Organisatie | Katwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Gemeente Katwijk 2021 |
Citeertitel | Beleidsregels toepassing Wet Bibob 2021 gemeente Katwijk |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Beleid voor de toepassing van de Wet Bibob gemeente Katwijk.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2021 | nieuwe regeling | 07-12-2021 |
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
Overwegende dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
Beleidsregels voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Gemeente Katwijk 2021
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Bestuursorgaan: de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk en degenen aan wie zij een besluitvormingsmandaat bij beschikkingen hebben verleend; alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Katwijk;
Vastgoedtransactie: een overeenkomst of andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:
de deelname aan, of financiële garantiestelling door de rechtspersoon, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom van een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt, verhuurt of verkoopt.
Eigen onderzoek: De wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de Wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het LBB aan te vragen (Wet Bibob Artikel 7a);
Artikel 2.1 Toepassing beleidsregels
Onderhavige beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op de toepassing van de Wet door de rechtspersoon met een overheidstaak en het bestuursorgaan. De beleidsregels laten dus onverlet dat binnen de grenzen van de Wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.
Artikel 2.2 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van beleidsregels
Deze beleidsregels laten onverlet dat al dan niet in afwijking van de hiernavolgende bepalingen tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen
De toepassing van de Wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:
Artikel 2.3.1 Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag om een beschikking als bedoeld in:
artikel 3 van de Alcoholwet, indien er sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname (van de meerderheid) van de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, als bedoeld in de categorieën beschreven in bijlage 1;
artikel 2:28 van de APV, inzake exploitatievergunning, en het daarbij behorende Aanwijzingsbesluit exploitatie openbare inrichtingen, indien er sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname (van de meerderheid) van de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;
Artikel 2.3.1.1 Het bestuursorgaan zal bij aanvragen om een beschikking als bedoeld in artikel 2.3.1 een Bibob-toets uitvoeren en zo nodig het Bureau verzoeken om een advies over de mate van gevaar, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet.
Artikel 2.3.1.2 De Bibob-toets zal in beginsel niet worden toegepast indien de aanvraag afkomstig is van:
Artikel 2.3.2 Toepassingsbereik bij een vermoeden van ernstig gevaar
Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er sprake is van eigen informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau informatie als bedoeld in artikel 11 van de Wet dan wel vanuit het OM informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet wordt verstrekt, waarbij duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derde(n) als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de Wet, mogelijk sprake van is dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet:
Artikel 2.3.2.1 Het bestuursorgaan kan bij aanvragen om een beschikking als bedoeld in artikel 2.3.2 een Bibob-toets uitvoeren en zo nodig het Bureau verzoeken om een advies over de mate van gevaar, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet.
Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Artikel 2.4.1 Het bestuursorgaan kan de Wet toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen, indien:
Artikel 2.4.2 in het geval van een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe geldende regels van de Awb toegepast worden. Bij volharding zal dit worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 juncto 3 van de Wet. De verstrekte vergunning(saanvraag) zal als gevolg daarvan worden ingetrokken en/of buiten behandeling worden gesteld.
Artikel 2.5 Toepassingsbereik bij subsidies
Het bestuursorgaan kan de Wet toepassen met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling. De Bibob-toets wordt daarbij beperkt tot de gevallen waar indicatoren kunnen duiden dat er een gevaar bestaat dat een subsidie zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten en/of het plegen van strafbare feiten, dan wel het plegen van een strafbaar feit ter verkrijging van de subsidie.
Het besluit van de Bibob-toets zal gebaseerd zijn op:
Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
De rechtspersoon met een overheidstaak kan de Wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties, zoals bedoeld in artikel 1.1 lid 3 onder m van deze beleidsregels, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van de onderhandelingen daartoe zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.
Een vastgoedtransactie en de daarbij betrokken partijen, kunnen worden onderworpen aan een Bibob onderzoek. In ieder geval zal dat gebeuren wanneer er sprake is van een vastgoedtransactie die een of meerdere van onderstaande kenmerken in zich heeft, of aan die vastgoedtransactie gerelateerd is:
De bevoegdheid tot het onderwerpen van de vastgoedtransactie en de betrokken partijen aan een Bibob onderzoek, kan worden aangewend wanneer er sprake is van feiten en omstandigheden die daartoe naar de mening van de gemeente aanleiding toe geven en gebaseerd zijn op:
Het Bibob onderzoek zal in beginsel niet worden toegepast ingeval de aanvraag afkomstig is van:
Artikel 3.1.1 In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.
Artikel 3.1.2 Indien de Bibob procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen. Indien is besloten tot uitvoering van een Bibob onderzoek neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit tot het aangaan van een vastgoedtransactie totdat het Bibob onderzoek volledig is afgerond.
Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij verhuur van onroerend goed en het verlenen van een gebruiksrecht
Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1 zal voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de verhuur van onroerend goed door de rechtspersoon met een overheidstaak dan wel het verlenen van een gebruiksrecht, in ieder geval aanleiding kunnen bestaan voor het uitvoeren van een Bibob-toets, indien sprake is van verhuur in de aangewezen risicocategorieën en/of risicogebieden en of gebouwen en de in bijlage 3 genoemde branches.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1 kan de rechtspersoon met een overheidstaak in huur- en verhuurovereenkomsten met betrekking tot een onroerende zaak een beëindigingsovereenkomst opnemen als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet. De rechtspersoon met een overheidstaak zal zo nodig in plaats van instemming met een contractovername, een nieuwe huurovereenkomst sluiten met een opvolgende huurder zodat bedoelde beëindigingsclausule kan worden opgenomen.
Artikel 3.3 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten
De rechtspersoon met een overheidstaak kan het Bibob onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de Wet uitvoeren bij overheidsopdrachten die vallen onder de algemene inkoopvoorwaarden van de gemeente Katwijk. Deze algemene voorwaarden zijn bedoeld voor aanbestedingen van werken respectievelijk van diensten en leveringen die openbaar moeten worden aanbesteed. Gemeentelijke overheidsopdrachten kunnen door de gemeente Katwijk worden getoetst indien bij deze transacties:
Een Bibob onderzoek wordt beperkt tot de gevallen waar indicatoren kunnen duiden dat er een gevaar bestaat dat een overheidsopdracht zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten en/of het plegen van strafbare feiten, dan wel het plegen van een strafbaar feit ter verkrijging van de overheidsopdracht.
Het besluit tot uitvoering van het Bibob onderzoek zal gebaseerd zijn op:
Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.
De Wet is een ultimum remedium. Dat betekent dat de Bibob-gronden een aanvulling vormen op de reeds bestaande mogelijkheden om een beschikking/transactie te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo nodig, toepassen.
Artikel 4.1.1 In de in deze beleidsregels bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd die in deze vragenformulieren zijn gemeld en/of bij de uitreiking van de formulieren of door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in ieder geval de in artikel 7a van de Wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed als mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.
Artikel 4.1.2 In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking/transactie, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.
Artikel 4.1.3 Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Awb en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende beschikking/transactie.
Artikel 4.1.4 Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van het bestuursorgaan versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.
Artikel 4.2 Uitvoering eigen onderzoek
Artikel 4.2.1 Het eigen onderzoek van de gemeente is gericht op het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:
Artikel 4.2.2 Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld dan wel de gegevens ten aanzien van de financiering niet aannemelijk en transparant zijn, kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 Awb buiten behandeling worden gesteld, nadat aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de gemeente Katwijk gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel het onvolledig aanleveren van informatie leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte beschikking.
Artikel 4.2.3 Weigeringsgronden
Het Bibob-vragenformulier dient volledig en naar waarheid te worden ingevuld. Het opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie is strafbaar, net als het opzettelijk weglaten van informatie (artikel 227a en 227b, Wetboek van Strafrecht). De gemeente Katwijk kan de vergunning in dat geval weigeren of intrekken. Indien er een vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning valsheid in geschrifte is gepleegd kan de gemeente Katwijk aangifte doen bij de politie.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld van de Wet, kan het de gevraagde beschikking weigeren of de verleende beschikking intrekken.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet, kan dit aanleiding zijn om de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie niet aan te gaan, dan wel de overeenkomst te ontbinden of op te schorten.
Artikel 4.3 Ondersteuning door het Bureau
Artikel 4.3.1 Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als benoemd in artikel 4.2 van deze beleidsregels, kan een advies bij het Bureau worden aangevraagd indien:
Artikel 4.3.2 Een toetsing aan de Wet met behulp van een advies van het Bureau geldt als in beginsel als uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.
Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals in de artikelen 4.1 en 4.2 is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies aan het Bureau evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
Artikel 4.3.3 De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.
Artikel 4.4 Informatieplicht inzake inzet van het Bureau
Artikel 4.4.1 Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 15 van de Wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.
Artikel 4.4.2 In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet.
Artikel 4.4.2 is eveneens van toepassing op de in artikel 28 en 33 van de Wet bedoelde ‘derde’, met dien verstande dat alleen die onderdelen uit het advies worden verstrekt voor zover het op hem betrekking heeft.
Artikel 4.5 Adviestermijn van het Bureau
Artikel 4.5.1 Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de Wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt op de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, lid 1 van de Wet.
Artikel 4.5.2 Indien het Bureau het advies niet binnen de in artikel 15, lid 1 van de Wet, gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de Wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn genoemd in artikel 15, lid 3 van de Wet.
Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als hierboven bedoeld.
Artikel 4.5.3 De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, lid 2 van de Wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.
Artikel 4.6.1 Het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet. Daarbij zal, in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.
Artikel 4.6.2 Het bestuursorgaan zal besluiten om een beschikking onder extra voorwaarden te verlenen of extra voorwaarden te verbinden aan een transactie of overheidsopdracht, in het geval uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.
Artikel 4.6.3 Indien het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag van de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de Wet of het aangaan van een vastgoedtransactie, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.
Artikel 4.6.4 Een door het bestuursorgaan op grond van de Wet genomen beschikking is vatbaar voor beroep en bezwaar.
Artikel 4.6.5 Het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies van het Bureau als bedoeld in de Wet ontvangt, kan dit advies gedurende vijf jaar gebruiken in verband met een andere beslissing.
Deze beleidsregels vervangen het bestaande beleid voor de toepassing van de Wet Bibob gemeente Katwijk, welke wordt ingetrokken.
Het bovengenoemde beleid blijft van toepassing op aanvragen die zijn gedaan en door de gemeente zijn verwerkt vóór de inwerkingtredingsdatum van de onderhavige beleidsregels.
Indien alle vergunningaanvragen in het kader van artikel 3 van de Alcoholwet en artikel 2:28 van de APV onderworpen worden aan de Bibob-toets, levert dit een onwenselijke werklast op. Daarnaast is het risico op misbruik van de vergunning per type horeca-inrichting niet even groot, waardoor vergunningaanvragers van bepaalde type horeca-inrichtingen onnodig zouden worden belast met een Bibob-toets. Om deze redenen wordt er een onderscheid gemaakt in het toepassen van de Bibob-toets bij onderstaande type horeca-inrichtingen. Bij deze categorieën zal in beginsel de Bibob-toets plaatsvinden:
Overige vergunningaanvragen in het kader van artikel 3 van de Alcoholwet en artikel 2:28 van de APV kunnen door de gemeente Katwijk worden getoetst op grond van de Wet.
Aanvragen op grond van artikel 2.1 van de Wabo kunnen worden getoetst in het kader van de Wet, indien de aanvraag betrekking heeft op: