Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling economie, kennis en talentontwikkeling Noord-Brabant 2022 |
Citeertitel | Subsidieregeling economie, kennis en talentontwikkeling Noord-Brabant 2022 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financieel kader |
Geen
Algemene subsidieverordening Noord-Brabant
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2023 | artikel 1.8, 2.1, 2.2, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.10, 2.13, 2.15, 3.1, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.13, bijlage 2 | 12-12-2023 | C2326433/5379571 | ||
08-06-2023 | 22-12-2023 | artikel 1.1, 1.4, 1.6, 1.10, bijlage 1 | 23-05-2023 | C2315532/5265700 | |
10-12-2022 | 08-06-2023 | paragraaf 2, 3, artikel 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 2.16, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.16 | 29-11-2022 | C2307171/5173915 | |
16-07-2022 | 10-12-2022 | artikel 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15, 4.16, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, paragraaf 4, 5 | 04-07-2022 | C2300142/5096960 | |
09-03-2022 | 16-07-2022 | paragraaf 2, 3, 4, artikel 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 2.16, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.16, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, bijlage 2 | 22-02-2022 | C2293443/5030550 | |
16-12-2021 | 09-03-2022 | nieuwe regeling | 30-11-2021 | C2288916/4987219 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Provinciale Staten op 16 oktober 2020 het Beleidskader Economie 2030 hebben vastgesteld waarin de ambitie is uitgesproken om de internationaal concurrerende en innovatieve economie in de provincie Noord-Brabant verder te versterken om in 2030 een duurzame en welvarende economie te zijn;
Overwegende dat Provinciale Staten deze ambitie willen bereiken door de Brabantse innovatiekracht, samenwerkingskracht en agglomeratiekracht te verstevigen;
Overwegende dat deze subsidieregeling is opgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen ter invulling van het Beleidskader Economie 2030;
In deze regeling wordt verstaan onder:
adviesdag: werkdag van de expert inhoudende 8 werkuren;
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
datacoach: bedrijfsadviseur met basiskennis op gebied van data en datatechnologie en affiniteit met ondernemen, werkzaam bij of voor een Brabantse organisatie die provinciale subsidie heeft ontvangen voor de inzet van datacoaches;
datamaturiteit: mate waarin een onderneming in staat is om gebruik te maken van data en datatechnologie;
eendagsadvies: project gericht op een adviesdag;
expert: deskundige op het gebied van data en datatechnologie die een MKB-onderneming kan adviseren over vraagstukken en vervolgstappen ten behoeve van de verhoging van de datamaturiteit van die MKB-onderneming;
meerdaagsadvies: project gericht op meerdere adviesdagen;
MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG).
Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het geven van een advies door een expert over het verhogen van de datamaturiteit, in de vorm van:
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de advieskosten van de expert voor subsidie in aanmerking.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 1.8, vast op:
Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger rondt het project af binnen 6 maanden na de subsidieverstrekking.
Gedeputeerde Staten zenden binnen twee jaar na inwerkingtreding en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze paragraaf in de praktijk.
§ 2 Innovatie bestaande MKB-ondernemingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
innovatief product: technologisch nieuw product of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand product;
innovatief productieproces: technologisch nieuw productieproces of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand productieproces;
innovatieve dienst: technologische nieuwe dienst of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaande dienst;
Kennis- en Innovatie Agenda: acht Kennis- en Innovatie Agenda’s met submissies en toelichting als opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regeling;
kennisinstelling: de in de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instellingen voor hoger onderwijs in de provincie Noord-Brabant, zijnde het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid de openbare Technische Universiteit Eindhoven, de bijzondere universiteit Tilburg, uitgaande van de Stichting Katholieke Universiteit Brabant, de bijzondere Avans Hogeschool, uitgaande van de Stichting Avans, de bijzondere Breda University of Applied Sciences, uitgaande van de Stichting Breda University of Applied Sciences, de bijzondere Design Academy, uitgaande van de Stichting The Design Academy, de bijzondere Fontys Hogescholen, uitgaande van de Stichting Fontys en de bijzondere HAS Hogeschool uitgaande van de Stichting HAS Opleidingen te ’s-Hertogenbosch;
kosten derden: kosten verschuldigd aan derden die op factuur aantoonbaar zijn en direct voor de subsidiabele activiteiten worden gemaakt;
MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in de bijlage van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);
regio Midden-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Alphen-Chaam, Altena, Baarle-Nassau, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk;
regio Noordoost-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxtel, Land van Cuijk, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Maashorst, Meierijstad, Oss, Sint-Michielsgestel en Vught;
regio West-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert.
Regio Zuidoost-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.
Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.
Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het ontwikkelen van innovatieve producten, diensten of productieprocessen door MKB-ondernemingen.
Artikel 2.7 Subsidiabele kosten
Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager als bedoeld in het eerste lid, onder a, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling, genoemde uurtarief van € 50.
Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond, gebaseerd op € 1,47 per inwoner op basis van het inwonertal van het Centraal Bureau voor de Statistiek op 1 januari 2022 per regio, vast op:
De hoogte van de subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 45.000 per project.
Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn genoemd in het eerste lid, onder c, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal zes maanden.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Braventure: samenwerkingsverband tussen Brabantse kennisinstellingen en de regio’s in de vorm van een stichting ten behoeve van start-up MKB-ondernemingen;
earlyvangelist: persoon die een product of dienst zal afnemen waarvan de kwaliteit of meerwaarde nog niet is bewezen in de markt;
innovatief product: technologisch nieuw product of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand product;
innovatief productieproces: technologisch nieuw productieproces of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand productieproces;
innovatieve dienst: technologische nieuwe dienst of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaande dienst;
Kennis- en Innovatie Agenda: acht Kennis- en Innovatie Agenda’s met submissies en toelichting als opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regeling;
kosten derden: kosten verschuldigd aan derden die op factuur aantoonbaar zijn en direct voor de subsidiabele activiteiten worden gemaakt;
MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in de bijlage van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);
omzet: netto-omzet als bedoeld in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, gecorrigeerd voor de in de winst-en-verliesrekening verantwoorde wijziging in onderhanden projecten, waaronder alle baten die voortkomen uit de uitvoering van normale activiteiten van een organisatie, ook als deze gewoonlijk met een andere term dan omzet worden aangeduid;
omzetperiode: boekjaar voorafgaande aan de datum van de subsidieaanvraag;
regio Midden-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Alphen-Chaam, Altena, Baarle-Nassau, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk;
regio Noord-Oost-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxtel, Land van Cuijk, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Maashorst, Meierijstad, Oss, Sint-Michielsgestel en Vught;
regio West-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert;
regio Zuidoost-Brabant: regio bestaande uit de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.
startup MKB-onderneming: MKB-onderneming die erop gericht is een nieuw product, dienst of productieproces te ontwikkelen onder omstandigheden die gekenmerkt worden door grote onzekerheid;
technische haalbaarheidsstudie: studie die zich richt op het in kaart brengen van technische risico’s en mogelijkheden van de ontwikkeling van een product of dienst.
Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.
Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het uitvoeren van haalbaarheidsprojecten ten behoeve van het ontwikkelen van innovatieve producten, diensten of productieprocessen door startup MKB-ondernemingen.
Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 3.7 Subsidiabele kosten
Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager als bedoeld in het eerste lid, onder a, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling, genoemde uurtarief van € 50.
Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond, gebaseerd op € 1,47 per inwoner op basis van het inwonertal van het Centraal Bureau voor de Statistiek op 1 januari 2022 per regio, vast op:
De hoogte van de subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 15.000 per project.
Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder b, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal zes maanden.
De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.
§ 4 Oplossen arbeidsmarktinfarct
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
adviesbureau: onderneming waarvan uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat deze werkzaamheden verricht in de branche advies of consultancy;
arbeidsmarktregio: samenwerking tussen gemeenten, werkgevers, werknemers, onderwijs en het UWV;
arbeidsreserve: werkzoekenden in de leeftijdscategorie 16 tot 70 jaar die niet voltijds werken;
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
kenniseconomie: economie waarin de productiefactoren arbeid en kapitaal sterk gericht zijn op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie;
onderwijsinstelling: mbo-school, hogeschool of universiteit;
werkgeversorganisatie: branche- of sectororganisatie die de belangen van werkgevers behartigt.
Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.
Artikel 4.7 Subsidiabele kosten
Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren als bedoeld in het eerste lid, onder a, van de subsidieaanvrager of de leden van het samenwerkingsverband, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe, waarbij hij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling, een uurtarief hanteert van € 100.
Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 4.9 vast op € 1.000.000.
Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Ingevolge artikel 21, achtste lid, van de Asv, houdt de subsidieontvanger voor de activiteiten die betrekking hebben op het ontwerpen van een business case een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.
Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn genoemd in het eerste lid, onder a, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal zes maanden.
De subsidieontvanger overlegt bij de aanvraag tot subsidievaststelling, voor zover de subsidie gericht is op het ontwerpen van een business case, een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zevende lid, van de Asv, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.
De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling, voor zover de gericht is op het uitvoeren van arbeidsmarktprojecten, aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van het indienen van een activiteitenverslag waaruit blijkt dat minstens 60% van het met de arbeidsprojecten nagestreefde doel is bereikt.
Gedeputeerde Staten zenden binnen twee jaar na inwerkingtreding en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze regeling in de praktijk.
’s-Hertogenbosch, 30 november 2021
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris,
drs. M.J.A. van Bijnen MBA
Bijlage 1 behorende bij artikel 1.6, onder f, van de Subsidieregeling economie, kennis en talentontwikkeling Noord-Brabant 2022
*= het gebruik van Big Data, datascience en AI om de bedrijfsvoering of productie te verbeteren;
**= het is niet mogelijk twee vinkjes te zetten. U kunt aanvragen voor ofwel een eendagsadvies, of een meerdaags advies.
Bijlage 2 behorende bij de artikelen 2.6 en 3.6 van de Subsidieregeling Economie Subsidieregeling economie, kennis en talentontwikkeling Noord-Brabant 2022
De basis van het Nederlandse innovatiebeleid is het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB). Dat koppelt de innovatiekracht van de topsectoren aan het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen - de zogenaamde missies. In 2023 zijn de missies herijkt met als doel de actuele grote uitdagingen voor Nederland aan te pakken. De vijf centrale missies zijn: Energietransitie; Circulaire Economie; Gezondheid en Zorg; Landbouw, Water en Voedsel; en Veiligheid. Zij vormen de basis voor vijf herziene dan wel nieuwe missiegedreven Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s) die samen met drie ondersteunende KIA’s (Sleuteltechnologieën; Maatschappelijk Verdienvermogen; Digitalisering) begin november 2023 zijn gelanceerd in het nieuwe Kennis- en Innovatieconvenant 2024-2027. Hieronder volgt een beknopte beschrijving van iedere KIA. De volledige beschrijvingen zijn te vinden op: https://www.topsectoren.nl/missiesvoordetoekomst. De eerste KIA wordt overigens Integrale Kennis- en Innovatie Agenda (IKIA) genoemd.
Het innovatieve product, de innovatieve dienst of het innovatieve productieproces van uw SIR-project, dient gericht te zijn op één of meer van onderstaande (I)KIA’s en de submissies. Projecten onder één (of meer) van de ondersteunende KIA(‘s) dienen gekoppeld te worden aan één (of meer) van de (I)KIA’s: Klimaat en Energie; Circulaire Economie; Landbouw, Water, Voedsel; Gezondheid en Zorg; en Veiligheid.
IKIA 1. Klimaat en Energie 2024-2027
In deze IKIA zijn de zeven missies uit 2019 herijkt om recht te doen aan de grote uitdagingen waar Nederland nu voor staat. Onder elke missie hangen één of meerdere eveneens herijkte meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s (MMIP’s). Bij de herijking is ervoor gekozen minder te richten op het ontwikkelen van individuele technologische innovaties en meer op het energiesysteem van de toekomst als geheel. De herijkte missies zijn:
Missie A Een volledig CO2-vrij elektriciteitssysteem in 2050
Missie B Een CO2-vrije gebouwde omgeving in 2050
Missie B + Toekomstbestendige gebouwde omgeving in 2050
Missie C Een klimaat-neutrale en circulaire industrie in 2050
Missie D+ Emissieloze mobiliteit voor mensen en goederen in 2050
Missie E Netto klimaatneutraal systeem van landbouw en natuur
De missie en de aparte KIA Circulaire Economie zijn zeer sterk verweven met de doelen van de IKIA Energie & Klimaat.
KIA 2. Circulaire Economie 2024-2027
De ontwikkeling van een circulaire economie heeft sinds 2016 veel aandacht gekregen en er is al veel bereikt. Maar met het huidige tempo zullen de vastgestelde doelen niet worden gehaald. We moeten opschalen, versnellen en inzetten op valorisatie, marktcreatie en impact. Deze noodzaak staat centraal in het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 en komt ook tot uiting in deze KIA. De kern van deze KIA wordt gevormd door drie meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s (MMIP’s) die richting geven aan de inzet in projecten:
Het MMIP Ontwerpen voor circulariteit richt zich op product- en systeeminnovaties, met als doel de producten beter geschikt te maken voor langdurig gebruik en hoogwaardige herinzet aan het einde van de gebruiksduur. In dit MMIP staan vier deelthema’s centraal:
Het MMIP Circulaire grondstofketens en processen geeft richting aan innovaties gericht op:
In dit MMIP staan vijf deelthema’s centraal:
Het derde MMIP Systeemtransitie en acceptatie, richt zich op systeem- en sociale innovaties, zoals gedragsverandering van bedrijven en consumenten, meervoudige waarde creatie, ketenanalyse en ketensamenwerking, standaardisering en normering. Voor de transitie naar een circulaire economie is namelijk meer nodig dan technologische innovatie en ontwikkeling alleen. De drie deelprogramma’s in dit onderdeel zijn:
KIA 3. Landbouw, Water, Voedsel 2024-2027
Deze KIA straalt uit dat de gezamenlijke overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de ambitie hebben om met kennis en innovatie tot economisch én ecologisch houdbare oplossingen te komen voor de urgente maatschappelijke vraagstukken voor LWV. De meeste uitdagingen staan niet op zichzelf; bodem, water, biodiversiteit, klimaat en voedsel: alles hangt met elkaar samen. In de KIA is daarom nadrukkelijk aandacht voor een integrale benadering, rekening houdend met grenzen, interacties en tradeoffs tussen thema’s en schaalniveaus.
Deze KIA is onderverdeeld in zes missies met ieder hun eigen innovatieprogramma’s, allen met ondersteuning vanuit sleuteltechnologieën.
Missie 1: Veerkrachtige natuur
1A. Versterken natuur en biodiversiteit
1B. Versterken en waarderen ecosysteemdiensten
1C. Effectieve en duurzame inzet van Nature Based Solutions
1D. Transitie naar een natuurinclusieve samenleving
1E. Technologie- en datagedreven natuurbeleid en -beheer.
Missie 2: Duurzame land- en tuinbouw
2A. Land- en tuinbouw binnen de grenzen van de natuurlijke leefomgeving
2B. Verdienvermogen, perspectief & waardecreatie
2C. Weerbare plantaardige productie op een vitale bodem of substraat
2D. Veerkrachtige dierhouderijsystemen
2E. Circulariteit, productie & gebruik duurzame grondstoffen
2F. Energietransitie in de land- en tuinbouw.
Missie 3: Vitaal landelijk gebied in een klimaatbestendig Nederland
3A. Toekomstbestendige ruimtelijke inrichting landelijk gebied
3B. Toekomstbestendige inrichting bebouwd gebied
3C. Toekomstbestendig zoetwatersysteem.
Missie 4: Duurzaam en gewaardeerd voedsel, dat gezond, toegankelijk en veilig is
4A. Een ecologisch en economisch houdbaar landbouw & voedsel-systeem
4B. Duurzame verwerking en voedselveiligheid, vers en verwerkt
4C. Alternatieve eiwitten: keten, producten en consument
4D. Duurzaam en gezond voedselaanbod en consumentengedrag
4E. Voedselzekerheid nu en in de toekomst
4F. Meervoudige verwaarding vanaf de agrifoodsector naar food en non-food.
Missie 5: Duurzaam en veilig gebruik van de Noordzee en andere grotere wateren
5A. Duurzame Noordzee en oceanen
5B. Duurzame rivieren, meren en intergetijdengebieden
5C. Natuur-inclusieve landbouw, visserij en waterbeheer in Caribisch Nederland
5E. Aquatische voedselproductie.
Missie 6: Veilige en weerbare delta
6A. Duurzame maatregelen voor veilige, weerbare, bevaarbare delta’s
6B. Verminderen gebruik primaire (bouw)grondstoffen
6C. Veilige, circulaire en klimaat neutrale scheepvaart.
Onder het programma Sleuteltechnologieën zijn drie Innovatieprogramma’s uitgewerkt:
ST1. Smart Technology for agri-horti-water-food
ST2. Biotechnologie en Veredeling
ST3. Fermentatie en Bioconversie.
KIA 4. Gezondheid en Zorg 2024-2027
De vijf specifieke missies van deze KIA dienen bij te dragen aan het realiseren van de doelen van de zorgakkoorden en -programma’s en van de centrale missie: In 2040 leven alle mensen in Nederland tenminste vijf jaar langer in goede gezondheid, en zijn de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% afgenomen (de ‘+5, -30’ ambitie).
Missie I: Leefstijl en leefomgeving
Missie II: Zorg in de leefomgeving
Missie III: Meedoen en ertoe doen met een ziekte of beperking
Missie IV: Kwaliteit van leven voor mensen met dementie
Missie V: Betere bescherming tegen gezondheidsdreigingen.
Hoewel deze KIA zich primair richt op de technologische innovatie, is een rode draad in deze agenda dat de synergie met sociale innovatie essentieel is voor het realiseren van de missies, zorgakkoorden en -programma’s. Als ook voor de gewenste transformatie van gezondheid en zorg en het verzilveren van economische kansen. Deze vergen immers grote maatschappelijke veranderingen. Zo kunnen enerzijds mensen en organisaties hun handelingspraktijken en -perspectieven transformeren, met onze innovatieve concepten, producten en diensten. Anderzijds kunnen sociale en geesteswetenschappers met hun kennis en inzichten helpen bij de optimale implementatie van technologische innovaties en met de maatschappelijke acceptatie. Ook dragen zij bij aan de (door)ontwikkeling en effectieve toepassing van sleutelmethodologieën voor een optimaal maatschappelijk verdienvermogen.
In de KIA Veiligheid verbinden kennisinstellingen, bedrijven en overheden zich samen voor een veilig(er) Nederland. De daaraan gekoppelde herijkte missies en ambities voor het thema Veiligheid vanuit de betrokken ministeries Justitie en Veiligheid, Defensie en Economische Zaken en Klimaat zijn:
In 2030 is digitale veiligheid verplicht bij de ontwikkeling van producten en beschikt Nederland over een sterke cybersecurity kennis- en innovatieketen gericht op toepassing en valorisatie. De doelstellingen en acties in de Nederlandse Cybersecurity Strategie 2022-2028 (NLCS) vormen het overkoepelende kader.
KIA 6. Sleuteltechnologieën 2024-2027
Met deze KIA wordt gestuurd op de programmering van onderzoek en ontwikkeling (R&D) en toepassing van sleuteltechnologie-onderwerpen. Daarmee wil het bijdragen aan de maatschappelijke uitdagingen en het economisch verdienvermogen. Sinds de vorige versie van deze KIA is het speelveld rondom sleuteltechnologieën aanzienlijk veranderd. De overheid wil meer sturen op ontwikkeling van sleuteltechnologieën en stelt hiervoor de Nationale Technologiestrategie op. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor de grote maatschappelijke transities in Nederland. Daarom is het nodig om de KIA Sleuteltechnologieën te heroriënteren. Er wordt gestreefd naar een integratie van de Nationale Technologiestrategie in de aanpak van de KIA Sleuteltechnologieën, die in ontwikkeling is. Verwachte publicatie: vóór het einde van 2023. Daarom is deze KIA-update beperkt tot een beschrijving van de aanpak en randvoorwaarden en zal de inhoudelijke agendering in een later stadium uitgewerkt worden. (Te laat om te worden verwerkt in deze bijlage van deze subsidieregeling.)
Het kenmerk van sleuteltechnologieën is dat ze een breed toepassingsgebied hebben of een groot bereik voor innovaties of sectoren. Ze maken baanbrekende innovaties in processen, producten en diensten mogelijk en ze zijn relevant voor de wetenschap, de maatschappij en de markt. Daarmee zijn sleuteltechnologieën essentieel om maatschappelijke uitdagingen op te lossen en een grote bijdrage te leveren aan de economie.
KIA 7. Digitalisering 2024-2027
De Kennis- en Innovatieagenda Digitalisering is een nieuwe verschijning binnen het MTIB en is complementair aan de KIA Sleuteltechnologieën. Samen vormen ze één geheel dat zich richt op sleuteltechnologieën én digitalisering. Bij digitalisering worden bestaande en nieuw opkomende, sterk innovatieve, digitale- en informatietechnologieën ingezet. In deze agenda gaat het om een set van sleuteltechnologieën, het cluster Digitale- en informatietechnologieën (DIT’s), die nieuwe toepassingen op allerlei terreinen mogelijk maken. Onder deze DIT’s vallen zeven sleuteltechnologieën. Daar waar de KIA Sleuteltechnologieën vooral inzet op het innoveren in sleuteltechnologieën om deze verder te ontwikkelen, zet de KIA Digitalisering tevens in op het innoveren met de zeven specifieke digitale sleuteltechnologieën. Daarnaast richt deze KIA zich op de digitale transformatie als katalysator voor de verdere ontwikkeling van alle missies en het maatschappelijk en economisch verdienvermogen van Nederland.
Deze KIA beschrijft op beknopte en globale wijze op welke thema’s en op welke wijze kennisinstellingen, bedrijven en overheid in de periode 2024-2027 willen gaan samenwerken aan digitalisering en digitale sleuteltechnologieën. Zij dient als strategisch kader voor verdere programmering tussen betrokken partijen, pas in het vervolgproces van programmering volgt uitwerking in concrete kennisvragen en programma’s.
De zeven digitale- en informatietechnologieën zijn:
KIA 8. Maatschappelijk verdienvermogen 2024-2027
Deze KIA wijkt af van de eerste vijf (I)KIA’s doordat ze doorsnijdend is en omdat ze gaat over maatschappelijke opgaven waar sociale, economische en technologische groei in lijn gebracht moeten worden. Ze ontwikkelt visie en instrumenten, biedt handelingsperspectief en demonstreert voorbeelden voor de benadering van transities en complexe maatschappelijke vraagstukken, lokale opgaven en systemische verandering. Er wordt gestreefd naar impact op twee vlakken: transities en marktcreatie. Transities zouden kansen moeten bieden om, kleinschalig maar veelvuldig, technologie, ondernemerschap en maatschappelijke opgaven met elkaar te verbinden en zo nieuwe markten te creëren. In deze KIA worden drie programmalijnen gehanteerd: