Organisatie | Borsele |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Borsele 2021 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Borsele 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | Nieuwe regeling | 02-12-2021 | Z21.019482/D21.578052 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Baten: inkomsten die aan een periode zijn toegerekend. De baten in een begrotingsjaar zijn inkomsten die in dat jaar of in een ander jaar hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden, maar die op het begrotingsjaar betrekking hebben, omdat hetzij de uitvoering van een taak die tot opbrengsten leidde in het begrotingsjaar plaatsvond, hetzij omdat het voordeel in het begrotingsjaar plaatsvond. De definitie van baten omvat zowel opbrengsten als andere voordelen;
Lasten: uitgaven die aan een periode zijn toegerekend. De lasten in een begrotingsjaar zijn de uitgaven die in dat jaar of in een ander jaar hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden, maar die op het begrotingsjaar drukken, omdat hetzij de uitvoering van een taak die leidde tot kosten in het begrotingsjaar plaatsvond hetzij omdat het verlies in het begrotingsjaar plaatsvond. De definitie omvat zowel kosten als verliezen;
Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Dit artikel regelt de inrichting van de programmabegroting en de jaarstukken. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taakvelden in de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad besluiten nemen tot wijziging van de begroting.
Het college biedt jaarlijks voor 1 juli aan de raad een kadernota aan met daarin het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.
Het college biedt de gemeenteraad uiterlijk 4 weken voor de raadsbehandeling de jaarverantwoording aan, te weten het jaarverslag (programmaverantwoording en paragrafen) en de jaarrekening. In de jaarstukken legt het college verantwoording af over de realisatie van de begroting (beleidsmatig en financieel).
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
Activa (investeringen) met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 (exclusief ontvangen subsidies en bijdragen van derden) worden niet geactiveerd. Immateriële vaste activa zoals effecten, leningen worden altijd geactiveerd. Ingeval aan een activum kosten van rechtstreeks toezicht van de eigen organisatie dient te worden toegerekend, dan bestaan deze uit de gemiddelde loonkosten van het betreffende team vermenigvuldigd met de bestede uren. De waardering en afschrijving van de vaste activa geschieden conform de regels zoals ze zijn vastgelegd in het BBV.
Materiële vaste activa met economisch nut zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV worden afgeschreven zoals vermeld in de bijlage bij deze verordening.
Investeringen in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV worden afgeschreven zoals vermeld in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 10. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten (het zogenaamde overheadpercentage).
Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen van en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW, de kosten van kwijtschelding en de kosten van straatreiniging.
Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Het rentepercentage (omslagrente) voor deze vergoeding wordt bij de behandeling van de kadernota of begroting voor het desbetreffende jaar vastgesteld.
Artikel 11. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en prijzen is een bevoegdheid van de raad die niet kan worden gedelegeerd. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en prijzen.
Artikel 13. Financieringsfunctie
Het college stelt beleidsregels op voor het verstrekken van gemeentegaranties. Het college informeert de raad in elk geval vooraf, en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, bij het verstrekken van gemeentegaranties boven de € 50.000.
Artikel 14. Reserves en voorzieningen
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar de nota reserves en voorzieningen aan ter behandeling en vaststelling door de raad.
Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen bij niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake het verstrekken van leningen (buiten het kader van het treasurystatuut), waarborgen en garanties (buiten het kader van het garantiebeleid).
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:
een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd; een aanduiding van de lokale lastendruk;
Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV op:
Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een beheersplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud en de investeringen voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.
De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend (renteomslag) en de financieringsbehoefte.
De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering. In het programma bedrijfsvoering wordt inzicht gegeven in de overheadkosten voor het bepalen van de kostprijzen, die aan de rechten en heffingen in rekening worden gebracht.
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In deze nota wordt (naast de verplichte onderdelen genoemd in artikel 16 van het BBV) aandacht besteed aan:
Bij de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies- en winstverwachtingen, de verwerving en verkoop van gronden.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijks interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheer handelingen. Bij afwijking neemt het college maatregelen tot herstel.