsregel verlaging kilometergrens Lataste (artikel 9)
In de praktijk komt het bij Lataste in Horn (SO) soms voor dat ouders/verzorgers vanwege hun (problematische) gezinssituatie geen mogelijkheid hebben om het vervoer zelf uit te voeren. In deze gevallen kan de gemeente een uitzondering maken door de gehanteerde kilometergrens (6 km) te verlagen naar 4 km.
Ouders/verzorgers dienen hiervoor een advies aan te vragen bij het CJG. Het advies van Lataste wordt hierbij betrokken. Een voorziening voor leerlingenvervoer kan dan tijdelijk mogelijk worden gemaakt. De voorwaarden zijn:
De gemeente wijst voor leerlingen die met taxivervoer naar een reguliere basisschool of het speciaal basisonderwijs (SBO) gaan een opstapplaats aan. Deze opstapplaats wordt als veilig en overzichtelijk gezien en biedt bij voorkeur bescherming tegen weersinvloeden. De gemeente hanteert het uitgangspunt om zoveel mogelijk één opstapplaats per dorp te realiseren, die bij voorkeur bij de basisschool is gelegen.
Indien een leerling op een halte moet worden opgehaald en afgezet gelden de volgende uitgangspunten:
8 Schooltijden en wachttijden (artikel 13)
Voor de bepaling van het recht op leerlingenvervoer wordt aangesloten op de schoolgids van de betreffende school. In voorkomende situaties wordt er als volgt invulling aan gegeven:
Indien de leerling aantoonbaar niet in staat is het gehele lesprogramma te volgen en hierdoor op afwijkende tijden leerlingenvervoer nodig heeft, wordt dit uitsluitend toegestaan met inachtneming van de bepalingen in de Variawet en eventueel na overleg of toestemming van de leerplichtambtenaar of onderwijsinspectie. De gemeente streeft ernaar om in overleg met de school en ouders/verzorgers het vervoer in de ochtend of in de middag gelijktijdig plaats te laten vinden met het aangepast vervoer.
Voor het vervoeren van leerlingen van dezelfde locatie of van meerdere locaties gecombineerd in een route, die afwijkende begintijden of eindtijden hebben, geldt als uitgangspunt dat de leerlingen zoveel mogelijk op dezelfde begin- en/of eindtijden worden vervoerd. Wachttijden tot maximaal twee lesuren (twee maal 50 minuten) worden bij het basisonderwijs en voorgezet onderwijs geaccepteerd.
Indien er sprake is van afwijkende tijd vanwege een activiteit van de gehele school, kan de gemeente een uitzondering maken indien de eenmalige wijziging tenminste één week voorafgaand is ingediend, de vervoerder aangeeft dat dit mogelijk is en dit niet leidt tot extra kosten. Dit is ter beoordeling van de gemeente.
9 Bekostiging van fiets, OV en eigen vervoer (artikel 17,18 en 20)
9.1 Vaststellen van de kosten en vergoeding voor openbaar vervoer
Het vaststellen van de kosten voor openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de beschikbare informatie van OV9292, Arriva of buurtbus.
Een eventuele financiële tegemoetkoming is gebaseerd op het desbetreffende openbaar vervoer maandabonnement.
De vergoeding voor fiets, OV of eigen vervoer wordt na de toekenning berekend naar rato van het aantal schooldagen (200 schooldagen op jaarbasis) . De fiets- of eigen vervoervergoeding wordt uitbetaald in kwartaaltermijnen. Hiervoor dient er per schoolkwartaal gedeclareerd te worden in de eerste maand van het nieuwe kwartaal. Dient men de declaratie te laat in, dan kan de gemeente besluiten om niet over te gaan tot uitbetaling. Indien ouders/verzorgers een eigen bijdrage of drempelbedrag betalen, wordt dat verrekend in het totaal per kwartaal te ontvangen bedrag.
Op dit moment wordt nog gewerkt met kwartaaldeclaraties. Mocht de gemeente overwegen om over te gaan op een jaarvergoeding dan dient op het einde van ieder schooljaar (uiterlijk 31 juli) een eindcontrole via Bron plaats te vinden. Eventueel te veel ontvangen vergoeding wordt dan teruggevorderd.
Voor de OV-vergoeding geldt dat er bij aanschaf van een maandabonnement overgegaan kan worden tot maanddeclaratie. Bij het aanschaffen van een jaarabonnement kan er ook gewoon een maand- of kwartaalcontrole plaatsvinden. De gemeente kan ook besluiten om de aanschafkosten van het jaarabonnement ineens over te maken.
10 Aangepast taxivervoer (artikel 19)
10.1 Ernstige benadeling van het gezin
Indien in het begeleiden van een leerling door de ouders/verzorgers of anderen, zoals gesteld in artikel 8 en 19 van de Verordening het gezin ernstig wordt benadeeld, kan de ouder/verzorger worden vrijgesteld van begeleiding. Op advies van het CJG kan er dan tijdelijk een voorziening in de vorm van aangepast vervoer worden toegekend. Er wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van het netwerk en van ouders/verzorgers redelijkerwijs te vergen inzet. De inzet is gericht op een tijdelijke voorziening, zodat ouders/verzorgers na afloop van een periode weer zelf voor het vervoer kunnen zorgen. Uiteraard dient er voldaan wordt aan de in de Verordening gestelde criteria.
Van ouders/verzorgers wordt geen begeleiding verlangd mits er wel sprake is van een redelijkerwijs te vergen inzet, indien er aantoonbaar sprake is van minimaal één van onderstaande situaties:
De ouder/verzorger van een éénoudergezin kan door meerdere factoren niet langer zijn/haar werk uitoefenen als hij zorg moet dragen voor de begeleiding naar school van zijn kind. Het volgen van een (re-)integratietraject of voltijdsopleiding wordt gelijkgesteld met werk. Om dit vast te kunnen stellen kunnen verklaringen worden opgevraagd.
10.2 Kleinschalig vervoer, individueel vervoer of voorin zitten
Bij de toekenning van aangepast vervoer is groepsvervoer de standaard. Slechts in uitzonderingsgevallen kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psychosociale reden met een beperkt aantal leerlingen, individueel of voorin de taxibus vervoerd moet worden. De gemeente kent deze indicatie uitsluitend toe op basis van een advies van een (medisch) deskundige.
De gemeente kan een onafhankelijk (medisch) specialist raadplegen. Van de ouders/verzorgers wordt medewerking hieraan verwacht.
11 Eigen bijdrage en peiljaar (artikel 23)
11.1 Eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag
Voor vervoer naar het (speciaal) basisonderwijs brengt de gemeente een eigen bijdrage (drempelbedrag) in rekening. Dit drempelbedrag is gekoppeld aan de kilometergrens van 6 km. Ouders/verzorgers boven een verzamelinkomen van € 27.900 (schooljaar 2021-2022) moeten de kosten van het vervoer tot aan deze kilometergrens zelf betalen. De kosten zijn gebaseerd op een 2-sterren ov-abonnement. In het schooljaar 2021-2022 bedraagt dit € 517 per jaar. De bedragen worden jaarlijks aangepast.