Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bloemendaal

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaalgelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/ Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO);gehoord de Bijzondere Ondernemingsraad; besluit:vast te stellen de volgende regeling Regeling klokkenluiders gemeente Bloemendaal 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBloemendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaalgelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/ Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO);gehoord de Bijzondere Ondernemingsraad; besluit:vast te stellen de volgende regeling Regeling klokkenluiders gemeente Bloemendaal 2009
CiteertitelRegeling klokkenluiders gemeente Bloemendaal 2009
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/ Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO), art. 15, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-200901-01-2020nieuwe regeling

07-07-2009

Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 13 augustus 2009

2009011011

Tekst van de regeling

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaalgelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/ Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO);gehoord de Bijzondere Ondernemingsraad; besluit:vast te stellen de volgende regeling Regeling klokkenluiders gemeente Bloemendaal 2009

Regeling klokkenluiders gemeente Bloemendaal 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

1. Medewerker

De ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 onderdeel a en artikel 1:2, onderdeel d; e en f van de CAR/UWO.

2. Vertrouwenspersoon

De functionaris die na overleg met de Ondernemingsraad als zodanig door het college is aangewezen.

3. Meldpunt

De commissie klokkenluiders gemeentelijke overheid (bijlage 1).

4. Vermoeden van een misstand

Een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de gemeentelijke organisatie waar de medewerker werkzaam is omtrent:

  • a.

    een strafbaar feit;

  • b.

    een schending van regelgeving of beleidsregels;

  • c.

    het misleiden van justitie;

  • d.

    een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of

  • e.

    het bewust achterhouden van informatie over deze feiten.

Interne procedure

 

Artikel 2 Interne melding

  • 1.

    De medewerker die een vermoeden van een misstand wil melden, doet dit bij zijn direct leidinggevende, diens leidinggevende of de vertrouwenspersoon.

  • 2.

    De medewerker kan de vertrouwenspersoon verzoeken zijn identiteit bij het college niet bekend te maken. De medewerker kan dit verzoek te allen tijde herroepen.

  • 3.

    De leidinggevende dan wel de vertrouwenspersoon draagt er zorg voor dat het college onverwijld op de hoogte wordt gesteld van een gemeld vermoeden van een misstand en van de datum waarop de melding ontvangen is.

  • 4.

    Naar aanleiding van de melding van een vermoeden van een misstand stelt het college onverwijld een onderzoek in.

  • 5.

    Het college zendt aan de medewerker dan wel de vertrouwenspersoon die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de medewerker het vermoeden aan de leidinggevende of de vertrouwenspersoon heeft gemeld.

Artikel 3 Standpunt

  • 1.

    Het college stelt de medewerker dan wel de vertrouwenspersoon, binnen zes weken schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.

  • 2.

    Indien het standpunt niet binnen zes weken kan worden gegeven, kan het college de afhandeling voor ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de medewerker dan wel de vertrouwenspersoon hiervan schriftelijk in kennis.

Externe procedure

 

Artikel 4 Het meldpunt

  • 1.

    Het college wijst na overleg met de Ondernemingsraad de commissie klokkenluiders gemeentelijke overheid aan die het meldpunt vormt.

  • 2.

    Het meldpunt heeft tot taak een door de medewerker gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en het college daaromtrent te adviseren.

  • 3.

    Indien het meldpunt uit meerdere personen bestaat, is dit altijd een oneven aantal, inclusief de voorzitter. Tevens kunnen in dat geval een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en andere plaatsvervangende leden worden benoemd. Zij beslissen bij gewone meerderheid van stemmen.

Artikel 5 Melding bij het meldpunt

  • 1.

    De medewerker kan het vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij het meldpunt, indien:

    • a.

      hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 3;

    • b.

      hij geen standpunt ontvangen heeft binnen de termijnen bedoeld in artikel 3.

  • 2.

    De medewerker kan het meldpunt verzoeken zijn identiteit niet bekend te maken. Hij kan dit verzoek te allen tijde herroepen.

Artikel 5a Rechtstreekse melding bij het meldpunt

In het geval zwaarwegende belangen de toepassing van de interne procedure in weg staan, kan de medewerker, in afwijking van de artikelen 2, 3 en 5, eerste lid, het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het meldpunt.

Artikel 6 Ontvangstbevestiging en onderzoek

  • 1.

    Het meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de medewerker die het vermoeden heeft gemeld.

  • 2.

    Indien het meldpunt dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk acht, stelt het een onderzoek in.

  • 3.

    Ten behoeve van het onderzoek omtrent een melding van een vermoeden van een misstand is het meldpunt bevoegd bij het college alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Het college verschaft het meldpunt de gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Het meldpunt kan het onderzoek of gedeelten daarvan opdragen aan één van de leden of een deskundige.

  • 5.

    Wanneer de inhoud van bepaalde door het college verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 7 Niet ontvankelijkheid

Het meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:

  • a.

    de misstand niet van voldoende gewicht is;

  • b.

    de medewerker de procedure bedoeld in artikel 2 niet heeft gevolgd en artikel 5a niet van toepassing is, of

  • c.

    de medewerker de procedure bedoeld in artikel 2 heeft gevolgd, maar de termijnen bedoeld in artikel 3 nog niet zijn verstreken.

  • d.

    de melding niet binnen redelijke termijn is geschied.

Artikel 8 Inhoudelijk advies van het meldpunt

  • 1.

    Indien het gemelde vermoeden van een misstand ontvankelijk is, legt het meldpunt binnen zes weken zijn bevindingen omtrent de melding van een vermoeden van een misstand neer in een advies aan het college. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de medewerker met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.

  • 2.

    Indien het advies niet binnen zes weken kan worden gegeven, wordt de termijn door het meldpunt met ten hoogste vier weken verlengd. Het meldpunt stelt het college alsmede de medewerker daarvan schriftelijk in kennis.

  • 3.

    Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van aan het meldpunt verstrekte informatie en de terzake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

Artikel 9 Nader standpunt

  • 1.

    Het college stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies bedoeld in artikel 8, de medewerker alsmede het meldpunt, schriftelijk op de hoogte van zijn nader standpunt.

  • 2.

    Aan de medewerker die het meldpunt heeft verzocht zijn identiteit niet bekend te maken geschiedt de berichtgeving van het nader standpunt via het meldpunt.

  • 3.

    Een van het advies afwijkend nader standpunt wordt gemotiveerd.

Artikel 10 Jaarverslag

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2.

    In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen gemeld:

    • a.

      het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    • b.

      het aantal meldingen dat niet tot een onderzoek geleid heeft;

    • c.

      het aantal onderzoeken die het meldpunt heeft verricht, en

    • d.

      het aantal adviezen en de aard van de adviezen die het meldpunt heeft uitgebracht.

  • 3.

    Dit jaarverslag wordt aan het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling kan aangehaald worden als “Regeling klokkenluiders gemeente Bloemendaal 2009”.

  • 2.

    Deze regeling treedt onder gelijktijdige intrekking van de regeling klokkenluiders van de gemeente Bennebroek 2007 met ingang van 1 januari 2009 in werking.

     

    Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 7 juli 2009.

    de gemeentesecretaris de burgemeester,

    mr. A.Ph. van der Wees R.Th.M. Nederveen

    Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 13 augustus 2009.

    In werking (met terugwerkende kracht): 1 januari 2009.

    Corsanr. 2009011527

Bijlage 1 bij de regeling klokkenluiders gemeente Bloemendaal 2009

Besluit Commissie Klokkenluiders Gemeentelijke Overheid 2003

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    de commissie: de Commissie Klokkenluiders Gemeentelijke Overheid

  • -

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de bij de Commissie aangesloten gemeenten

  • -

    de ambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a en artikel 1:2, onderdeel a; d; e en f van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR)

  • -

    de gemeentelijke organisatie: de gemeentelijke organisatie waarbinnen de ambtenaar werkzaam is

  • -

    een vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de gemeentelijke organisatie omtrent:

    • a.

      een strafbaar feit

    • b.

      een schending van de regelgeving of beleidsregels

    • c.

      het misleiden van justitie

    • d.

      een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of

    • e.

      het bewust achterhouden van informatie over deze feiten

Artikel 2: Instelling,taakstelling en samenstelling Commissie

  • 1.

    Er is een Commissie Klokkenluiders Gemeentelijke Overheid. De Commissie is gevestigd in Den Haag.

  • 2.

    De Commissie heeft tot taak een door de ambtenaar aangemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en daaromtrent te adviseren aan het college

  • 3.

    De Commissie bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter. Voorts kunnen een plaatsvervangend voorzitter en andere plaatsvervangende leden worden benoemd. De commissie beslist bij gewone meerderheid van stemmen.

  • 4.

    Benoeming, schorsing en ontslag geschiedt door de voorzitter van het College van Arbeidszaken.

  • 5.

    Benoeming geschiedt op advies van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden.

  • 6.

    De voorzitter en de leden, alsmede de plaatsvervangers, worden benoemd voor zes jaar.

Artikel 3: Aansluiting andere organisaties dan gemeenten

Bij de Commissie kunnen andere organisaties dan gemeenten aangesloten zijn.

Artikel 4: Secretaris

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, die door de voorzitter van het College Arbeidszaken wordt benoemd, geschorst en ontslagen. Voorts kan een plaatsvervangend secretaris worden benoemd.

Artikel 5: Niet-bekend maken van de identiteit

De ambtenaar die een vermoeden van een misstand meldt bij de commissie kan de commissie verzoeken zijn identiteit niet bekend te maken.

Hij kan dit verzoek te allen tijde herroepen.

Artikel 6: Ontvangstbevestiging en onderzoek

  • 1.

    De Commissie bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de ambtenaar die het vermoeden heeft gemeld

  • 2.

    Indien de Commissie dit voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk acht, stelt zij een onderzoek in.

  • 3.

    Ten behoeve van het onderzoek omtrent een melding van een vermoeden van een misstand is de Commissie bevoegd bij het College alle inlichtingen in te winnen die zij voor de vorming van haar advies nodig acht. Het college verschaft de Commissie de gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    De Commissie kan het onderzoek of een gedeelte daarvan opdragen aan één van de leden of een deskundige.

  • 5.

    Wanneer de inhoud van bepaalde door het College verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluiten ter kennisneming van de Commissie dient te blijven wordt dit aan de Commissie meegedeeld. De Commissie beveiligt de informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 7: Niet-ontvankelijkheid

De Commissie verklaart de melding niet ontvankelijk, indien:

  • A.

    de misstand niet van voldoende gewicht is.

  • B.

    De ambtenaar niet aantoont dat hij het vermoeden eerst intern aan de orde heeft gesteld volgens de door de gemeente vastgestelde regeling tenzij zwaarwegende belangen toepassing van de interne procedure in de weg staan

  • C.

    De ambtenaar het vermoeden intern aan de orde heeft gesteld volgens de door de gemeente vastgestelde regeling, maar de termijn waarbinnen het college een inhoudelijk standpunt omtrent het vermoeden van een misstand dient te geven, nog niet verstreken is

  • D.

    De melding aan de commissie niet is geschied binnen redelijke termijn nadat de ambtenaar op de hoogte is gesteld van het inhoudelijke standpunt van het college

De Commissie brengt de ambtenaar gemotiveerd op de hoogte of de melding niet ontvankelijk is.

Artikel 8 Advies

  • 1.

    Indien het gemelde vermoeden van een misstand ontvankelijk is, legt de commissie binnen zes weken haar bevindingen omtrent de melding van een vermoeden van een misstand neer in een advies aan het college. De Commissie zendt een afschrift van het advies aan de ambtenaar met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan de Commissie verstrekte informatie.

  • 2.

    Indien het advies niet binnen zes weken kan worden gegeven wordt de termijn door de Commissie met ten hoogste vier weken verlengd. De Commissie stelt het college, alsmede de ambtenaar hiervan schriftelijk in kennis.

  • 3.

    Het advies wordt in geanonimiseerde vorm met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van aan de Commissie verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die de commissie geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

Artikel 9 Nader standpunt College

Naar aanleiding van het advies van de Commissie stelt het college binnen twee weken na ontvangst van dit advies de Commissie en de ambtenaar schriftelijk op de hoogte van zijn nader standpunt.

Aan de ambtenaar die de Commissie heeft verzocht zijn identiteit niet bekend te maken geschiedt de berichtgeving van het nader standpunt door tussenkomst van de Commissie.

Artikel 10 Jaarverslag

  • 1.

    Jaarlijks wordt een jaarverslag door de Commissie opgesteld

  • 2.

    In dat verslag worden in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake geldende wettelijke bepalingen vermeld:

    • a.

      het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand en op welke gemeenten deze meldingen betrekking hadden

    • b.

      het aantal meldingen dat niet tot een onderzoek heeft geleid

    • c.

      het aantal ondernomen onderzoeken die de Commissie heeft verricht

    • d.

      Het aantal adviezen en de aard van de adviezen die zij heeft uitgebracht.

  • 3.

    Het jaarverslag wordt gestuurd aan het college en de ondernemingsraad van bij de Commissie aangesloten gemeenten en openbaar gemaakt.

Artikel 11 Nadere regels

De Commissie kan nadere regels stellen met betrekking tot haar werkwijze waaronder de samenstelling van de Commissie bij de behandeling van een melding.

Artikel 12 inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2009.