Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Beleidsregels inburgering Rotterdam

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels inburgering Rotterdam
CiteertitelBeleidsregels inburgering Rotterdam
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://wetten.overheid.nl/BWBR0020674/2020-10-01

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

14-12-2021

gmb-2021-466005

Gemeenteblad 2021, nummer 262

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels inburgering Rotterdam

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van Concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling van 14 december 2021; kenmerk M2111-1512;

 

gelet op de:

  • -

    artikelen 13 tot en met 17, 22, 23 en 26 van de Wet inburgering 2021;

  • -

    artikelen 5.1 tot en met 5.3 en 7.1 van het Besluit inburgering 2021;

overwegende dat:

het college een centrale rol heeft in de ondersteuning en begeleiding van de inburgeringsplichtige en het om die reden wenselijk vindt om in deze beleidsregels uitwerking te geven aan de invulling van de verplichtingen op grond van de Wet inburgering 2021 en het Besluit inburgering 2021;

 

besluit:

Artikel 1 Definitiebepalingen

  • -

    asielstatushouder: inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet;

  • -

    brede intake: brede intake, bedoeld in artikel 14 van de wet;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • -

    inburgeringsplichtige: persoon die op grond van artikel 3 van de wet inburgeringsplichtig is;

  • -

    maatschappelijke begeleiding: begeleiding als bedoeld in artikel 13 van de wet;

  • -

    Pip: persoonlijk plan inburgering en participatie bedoeld in artikel 15 van de wet;

  • -

    wet: de Wet inburgering 2021.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1.

    Het college begeleidt en ondersteunt de inburgeringsplichtige gedurende het traject waar nodig. Het college biedt maatschappelijke begeleiding uitsluitend aan asielstatushouders.

  • 2.

    Het college biedt iedere asielstatushouder op grond van de wet een passend inburgeringstraject aan.

Artikel 3 Maatschappelijke begeleiding

  • 1.

    De maatschappelijke begeleiding wordt aangeboden aan asielstatushouders door medewerkers van VluchtingelingenWerk Zuidwest-Nederland.

  • 2.

    De asielstatushouder krijgt waar mogelijk een vaste begeleider toegewezen gedurende de gehele periode van maatschappelijk begeleiding.

  • 3.

    De asielstatushouder ontvangt een persoonlijk begeleidingsplan.

Artikel 4 Brede intake

  • 1.

    Het college wijst de inburgeringsplichtige waar mogelijk een vast contactpersoon toe en neemt bij de inburgeringsplichtige een brede intake af.

  • 2.

    De brede intake wordt zo spoedig mogelijk afgenomen nadat de inburgeringsplichtige is toegewezen aan het college. Het college roept de inburgeringsplichtige op voor de afname van de brede intake en stelt daarbij een termijn van ten minste vijf werkdagen.

  • 3.

    De brede intake bestaat onder meer uit:

    • a.

      een onderzoek naar het onderwijsniveau en de werkervaring van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, waaronder de fysieke en mentale gezondheid;

    • c.

      een leerbaarheidstoets;

    • d.

      persoonlijke gesprekken met de consulent of klantmanager; en

    • e.

      indien van toepassing, een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs.

  • 4.

    De gemeente brengt met de brede intake in ieder geval in kaart:

    • a.

      het taalniveau van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de mogelijkheden tot (arbeids)participatie;

    • c.

      de mate van zelfredzaamheid; en

    • d.

      de wensen van de inburgeringsplichtige over inburgering en (arbeids)participatie.

  • 5.

    Deelname aan de onderzoeken bedoeld in het derde lid, onderdelen a, b en e, kan achterwege blijven indien het college van oordeel is over voldoende informatie inzake de in het vierde lid bedoelde onderdelen te beschikken.

Artikel 5 Monitoring voortgang

  • 1.

    Tijdens het inburgeringstraject monitort het college of de afspraken zoals vastgelegd in het Pip nog passend zijn. Het college voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt. Het aantal voortgangsgesprekken wordt afgestemd op het niveau, de behoefte en de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Gedurende de eerste twaalf maanden na aanvang van de inburgeringstermijn als bedoeld in artikel 11 van de wet vindt per zes maanden ten minste één voortgangsgesprek plaats.

Artikel 6 Handhaving

  • 1.

    Voor het vaststellen van de mate van verwijtbaarheid, bedoeld in artikel 7.1 van het Besluit inburgering 2021, hanteert het college de volgende uitgangspunten:

    • a.

      er is sprake van opzet indien de inburgeringsplichtige de verplichting willens en wetens heeft geschonden;

    • b.

      er is sprake van grove schuld als de inburgeringsplichtige grove onachtzaamheid kan worden verweten;

    • c.

      er is sprake van normale verwijtbaarheid als de inburgeringsplichtige geen opzet of grove schuld kan worden verweten, maar het gedrag wel verwijtbaar is;

    • d.

      er is sprake van verminderde verwijtbaarheid wanneer het de inburgeringsplichtige door onvoorziene en ongewenste omstandigheden niet volledig valt te verwijten dat hij de verplichting heeft geschonden. Er kan ook sprake zijn van verminderde verwijtbaarheid bij een samenloop van omstandigheden die elk op zich niet maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

  • 2.

    Om op zorgvuldige wijze de mate van verwijtbaarheid vast te stellen, vindt er een persoonlijk gesprek plaats.

  • 3.

    Op verzoek van de inburgeringsplichtige kan de boete in termijnen worden betaald.

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2022.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels inburgering Rotterdam.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 december 2021.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

A. Aboutaleb

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 17 december 2021 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

 

Toelichting

Algemene toelichting

Met ingang van 1 januari 2022 ligt de regie op de inburgering bij de gemeenten. Het doel van de Wet inburgering 2021 is om inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk te laten meedoen in de Nederlandse samenleving.

De gemeente is verantwoordelijk voor de begeleiding en ondersteuning van inburgeringsplichtigen gedurende de inburgering. De verplichtingen en bevoegdheden in de Wet inburgering 2021 zijn uitgewerkt in het Besluit inburgering 2021 en de Regeling inburgering 2021. De onderhavige beleidsregels dienen ter uitwerking van de ruimte die het college binnen de kaders van genoemde wet- en regelgeving heeft.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Eerste lid

Aan de gezins- en overige migranten wordt ook een vorm van maatschappelijke begeleiding aangeboden. Dit valt niet onder artikel 13 van de wet. Deelname aan dit programma “Nieuw in Rotterdam” is op vrijwillige basis voor de gezins- en overige migranten.

 

Artikel 4

De informatie die het college verkrijgt vanuit het COA aangaande de inburgeringsplichtige, neemt het college mee bij de afname van de brede intake.

Derde lid

De onderdelen van het onderzoek, genoemd onder sub a, zijn voor de asielstatushouders intensiever dan voor de overige inburgeringsplichtigen (waaronder de gezinsmigranten). In het kader van de gesprekken met de overige inburgeringsplichtigen zijn deze onderdelen met name gespreksonderwerpen, ten behoeve van de informatievoorziening richting de inburgeringsplichtige.

In het kader van het onderzoek bij de asielstatushouders betreft het verdergaand inhoudelijk onderzoek om een inburgeringstraject op maat te kunnen bieden, alsmede de juiste mate van begeleiding en ondersteuning. Daaronder vallen onder andere het deelnemen aan de Rotterdamse Taalstart alsmede een assessment.

 

Artikel 6

Eerste lid

In het kader van de verwijtbaarheid houdt het college rekening met alle omstandigheden van het betreffende geval. Inzet van handhaving is een laatste middel. De wetgever ziet het opleggen van een boete als het sluitstuk van handhaven van de verplichtingen op grond van de wet. Het is een allerlaatste redmiddel om onwillige inburgeraars te stimuleren alsnog hun verplichtingen na te komen. Handhaving beoogt daarom ook en vooral het stimuleren van de spontane naleving van de wet- en regelgeving.

Bij het beoordelen van de verwijtbaarheid wordt ook meegewogen of de inburgeringsplichtige voldoende leerbaar is, geen analfabeet of laaggeletterd is en of de inburgeringsplichtige bekend is, of is geworden, met het plannen en omgaan met afspraken en tijd.

De inburgeraar dient te begrijpen dat er bij het afwegen van belangen voor de afspraken in het kader van de inburgering en het Pip een hoge prioriteit geldt.

De mate van verwijtbaarheid is als volgt gecategoriseerd:

  • a)

    Van opzet is sprake indien de inburgeringsplichtige de verplichting willens en wetens heeft geschonden;

  • b)

    Er is sprake van grove schuld als een inburgeringsplichtige grove onachtzaamheid kan worden verweten. De inburgeringsplichtige had redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat hij de afspraken voor de brede intake of uit het Pip niet na zou komen. Het verschil tussen opzet en grove schuld is dat de inburgeringsplichtige bij opzet het doel had om de afspraken niet na te komen. Bij grove schuld is dat niet het geval;

  • c)

    Er is sprake van normale verwijtbaarheid als de inburgeringsplichtige geen opzet of grove schuld kan worden verweten, maar het gedrag wel verwijtbaar is;

  • d)

    Tot slot is er sprake van verminderde verwijtbaarheid wanneer het de inburgeringsplichtige door onvoorziene en ongewenste omstandigheden (van sociale, psychische of medische aard) niet volledig valt te verwijten dat hij zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen uit de wet. Hier is ook sprake van bij een samenloop van omstandigheden die elk op zich niet maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

Wanneer zowel de Participatiewet als de wet van toepassing zijn op een verwijtbare gedraging, sluit het college bij de beoordeling van de toepassing van handhaving op grond van de Participatiewet of de Wet inburgering aan bij de aard van de gedraging. Hierbij weegt het college ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar zijn oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect.

Indien het college handhaaft op grond van de wet, blijft handhaving voor dezelfde gedraging op grond van de Participatiewet achterwege en andersom.