Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kaag en Braassem

Nadere Regels Inburgering gemeente Kaag en Braassem 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKaag en Braassem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere Regels Inburgering gemeente Kaag en Braassem 2022
CiteertitelNadere regels Inburgering gemeente Kaag en Braassem 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR628062/1

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022Nieuwe regeling

07-12-2021

gmb-2021-457592

54622

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere Regels Inburgering gemeente Kaag en Braassem 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem

 

Gelet op artikel 61 van de Verordening Sociaal Domein gemeente Kaag en Braassem;

Besluit

 

Vast te stellen de Nadere regels Inburgering gemeente Kaag en Braassem.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • asielstatushouder: de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet inburgering 2021;

    • Besluit: het Besluit inburgering 2021 (besluit van 27 augustus 2021 tot uitvoering van de Wet Inburgering 2021);

    • brede intake: de brede intake, bedoeld in artikel 14 Wet inburgering 2021;

    • gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem;

    • gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

    • inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

    • MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de Wet inburgering 2021;

    • PIP: het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

    • PVT: het Participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de Wet inburgering 2021;

    • wet: de Wet inburgering 2021

Artikel 2. Kernpunten van het inburgeringstraject

De gemeente heeft een centrale rol in de begeleiding en ondersteuning van de inburgeringsplichtige. Hierbij gelden de volgende kernpunten:

  • a.

    De gemeente bevordert dat de inburgeringsplichtige tijdig kan starten met het inburgeringstraject (tijdige start).

  • b.

    De inburgeringsplichtige rondt het inburgeringstraject binnen de termijn van drie jaar af. De gemeente let erop dat het traject niet langer duurt dan nodig is (snelheid).

  • c.

    De gemeente stelt voor iedere inburgeringsplichtige een passend traject vast (maatwerk).

  • d.

    De inburgeringsplichtige combineert zoveel mogelijk activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en op meedoen aan de maatschappij (dualiteit).

  • e.

    De gemeente stelt eisen aan de kwaliteit van het aanbod en zorgt ervoor dat die kwaliteit en de continuïteit gewaarborgd is (kwaliteit).

Artikel 3. Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige passend wordt geïnformeerd over:

  • a.

    zijn of haar wettelijke rechten en plichten;

  • b.

    de aanspraken op ondersteuning en begeleiding; en

  • c.

    het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

Artikel 4. Brede intake

  • 1.

    De gemeente neemt bij de inburgeringsplichtige een brede intake af. Met de informatie uit deze brede intake verkrijgt de gemeente een beeld van de startpositie en de ontwikkelingsmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. De gemeente geeft in samenspraak met de inburgeringsplichtige en op basis van de uitkomsten van de brede intake invulling aan het inburgeringstraject.

  • 2.

    De brede intake wordt zo vroeg mogelijk afgenomen.

  • 3.

    De brede intake bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een onderzoek naar het onderwijsniveau en de werkervaring van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, waaronder de fysieke en mentale gezondheid;

    • c.

      voor zover van toepassing: een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; en

    • d.

      een leerbaarheidstoets.

  • 4.

    De gemeente brengt met de brede intake in ieder geval in kaart:

    • a.

      het taalniveau van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de mogelijkheden tot (arbeids)participatie;

    • c.

      de mate van zelfredzaamheid; en

    • d.

      de wensen van de inburgeringsplichtige over inburgering en arbeidsparticipatie.

  • 5.

    De gemeente legt de uitkomsten van de brede intake schriftelijk vast.

Artikel 5. Werkwijze brede intake

  • 1.

    De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige uit voor de brede intake. In de uitnodiging vermeldt de gemeente behalve informatie over dag, plaats en tijdstip van de intake ook het volgende:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    • b.

      de gevolgen als de inburgeringsplichtige niet bij de brede intake verschijnt of hieraan onvoldoende meewerkt.

  • 2.

    Wanneer de inburgeringsplichtige – ook na drie oproepen – niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit de gemeente de intake zonder de inburgeringsplichtige. In dat geval onderzoekt de gemeente de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens die wel bekend zijn, zoals:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets (als de inburgeringsplichtige daaraan heeft meegewerkt);

    • b.

      voor asielstatushouders: de gegevens uit het Taakstelling Volg Systeem (TVS)

    • c.

      informatie uit het uitkeringsdossier.

Artikel 6. Persoonlijk plan Inburgering en Participatie

  • 1.

    De gemeente stelt na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) op. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige na afronding van de brede intake uit voor een gesprek hierover. In ieder geval worden in dat gesprek de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de uitkomsten van de brede intake;

    • b.

      de persoonlijke einddoelen van de inburgeringsplichtige in het inburgeringstraject;

    • c.

      welke leerroute als passend wordt gezien en waarom;

    • d.

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject;

    • e.

      de verwachtingen van de inburgeringsplichtige over het traject;

    • f.

      de rol van de gemeente bij dit traject; en

    • g.

      voor gezinsmigranten en overige migranten: het aanbod aan passend en kwalitatief goed inburgeringsonderwijs waarmee de migrant de leerroute kan volgen en voltooien.

  • 2.

    In het PIP staat wat de inburgeringsplichtige moet doen om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Het PIP geeft een compleet beeld van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige gedurende het inburgeringstraject. De gemeente stemt het plan af op de persoonlijke situatie, ontwikkelbehoeften en capaciteiten van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    Het PIP heeft de vorm van een officieel besluit (beschikking). Hierin staat vermeld:

    • a.

      wat de vastgestelde leerroute is (en voor de asielstatushouder ook de intensiteit hiervan);

    • b.

      welke afspraken er zijn gemaakt over (arbeids)participatie;

    • c.

      welke ondersteuning en begeleiding de inburgeringsplichtige bij de leerroute krijgt en van welke organisatie(s);

    • d.

      welke afspraken er zijn gemaakt over vroeg- en voorschoolse educatie;

    • e.

      welke onderdelen het PVT en de MAP bevatten en de intensiteit hiervan;

    • f.

      de duur van het inburgeringstraject en het aantal voortgangsgesprekken dat de gemeente met de inburgeringsplichtige heeft gedurende het traject; en

    • g.

      wanneer de inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering: een verwijzing naar de relevante beschikking(en) op grond van de Participatiewet. Het gaat met name om een verwijzing naar de toekenningsbeschikking van de uitkering voor levensonderhoud en het mogelijk financieel ontzorgen (voor asielstatushouders) en om de verwijzing naar de beschikking waarin de arbeids- en re-integratieverplichtingen van de inburgeringsplichtige staan vermeld.

  • 4.

    De beschikkingen op grond van de Participatiewet, genoemd in artikel 6 derde lid onder g, worden bijgevoegd bij de beschikking waarmee het PIP wordt vastgesteld. Als de gemeente op een later moment (nog) een besluit neemt op grond van de Participatiewet, voegt de gemeente ook deze beschikking bij.

  • 5.

    De gemeente stelt het PIP vast uiterlijk binnen tien weken na inschrijving van de inburgeringsplichtige in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente waar hij of zij is gehuisvest of wordt gehuisvest na verblijf in het azc. De gemeente stuurt de inburgeringsplichtige het PIP daarna zo snel mogelijk toe.

  • 6.

    Wanneer de inburgeringsplichtige voor wie de leerroute al is vastgesteld verhuist naar de gemeente Kaag en Braassem stelt de gemeente het PIP opnieuw vast binnen tien weken na de inschrijving van de inburgeringsplichtige in het BRP. De leerroute die daarbij wordt vastgesteld, is gelijk aan de leerroute zoals die door de gemeente van vertrek is vastgesteld.

Artikel 7. Leerroutes

  • 1.

    De gemeente bepaalt in samenspraak met de inburgeringsplichtige welke leerroute de inburgeringsplichtige moet volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen, namelijk

    • a.

      de B1-route;

    • b.

      de onderwijsroute; of

    • c.

      de zelfredzaamheidsroute (Z-route).

  • 2.

    De leerroute is erop gericht dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      de Nederlandse taal op een zo hoog mogelijk niveau afrondt; en

    • b.

      zo snel mogelijk meedoet in de Nederlandse samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Een alfabetiseringstraject is onderdeel van de leerroute als uit de brede intake blijkt dat de inburgeringsplichtige analfabeet of anders gealfabetiseerd is.

  • 4.

    De gemeente stelt de leerroute vast op basis van:

    • a.

      de uitkomst van de leerbaarheidstoets; en

    • b.

      alle overige informatie die tijdens de brede intake is verkregen.

Artikel 8. Inhoud van de leerroutes

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de inhoud van de leerroutes aansluit op de overige onderdelen van het inburgeringstraject.

Artikel 9. Participatieverklaringstraject

  • 1.

    De gemeente biedt de inburgeringsplichtige het PVT aan. Het traject duurt minimaal twaalf uur en bestaat uit twee onderdelen:

    • a.

      een inleiding in de Nederlandse kernwaarden; en

    • b.

      de ondertekening van de participatieverklaring zoals omschreven in bijlage 1 van het Besluit.

  • 2.

    De inburgeringsplichtige doet in het onderdeel inleiding in de Nederlandse kernwaarden kennis op van de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland. Het doel hiervan is het krijgen van een beter beeld van en begrip voor de Nederlandse samenleving. De gemeente bepaalt de manier waarop deze kennis wordt overgedragen.

  • 3.

    Onderwerpen waaraan in het PVT aandacht wordt besteed zijn in ieder geval:

    • a.

      het thema democratie;

    • b.

      de Nederlandse rechtsstaat;

    • c.

      het recht op zelfbeschikking;

    • d.

      de vrijheid van meningsuiting;

    • e.

      gelijkwaardige behandeling;

    • f.

      het verbod op discriminatie;

    • g.

      sociale rechten, zoals het recht op medische zorg en onderwijs;

    • h.

      de wijze waarop inwoners in Nederland met elkaar omgaan;

    • i.

      participatie en wat de samenleving hiervan verwacht; en

    • j.

      overige sociale regels en plichten in Nederland.

  • 4.

    Aan minimaal één van de onderwerpen die behandeld worden in het PVT wordt een praktische invulling gegeven in de vorm van een excursie of activiteit. Door deze activiteit leert de inburgeringsplichtige de opgedane kennis te vertalen naar de praktijk.

  • 5.

    De gemeente stemt het PVT af op de lokale situatie en behoefte, op de overige onderdelen van de inburgering en op de specifieke behoeften van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    De inburgeringsplichtige voltooit het PVT en sluit het af met de ondertekening van de participatieverklaring. Dit gebeurt tijdens een ondertekenmoment. De gemeente stuurt de inburgeringsplichtige hiervoor een uitnodiging.

  • 7.

    De gemeente registreert of de inburgeringsplichtige aanwezig is bij de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en bij de ondertekening van de participatieverklaring.

Artikel 10. Module Arbeidsmarkt en Participatie

  • 1.

    De gemeente biedt de inburgeringsplichtige de MAP aan. Het doel van deze module is dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    • b.

      inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    • c.

      een concrete beroepswens kan formuleren;

    • d.

      beroeps- en werknemerscompetenties aanleert;

    • e.

      leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    • f.

      praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    • g.

      werk vindt.

  • 2.

    De gemeente houdt bij het vaststellen van de inhoud en het aantal uren van de MAP rekening met de vermogens, capaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige en de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 3.

    De gemeente legt de afspraken over de invulling van de MAP schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    De inburgeringsplichtige besteedt ten minste veertig uren van de MAP aan het opdoen van praktische ervaring op de arbeidsmarkt.

  • 5.

    De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de inburgeringsplichtige en de gemeente. Besproken worden: de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    De gemeente beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. De gemeente houdt bij deze beoordeling rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige.

Artikel 11. Inburgeringsaanbod asielstatushouders

  • 1.

    De gemeente biedt de asielstatushouder zo spoedig mogelijk na vaststelling van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee de asielstatushouder kan voldoen aan de vastgestelde leerroute.

  • 2.

    Met het inburgeringsaanbod kan de asielstatushouder:

    • a.

      de Nederlandse taal leren op het voor hem of haar hoogst mogelijke niveau;

    • b.

      kennis opdoen over de Nederlandse maatschappij, zoals over normen en waarden, omgangsregels, de Nederlandse geschiedenis, het onderwijssysteem en de gezondheidszorg;

    • c.

      zich voorbereiden op actieve participatie in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Het inburgeringsaanbod sluit aan bij de capaciteiten, persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de asielstatushouder.

Artikel 12. Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

  • 1.

    Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod voor asielstatushouders gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      De gemeente zorgt voor een kwalitatief goed aanbod aan cursussen, opleidingen en andere (participatie)activiteiten waarmee de asielstatushouder aan de leerroute kan voldoen.

    • b.

      de door de gemeente gecontracteerde aanbieder van de leerroute voldoet hierbij aan de volgende eisen:

      • -

        De aanbieder garandeert dat het geleverde voldoet aan de AMvB’s die horen bij de Inburgeringswet en andere wettelijke bepalingen. Dit kan o.a. betrekking hebben op de eindtermen, urennormen en termijnen van de leerroutes, KNM en MAP.

      • -

        Gecertificeerde en ervaren (80%) NT2-docenten.

      • -

        Het programma van de leerroutes en de MAP wordt ontwikkeld en uitgevoerd in samenwerking met het leerwerkbedrijf Rijnvicus, zodat dit goed aansluit bij de lokale arbeidsmarkt.

      • -

        Waar nodig worden praktijk taallessen gegeven op locatie en/of de (leer)werkplek.

Artikel 13. Voortgang inburgering

  • 1.

    De gemeente volgt de vorderingen van de inburgeringsplichtige tijd ens het inburgeringstraject en houdt in de gaten of het traject nog passend is. De gemeente voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt. Het aantal gesprekken gedurende het inburgeringstraject wordt afgestemd op het niveau van de inburgeringsplichtige (maatwerk).

  • 2.

    Gedurende de eerste twaalf maanden na aanvang van de inburgeringstermijn vinden minimaal twee voortgangsgesprekken plaats.

  • 3.

    Ter voorbereiding op deze gesprekken wint de gemeente informatie in bij de organisaties die bij het traject betrokken zijn, bij cursusinstellingen, werkgevers en andere personen.

  • 4.

    Tijdens het gesprek komen de afspraken uit het PIP aan bod. Met de inburgeringsplichtige wordt besproken of de onderdelen nog aansluiten bij de capaciteiten, de behoeften en de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Het gaat daarbij om:

    • leerbaarheid

    • opleiding

    • werkervaring en/of vrijwilligerswerk

    • praktische competenties en vaardigheden

    • werknemersvaardigheden

    • taalniveau

    • motivatie/interesses

    • mate van zelfredzaamheid

    • digitale vaardigheden

    • gezinssituatie

    • fysieke gezondheid

    • mentale gezondheid

    • sociaal netwerk

  • 5.

    De gemeente kan een andere leerroute vaststellen als sinds de start van de inburgeringstermijn, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid van de wet, nog geen anderhalf jaar verstreken is. In bijzondere omstandigheden die de inburgeringsplichtige betreffen kan van deze termijn worden afgeweken.

  • 6.

    Op basis van de uitkomst van een voortgangsgesprek kan de gemeente voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt, bepalen dat de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal geheel of gedeeltelijk op het niveau A2 worden geëxamineerd. Dit kan alleen wanneer de inburgeringsplichtige:

    • a.

      ten minste zeshonderd uren taalles heeft gevolgd bij een instelling die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals vastgesteld in artikel 32 van de wet; en

    • b.

      zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen. Hierover wordt informatie opgevraagd bij de cursusinstelling die de taallessen verzorgt voordat een besluit wordt genomen.

  • 7.

    De gemeente maakt een verslag van ieder voortgangsgesprek en deelt dit met de inburgeringsplichtige.

  • 8.

    Op basis van de uitkomst van deze gesprekken past de gemeente zo nodig (onderdelen van) het PIP aan en stelt dan het PIP opnieuw per beschikking vast.

Artikel 14. Maatschappelijke begeleiding van de asielstatushouder

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt. Deze begeleiding is erop gericht:

    • a.

      de asielstatushouder kennis over de praktische organisatie van de Nederlandse samenleving te verschaffen;

    • b.

      de asielstatushouder te begeleiden en te ondersteunen, met de bedoeling om zijn of haar zelfredzaamheid en participatie te vergroten; en

    • c.

      randvoorwaarden te scheppen, zodat de asielstatushouder tijdig met het inburgeringstraject kan starten.

  • 2.

    De maatschappelijke begeleiding bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs;

    • b.

      een kennismaking met de woonomgeving;

    • c.

      passende voorlichting over de basisvoorzieningen in de Nederlandse samenleving; en

    • d.

      een kennismaking met maatschappelijke organisaties die voor de inburgeringsplichtige van belang zijn.

  • 3.

    De maatschappelijke begeleiding wordt gegeven door medewerkers van De Driemaster. De asielstatushouder krijgt waar mogelijk een vaste begeleider toegewezen

  • 4.

    De begeleiding start zo spoedig mogelijk na koppeling van de asielstatushouder aan de gemeente, maar in ieder geval op de dag dat de asielstatushouder in de basisregistratie personen (BRP) in de gemeente staat ingeschreven en daadwerkelijk in de gemeente woont.

Artikel 15. Handhaving

  • 1.

    De inburgeringsplichtige is verplicht om:

    • a.

      na de oproep te verschijnen bij de brede intake en hieraan mee te werken; en

    • b.

      de afspraken in het PIP na te komen, waaronder deelname aan voortgangsgesprekken en aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.

  • 2.

    De asielstatushouder is daarnaast ook verplicht deel te nemen aan de taallessen en andere activiteiten van de gevolgde leerroute.

Artikel 16. Handhaving verplichtingen bij de brede intake

  • 1.

    brede intake niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, geeft de gemeente een schriftelijke waarschuwing. De gemeente wijst daarbij op de gevolgen voor de inburgeringsplichtige als hij of zij opnieuw niet verschijnt na een oproep of als hij of zij op een andere manier onvoldoende meewerkt aan de brede intake. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige opnieuw uit om te verschijnen binnen de kortst mogelijke termijn.

  • 2.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na deze volgende oproep niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, kan de gemeente de inburgeringsplichtige een boete opleggen. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit.

  • 3.

    Voordat de gemeente een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de inburgeringsplichtige niet komt of onvoldoende meewerkt. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt de gemeente hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze b kenbaar te maken.

  • 4.

    De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 17. Handhaving tijdens het inburgeringstraject

  • 1.

    De gemeente legt een boete op als de inburgeringsplichtige de afspraken in het PIP tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt.

  • 2.

    De gemeente legt de asielstatushouder een boete op als hij verwijtbaar niet of onvoldoende deelneemt aan de activiteiten van de gekozen leerroute.

  • 3.

    Voordat de gemeente een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten bij de gekozen leerroute niet zijn nagekomen. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt de gemeente hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen 2 weken per brief of digitaal kenbaar te maken.

  • 4.

    Op basis van het gesprek met de inburgeringsplichtige dan wel zijn of haar schriftelijke zienswijze bepaalt de gemeente de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt de gemeente de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.

  • 5.

    De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 6.

    Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering (Participatiewet) ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, kan verlaging van de uitkering plaats vinden op grond van artikel 18 Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 eerste lid onder a Participatiewet.

  • 7.

    In de brief (beschikking) aan de inburgeringsplichtige vermeldt de gemeente of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

  • 8.

    Wanneer de inburgeringsplichtige een boete op grond van de Participatiewet wordt opgelegd in de periode dat de gemeente verantwoordelijk is voor het financieel ontzorgen op grond van artikel 56a Participatiewet, dan kan de gemeente de boete met de uitkering verrekenen. De gemeente houdt hierbij rekening met een fictieve draagkracht van 5 procent van de bijstandsnorm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.

Artikel 18. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels Inburgering gemeente Kaag en Braassem 2022.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2022.

     

Aldus vastgesteld op 7 december 2021,

Burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem,

A.J.E. van derWerf-Bramer

Secretaris

A.Heijstee-Bolt

burgemeester

Toelichting op de nadere regels inburgering

Artikel 17 Handhaving tijdens het inburgeringstraject

De gemeente kan een boete opleggen als de inburgeraar verwijtbaar niet of onvoldoende meewerkt aan de afspraken die in het PIP zijn vastgelegd. Hij laat bijvoorbeeld zonder gegronde reden verstek gaan bij een voortgangsgesprek of een onderdeel van de MAP of het PVT. Aan een asielstatushouder kan je bovendien een boete opleggen als hij niet voldoet aan de gestelde intensiteit van de leerroute. Hij is bijvoorbeeld langdurig of regelmatig afwezig bij de taallessen of zet zich tijdens deze lessen niet of onvoldoende in. Aan gezinsmigranten en overige migranten kan de gemeente géén boete opleggen. Dat komt omdat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het bepalen van de wijze waarop zij de benodigde taalvaardigheden en kennis opdoen.

Het wettelijk kader

De wet en de daarop gebaseerde regelgeving laten weinig ruimte voor een eigen, gemeentelijke invulling van de op te leggen boete. Je kunt een boete opleggen van maximaal € 800,- per overtreding met een maximum van € 2.400,- gedurende de initiële (en eventuele verlengde) inburgeringstermijn. Het is niet de bedoeling dat direct de maximale boete van € 800,- wordt opgelegd bij een overtreding, maar dat je het boetebedrag stapsgewijs verhoogt per overtreding.

De volgende opbouw is van toepassing

 

Boete

Maximale boete

1.

€ 50

2.

€ 100

3.

€ 200

4.

€ 400

5.

€ 800

 

Zit er tussen twee overtredingen een tijdsbestek van meer dan twaalf maanden, dan moet je opnieuw beginnen met een boete van € 50,-.

 

Je kan alleen een boete opleggen als er sprake is van verwijtbaarheid. Is hier geen sprake van, dan leg je op grond van artikel 5:41 van de Awb geen boete op. De hoogte van de boete hangt af van de mate van verwijtbaarheid (gelijk aan de Participatiewet en het daarop gebaseerde Boetebesluit Sociale zekerheidswetten).

 

Voldoet een inburgeraar verwijtbaar niet binnen de gestelde termijn aan de inburgeringplicht, dan legt DUO een verlenging van de termijn op. Spant de inburgeraar zich tijdens deze verlenging niet of onvoldoende in en houdt hij zich niet aan de afspraken die zijn vastgelegd in het PIP, dan kan de gemeente (opnieuw) een boete opleggen. De maximale hoogte van de boete is afhankelijk van de duur van de nieuwe termijn.

 

Duur nieuwe termijn

Maximale boete

6 maanden

€ 400

1 jaar

€ 800

1,5 jaar

€ 1.200

2 jaar

€ 1.600

 

Meer over handhaving is te lezen in de VNG handreiking