Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eemsdelta

Verordening op de heffing en de invordering van liggeld woonschepen Eemsdelta 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEemsdelta
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van liggeld woonschepen Eemsdelta 2022
CiteertitelVerordening liggeld woonschepen Eemsdelta 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 229 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-2021nieuwe regeling

24-11-2021

gmb-2021-458494

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van liggeld woonschepen Eemsdelta 2022

De raad van de gemeente Eemsdelta,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

d.d. 26 oktober 2021,

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening liggeld woonschepen Eemsdelta 2022

 

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Haven: Voor de openbare dienst bestemde wateren alsmede kaden, wallen en steigers die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn en als haven zijn benoemd;

  • 2.

    haven Appingedam: Het gebied in Appingedam, waar woonschepen ligplaats mogen hebben, gelegen tussen:

    • a.

      125 meter ten westen van de Jukwerderbrug over het Damsterdiep

    • b.

      85 meter ten westen van de Hekelbrug over het Damsterdiep;

  • 3.

    Haven Delfzijl: Het gebied in Delfzijl aan het Snikkepad en in Termunten aan de Mello Coendersbuurt;

  • 4.

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

  • 5.

    ligplaats woonschip: een gedeelte van het als woonschepenhaven aangewezen gebied, bestemd of geschikt om door een woonschip met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

  • 6.

    bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet goed mogelijk is, zoals een bijboot, steiger en een loopplank;

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'liggeld' wordt een recht geheven voor het hebben van een ligplaats voor een woonschip, daaronder begrepen de diensten die met de ligplaats verband houden, bij een verblijf op de aangewezen ligplaatsen.

 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig voor de in artikel 2 lid 1 genoemde rechten is de gebruiker van het woonschip.

  • 2.

    Wie als gebruiker wordt aangemerkt, wordt naar de omstandigheden beoordeeld

 

Artikel 4. Belastingtarieven

  • 1.

    Het liggeld bedraagt per ligplaats per jaar in de woonschepenhaven Appingedam € 624,25

  • 2.

    Het liggeld bedraagt per ligplaats per jaar in de woonschepenhaven te Delfzijl, indien

  • a.

    de lengte van het woonschip niet meer dan 15 meter bedraagt € 205,10

  • b.

    de lengte van het woonschip meer dan 15 meter bedraagt € 205,10

verhoogd met een bedrag van € 13,10 voor elke meter of gedeelte daarvan, dat het woonschip de lengte van 15 meter overschrijdt

 

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan een kalenderjaar.

 

Artikel 6. Wijze van heffing

De rechten worden bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De rechten zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede lid en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de woonschepenhaven Appingedam of binnen de woonschepenhaven Delfzijl verhuist en binnen die woonschepenhaven een andere ligplaats feitelijk in gebruik neemt.

 

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    Het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen wordt aangemerkt als één belastingbedrag

  • 3.

    De belastingschuldige kan een machtiging tot automatische incasso verlenen indien het belastingbedrag minder dan € 10.000 bedraagt.

  • 4.

    Ingeval een machtiging tot automatische incasso is verleend, dient het belastingbedrag te worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5.

    Indien het belastingbedrag lager is dan € 100 wordt in afwijking van het gestelde in het derde lid het aantal termijnen bepaald door het belastingbedrag te delen door het minimum termijnbedrag. Het minimum termijnbedrag bedraagt € 10. Het laatste termijnbedrag kan afwijken van de voorgaande gelijke termijnen.

  • 6.

    De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

  • 7.

    Indien het belastingbedrag minder dan € 10 bedraagt, worden de op dat aanslagbiljet vermelde aanslag of aanslagen niet geheven.

  • 8.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de bovengenoemde termijnen.

 

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van het liggeld wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 11. Inwerkingtreding

De verordeningen:

  • a.

    Verordening havengeld en liggeld Appingedam 2021 van 29 oktober 2020

  • b.

    Verordening liggeld Delfzijl 2021van 29 oktober 2020

worden ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, maar zij blijven van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

 

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening liggeld woonschepen Eemsdelta 2022.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 24 november 2021

De raad van de gemeente Eemsdelta

G. Beukema

Voorzitter

T.G.C. Kramer-Klein

Griffier