Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaanstad

Nota maaibeleid Zaanstad ‘Naar een natuurvriendelijker en biodivers maaibeheer’

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaanstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota maaibeleid Zaanstad ‘Naar een natuurvriendelijker en biodivers maaibeheer’
CiteertitelNota Maaibeleid Zaanstad
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De raad van Zaanstad heeft op 25-11-2021 besloten om het maaibeheer conform scenario 1a uit te voeren

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-12-2021Nieuwe regeling

25-11-2021

gmb-2021-456122

2021/22529

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota maaibeleid Zaanstad ‘Naar een natuurvriendelijker en biodivers maaibeheer’

 

 

 

In de raadsvergadering van 25 november 2021 heeft de gemeenteraad bij behandeling van onderstaand beleid besloten om het maaibeheer conform scenario 1a uit te voeren.

 

 

Inhoudsopgave

 

1 . Inleiding

De stad als leefgebied voor plant en dier

De bestuursopdracht

Leeswijzer

2 . Doelen en visie

Wat is biodiversiteit?

Waarom is het versterken van de biodiversiteit noodzakelijk?

De doelen van het maaibeheer

De visie op biodivers maaibeheer

3 . Van visie naar aanpak

De aanpak

Het maaibeheer in de stad

Doel 1: Maaibeheer faciliteert de gebruiksfunctie

Doel 2: Maaibeheer draagt bij aan een nette uitstraling

Doel 3: Maaibeheer draagt bij aan een goede en veilige

Doel 4: Het versterken van de biodiversiteit

Doel 5: Het maaibeheer draagt bij aan het welzijn van mens en dier

4 . Scenario’s

Scenario 1: Huidig maaibeheer

Scenario 1a: Binnen financiële kaders

Scenario 2: Werkwijze motie

Scenario 3: Optimaal biodivers

Scenario 4: Het tussenscenario

Bijlage 1: Uitwerking van de streefbeelden

Gazon

Ruige berm

Bloemrijke berm

Vochtig schraal hooiland

Natuurvriendelijke oever

Veenmosrietland

Bloemen- en bollenlinten

Riet / ruigte

Hondenuitrenzone

Begrazingsbeheer

Bijlage 2: Gefaseerd maaibeheer

Gevarieerd maaibeheer

Het verbeteren van de zoomvegetatie

Bijlage 3: Kaart huidige maaibeheer

Bijlage 4: Kaart maaibeheer optimale scenario

Bijlage 5: Kaart maaibeheer tussenscenario

Bijlage 6: Artikel NU.nl

 

1. Inleiding

 

 

De stad als leefgebied voor plan en dier

Het stedelijk gebied wordt steeds belangrijker als leefgebied voor plant- en diersoorten. En dat is nodig omdat er sprake is van een sterke afname van de biodiversiteit. Van de 359 Nederlandse bijensoorten staat meer dan de helft op de Rode lijst van bedreigde diersoorten. Van de vlinders zijn de populaties sinds 1990 met 30% afgenomen. Op het platteland hebben insecten weinig te zoeken, want de uitgestrekte grasvelden zijn beplant met één soort; het Engels raaigras. Rijk aan voedingsstoffen voor koeien, maar insecten kunnen er weinig mee. En dat geldt niet alleen voor de insecten. Ook de haas en de egel hebben steeds meer moeite zich te handhaven in een landschap dat vooral bestaat uit monoculturen. Om deze vermindering van de biodiversiteit in Nederland te keren, zijn veranderingen nodig. En die veranderingen hebben ook betrekking op het stedelijke gebied. Zo kan, door een goede inrichting en aangepast beheer en onderhoud van de openbare ruimte, een bijdrage worden geleverd aan het behoud en het versterken van de biodiversiteit in Nederland. Er liggen in het stedelijk gebied volop kansen. Er zijn best plekken waar fluitenkruid, scherpe boterbloem, witte klaver of andere bloemen groeien of zouden kunnen groeien. Denk aan de bermen langs wegen en watergangen. Of juist de kleine vergeten grasvelden in de stad die als overhoekjes niet worden gebruikt.

 

De bestuursopdracht

In het collegeakkoord 2018-2022 wordt het belang van inheemse biodiversiteit onderkend en wordt de ambitie weergegeven om deze uit te breiden over Zaanstad onder het motto ‘Trek de natuur de stad in’. Op 20 juni 2019 is de motie ‘Beter maaibeheer’ door de raad aangenomen. Met deze motie draagt de raad het college op om maatregelen te nemen die leiden tot een maaibeheer dat de biodiversiteit bevordert. Met deze nota geeft het college invulling aan de motie. De nota richt zich op het herzien van het gemeentelijk maaibeleid met als doel om bij te dragen aan het behoud en het versterken van de biodiversiteit.

Om tot een goed afwegingskader te komen voor het maaibeheer (wat doen we waar) is het nodig om criteria op te stellen hoe het maaibeheer er op de diverse plekken eruit mag zien. Het maaibeheer dient meerdere doelen en het behoud en versterken van de biodiversiteit is er één van. De nota geeft daarmee inzicht in het gehele gemeentelijke maaibeleid en een brede afweging hoe het maaibeheer vorm wordt gegeven.

 

Leeswijzer

In dit plan;

  • -

    schetsen we in hoofdstuk 2 de doelen die we nastreven met het maaibeheer. Deze doelen zijn de stip op de horizon waar we naar toe willen werken. Met de visie geven we weer hoe we de veranderopgave willen realiseren ten aanzien van het maaibeheer;

  • -

    benoemen we in hoofdstuk 3 onze aanpak om de visie te realiseren en;

  • -

    geven we in hoofdstuk 4 inzicht in een vijftal scenario’s waarbij in beeld wordt gebracht wat de huidige werkwijze is en hoe een gewijzigd maaibeheer eruit kan zien. Daarbij worden de financiële consequenties in beeld gebracht.

 

Vegetaties kunnen op verschillende manieren worden onderhouden waarbij er gewerkt wordt naar een bepaald beeld zodat ze aan een bepaald doel voldoen. In de bijlagen wordt hierover inzicht gegeven (zie bijlage 1 Streefbeelden) en is aanvullend kaartmateriaal toegevoegd.

 

2. Doelen en visie

 

 

Wat is biodiversiteit?

Omdat de motie van de raad oproept te komen tot een meer biodivers maaibeheer, is het nodig dat we in deze nota wat verder ingaan op het aspect biodiversiteit. Biodiversiteit is een samenvoeging van de woorden 'biologisch' en 'diversiteit'. Biodiversiteit is de term die wordt gebruikt om de verscheidenheid van het leven op aarde aan te duiden. Het gaat om de verschillende soorten planten, dieren, microorganismen en schimmels, het genetisch materiaal dat zij bevatten, de levensgemeenschappen die zij vormen en de ecosystemen waarin zij leven. Het gaat in deze definitie dus vooral om variatie, en daarnaast om aantallen per soort.

De begrippen biodiversiteit en natuur worden regelmatig als synoniemen gebruikt. 'Natuur' heeft echter doorgaans een ruimere betekenis. Zo kunnen bepaalde eco-systemen een lage biodiversiteit hebben maar wel bijzondere natuur zijn. Op de meeste locaties zal het versterken van de biodiversiteit tot gevolg hebben dat de aantallen van bepaalde populaties toenemen en dat de diversiteit aan verschillende populaties toeneemt.

 

Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Er zijn situaties waar gestreefd wordt om bijzondere populaties in stand te houden. Het beheer en onderhoud van de vegetatie is dan gericht op het creëren van de goede voorwaarden voor deze bijzondere soort. Dit gaat dan meestal ten koste van andere soorten. Een voorbeeld is de instandhouding van de bijzondere blauw-graslandvegetaties in het Jagersveld of de vegetaties met orchideeën in bepaalde bermen.

 

Waarom is het versterken van de biodiversiteit noodzakelijk?

Door de bevolkingsgroei, intensivering van de landbouw en toenemende verstedelijking neemt wereldwijd de biodiversiteit af. Het groen in de stad kan een toevluchtsoord vormen voor een deel van die biodiversiteit.

Daarnaast is biodiversiteit de basis voor de vele baten (ecosysteemdiensten) van het groen op het gebied van het klimaat in de stad, de luchtkwaliteit en de waterhuishouding. Daarmee heeft een rijke biodiversiteit ook een positief effect op het leven en welzijn van de bewoners van de stad.

Een praktisch voordeel van een grotere diversiteit aan soorten is dat dit in het algemeen het groen minder kwetsbaar maakt voor ziekten en plagen en voor de effecten van klimaatextremen. Het effect van een agressieve ziekte in een soortenarme omgeving is veel groter dan wanneer deze uit veel soorten met verschillende eigenschappen bestaat. Een goed voorbeeld daarbij is de sterfte van zeer grote aantallen iepen in de vorige eeuw door het optreden van iepziekte in een iepenpopulatie van bijna 100 % Hollandse iepen (Ulmus x hollandica).

 

De doelen van het maaibeheer

Het maaibeheer in Zaanstad is gericht op het vinden van een goede balans tussen de functie van het groen, het gebruik en de maatschappelijke opgave om de biodiversiteit te versterken. Het maaibeheer in Zaanstad richt zich op het realiseren van de volgende doelen:

 

- Het maaibeheer faciliteert de functie die grasvelden hebben in de stad.

In een stedelijke omgeving zijn er grasvelden die gebruikt worden als ligweide, om honden uit te laten, om te spelen, of om te sporten. Het maaibeheer is er primair op gericht om de functie van het betreffende terrein te ondersteunen.

 

- Het maaibeheer draagt bij aan een nette uitstraling van de openbare ruimte.

De groene aankleding van de openbare ruimte draagt in sterke mate bij aan een positieve beleving. Het is vooral de afwisseling tussen geslotenheid en openheid, zon en schaduw, kleine ruimtes en vergezichten of doorzichten, die de openbare ruimte aantrekkelijk maken. Daarbij spelen grasvelden een belangrijke rol. Zonder grasvelden is deze afwisseling niet mogelijk. Zonder grasvelden is ook de gebruikswaarde van de openbare ruimte beperkt. Zonder grasvelden ontstaat het gevoel van geslotenheid, is er geen overzicht en dit draagt niet bij aan het gevoel van sociale veiligheid als we ons verplaatsen in de openbare ruimte. Grasvelden zijn dus van groot belang in de stad.

 

In een stad die sterk is verstedelijkt, is de gebruiksdruk op de openbare ruimte groot. Ondanks dat bepaalde terreinen geen specifieke functie hebben, worden ze regelmatig betreden en is er een hoge verontreinigingsgraad. Voor een nette uitstraling van de openbare ruimte is het wenselijk dat de begroeiing kort is, zodat zwerfvuil gemakkelijker te zien en te verwijderen is. Dit sluit ook beter aan bij het gebruik van sierplantsoen dat vaak in deze gebieden wordt toegepast.

 

- Het maaibeheer draagt bij aan een veilige verkeersafwikkeling en een toegankelijke openbare ruimte.

We zorgen voor voldoende zichtruimte op kruisingen en ondersteunen daarmee de verkeersveiligheid van alle weggebruikers. Ook zorgen we voor toegankelijke voet- en fietspaden zodat mensen ze ongehinderd kunnen gebruiken en kunnen participeren in de openbare ruimte.

 

- Bij het versterken van de biodiversiteit richten we ons zoveel mogelijk op een duurzameversterking van de inheemse ecosystemen.

Bij het versterken van de biodiversiteit richten we ons bij voorkeur op het realiseren van de voorwaarden die leiden tot meer biodiverse systemen. Daarmee zijn deze systemen duurzamer doordat ze zichzelf in stand houden en veranderen als de omgeving verandert. Dit in tegenstelling tot het inzaaien van grasvelden met speciale zaadmengsels, waarvan de planten meestal na enige jaren weer verdwijnen omdat de planten niet concurreren met de soorten die thuis horen in deze omgeving.

Meer variatie in gemaaide grasvelden draagt bij aan een interessantere leefomgeving. Zo zijn de afgelopen jaren in Zaanstad op diverse plaatsen bloemenlinten en ecologische oevers gerealiseerd. Door meer variatie is er meer te zien en te beleven in de openbare ruimte. Door gebruik te maken van biologische bollen en/of zaden, dragen bloemenlinten bij aan het versterken van de biodiversiteit.

- Het maaibeheer draagt bij aan het welzijn van mens en dier.

Meer biodiversiteit kan ook nadelige effecten hebben voor mens en dier. Zo zullen er meer pollen in de lucht zitten en bepaalde planten zijn schadelijk voor mens en dier. De aanraking met de reuzenberenklauw leidt tot brandwonden op de huid en grasaren kunnen in de huid, ogen en oren belanden van huisdieren en daar tot ontstekingen leiden. Niet alle nadelige effecten voor mens en dier zijn weg te nemen. Maar door gerichte bestrijding van de reuzenberenklauw en het tijdig afmaaien van grasaren kan een deel van de overlast worden weggenomen.

 

De visie op biodivers maaibeheer

De belangrijkste veranderopgave ten aanzien van het maaibeheer ligt in het meer biodivers maaien van de grasvelden. De visie beschrijft het uitgangspunt dat gehanteerd wordt en hoe de veranderopgave het best kan worden gerealiseerd.

Het uitgangspunt dat gehanteerd wordt laat zich als volgt omschrijven:

 

Het gras is lang waar het kan, kort waar het moet en de veiligheid komt op de eerste plaats.

 

Het versterken van de biodiversiteit door een ander maaibeheer te hanteren, richt zich op het vergroten van de soortenrijkdom. Daarbij kijken we naar het gehele ecosysteem van dieren en planten. Veel van de bestaande grasvelden in Zaanstad hebben een voedselrijke bodem. Jarenlang zijn de bermen gemaaid en is het organisch materiaal in de berm achtergebleven. In dergelijke bermen doen vooral grassen het erg goed. Ze groeien goed, maken dichte zoden en daardoor is er weinig ruimte voor andere planten waardoor deze bermen weinig variatie kennen in soortenrijkdom. Vogels, reptielen en kleine zoogdieren zijn in belangrijke mate afhankelijk van insecten. Zo zijn alle vogels afhankelijk van dierlijk voedsel bij het grootbrengen van hun jongen. Insecten gedijen wanneer er voldoende voedsel aanwezig in de vorm van nectar, en er waardplanten zijn waar de eieren op afgezet kunnen worden en waar de larven op kunnen groeien. Omdat de meeste insectensoorten specifieke eisen stellen, is het van belang om de diversiteit van de vegetatie te versterken.

Om de soortenrijkdom te versterken is het van belang de voorwaarden te creëren zodat deze planten zich willen vestigen en daar goed groeien. Dat begint met het realiseren van een goede bodem voor de planten. Een bodem die niet volledig bezet is door grassen maar waar niches aanwezig zijn voor andere soorten. Daarvoor is het nodig dat bodem voedselarmer worden. Dit kan bij aanleg door schrale bodemmaterialen te gebruiken en door het afvoeren van het maaisel zodat opbouw van organische stoffen wordt tegen gegaan.

 

Het versterken van biodiversiteit gaat verder dan ‘minder maaien’.

Het versterken van biodiversiteit in het maaibeheer richt zich op het realiseren van goede voorwaarden zodat verschillende plantensoorten zich kunnen vestigen. Waar een goede gevarieerde vegetatie aanwezig is, volgen de insecten, vogels en kleine zoogdieren.

 

Het behoud van grasvelden vraagt onderhoud. Ze moeten gemaaid worden omdat anders heesters en bomen de overhand krijgen. Het maaien van grasvelden is zeer ingrijpend voor de biodiversiteit. De aanwezige biodiversiteit is gebaat bij een consistent beheer van de grasvelden waarbij jaarlijks op hetzelfde moment gemaaid wordt. De planten die zich er vestigen passen bij dit maaibeheer, en hebben daarmee continuïteit zodat zaadzetting kan plaatsvinden. De aanwezige fauna heeft plaatsen nodig waar de soort zich kan terugtrekken tijdens de maaiwerkzaamheden en waar voldoende voedsel gevonden kan worden om te overleven. Ook hebben veel insecten holle stengels en ruigte nodig om in te overwinteren. Daarvoor moet een deel van de vegetatie in de winter blijven staan. Het maaisel moet niet direct na het maaien geruimd en afgevoerd worden. Hierdoor kunnen zaden afrijpen en laten de plantenresten de zaden vallen zodat deze het volgende jaar kunnen ontkiemen.

 

Een meer biodivers maaibeheer is gericht op het vergroten van de overlevingskansen van wilde bijen, vlinders en sprinkhanen. Biodiversiteit vraagt om continuïteit in onderhoud dat gericht is op behoud van bepaalde doelsoorten, vraagt meer variatie in het onderhoud en daarmee variatie in het onderhoudsbeeld van de openbare ruimte.

 

Het stedelijke gebied van Zaanstad is omringd door natuurgebieden en wordt doorsneden door watergangen, spoorlijnen en wegen. Bij uitstek bieden deze structuren de mogelijkheid om de biodiversiteit de stad in de krijgen en ook om vanuit de stad de biodiversiteit naar het landschap te verspreiden. Daarom zal het versterken van de biodiversiteit zicht vooral richten op deze structuren. Via deze structuren kan de biodiversiteit zich eenvoudiger door de stad verspreiden. Daar waar deze structuren aansluiten op structuren die in beheer zijn bij andere overheden/maatschappelijke organisaties, wordt aansluiting gezocht op het maaibeheer van deze partijen. In het stedelijke gebied is de meeste biodiversiteit te vinden op de plaatsen waar de ene soort groen overgaat in een andere. We moeten dus inzetten op zoveel mogelijke geleidelijke overgangen tussen de verschillende typen groen in de stad.

 

Bij het versterken van de biodiversiteit in het maaibeheer is het van belang om aaneengesloten structuren te realiseren en aan te sluiten bij bestaande structuren in de stad en rondom de stad.

 

Voor de transitie naar een ander maaibeheer is het van belang dat er voor bewoners ook een perspectief wordt geboden. Dat perspectief kan geboden worden doordat een bijdrage wordt geleverd aan het versterken van de biodiversiteit. Een meer biodivers maaibeheer betekent dat de gemeente op veel plaatsen minder vaak gaat maaien. De eerste jaren zullen deze terreinen verruigen alvorens de soortenrijkdom toeneemt. Voorkomen moet worden dat bewoners dit ervaren als een bezuinigingsmaatregel. Goede communicatie over de gemeentelijke werkwijze om de biodiversiteit te vergroten is van groot belang.

 

Draagvlak voor een extensiever maaibeheer kan niet zonder duidelijke natuurdoelstelling. Het is van belang dat de gemeente hierover ook vooraf goed communiceert met bewoners.

 

3. Van visie naar aanpak

 

 

In het vorige hoofdstuk is een vijftal doelen beschreven die we met het maaibeheer willen realiseren. De veranderopgave ligt in het meer biodivers maaibeheer. In de visie is weergegeven waar we op inzetten met deze veranderopgave. In dit hoofdstuk wordt een goede balans gezocht tussen de verschillende doelen die met het maaibeheer gerealiseerd moeten worden.

 

De aanpak

Bij het versterken van de biodiversiteit wordt ingezet op het verbinden van het stedelijk gebied met het landschap. Daarmee halen we de natuurwaarden van het landschap naar binnen in de stedelijke omgeving. Die verbinding is het sterkst te realiseren;

  • -

    langs het hoofdwaterstelsel;

  • -

    langs de doorgaande hoofdwegen en;

  • -

    in de randzones van de stad.

Andere terreinen die zich lenen voor het versterken van biodiversiteit zijn de recreatiegebieden (Jagersveld, Vijfhoekpark en Noordsterpark) en diverse overhoeken in de stad. Bij het versterken van de biodiversiteit richten we ons op het realiseren van de voorwaarden die nodig zijn voor biodiverse systemen. De optimale situatie is om een schrale bodem te hebben. Dat is een bodem die weinig voedingsstoffen heeft.

 

De stikstofuitstoot in Nederland leidt er automatisch toe dat de bodem steeds voedselrijker wordt. Daar gedijen vooral de grassen en de ruigere kruidensoorten op (veldzuring, brandnetel). De biodiversiteit van dergelijke vegetaties is beperkt. Wanneer we niets doen wordt een bodem steeds voedselrijker.

 

Het is dus nodig om structureel de bodem te verschralen. Daarvoor is het nodig structureel voedingsstoffen af te voeren van deze terreinen. Dit kan door het maaisel af te voeren.

 

Zaanstad kent op maar een beperkt deel van haar terreinen een biodivers maaibeheer. Van de 4.500.000 m² gebeurt dat nu op 400.000 m² van het gehele areaal aan grasvelden. Dat houdt in dat het grootste deel van de grasvelden voedselrijk is. Jarenlang is het maaisel niet afgevoerd en daarmee is de bodem langzaam verrijkt met voedingsstoffen. Daarnaast is Zaanstad gelegen in het veenweidegebied. Veen is een organisch materiaal. Door oxidatie van het veen komen de voedingsstoffen vrij. Het zal in Zaanstad moeilijk zijn om te komen tot het verschralen van de bodem. Hierdoor zal het ook niet overal mogelijk zijn om binnen een afzienbare tijd door het afvoeren van maaisel te komen tot een biodiverse vegetatie. Bepaalde delen van de stad zijn daarvoor kansrijker dan andere plekken in de stad. Op plekken die worden beoordeeld als kansrijk kan verschraling plaatsvinden door het structureel afvoeren van het maaisel. Op terreinen die niet kansrijk zijn zal eerst de bodem vervangen moeten worden of vermengd moeten worden met zandig voedselarm materiaal. Dit kan het best gelijktijdig met geplande vervangingsinvesteringen en met gebiedsontwikkelingen worden gerealiseerd.

 

Op de niet kansrijke locaties is het zinvoller om de vegetatie te maaien en het maaisel te laten liggen. Het versterken van de biodiversiteit kan op deze plekken het best gedaan worden door het invoeren van gefaseerd maaibeheer. Met gefaseerd maaibeheer wordt niet het gehele perceel in één keer gemaaid. Een deel van de vegetatie blijft staan. Daarmee maken we zoveel mogelijk geleidelijke overgangen van het ene type groen naar het andere. In bijlage 2 wordt een toelichting gegeven op het gefaseerd maaibeheer. Ook komen deze minder kansrijke locaties het meest in aanmerking voor begrazing.

 

Het maaibeheer in de stad

Het maaibeheer heeft diverse doelen zoals benoemd in hoofdstuk 2. Afhankelijk van het doel dat wordt nagestreefd ziet het maaibeheer er in Zaanstad als volgt uit.

 

Doel 1: Maaibeheer faciliteert de gebruiksfunctie

In de woonwijken hebben de grasvelden meestal een functie. Ze worden gebruikt als ligweide, om te spelen of om de hond op uit te laten. Hiervoor is het nodig dat het gras kort gemaaid wordt. Daardoor is het gras beter te betreden omdat het gras kort is en de zode door het maaien sterk is. Het maaien is dus gericht op het in stand houden van de functie die deze terreinen hebben. Daarom worden deze terreinen onderhouden als gazon (zie bijlage 1: Streefbeelden).

 

De waarde voor de biodiversiteit van dergelijke intensief te maaien grasvelden is beperkt. Het zal zich beperken tot onder meer madeliefjes en paardenbloemen.

 

Op plekken die intensief gebruikt worden is geen mogelijkheid om de biodiversiteit te versterken door middel van bloemen- en bollenlinten. Deze komen dus niet voor op hondenuitrenplekken en op speelplaatsen. Centraal staat het gebruik van het terrein en het maaibeheer faciliteert dit gebruik.

 

Doel 2: Maaibeheer draagt bij aan een nette uitstraling.

In een stad die sterk is verstedelijkt, is de gebruiksdruk van de openbare ruimte groot. Ondanks dat bepaalde grasvelden geen specifieke functie hebben, worden ze regelmatig gebruikt. Ook in deze situatie is het van belang het gras intensief te maaien. Zou dit niet gebeuren ontstaat een rommelig beeld van een grasvegetatie die platgelopen wordt. Door het zwerfafval regelmatig op te ruimen, zoveel mogelijk vlak voor een maaironde, houden we het beeld netjes.

 

Ook zijn er locaties waar het ruimtelijk ontwerp vraagt om een intensief gemaaid grasveld. Voorbeelden hiervan zijn onder meer de bermen langs de gracht op de Gedempte Gracht en de stadsparken (Volkspark en Kogerpark). Voor een nette uitstraling van de openbare ruimte is het nodig dat deze terreinen intensiever worden gemaaid.

 

Voor de variatie bestaat een stedelijke omgeving niet alleen uit grasvelden. Ook worden terreinen beplant. Daarbij wordt in een stedelijke omgeving veel sierplantsoen toegepast. Dit sierplantsoen is speciaal gekweekt plantmateriaal met specifieke eigenschappen. Zo heeft sierplantsoen een grote sierwaarde, mag het niet te groot worden en te breed worden en moet het groeien in nietoptimale situaties. Inheems plantmateriaal is meestal niet geschikt voor deze locaties. Een nadeel van sierplantsoen is dat het slecht kan concurreren met inheemse soorten. Van belang is om deze gecultiveerde gewassen te beschermen. Dit gebeurt door kruiden in het beplantingsvak te verwijderen en door grenzend aan het beplantingsvak, het gras kort te houden. Daarom worden deze terreinen onderhouden als gazon (zie bijlage 1: Streefbeelden).

 

De biodiversiteit op gazons is beperkt. Om de biodiversiteit te versterken kunnen op deze locaties bloemen- en bollenlinten worden gerealiseerd. Dit zijn linten met biologisch geteelde bloembollen of worden ingezaaid met een biologisch geteeld zadenmengsel. Bij de aanleg moet rekening worden gehouden met looproutes op deze terreinen.

 

Doel 3: Maaibeheer draagt bij aan een goede en veilige verkeersafwikkeling

Op veel kruisingen in Zaanstad wordt het verkeer geregeld door middel van verkeerslichten. Maar deze verkeerslichten werken niet de hele dag en staan ook niet overal. Voor een veilige verkeersafwikkeling is het nodig dat er voldoende zicht is op andere verkeersdeelnemers. Daarom is het van belang dat grasvelden voldoende kort zijn op kruisingen van gebiedsontsluitingswegen en toeritten naar gebiedsontsluitingwegen en stroomwegen

 

Het gras binnen 40 meter uit de kruising met een gebiedsontsluitingsweg wordt daarom minimaal 4 keer per jaar gemaaid. Het gras mag vanuit verkeerskundig oogpunt niet hoger worden dan 50 cm.

 

Daar waar ruige-bermvegetaties grenzen aan voeten fietspaden bestaat de kans dat het gras gaat overhangen. Het gevolg is dat de beschikbare ruimte voor fietsers en voetgangers wordt beperkt. Om dit te voorkomen is het wenselijk om langs de fiets- en voetpaden een strook van 1 meter breed intensiever te maaien.

 

Primair staat het belang van de verkeersveiligheid centraal bij het maaien nabij kruisingen. Deze terreinen bieden geen kansen voor het versterken van de biodiversiteit.

 

Doel 4: Het versterken van de biodiversiteit

Bij het versterken van de biodiversiteit wordt ingezet op het verbinden van het stedelijk gebied met het landschap. Daarmee halen we de natuurwaarden van het landschap naar binnen in de stedelijke omgeving. Die verbinding is het sterkst te realiseren;

 

  • -

    langs het hoofdwaterstelsel;

  • -

    langs de doorgaande hoofdwegen en;

  • -

    in de randzones van de stad.

 

Andere terreinen die zich lenen voor het versterken van biodiversiteit zijn de recreatiegebieden (Jagersveld, Vijfhoekpark en Noordsterpark) en diverse overhoeken in de stad.

 

Bij het versterken van de biodiversiteit langs het hoofdwaterstelsel streven we naar een natuurlijke oevervegetatie in combinatie met rietvegetaties. Bij het versterken van de biodiversiteit langs

doorgaande wegen zetten we in op het realiseren van bloemrijke bermvegetaties. In de randzones van woonwijken en in de recreatiegebieden wordt meer gekeken naar de specifieke situatie ter plaatse. In deze gebieden zullen ook andere streefbeelden gerealiseerd kunnen worden zoals een vochtig schraal hooiland vegetatie en veenmosrietlandvegetatie.

 

Gebieden die niet kansrijk worden geacht om te verschralen, worden gemaaid als ruige berm. Daarbij wordt wel ingezet op gefaseerd maaien. Daarbij wordt bij een maaironde niet het gehele grasveld gemaaid, maar blijft er een stuk gras staan (voor verdere toelichting zie bijlage 2).

 

Doel 5: Het maaibeheer draagt bij aan het welzijn van mens en dier.

Een aantal plantensoorten zijn schadelijk voor mens en dier en brengen schade toe aan de voorzieningen. Daarbij moet de aandacht uit gaan naar:

 

  • -

    Japanse duizendknoop

  • -

    Reuzenberenklauw

  • -

    Grasaar

 

Vanwege schade die de wortels van de Japanse duizendknoop veroorzaakt aan (weg-)funderingen en vanwege zijn snelle verspreiding, is het nodig deze plant actief te bestrijden. Omdat de bestrijding van deze plantensoort lastig is, is het wenselijk een goede registratie aan te leggen van de plekken waar de plant gesignaleerd is. Ook is het nodig om de locaties in de opdracht voor het maaien op te nemen en de locaties te markeren met een paal of een bord.

 

Aanraking van de reuzenberenklauw kan leiden tot brandwonden. De bestrijding van deze exoot is daarom wenselijk. De bestrijding van de plant is redelijk eenvoudig te doen door het uitsteken van de plant of hem voor de bloei af te maaien.

 

Bepaalde grassoorten hebben scherpe zaden die de huid, ogen en oren kunnen binnendringen van huisdieren. Deze grassoorten (vooral het ‘kruipertje’) komen vooral voor langs en op trottoirs. De bestrijding is wenselijk. Dit kan door regelmatig te maaien en/of te vegen. Bij gemeenten met een laag onderhoudsniveau is het wenselijk om extra te maaien op plekken met grasaren.

 

4. Scenario’s

 

 

Dit hoofdstuk biedt een aantal scenario’s voor het maaibeheer.

 

In dit hoofdstuk wordt in scenario 1 beschreven hoe het huidige maaibeheer wordt ingevuld. Daarbij is in beeld gebracht welke financiële middelen daarvoor beschikbaar zijn.

 

In scenario 1a wordt beschreven hoe binnen het financiële kader, meer gedaan kan worden aan biodivers maaibeheer door het maken van andere keuzes. De mate waarin dit kan, is echter beperkt.

 

In de motie om te komen tot een biodivers maaibeheer wordt gesproken over het één keer maaien en afvoeren van grasvegetaties. Deze werkwijze wordt beschreven in scenario 2.

 

Scenario 3 beschrijft het optimale scenario waarbij meer nadruk wordt gelegd op het biodivers maaibeheer.

 

Gelet op de financiële consequenties van scenario 3 wordt met scenario 4 een tussenscenario uitgewerkt. Er zijn meerdere tussenscenario’s mogelijk. Bepalend daarbij is de financiële ruimte die beschikbaar is.

 

Scenario 1: Huidig maaibeheer

Zaanstad heeft ongeveer 4.150.000 m2 aan grasvelden.

Globaal valt dit onder te verdelen in;

 

  • -

    2.000.000 m2 intensief te maaien gazons die 20-25 keer per jaar gemaaid worden;

  • -

    1.750.000 m2 ruige-bermvegetaties die 2 tot 4 keer per jaar geklepeld worden;

  • -

    400.000 m2 natuurvriendelijk maaibeheer op terreinen waar het behoud en versterken van biodiversiteit centraal staat.

 

Uitgangspunten bij dit maaibeheer is dat grasvelden als gazon gemaaid worden (20-25 keer per jaar) tenzij;

  • -

    het bermen betreft tussen de woonkernen en langs doorgaande hoofdwegen.

  • -

    het in recreatiegebieden velden en bermen betreft die niet gebruikt worden voor de intensive recreatie

  • -

    het randzones van woonwijken zijn in de overgang van landschap naar stad.

 

Voor het maaibeheer wordt € 950.000 per jaar uitgegeven.

 

Het maaibeheer is door de gemeente uitbesteed. Dit is een meerjarig contract dat loopt tot en met eind 2022. Er is een formele mogelijkheid om het maaibeheer binnen het bestaande contract te wijzingen. Deze is gelimiteerd tot 10% van de prestatie die door de aannemer geleverd wordt. Verdere afwijking van het maaicontract is mogelijk als de aannemer daar toestemming voor verleent.

 

De gemeente maakt op dit moment al gebruik van de mogelijkheid van afwijken van het maaicontract. In 2020 is een start gemaakt met het invoeren van gefaseerd maaibeheer op gazons en in de ruige bermvegetaties. Daar waar in de vegetatie te zien is dat er bloeiende kruiden voorkomen, zijn delen van gazons en ruigebermvegetaties niet gemaaid. Opgemerkt dient te worden dat dit een eerste stap is en dat uitbreiding van het gefaseerd maaibeheer mogelijk is. Uitbreiding van het gefaseerd maaien kan in het nieuwe maaicontract worden opgenomen en per 2023 worden geeffectueerd.

 

Binnen het areaal van de ruige-bermvegetaties laat de gemeente terreinen begrazen door schapen. Daarnaast worden de grasvelden in het Vijfhoekpark en het Happébos begraasd door Schotse hooglanders. De bestrijding van invasieve soorten zoals de Japanse duizendknoop en de reuzenberenklauw gebeurt met vrijwilligers. Daar waar naast de inzet van vrijwilligers extra inzet nodig is, is een budget beschikbaar van € 40.000.

 

De bestrijding van grasaren gebeurt op dit moment op afroep. Bij meldingen van grasaren wordt in de betreffende omgeving extra gemaaid en/of geveegd. Op jaarbasis is hiervoor een budget beschikbaar van € 10.000.

 

Scenario 1a: Binnen financiële kaders

Het omzetten van 250.000 m² tot 500.000 m2 aan gazon naar een ruige bermvegetatie levert een financiële ruimte op van € 60.000 tot € 120.000. De financiële ruimte die ontstaat maakt het mogelijk om op kansrijke plaatsen een ruige-bermvegetatie om te vormen naar een bloemrijke kruidenvegetatie. Op 55.000 m² tot 109.000 m² is het mogelijk deze transitie te realiseren.

 

Het gefaseerd maaibeheer wordt in dit scenario met ingang van 2023 verder doorgevoerd in de stad. Daarbij wordt de werkwijze zoals beschreven in bijlage 2 doorgevoerd op de ruigebermvegetaties. Op gazons bestaat het gefaseerd maaibeheer eruit dat op stukken met bloeiende kruiden maaibeurten worden overgeslagen. Na bloei en zaadzetting worden deze delen gemaaid en in de normale maaicyclus van gazons meegenomen.

 

De bestrijding van invasieve en schadelijke plantensoorten blijft gelijk.

 

Het nadeel van dit scenario is wel dat op veel plaatsen in de stad minder gemaaid gaat worden. Op deze plekken is geen doelstelling om te komen tot de verbetering van de biodiversiteit. Dit is nodig om op andere plaatsen de biodiversiteit wel te kunnen verbeteren. Daar waar gazon naar ruigebermvegetatie wordt omgevormd kan het beeld ontstaan dat de gemeente bezuinigt op het onderhoud van de openbare ruimte en dit kan leiden tot onbegrip bij bewoners die uitkijken op deze percelen.

 

Scenario 2: Werkwijze motie

In de motie van de raad die het college oproept om te komen tot een meer biodivers maaibeleid wordt voorgesteld om grasvelden één keer te gaan maaien en één keer per jaar het maaisel af te voeren.

 

In dit scenario wordt 1.000.000 m² aan gazons omgezet naar een ruige-bermvegetatie en worden alle ruige bermvegetaties één keer gemaaid en het maaisel één keer afgevoerd. De kosten van dit scenario bedragen € 1.600.000. Deze hogere kosten worden veroorzaakt doordat het maaisel wordt afgevoerd en moet worden verwerkt. Dit scenario is daarmee € 650.000 duurder dan de huidige werkwijze.

 

Deze werkwijze wordt ontraden. De Zaanse bermen zijn te voedselrijk om direct over te gaan naar een maairegime van één keer per jaar maaien en afvoeren van maaisel. Het gewas op de grasvelden wordt gedurende het jaar te hoog. Er is dan geen overzicht meer wat de (sociale) veiligheid vermindert. Met storm slaat de vegetatie plat, verstikt de bodem en komt op de weg te liggen. Het maaien wordt ook steeds lastiger doordat houtige gewassen als riet en bramen zich kunnen vestigen. De werkwijze is alleen op termijn haalbaar, wanneer de grasvelden voldoende zijn verarmd.

 

Scenario 3: Optimaal biodivers

Uitgangspunt bij dit scenario is dat het gras lang is waar het kan, kort waar het moet en de veiligheid komt op de eerste plek. Daarbij wordt biodivers maaibeheer gerealiseerd op terreinen die kansrijk zijn.

 

In totaal kan 1.000.000 m2 aan gazon en ook 750.000 m2 aan ruige bermvegetatie worden omgevormd naar een meer biodivers maaibeheer.

 

Op de 1.000.000 m² grasvelden waar biodivers maaibeheer niet kansrijk is, wordt ingezet op gefaseerd maaibeheer.

 

De kosten voor dit maaibeheer worden begroot op € 1.900.000. De bestrijding van reuzenberenklauw en Japanse duizendknoop door vrijwilligers hoeft niet te worden geïntensiveerd. Aanvullend aan de inzet vrijwilligers is de inzet van aannemers mogelijk. Het budget van € 40.000 is daarvoor op dit moment toereikend. Mocht met name de Japanse duizendknoop zich verder verspreiden in Zaanstad zal op termijn wellicht financiële middelen hiervoor moeten worden vrijgemaakt.

 

Het heeft de voorkeur de bestrijding van grasaren proactief uit te voeren. Voorgesteld wordt de grasaren proactief te maaien door drie keer per jaar dit in de stad na te lopen. De kosten hiervoor worden begroot op € 70.000.

 

Het nadeel van dit scenario is dat er minder gazons zijn en daardoor worden de gebruiksmogelijkheden beperkt. Daar waar nu het uitlaten van een hond op heel veel plaatsen goed mogelijk is, zal dat in dit scenario worden ingeperkt omdat er minder gazons zijn waar dit mogelijk is.

 

De totale kosten van dit scenario bedragen € 1.970.000 en het is daarmee € 1.010.000 duurder dan de huidige werkwijze.

 

Scenario 4: Het tussenscenario

In dit scenario wordt 250.000 m² gazon en 250.000 m2 ruige-bermvegetatie omgezet naar een biodivers maaibeheer.

 

De bestrijding van invasieve en schadelijke plantensoorten blijft in dit scenario gelijk aan de huidige situatie.

 

De kosten voor dit maaibeheer worden geraamd op € 1.400.000. Dit scenario is daarmee € 450.000 dan het huidige maaibeheer. Dit scenario heeft als voordeel dat de omvorming van het maaibeheer goed kan worden gemotiveerd omdat op deze terreinen de biodiversiteit zal worden versterkt.

 

Dit scenario kan worden gezien als een groeimodel. In een later stadium kan de keuze gemaakt worden tot het verder doorvoeren van het biodivers maaibeheer.

 

Ook bij dit scenario is het nadeel dat er minder gazons in de stad zijn en dat daarmee de gebruiksmogelijkheden afnemen.

 

Bijlage 1: Uitwerking van de streefbeelden

 

Gazon

Gazon is een vegetatie die vooral uit grassen bestaat. Doordat de vegetatie vooral uit grassen bestaat en kort gemaaid wordt, is het uitermate geschikt voor betreding. Daarmee heeft deze vegetatie een hoge gebruikswaarde.

 

Toepassing:

Zo heeft gazon veelal een gebruiksfunctie als sportveld, speelveld, hondenuitrenzone of als ligweide. Daarnaast worden grasvelden toegepast in gebieden met een hoge gebruiksdruk. Ondanks dat bepaalde terreinen geen specifieke functie hebben worden ze intensief gebruikt en is de verontreinigingsgraad hoog. Door de betreding van deze terreinen is het nodig ze intensief te maaien. Ook is het verwijderen van zwerfvuil op dit soort terreinen goed uit te voeren. Ook in stadsparken of in winkelcentra wordt het gras intensief gemaaid om een uitstraling te geven van een verzorgde omgeving.

 

Het beheer:

De lengte van het gras mag circa 9 cm bedragen (beeldkwaliteit C) alvorens het weer gemaaid wordt. Dat gebeurt jaarlijks tussen de 20 en 25 keer, afhankelijk van de weersomstandigheden. Rondom bomen en obstakels wordt het gras gemaaid als dit hoger is dan 21 cm. (beeldkwaliteit C). Het maaisel blijft achter op het grasveld en zorgt voor een voedselrijke bodem waar de grassen goed op groeien. Door het gras vaak te maaien zal het maaisel snel in de grasmat worden opgenomen. Uitstel van maaien is in dat opzicht ook niet wenselijk omdat het maaisel dan in dikke plakken op de grasmat blijft liggen en het onderliggende gras verstikt.

 

Waarde biodiversiteit:

De waarde van gazons voor de biodiversiteit is over het algemeen laag. Ze bieden een beetje ruimte voor de bloei van bijvoorbeeld madeliefjes, ereprijs en paardenbloemen.

 

Ruige berm

Dit vegetatietype ontwikkelt zich op voedselrijke gronden wanneer er weinig wordt gemaaid. De vegetatie wordt grotendeels gedomineerd door grassen en ruige plantensoorten.

 

Toepassing:

Een ruige berm is goed toepasbaar op het moment dat er geen andere functie aan het terrein wordt gegeven.

 

Beheer:

Een ruige berm wordt minimaal twee keer per jaar geklepeld. Dit gebeurt in de periode van 15 mei - 30 juni en in september. Verkeershoeken en randen in de ruige-bermvegetaties worden vier keer per jaar gemaaid, Bij het klepelen van de vegetatie wordt deze tot kleine delen versnipperd en materiaal kan daardoor op de locatie blijven liggen. Daarmee verrijkt het de bodem. Het is een zeer goedkope vorm van onderhoud van grasvelden. Keuze voor een ruige berm-vegetatief wordt gemaakt als er geen mogelijkheden worden gezien om de ondergrond te verschralen of op basis van een financiële afweging. Bij het klepelen van ruige berm-vegetaties wordt een maaihoogte van 10-12 cm aangehouden en dit biedt aanwezige fauna enige overlevingskansen.

 

Waarde biodiversiteit:

Klepelen is voor de biodiversiteit een slechte beheervariant. Doordat het maaisel blijft liggen, wordt de bodem steeds bemest en moet minimaal 2x gemaaid worden om de begroeiing kort genoeg te houden. Met name de grassen en de ruige plantensoorten zoals brandnetel, ridderzuring en riet profiteren hiervan. Er is geen ruimte voor andere soorten om zich in deze vegetatie te vestigen. Mocht dat wel gebeuren dan hebben deze plantensoorten niet de concurrentiekracht om zich blijvend te vestigen. De vegetatie is in het algemeen soortenarm.

 

Bloemrijke berm

Bloemrijke bermen zijn doorgaans te vinden op schrale niet voedselrijke gronden binnen Zaanstad. Bijvoorbeeld langs de Guisweg en in het gebied langs het Noordzeekanaal. Door de schrale ondergrond groeien grassen en brandnetels minder goed en is er ruimte in de vegetatie voor andere bloeiende planten.

 

Toepassing:

Dit grasveldtype is zeer soortenrijk en kan als stepping-stone worden gebruikt om de natuur de stad in te brengen. Voorwaarde is wel dat de ondergrond voldoende kan worden verschraald en dat het maaisel jaarlijks wordt afgevoerd. Dit vegetatietype is niet afhankelijk van een hoge grondwaterstand en is bijzonder geschikt langs doorgaande wegen. Voorwaarde is wel dat de betredingsgraad beperkt is.

 

Beheer:

De bloemrijke berm wordt 1 tot 2 keer per jaar gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. In smalle bermen langs drukke wegen gebeurt dit in één werkgang. Maaien wordt uitgevoerd na 1 oktober.

 

Waarde biodiversiteit:

Bloemrijke bermen hebben voor de biodiversiteit de meeste waarde . De begroeiing bestaat uit soorten die van nature in de berm thuishoren als gefaseerd wordt gemaaid, biedt en de vegetatie die in de winter blijft staan maximale overlevingskansen voor insecten. Een bloemrijke berm is bij uitstek geschikt om de natuur vanuit het landschap, via de doorgaande wegen, het stedelijk gebied in te brengen.

 

Vochtig schraal hooiland

Dit soort vegetaties bestaat uit soorten die vroeger algemeen voorkwamen, maar nu steeds meer beperkt zijn tot de natuurgebieden. Daarnaast komen er ook verschillende bijzondere plantensoorten in voor, zoals orchideeën. Het zijn vegetaties van natte niet al te voedselrijke omstandigheden. De grondwaterstand staat ’s winters tot aan of boven het maaiveld en zakt zomers weer enigszins weg.

 

Toepassing:

Deze vegetaties kunnen alleen voorkomen op plekken waar de mogelijkheid bestaat om de grondwaterstand te reguleren. Of waar de grondwaterstand van nature erg hoog is. De toepasbaarheid van dit soort vegetatietype is zeer beperkt.

 

Beheer:

Vochtige hooilanden worden jaarlijks één of meerdere keren gemaaid. Het maaisel wordt volledig afgevoerd om de ondergrond schraal te houden. Daarnaast is het maaien nodig om verruiging en struweelvorming tegen te gaan. Om deze terreinen kan het nodig zijn om ondiep te begreppelen om de waterhuishouding te reguleren.

 

Waarde biodiversiteit:

De natte, kruidenrijke en gevarieerde omstandigheden maken dit soort vegetaties van groot belang voor onder andere insecten als dagvlinders, sprinkhanen en verscheidene vogelsoorten.

 

Natuurvriendelijke oever

Een natuurvriendelijke oever is een oever waarbij, naast de oever-verdedigende functie, nadrukkelijk ruimte is voor planten en dieren. Een natuurvriendelijke oever is zo ingericht dat de gewenste natuur zich daar goed kan ontwikkelen en handhaven.

 

Toepassing:

Voor de aanleg van een natuurvriendelijke oever moet voldoende ruimte zijn. Tussen de watergang en de weg moet minimaal een strookbreedte aanwezig zijn van 5 meter. De natuurvriendelijke oever kent een flauwe overgang van land naar water. Het talud is niet steiler dan 1:3. Een natuurvriendelijke oever heeft zon nodig en ligt bij voorkeur aan de zuidzijde van een watergang. Voor een bloemrijke vegetatie mogen er niet te veel bomen staan. Ook zal het onderhoud van de watergang vanuit het water moeten plaatsvinden omdat vermeden moet worden dat de oevervegetatie door zwaar materieel wordt belast. De natuurvriendelijke oever is dus alleen toepasbaar als het onderhoud van de watergang met een vaartuig kan worden uitgevoerd.

 

Beheer:

De vegetatie op een natuurvriendelijke oever zal één keer per jaar worden gemaaid. Er blijft 25% van de oeverbeplanting gehandhaafd. In dit deel kunnen de dieren beschutting zoeken. Het deel dat blijft staan zal het volgende jaar gemaaid worden. De eerste twee jaar na aanleg is het nodig om jaarlijks houtige gewassen te verwijderen. Na het de eerste twee jaar wordt dit tweejaarlijks uitgevoerd. Eens in de vijf tot acht jaar is het nodig om rietvegetatie uit te krabben. Dat betekent dat blad en bagger, dat zich in de loop van de tijd tussen het riet heeft verzameld, wordt verwijderd.

 

Waarde biodiversiteit:

De waarde van een ecologische oever is groot. Verschillende planten vestigen zich in de ecologische oever. Het zijn vaak ook de planten die in het landelijk gebied langs de watergangen voorkomen. Daarmee is een ecologische oever bij uitstek geschikt om de natuur vanuit landschap, via de watergangen het stedelijk gebied in te brengen.

 

Veenmosrietland

Veenmosrietland is een voedselarm moerastype en komt alleen voor in laagveenmoerassen en veenweidegebieden. In veenweidegebieden vormt het veenmosrietland vaak linten langs sloten.

 

Toepassing:

Deze vegetaties kunnen alleen voorkomen op plekken waar de mogelijkheid bestaat om de grondwaterstand te reguleren. Of waar de grondwaterstand van nature erg hoog is. De vegetatie komt voor op een zuur milieu. De toepasbaarheid van dit soort vegetatietype is zeer beperkt en is in de stedelijke omgeving alleen toepasbaar in de grotere recreatiegebieden.

 

Beheer:

Als sprake is van een goed ontwikkeld veenmosrietland kán er in de winter gemaaid worden. De winter is in dit kader tussen 1 november en 1 april. Later maaien dan 1 april is vanwege de terugkeer van rietvogels niet mogelijk. Het maaisel wordt afgeruimd of op hopen gezet. Het laten staan van 15- 30% van de vegetatie is wenselijk.

 

Waarde biodiversiteit:

Binnen Zaanstad betreft het hoogwaardige moerasnatuur op een relatief klein aantal percelen. Veenmosrietland kan voor de grote vuurvlinder de redding zijn, want deze prachtige vlinder is heel zeldzaam in ons land. In nattere terreinen krijgen de noordse woelmuis en de ringslang meer kans op overleven. Verder zijn de percelen relatief rijk aan orchideeën soorten, libellen en zangvogels. Door rietvegetatie te laten staan aan de randen van het perceel ontstaat er leefgebied voor de Snor of Sprinkhaanzanger.

 

Bloemen- en bollenlinten

Een bloemen- of bollenlint is een aaneenschakeling van initiatieven ter bevordering van de overlevingskansen van de wilde bij. De plantensoorten die toegepast worden zijn daar speciaal op geselecteerd. Ook zijn ze biologisch geteeld zodat geen chemische bestrijdingsmiddelen kunnen worden overgedragen aan de insecten.

Toepassing:

Een bloemenlint wordt vooral toegepast op terreinen die onderhouden worden als gazon en die geen specifieke functie hebben. De soorten die worden toegepast worden geselecteerd op bloei en daarmee past het bloemenlint meer in een gecultiveerd stedelijk landschap. Doordat ze smal zijn kan zwerfafval goed worden verwijderd. Het biedt op deze plekken extra variatie.

 

Beheer:

Het beheer bestaat uit het jaarlijks (gefaseerd) maaien en afvoeren van de vegetatie. Na het afvoeren van het maaisel wordt het bollenlint als gazon onderhouden. Meestal bestaat een bloemenlint uit een combinatie van vroeg- en laatbloeiende bloemen zodat er vanaf circa april tot en met september steeds iets bloeit. Het is wel noodzakelijk bloemenlinten eens in de 5 tot 7 jaar te rooien, de grond te frezen en opnieuw in te zaaien. Ondanks dat er goed gekeken wordt naar het zaadmengsel dat wordt toegepast, worden de planten gezet in een voor hen niet optimale omgeving. De vernieuwing van de planten loopt door de jaren heen terug. Het is dus periodiek nodig om een nieuw begin te maken met een bloemenlint.

 

Waarde biodiversiteit:

Het voortbestaan van bijen, vlinders en andere insecten staat door het verdwijnen van leefgebieden onder druk. Een hectare wilde bloemen levert voldoende voedsel voor vele duizenden insecten. Ook vogels en kleine zoogdieren (egels, muizen) profiteren hiervan. Als zodanig is een bloemenlint een welkome aanvulling in de openbare ruimte om de biodiversiteit te versterken.

 

Riet / ruigte

Gemaaid rietland of ruigte zijn terreinen die grotendeels om de twee jaar in de winter worden gemaaid. Randen met oud riet, kleine ruigten, struweel en soms enkele bomen, zorgen voor broedgelegenheid voor vogels en zijn belangrijk voor andere dieren zoals muizen of kikkers.

 

Toepassing:

Het zijn de grote oppervlakten die plasdras zijn die geschikt zijn door dit vegetatietype. In een stedelijke omgeving is voor dit vegetatietype alleen de ruimte in de grotere recreatiegebieden en in de randzones tussen stad en landschap.

 

Beheer:

Als sprake is van een goed ontwikkeld rietland kán er in de winter om het jaar gemaaid worden. De winter valt tussen 1 november en 1 april. Later maaien dan 1 april is vanwege de terugkeer van rietvogels niet mogelijk. Het maaisel wordt afgeruimd of op hopen gezet. Het laten staan van 20-30% van de vegetatie is wenselijk. Bij rietlanden is sprake van langzame verlanding waarna struweelvorming sterk toeneemt. Om dat te voorkomen zal de strooisellaag op deze terreinen periodiek worden verwijderd.

 

Waarde biodiversiteit:

Gemaaid rietland wordt gedomineerd door riet en kan vrij rijk zijn aan mossen of moerasplanten zoals moerasvaren, moeraswalstro, waterzuring, watermunt, grote watereppe, pluimzegge en echte valeriaan. Bij een goede waterkwaliteit zijn de rietlanden soms soortenrijk met rietorchis. De oevers, rietranden en –stroken vormen een biotoop voor rietvogels als kleine karekiet en insecten.

 

Hondenuitrenzone

In de stad zijn voorzieningen die een inpassing vragen in het gebied waarin ze liggen. Hieronder wordt beschreven hoe dat in specifieke situaties gebeurd.

 

Qua onderhoud worden hondenuitrenzones die in gazons liggen, meegenomen in de normale maaicyclus van het omliggende terrein.

 

Bij uitrenzones die liggen in ruw gras of ruigte ligt dit anders. Hier houden we een ruime baan langs paden vrij opdat er toch goed zicht is op de viervoeter en de hond vrij kan rennen. Voor de winter wordt het grootste deel van de uitrenzone gemaaid zodat in de wintermaanden van oktober tot en met maart vrijwel de gehele oppervlakte bruikbaar is om uit te rennen. Natuurwaarden worden op deze manier minimaal belast.

 

Begrazingsbeheer

Begrazingsbeheer is niet een specifiek vegetatietype, maar heeft meer te maken met de wijze waarop het gras gemaaid wordt. In dit geval gebeurt dat door schapen of Schotse hooglanders. Het vegetatietype dat begraasd wordt is het ruige berm-vegetatietype.

 

Wel heeft begrazing een specifiek effect op de vegetatie. De hoeven van de dieren zorgen dat de grasmat wordt gebroken en dit biedt niches waar andere planten zich kunnen vestigen. Door de uitwerpselen van de schapen ontstaan ook variaties in de vegetatie waar verschillende insecten gebruik van maken.

 

Toepasbaarheid:

Het inzetten van dieren binnen het stedelijk gebied moet uiteraard gebeuren met de nodige veiligheidsmaatregelen. Het inzetten van Schotse hooglanders kan in gebieden waarin de dieren kunnen worden ingesloten.

 

De dieren die voor het begrazingsbeheer worden ingezet zijn kuddedieren. Dat houdt in dat het noodzakelijk is deze dieren ook in kuddeverband leven. Dat vereist wel dat het begrazingsgebied van voldoende omvang is. Voor begrazing door Schotse hooglanders komen alleen parken en natuurgebieden voor in aanmerking.

 

Bij schapenbegrazing ligt die wat eenvoudiger. Schapen zijn goed op hun plek te houden met een mobiele afzetting. Daarmee zijn ze inzetbaar in recreatiegebieden, de grotere groenvakken en in de randzone tussen stad en landschap.

 

Waarde biodiversiteit

Als dieren niet worden bijgevoerd, dan leidt begrazing in principe tot verschraling, omdat het dier een deel van de energie die in de vegetatie zit, omzet in warmte en beweging. Door begrazing ontstaat idealiter afwisseling in bemeste en verschraalde vegetatie. Ook ontstaan kleine open plekken in de grond door de hoeven van de dieren. Deze bieden ruimte voor planten die van open grond houden zoals klaprozen en koolzaad. Belangrijk is dat de schapen niet te lang op één plek blijven, omdat ze de vegetatie dan zo kort eten dat er geen planten meer tot bloei komen.

 

Bijlage 2: Gefaseerd maaibeheer

 

Gefaseerd maaibeheer betekent dat een deel van de vegetatie niet gemaaid wordt. Afhankelijk van het terrein en de mogelijkheden bedraagt het ongemaaide deel ongeveer 15%-30% van de oppervlakte. Dit hoeft geen aaneengesloten oppervlakte te zijn. Het mogen ook verschillende snippers verspreid over het terrein zijn. Dit zorgt ervoor dat er ook na een maaibeurt nog voldoende voedsel en schuilgelegenheid te vinden is. Ook bij het maaien in het najaar en winter blijft een deel ongemaaid zodat soorten in de vegetatie kunnen overwinteren. In riet is dit extra belangrijk, omdat vele dieren, waaronder sommige bijensoorten, zich in overjarige rietstengels ontwikkelen. Bij het gefaseerd maaien laten we bij voorkeur de vegetatie staan op een zonnige plek zodat insecten voldoende warmte krijgen. Door in vormen te maaien, maken we het maaibeheer herkenbaar. Dat voorkomt dat bewoners denken dat stukjes vegetatie zijn vergeten. Langs paden en wegen wordt de eerste meter kort gemaaid. Zo’n kort gemaaide rand voorkomt overlast van overhangende planten en geeft een verzorgd beeld. Bermen met aan twee kanten verharding en smaller dan 3 meter, worden niet gefaseerd gemaaid omdat de overblijvende stroken dan zo smal zijn dat ze nauwelijks meer een ecologische waarde hebben.

 

Op de volgende bladzijde wordt met beelden weergegeven wat gefaseerd maaibeheer inhoudt. Het verbeteren van de zoomvegetatie Bij bossen en bosachtige beplantingen is meestal de grootste variatie in flora en fauna te vinden in de randen. Door deze randen (ofwel de zoom van de vegetatie) te verbreden, bieden we meer ruimte voor planten en dieren om zich te vestigen. Deze werkwijze is goed toepasbaar in de parken. Daar waar nu nog grasvelden intensief gemaaid worden, zullen de stroken die grenzen aan de beplantingsvakken, extensiever gemaaid worden. Hiermee bieden we insecten meer ruimte. De bodem is meestal erg voedselrijk. Dat houdt in dat deze zoomvegetaties vooral zullen bestaan uit de ruigere kruidachtige gewassen zoals brandnetel, fluitenkruid en grassen.

 

 

 

 

Bijlage 3: Kaart huidige maaibeheer

 

Bijlage 4: Kaart maaibeheer optimale scenario

 

Bijlage 5: Kaart maaibeheer tussenscenario

 

Bijlage 6: Artikel NU.nl