Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wassenaar

Verordening inwonerparticipatie gemeente Wassenaar 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWassenaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inwonerparticipatie gemeente Wassenaar 2021
CiteertitelVerordening inwonerparticipatie gemeente Wassenaar 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Inspraakverordening gemeente Wassenaar en de Verordening op het burgerinitiatief gemeente Wassenaar.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 147 van de Gemeentewet
  3. artikel 150 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-12-2021nieuwe regeling

16-11-2021

gmb-2021-454594

Z/20/42866

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inwonerparticipatie gemeente Wassenaar 2021

De gemeenteraad van Wassenaar,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 september 2021;

 

overwegende dat inwonerparticipatie een belangrijk onderdeel is bij de totstandkoming van beleid; dat het gewenst is dat alle vormen van participatie in Wassenaar in één verordening vorm krijgen;

gelet op de artikelen 108, 147 en 150 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

1. De Verordening inwonerparticipatie gemeente Wassenaar 2021 vast te stellen

 

Verordening inwonerparticipatie gemeente Wassenaar 2021

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Reikwijdte

Deze verordening bevat regels over het betrekken van ingezetenen en maatschappelijke partijen bij de voorbereiding, vaststelling en evaluatie van gemeentelijk beleid. Verder zijn er regels opgesteld voor initiatieven van ingezetenen en maatschappelijke partijen die het belang van Wassenaar dienen en voor het overnemen van gemeentelijke uitvoeringstaken in de openbare ruimte. Bij al deze vormen van participatie wordt tevens de rol van het bestuursorgaan geregeld.

Artikel 1.2 Definities

In de verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar;

  • b.

    Ingezetene: eenieder die is ingeschreven in de basisregistratie personen van Wassenaar en woonachtig is in Wassenaar;

  • c.

    Maatschappelijke partij:

    • 1.

      Een groep ingezetenen, die zich verenigd heeft in een bepaalde rechtsvorm of een aantoonbare organisatiegraad heeft of

    • 2.

      Een rechtspersoon die een lokaal belang heeft dan wel lokale belangen behartigt.

  • d.

    Participatie: de mate waarin ingezetenen en maatschappelijke partijen belanghebbenden invloed kunnen uitoefenen op het gemeentelijk beleid, op gemeentelijke besluiten of op de uitvoering door de gemeente door:

    • 1.

      op verzoek van een bestuursorgaan daarbij betrokken te worden;

    • 2.

      deel te nemen in een besluitvormingstraject via inspraak;

    • 3.

      een verzoek te doen om een maatschappelijk initiatief te beginnen;

    • 4.

      een verzoek om een onderwerp op de agenda van de raad, het college of de burgemeester te plaatsen; en

    • 5.

      een verzoek om de feitelijke uitvoering van een taak, die behoort tot de gemeentelijke huishouding en waarvan de uitvoering aan het gemeentebestuur is opgedragen, over te nemen.

HOOFDSTUK 2 INWONERPARTICIPATIE

Afdeling 1 Inwonerparticipatie

Artikel 2.1.1 Definitie

Inwonerparticipatie is het op initiatief van de gemeente betrekken van ingezetenen en maatschappelijke partijen bij al het gemeentelijk handelen met impact in het dorp.

Artikel 2.1.2 Uitsluiting inwonerparticipatie

Geen inwonerparticipatie wordt verleend:

 

  • a.

    als sprake is een besluitvormingsproces op basis van de reguliere of uitgebreide procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • b.

    als sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij van enige beleidsvrijheid geen sprake is;

  • c.

    ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder participatief traject;

  • d.

    als dat al eerder onderwerp van inwonersparticipatie of inspraak is geweest en dat tijdens deze participatie of inspraak het beleidsvoornemen redelijkerwijs te voorzien was;

  • e.

    als het gemeentelijk handelen uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

  • f.

    als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten, of al bij of krachtens wettelijk voorschrift in een openbare voorbereidingsprocedure is voorzien;

  • g.

    als dit is gebaseerd op hogere wet- en regelgeving die het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid biedt;

  • h.

    als dit betrekking heeft op de begroting, de rekening, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen als bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet.

Artikel 2.1.3 Participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van elk participatieproces vast of, en zo ja op welke manier, inwonerparticipatie wordt toegepast.

  • 2.

    Indien inwonersparticipatie wordt verleend, neemt het bestuursorgaan over in ieder geval de volgende punten een besluit:

    • a.

      het doel en de intentie van de participatie;

    • b.

      het niveau van de participatie door het bestuursorgaan, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: reguleren, regisseren, stimuleren, faciliteren en loslaten;

    • c.

      het niveau van de participatie van ingezetenen en maatschappelijke partijen, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: meeweten, meedenken, meewerken of meebepalen;

    • d.

      de inhoudelijke, financiële, procedurele en overige kaders voor de participatie en de wijze waarop deze kaders vooraf met de deelnemers worden gecommuniceerd;

    • e.

      de schaal waarop het participatieproces speelt;

    • f.

      wie de deelnemers zijn van het participatieproces;

    • g.

      de wijze en het moment waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • h.

      de wijze waarop deelnemers over de voortgang op de hoogte worden gehouden;

    • i.

      de verdeling van verantwoordelijkheden voor de verschillende stappen in het participatieproces tussen ingezetenen en maatschappelijke partijen enerzijds en de gemeente anderzijds;

    • j.

      de wijze en het moment waarop het bestuursorgaan reageert op de uitkomsten van het participatieproces.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze. In deze kennisgeving wordt ingegaan op de in het tweede lid genoemde punten.

  • 4.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het tweede lid, onder d, of de inrichting van het proces als bedoeld in het tweede lid, onder e, aan te passen, draagt het bestuursorgaan er zorg voor dat dit onverwijld bekend wordt gemaakt aan de deelnemers.

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

Artikel 2.1.4 Eindverslag participatieproces

  • 1.

    Ter afronding van de participatieproces, zoals bedoeld in het voorgaande artikel maakt het bestuursorgaan een eindverslag op, dat in elk geval bevat:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde participatieproces;

    • b.

      een weergave van de inbreng van degenen die hebben deelgenomen aan de participatie;

    • c.

      een overzicht van de afspraken die op basis van het participatieproces zijn gemaakt.

    • d.

      een reactie van het bestuursorgaan op de inbreng als bedoeld onder b., met redenen omkleed welke punten al dan niet van invloed zullen zijn op het beleidsvoornemen; en

    • e.

      een evaluatie van het participatieproces zelf, de belangen die zijn afgewogen en de mening van de deelnemers over het gelopen proces.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

HOOFDSTUK 3 INSPRAAK

Afdeling 1 Inspraak

Artikel 3.1 Definitie

Inspraak is een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor ingezetenen, maatschappelijke partijen en belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken en daarover van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad dan wel door het college of de burgemeester.

Artikel 3.2 Onderwerp van inspraak

  • 1.

    Ten aanzien van elk beleidsvoornemen kan inspraak worden verleend.

  • 2.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend.

  • 3.

    Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 4.

    Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      over een eerder vastgesteld beleidsvoornemen en ondergeschikte herzieningen ervan;

    • b.

      over een beleidsvoornemen dat betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang en de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

  • 5.

    Naast het bepaalde in het vierde lid geldt voor inspraak, dat geen inspraak wordt verleend

    • a.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • b.

      bij of krachtens wettelijk voorschrift in een openbare voorbereidingsprocedure is voorzien.

Artikel 3.3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen, maatschappelijke partijen en belanghebbenden.

Artikel 3.4 Inspraakprocedure

  • 1.

    Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

  • 3.

    Als een ander bestuursorgaan dan het college besluit tot inspraak, wordt de procedure uitgevoerd door het college.

Artikel 3.5 Eindverslag

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

Hoofdstuk 4 Maatschappelijke initiatieven en overheidsparticipatie

Afdeling 1 Maatschappelijke initiatieven

Artikel 4.1.1 Definitie

Een maatschappelijk initiatief is een initiatief van een of meer ingezetenen of maatschappelijke partijen in Wassenaar om deel te nemen en bij te dragen aan de realisatie van het verbeteren van de lokale samenleving, waarin de gemeente met inachtneming van het bepaalde in afdelingen 2 of 3 van dit hoofdstuk participeert.

Artikel 4.1.2 Uitsluiting maatschappelijke initiatieven

Artikel 2.1.2 is van overeenkomstige toepassing op maatschappelijke initiatieven bedoeld in dit hoofdstuk.

Artikel 4.1.3 Indiening, beoordeling en nadere regels

  • 1.

    Maatschappelijke initiatieven worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Indien het maatschappelijke initiatief ziet op een taak of bevoegdheid van een ander bestuursorgaan, zendt het college het initiatief, vergezeld van een advies door aan dat bestuursorgaan.

  • 3.

    Een maatschappelijke initiatief dient door tenminste 100 ingezetenen of één maatschappelijke partij te worden ingediend.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de vereisten voor het indienen van, het proces en de beoordeling van maatschappelijke initiatieven.

  • 5.

    Bij de beoordeling alsmede bij het stellen van nadere regels wordt in ieder geval rekening gehouden met:

    • a.

      wet- en regelgeving van rijk, provincie en gemeente;

    • b.

      geldend beleid van rijk, provincie en gemeente;

    • c.

      het coalitieakkoord en de uitwerking daarvan, waaronder ontwikkelde en in ontwikkeling zijnde visies;

    • d.

      de programmabegroting;

    • e.

      de mogelijkheid om af te kunnen en te willen afwijken van het bepaalde onder sub a tot en met d;

    • f.

      de ruimte die het bestuursorgaan aan initiatiefnemers wil geven om het initiatief door hen te laten realiseren.

       

Afdeling 2

Maatschappelijk initiatieven door agendering bij een bestuursorgaan

Artikel 4.2.1 Initiatiefgerechtigden

  • 1.

    Ingezetenen van Wassenaar, die de leeftijd van 16 jaar of ouder hebben bereikt of maatschappelijke partijen kunnen een vraagstuk of thema op de agenda van een bestuursorgaan plaatsen.

  • 2.

    De dag van indiening van het maatschappelijk initiatief is bepalend voor de beoordeling van de vereisten of de indieners een initiatief op de agenda mogen plaatsen.

Artikel 4.2.2 Geldigheid

  • 1.

    Een bestuursorgaan plaatst een maatschappelijk initiatief op de agenda indien tenminste 100 gerechtigden een verzoek daartoe hebben ingediend.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1.2 mag een verzoek niet gericht op zijn op het eigen belang, financieel of anderszins, of een winstoogmerk betreffen ten behoeve van initiatienemers, bedoeld in artikel 3.2.1.

  • 3.

    Het verzoek dient in ieder geval voorzien te zijn van:

    • a.

      een precieze formulering van het vraagstuk of thema;

    • b.

      een toelichting op het initiatief en

    • c.

      de namen, adressen, geboortedatum en handtekening van de initiatiefgerechtigden dan wel bij maatschappelijke partijen.

Artikel 4.2.3 Beoordeling van een verzoek gericht aan en behandeling en besluitvorming door de raad

  • 1.

    Indien het een maatschappelijk initiatief is ingediend voor de agenda van de raad, zendt het college binnen acht weken na ontvangst van het maatschappelijk initiatief, het initiatief samen met een advies aan de raad. Deze termijn kan één keer met acht weken worden verlengd. Gerechtigden worden hiervan op de hoogte gesteld. Het college zendt het advies tevens aan de gerechtigden.

  • 2.

    De raad beslist na ontvangst van het initiatief en het advies van het college, in de eerstvolgende vergadering over de geldigheid ervan, met dien verstande dat tenminste twee weken is gelegen tussen de dag waarop het ontvangen is en de vergadering. De termijn van twee weken is exclusief het reces van de raad.

  • 3.

    De gerechtigden hebben de gelegenheid het initiatief mondeling in de raad toe te lichten en deel te nemen aan de beraadslaging in de raad.

  • 4.

    De raad beslist binnen acht weken na ontvangst op het initiatief. Indien het reces van de raad in deze periode valt, kan deze termijn worden verlengd met de periode van reces. Gerechtigden worden hiervan op de hoogte gesteld.

  • 5.

    Het besluit van de raad wordt door de raad aan gerechtigden bekend gemaakt.

 

Afdeling 3 Overheidsparticipatie

Artikel 4.3.1 Definitie

Overheidsparticipatie: De manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan initiatieven van ingezetenen en maatschappelijke partijen.

Artikel 4.3.2 Verlenen overheidsparticipatie

  • 1.

    Overheidsparticipatie wordt verleend indien naar het oordeel van het bestuursorgaan het maatschappelijk initiatief aansluit bij het gemeentelijk beleid en handelen en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid en handelen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan besluit welke vorm van overheidsparticipatie wordt verleend: loslaten, faciliteren, stimuleren, regisseren en reguleren.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan besluiten om aan de overheidsparticipatie vooraf de voorwaarde te verbinden dat inwoners, bedrijven en direct belanghebbenden in voldoende mate bij het maatschappelijke initiatief worden betrokken.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan overheidsparticipatie aan maatschappelijke initiatieven weigeren, als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met het algemeen belang;

    • b.

      het initiatief discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke andere grond dan ook;

    • c.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij andere inwoners, bedrijven en belanghebbenden;

    • d.

      het initiatief naar het oordeel van het college op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is.

  • 5.

    Het bestuursorgaan weigert medewerking aan een maatschappelijk initiatief indien dat zich richt op:

    • a.

      de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;

    • b.

      gemeentelijke belastingen en tarieven;

    • c.

      vaststelling en wijziging van de gemeentelijke begroting, de jaarrekening en de goedkeuring van de begroting;

    • d.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente;

    • e.

      benoeming en functioneren van personen;

    • f.

      handelingen en gedragingen van de burgemeester, collegeleden, raadsleden of ambtenaren waartegen een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend of een door de gemeenteraad of college vastgestelde klachtenregeling;

    • g.

      onderwerpen waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of heeft opengestaan of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken of heeft uitgesproken;

    • h.

      een onderwerp waarover de gemeente korter dan 2 jaren voor indiening van het initiatief een besluit heeft genomen;

    • i.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient; j. doelstellingen die in strijd zijn met de wet.

  • 6.

    Als de burgemeester of het college op grond van het vijfde lid medewerking weigert, zendt hij dit besluit voor kennisgeving aan de gemeenteraad.

  • 7.

    Het college houdt een openbaar register bij waarin alle ingediende maatschappelijke initiatieven en hun voortgang worden bijgehouden.

 

Afdeling 4 Uitdaagrecht

Artikel 4.4.1 Definitie

  • 1.

    Het uitdaagrecht is het recht om een lokale voorziening of taken van het college feitelijk en volledig uit te voeren: a. die door de raad zijn opgedragen of b. waarvan de uitvoering bij of krachtens een wet aan het college of de burgemeester is opgedragen door een ander dan de raad, voor zover de uitvoering van deze taak niet in strijd is met het bij of krachtens die wet bepaalde.

  • 2.

    Het uitdaagrecht kan alleen lokale voorzieningen of taken betreffen, die het college op het moment van indiening van het verzoek uitvoert en waarvoor budget in de begroting is opgenomen.

Artikel 4.4.2 Uitdaaggerechtigden

Ingezetenen en maatschappelijke partijen kunnen gebruik maken van het uitdaagrecht.

Artikel 4.4.3 Indiening verzoek

  • 1.

    Het verzoek om een lokale voorziening of taak over te nemen, wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    Een verzoek, bedoeld in het eerste lid, mag niet gericht op zijn op het eigen belang, financieel of anderszins, of een winstoogmerk betreffen ten behoeve van de uitdaaggerechtigden. Het college kan hier gemotiveerd van afwijken.

  • 3.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      de naam en het adres van de ingezetenen of maatschappelijke partijen;

    • b.

      een omschrijving van lokale voorziening of de taak die de uitdaaggerechtigden willen uitvoeren; c. inzicht in de kosten en de planning.

  • 4.

    Het college beslist op het verzoek.

Artikel 4.4.4 Nadere regels college

Het college kan nadere regels stellen voor de uitoefening van het uitdaagrecht. Het college houdt daarbij in ieder geval rekening met:

 

  • a.

    het draagvlak binnen een wijk of buurt;

  • b.

    de belangen van andere inwoners en maatschappelijke partijen;

  • c.

    de programmabegroting.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsrecht

Burgerinitiatieven, verzoeken voor het houden van een referendum en besluiten over inspraak, ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, worden be- en afgehandeld volgens de daarvoor geldende Verordening op het burgerinitiatief gemeente Wassenaar en de Inspraakverordening gemeente Wassenaar.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding en intrekking oude verordeningen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Op de in het eerste lid genoemde datum worden de volgende verordeningen ingetrokken:

    • a.

      De Inspraakverordening gemeente Wassenaar;

    • b.

      De Verordening op het burgerinitiatief gemeente Wassenaar en

    • c.

      De Referendumverordening Wassenaar 2014.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening inwonerparticipatie gemeente Wassenaar 2021.

 

  • 2.

    De Referendumcommissie op te heffen en haar leden te ontslaan.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de gemeenteraad van Wassenaar

gehouden op dinsdag 16 november 2021

de griffier,

b.a. drs. J. Kleinhesselink

de voorzitter

drs. L.A. de Lange

Nota van toelichting

Verordening inwonerparticipatie gemeente Wassenaar 2021

De Verordening inwonerparticipatie gemeente Wassenaar 2020 stelt inwoners, bedrijven, organisaties, instelling en andere belanghebbenden in staat om te participeren bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid.

 

Het college heeft zijn visie op inwoner- en overheidsparticipatie en communicatie 2019-2022 neergelegd in de op 10 december 2019 vastgestelde Nota Zo werken we samen in Wassenaar’.

Daarmee is uitvoering gegeven aan het coalitieakkoord 2018-2022 ‘Wassenaar: zelfstandig en Verantwoordelijk. Een aantrekkelijk en duurzaam dorp voor iedereen’. Over inwonerparticipatie wordt gezegd: “Ingezet wordt op het stimuleren van inwonerparticipatie. De inwoners moeten in een vroegtijdig stadium op een goede manier bij het beleid worden betrokken. Inwonerparticipatie vraagt ook iets van inwoners. Draagvlak is namelijk niet hetzelfde als inspraak. Het gaat erom inwoners te steunen die mee willen denken, werken en doen. Inwoners zullen, als ze wat willen bereiken, zelf initiatieven moeten nemen, en de gemeenteraad is er vervolgens om die initiatieven – mits – goed onderbouwd en realistisch – te ondersteunen. Want de gemeente is er vóór, maar vooral ook ván de inwoners van Wassenaar.”

 

Deze verordening vormt een uitwerking en tevens een juridisch kader van inwoner- en overheidsparticipatie.

 

Versterking participatie op gemeentelijk niveau

Die huidige inspraakverordening, gebaseerd op artikel 150 van de Gemeentewet regelt uitsluitend de betrokkenheid van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij de voorbereiding van beleid. In toenemende mate heeft de inwoner een belang bij de agendering, de voorbereiding, de totstandkoming, de uitvoering en de beoordeling van beleid. Naast deze, vaak formele, wijze van participatie hebben zich in de loop van de tijd andere vormen van betrokkenheid ontwikkeld.

Naast het proces dat aan de besluitvorming voorafgaat, kunnen inwoners een belangrijke bijdrage leveren in de fase van uitvoering en evaluatie van het beleidsproces. Deze vormen zijn een aanvulling op de representatieve democratie. Het is voor zowel de inwoners en andere belanghebbenden, als voor het gemeentebestuur, belangrijk vooraf duidelijk te hebben hoe breed de marges van beïnvloeding zijn. Het is wenselijk dat de raad daartoe voorziet in een regeling om die duidelijkheid te bieden. Daarbij is van belang dat inzichtelijk wordt gemaakt hoe de input van participanten meegenomen en meegewogen wordt in het proces, zowel vooraf als achteraf.

 

Maatschappelijke initiatieven

Naast de inspraak is in deze participatieverordening ook het maatschappelijke initiatief geregeld.

Maatschappelijke initiatieven vallen uiteen in initiatieven van ingezetenen en maatschappelijke partijen in algemene zin en meer specifiek in het maatschappelijk initiatief door een onderwerp op de agenda van een bestuursorgaan te plaatsen, dan wel het recht om een lokale voorziening of de feitelijke uitvoering van het college over te nemen (het zogenoemde uitdaagrecht (zie hierna en afdeling 4)).

 

Maatschappelijke initiatieven als min of meer uitgewerkte plannen, kunnen vallen onder de algemene regeling van maatschappelijke initiatieven. Het is goed om te onderscheiden dat een maatschappelijk initiatief geen aanvraag is om bijvoorbeeld een vergunning. Op meerdere niveaus (rijks-, provinciale- en gemeentelijke regelgeving) kan bepaald zijn dat een aanvraag een vereiste is voor een toestemming om iets te kunnen realiseren. De gemeente is daarin het bevoegde gezag om een besluit te nemen. Het maatschappelijk initiatief kan wel aanleiding zijn om een aanvraag in te dienen om het gewenste gerealiseerd te krijgen. De aanvraag is dan meestal een onderdeel van het gehele initiatief.

 

Agendering op de agenda van een bestuursorgaan

Een maatschappelijk initiatief is ook het zogenoemde burgerinitiatief. De huidige - in te trekken Verordening op het burgerinitiatief gemeente Wassenaar biedt het kader waarbinnen inwoners en maatschappelijke partijen, naast het verzoek aan de raad, aan kunnen voldoen om een eigen initiatief, zoals een uitgewerkt plan of een onderwerp op de agenda van de raad te plaatsen.

 

De agendering van een onderwerp raakt het recht van de raad om de agenda zelf te bepalen.Deze vorm van maatschappelijk initiatief is daarom van een andere orde en vraagt om een aparte plaats.

 

In deze participatieverordening is de mogelijkheid in enigszins gewijzigde vorm gehandhaafd. Het burgerinitiatief in de vorm van een verzoek tot agendering op de agenda van de raad komt niet terug als een verzoek met een uitgewerkt plan voor een specifieke situatie, maar nog wel als de mogelijkheid om een thema of onderwerp op te voeren. Ook wordt dit niet beperkt tot de agenda van de raad, maar kan ook verzocht worden onderwerpen op de agenda van andere bestuursorganen te doen plaatsen, naar gelang het onderwerp of het thema een taak of bevoegdheid is van dat bestuursorgaan.

 

Overheidsparticipatie

Maatschappelijke initiatieven gaan altijd gepaard met overheidsparticipatie. Een verzoek om het te plaatsen op de agenda van een bestuursorgaan is evidente overheidsparticipatie. De ondersteuning van de gemeente kan variëren. In de Nota “Zo werken wij samen in Wassenaar” wordt daarover opgemerkt (p.11):

 

“Ondersteuning van de gemeente bij maatschappelijke initiatieven kan variëren van geen enkele bijdrage of bemoeienis tot een substantiële bijdrage of bemoeienis. Zij kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van een financiële bijdrage, ambtelijke inzet, het leveren van kennis en kunde of het verbinden van diverse initiatiefnemers. Iedereen met een maatschappelijk initiatief kan aanspraak maken op deze ondersteuning, dus niet alleen de inwoners die de weg naar de gemeente gemakkelijk weten te vinden. Volgens het rapport van de Rekenkamercommissie is een constructieve samenwerking tussen gemeente en inwoners een belangrijke succesfactor voor de verdere ontwikkeling van een maatschappelijk initiatief. De gemeente zorgt er dus voor dat zij goed toegankelijk is voor vragen om ondersteuning. Centrale rol spelen hierbij de wijkmanagers, die fungeren als herkenbare contactpersoon voor maatschappelijk initiatieven. Daarmee borgen we zowel duidelijke toegang als interne afstemming. Zij kunnen ook aangeven of een onderwerp opgepakt kan worden in het kader van de Verordening op het Burgerinitiatief.

 

 

Maatschappelijke initiatieven zijn mogelijk in allerlei soorten en maten. De ene initiatiefnemer heeft iets anders nodig dan de andere. Ondersteuning van de gemeente is dan ook maatwerk. Per geval bekijkt de gemeente of zij een initiatief wil of kan ondersteunen en hoe zij dat doet. Daarbij komen vragen aan de orde als: Wat is het resultaat van het initiatief? Wat is het doel? Welk probleem lost het op? Is er een groot belang mee gemoeid? Is er sprake van veel tegengestelde belangen? Is er regelgeving over dit onderwerp? Past het initiatief bij het beleid van de gemeente? Is de hulp van de gemeente nodig? Zo ja, wat is er dan nodig? Kan de gemeente de gevraagde hulp ook bieden?

Wanneer de gemeente een initiatief niet kan ondersteunen, wordt altijd helder gecommuniceerd wat de reden hiervoor is. Voor de behandeling van maatschappelijke initiatieven wordt een werkproces opgesteld, zodat de ambtelijke organisatie deze op een adequate, integrale manier kan oppakken.”

 

Uitdaagrecht

Een andere vorm van maatschappelijke initiatief is het uitdaagrecht, in het Engels Right to Challenge genoemd; een vernieuwende vorm van participatie. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft in een brief van 5 juli 2018 aan de Tweede Kamer een plan van aanpak geschreven voor versterking van de lokale democratie en bestuur. Onderdeel daarvan is het streven naar een verdubbeling van het aantal gemeenten dat met het Right to Challenge werkt. In het wetsvoorstel “Versterking participatie op decentraal niveau” wordt artikel 150 van de Gemeentewet gewijzigd en krijgt het uitdaagrecht een wettelijke verankering. Het uitdaagrecht betekent dat inwoners en maatschappelijke partijen kunnen aanbieden om de uitvoering van taken van de gemeente over te nemen, als zij denken het slimmer, beter, goedkoper of anders te kunnen doen. Voor Wassenaar is deze regeling nieuw.

 

De voorgaande vormen richten zich in meer of mindere mate op de beslissingen die door de raad, het college of de burgemeester moeten worden genomen om een definitief oordeel te verkrijgen. In alle fases voordat het besluit definitief genomen is, kan geparticipeerd worden. Naast de vormen in deze verordening genoemd, is er bijvoorbeeld ook nog het recht om in te spreken bij de raad.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Dit artikel bepaalt de reikwijdte van de verordening en geeft aan over welke onderwerpen ten aanzien van de participatie van inwoners, maatschappelijke partijen en de gemeente met elkaar participeren in de verschillende wijzen van participeren.

 

Artikel 1.2.

In dit artikel worden de begrippen die meerdere malen in de verordening voorkomen, gedefinieerd.

Ingeval een hoofdstuk of afdeling een specifieke betekenis toekent aan een begrip wordt dat in het desbetreffende hoofdstuk of de desbetreffende afdeling vermeld.

 

De participatie heeft tot doel het versterken van de lokale democratie, het draagvlak te vergroten, de inwonertevredenheid te bevorderen en maatschappelijke kracht optimaal te benutten. Daarvoor worden in deze verordening instrumenten aangereikt om de ingezetenen en maatschappelijke partijen te ondersteunen. Daarbij gaat het om het belang van een goede leefomgeving in Wassenaar. De doelgroepen dienen derhalve altijd het Wassenaarse belang te dienen.

 

Gekozen is voor de begrippen ingezetenen en maatschappelijke partijen. Artikel 150 Gemeentewet wordt zodanig gewijzigd door de Wet versterking participatie op decentraal niveau.

De inspraakverordening, die op dat artikel gebaseerd is, verandert in een participatieverordening.

De begrippen ingezetenen en maatschappelijke partijen sluiten daarbij aan.

 

Ingezetenen in Wassenaar voldoen per definitie aan het Wassenaarse belang. Van ingezetenen is sprake als zij ingeschreven zijn in de Basisregistratie Personen en in Wassenaar woonachtig zijn.

Hier wordt niet het begrip inwoners gehanteerd, omdat inwoners die voor een korte tijd in Wassenaar wonen niet altijd ingeschreven zijn in de BRP en daardoor geen ingezetene zijn.

 

Onder c. maatschappelijke partij wordt verstaan:

  • 1.

    Een groep ingezetenen, die zich verenigd heeft in een bepaalde rechtsvorm. Deze groep heeft een juridische vorm gekozen. Daarmee is verifieerbaar of het belang dat zij daarmee beogen, ten dienste staat van hun leefomgeving in Wassenaar. Denk hierbij aan een vereniging of stichting, maar ook een maatschap of eenmanszaak met personeel. De nadruk van deze categorie valt op het belang van de rechtsvorm voor Wassenaar.

  • Een andere mogelijkheid is dat de groep ingezetenen geen rechtsvorm heeft, maar wel op een zodanige manier georganiseerd is, dat ze gelijkgeschakeld kan worden met de groep die zich wel heeft verenigd in een rechtsvorm. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een buurtkring, die regelmatig samenkomt, samen activiteiten ontplooien, onder één noemer communiceren, verslagen maakt van bijeenkomsten. De drempel hiervoor dient niet hoog gelegd te worden.

  • Uit het samenstel van personen en activiteiten kan worden gezegd dat er sprake is van een georganiseerde groep.

  • 2.

    Een maatschappelijke partij is ook een rechtspersoon als bedoeld in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dat zijn verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen. Wel is van belang dat de rechtspersoon een lokaal belang heeft of lokale belangen behartigt. Dat kan in algemene zin, zoals een monumentenvereniging, die zich niet alleen richt op Wassenaar, maar wel richt op de monumenten in Wassenaar.

Hoofdstuk 2 Inwonerparticipatie

Artikel 2.1.1

In dit artikel wordt gedefinieerd dat inwonerparticipatie in de zin van deze afdeling het initiatief uitgaat van de gemeente. De ingezetenen en maatschappelijke partijen wordt gevraagd om te participeren in het handelen van de gemeente. Daar waar de inspraakverordening gaat over participatie in een formele setting over het voornemen van beleid, gaat deze vorm van participatie over agendering, voorbereiding, besluitvorming, uitvoering en evaluatie van, derhalve al het gemeentelijk handelen.

 

Artikel 2.1.2

In dit artikel is opgenomen wanneer geen inwonerparticipatie wordt toegepast. Niet alle onderwerpen lenen zich goed voor inwonerparticipatie. Sommige onderwerpen zijn op rijks- of provinciaal niveau al geregeld. Of het gemeentelijk beleid laat naar zijn aard geen ruimte aan inwoners om nog invloed uit te oefenen. Dat geldt bijvoorbeeld voor gemeentelijke belastingen of gemeenschappelijke regelingen.

 

Artikel 2.1.3

Eerste lid

Hierin wordt tot uiting gebracht het uitgangspunt dat ten aanzien van elk gemeentelijk handelen inwonerparticipatie kan worden verleend. Het bestuursorgaan tot wiens competentie het betreffende gemeentelijke handelen behoort, bepaalt dit. Uitgangspunt is om ingezetenen bij al het gemeentelijk handelen te betrekken. De toepassing van inwonerparticipatie staat ter volledige beoordeling van het bestuursorgaan. In bepaalde gevallen kan het doelmatiger zijn om geen inwonerparticipatie als bedoeld in deze afdeling toe te passen, maar alleen inspraak als bedoeld in afdeling 2. Maar de raad kan bijvoorbeeld ook besluiten dat volstaan wordt met het inspreken in een raadsvergadering. Het bestuursorgaan is transparant in zijn besluitvorming en legt helder en duidelijk uit waarom zij geen participatie toepast.

 

Tweede lid, onder b

Het niveau van participatie wordt van tevoren vastgesteld. Het niveau kan overigens per fase in het proces verschillen naar gelang wat nodig is qua inbreng door inwoners.

De gemeente kan verschillende rollen aannemen bij inwonersparticipatie, afhankelijk van het onderwerp of de fase van beleidsvorming. De rol die de gemeente aanneemt, is bepalend voor de ruimte die inwoners krijgen om invloed uit te oefenen op het maken of uitvoeren van beleid.

De gemeentelijke rollen zijn: reguleren, regisseren, stimuleren, faciliteren en loslaten. Die rollen kunnen gezien worden als een trap, de overheidsparticipatietrap. Bij de hoogste trede is er sprake van overheidssturing, terwijl de overheid bij de laagste trede geheel afwezig is. De invloed van de inwoners is dan het grootst.

 

 

Reguleren: regulering door wet- en regelgeving is het zwaarste instrument dat de gemeente kan inzetten. Als consequentie van dit middel kan de gemeente regels ook handhaven en overtreding daarvan sanctioneren. De gemeente is hierbij duidelijk de enige initiatiefnemer, kadersteller, procesbewaker en uitvoerder tegelijk.

 

Regisseren: hierbij hebben ook andere partijen een rol, maar de gemeente behoudt de regie.

De gemeente is hierbij met name procesbewaker. Zij kan tegelijkertijd initiatiefnemer, kadersteller en voor een deel ook uitvoerder zijn, maar dat hoeft niet per se. Andere partijen kunnen ook initiatiefnemer of uitvoerder zijn.

 

Stimuleren: hierbij heeft de gemeente de wens dat bepaald beleid van de grond komt, maar de realisatie daarvan laat zij over aan anderen. Zij zoekt slechts naar mogelijkheden om die anderen in beweging te krijgen. De gemeente neemt hierin het initiatief en zij kan kaders stellen. Andere partijen hebben de rol van procesbewaker of uitvoerder.

 

Faciliteren: de gemeente faciliteert indien het initiatief van elders komt en zij er belang aan hecht om dit mogelijk te maken. De overheid kan hierin, samen met de initiatiefnemer, een uitvoerende rol pakken. Ook kan zij kaders stellen voor de verwezenlijking van het initiatief. Zij is geen initiatiefnemer of procesbewaker.

 

Loslaten: Wanneer de gemeente een taak helemaal loslaat, heeft zij noch inhoudelijk, noch in het proces enige bemoeienis.

 

Tweede lid, onder c

Net als de gemeente kan de ingezetene of de maatschappelijke partij verschillende rollen vervullen in het participatieproces. Inwonerparticipatie kan plaatsvinden op vier niveaus, die gaan gepaard met een toenemende invloed van de burger op het proces en de uitvoering. Het theoretische model dat hiervoor gehanteerd wordt, is afgeleid van de overheidsparticipatieladder en mede gebaseerd op de methode Factor C: de door de overheid beproefde en breed gehanteerde methode om op een omgevingsgerichte manier te werken.

 

Meeweten: Strikt genomen is meeweten geen participatieniveau, maar een voorwaarde om te kunnen participeren. Wanneer inwoners alleen mogen meeweten, bepaalt de gemeente zelf de agenda voor besluitvorming en houdt zij betrokkenen slechts op de hoogte. Plannen worden opgesteld zonder dat belanghebbenden er invloed op hebben.

 

Meedenken: De gemeente denkt samen met betrokkenen na over problemen en oplossingen bij het ontwikkelen van beleid en de uitvoering ervan. De gemeente inventariseert meningen, ervaringen en ideeën, maar uiteindelijk neemt het bestuur het besluit. Dit besluit kan afwijken van wat gesprekspartners hebben ingebracht. Een afwijkend besluit wordt altijd beargumenteerd en gecommuniceerd.

 

 

De rol van de gemeente en van de inwoner werken als twee communicerende vaten, zoals is aangegeven in bovenstaand schema. Wanneer de overheid het initiatief neemt en bepaalt, ligt het participatieniveau automatisch lager. Naarmate inwoners meer beïnvloedingsruimte krijgen, hoe minder bepalend de rol van de gemeente is. Wanneer het nagestreefde niveau van participatie hoger is, moet meestal ook aan de onderliggende niveaus van participatie worden voldaan.

Meewerken is immers makkelijker wanneer je als inwoners ook mag meeweten en meedenken.

 

Artikel 2.1.4

Deze bepaling betreft het eindverslag van het participatieproces.

 

Eerste lid

Onder b en d

Het eindverslag moet een weergave van de inbreng van de deelnemers aan het participatieproces bevatten. Of en hoe die inbreng van invloed is op het beleidsvoornemen moet worden vermeld en gemotiveerd (onder b en d). Dat is geen loze formaliteit en krijgt gevolg. In de nota ‘Zo werken wij samen in Wassenaar’ is beschreven op welke wijze met de inbreng van participanten wordt omgegaan:

 

‘De gemeente weegt de inbreng van belanghebbenden aantoonbaar mee in de uiteindelijkebesluitvorming.We laten zien wat er met de inbreng gedaan is en waarom de keuzes zijn gemaakt.

We blijven, indien van toepassing, ook na het participatietraject met de belanghebbendencommuniceren over de resultaten en voortgang van het project.’

 

Onder c en e

Nieuw ten opzichte van de overeenkomstige bepaling in de inspraakverordening is het in het eindverslag op te nemen overzicht van de op basis van het participatieproces gemaakte afspraken.

Nieuw is ook de evaluatie van het participatieproces, de mening van de deelnemers en de afgewogen belangen.

 

Hoofdstuk 3

Artikel 3.1

Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet ‘eenzijdig’ gedefinieerd, dat wil zeggen dat geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen. Het tweezijdige element van gedachtewisseling is wel in de inspraakprocedure begrepen, omdat hiermee een derde doel kan worden gediend, te weten het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens.

 

Het begrip beleidsvoornemen is het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat dus niet om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze besluiten of maatregelen kunnen worden gebaseerd.

 

Artikel 3.2

Eerste lid

Hierin wordt tot uiting gebracht het uitgangspunt is dat ten aanzien van elk voornemen tot het vaststellen of wijzigen van gemeentelijk beleid inspraak kan worden verleend.

 

Tweede lid

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak kan worden verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Ten aanzien van de raadsbevoegdheid is in de Memorie van Toelichting bij artikel 150 Gemeentewet (TK 1999- 2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als geen inspraak geschiedt of op een andere wijze dan via deze verordening door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het tweede lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld.

 

Derde lid

In het derde lid is bepaald dat inspraak wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Hieronder is voor de volledigheid opgesomd welke wettelijke verplichtingen gelden. Er is van afgezien om dit op te nemen in de tekst van het artikel zelf, omdat in de eerste plaats bij een nieuwe wettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast en in de tweede plaats het een dermate uitgebreide opsomming is dat de verordening hiermee onoverzichtelijk wordt.

 

Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans bij:

  • a.

    de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer (Wm));

  • b.

    de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 Wm (artikel 10.26, tweede lid, Wm);

  • c.

    de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42, eerste lid, onder d) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42, eerste lid, onder d);

  • d.

    de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a en b, van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).

Artikel 3.3

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de huidige tekst en de in het wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau voorgestelde tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Hiervoor is reeds ingegaan op de begrippen ingezetenen en maatschappelijke partijen. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.

 

Artikel 3.4

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In de artikelen 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen in de vorm van een ontwerpbesluit kan gedurende zes weken schriftelijk of mondeling een zienswijze naar voren worden gebracht. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast per geval of categoriaal.

 

Artikel 3.5

In dit geval is gekozen voor afwijking van afdeling 3.4 Awb en wel van artikel 3:17 Awb. Daarin wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Artikel 3.5 is een uitgebreidere vorm daarvan.

 

Tweede lid

Onder a

Onder de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

 

Onder b

De weergave houdt in een volledig overzicht van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

 

Onder c

In het eindverslag dient te worden aangegeven hoe er gereageerd is op de inspraakreacties en wat dit voor gevolgen heeft voor het beleid dat er inzage is gelegd.

 

Derde lid

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Degenen die hebben ingesproken ontvangen een exemplaar van het eindverslag.

 

Hoofdstuk 4 Maatschappelijke initiatieven en overheidsparticipatie

Afdeling 1 Maatschappelijke initiatieven

Artikel 4.1.1

Bij maatschappelijke initiatieven zien we de omgekeerde beweging van inwonerparticipatie.

Ingezetenen en maatschappelijke partijen hebben een initiatief ontwikkeld, waarmee ze naar de gemeente komen om het met ondersteuning van de gemeente te kunnen realiseren.

 

Artikel 4.1.3.

Eerste lid

Maatschappelijke initiatieven kunnen veel en divers zijn. Om het te kunnen realiseren is het nodig dat de overheid daarin participeert. Er kunnen beslissingen nodig zijn van één of meerdere bestuursorganen, bijvoorbeeld vergunningverlening, of van de gemeente als rechtspersoon omdat de gemeente eigenaar is van de gronden. Het is voor de initiatiefnemers vaak niet duidelijk waar ze binnen de gemeentelijke organisatie dienen te zijn. Reden om te bepalen dat alle initiatieven bij het college worden ingediend. Op deze wijze is er één loket, waar alle initiatieven terecht komen en van waaruit het maatschappelijk initiatief tezamen met een vorm van overheidsparticipatie verder be- en afgehandeld kan worden.

 

Tweede lid

Alle initiatieven komen bij het college binnen. Afhankelijk van de inhoud van het initiatief en de realisering ervan, is een bepaalde mate van overheidsparticipatie aangewezen. Daarvoor is een besluit van een beslissing van een bestuursorgaan nodig. Elk bestuursorgaan dient ten aanzien van zijn taak of bevoegdheid een beslissing te nemen. Indien een ander bestuursorgaan dan het college een beslissing dient te nemen, zendt het college het initiatief door aan dat andere bestuursorgaan. Het college laat dit vergezeld gaan van een advies. Dit voorkomt dat er stukken tussen bestuursorganen heen en weer gestuurd wordt, wat de be- en afhandeling van met maatschappelijk initiatief niet ten goede komt.

 

In lijn met de huidige werkwijze van burgerinitiatieven voorziet dit artikellid in een doorzending van initiatieven door het college aan het bestuursorgaan van wie de het de taak of de bevoegdheid is om het initiatieven te beoordelen. Indien mogelijk en nodig kan doorsturen van het initiatief vergezeld gaan van het advies van het college, conform de huidige werkwijze bij burgerinitiatieven bij de raad.

 

Derde lid

Gelet op de beperking tot onderwerp of thema wordt voor een voldoende ondersteund en representatief initiatief het aantal initiatiefnemers op 100 bepaald. Gelet op de organisatorische vorm en vaak daaraan verbonden het vastgesteld doel van een maatschappelijke partij wordt één partij genoeg geacht.

 

Vierde lid

De invulling van het maatschappelijke initiatief kent vele varianten. Zowel de taken als de invulling van de bevoegdheden, maar ook de noodzakelijk gegevens die verstrekt dienen te worden en de processen die doorlopen kunnen worden, divergeren. In dit artikel is opgenomen dat elk bestuursorgaan nadere regels kan vaststellen, zodat die passen bij de maatschappelijke initiatieven in relatie tot de uitoefening van de bevoegdheden.

 

Vijfde lid

De invulling door nadere regels kan niet zonder enige kaderstelling. Daarom is in het vijfde lid opgenomen waarmee zowel bij het opstellen van nadere regels als bij het beoordelen van maatschappelijke initiatieven rekening mee dient te worden gehouden.

 

Afdeling 2 Verzoek tot agendering bij een bestuursorgaan

Deze afdeling vervangt de Verordening burgerinitiatief gemeente Wassenaar. Zoals in het algemene deel al is gesteld, is het mogelijk om als initiatiefgerechtigden een verzoek te doen bij een bestuursorgaan om een thema of onderwerp op de agenda van dat bestuursorgaan te plaatsen.

 

Artikel 4.2.1.

Initiatiefgerechtigden zijn ingezetenen die de leeftijd van 16 jaar of ouder hebben bereikt. Zoals bij elke grens die gekozen wordt, is ook deze enige mate arbitrair. Gekozen is voor deze leeftijd vanwege beginnende politieke betrokkenheid, het hebben van burgerlijke plichten, rijpheid/volwassenheid en de mogelijkheid om vooruitlopend op mogelijkheid het passief kiesrecht uit te kunnen oefenen bij 17 jaar.

 

Artikel 4.2.2

Het initiatief dat wordt aangedragen om op de agenda geplaatste te worden, kan niet door de initiatiefnemers als het hun specifieke belangen beoogd te behartigen en het resultaat in het voordeel is van het eigen belang. Te denken valt aan persoonlijke belangen, financiële belangen of een winstoogmerk van de initiatiefnemers. Immers, daarmee wordt het algemene doel van inwonerparticipatie, waarbij het bijdragen aan de leefomgeving van Wassenaar centraal staat, niet gediend. Daarom is, naast de algemene uitsluiting van initiatieven, een maatschappelijk initiatief op deze gronden uitgesloten.

 

Artikel 4.2.3

In dit artikel is het proces van maatschappelijke initiatieven bij de raad geregeld.

 

Afdeling 3 Overheidsparticipatie

Artikel 4.3.1

Uit de definitie blijkt dat een maatschappelijke initiatief en overheidsparticipatie hand in hand gaan.

 

Artikel 4.3.2

Tweede lid

Voor de toelichting wordt verwezen naar toelichting bij artikel 2.1.3, tweede lid, onder b.

 

Derde lid

Het bestuursorgaan dat oordeelt dat een bepaalde mate van overheidsparticipatie wordt toegepast, kan bij de beoordeling de voorwaarde aan overheidsparticipatie verbinden dat de initiatiefnemers er voor zorgen dat andere inwoners, bedrijven, en direct belanghebbenden in voldoende mate bij het maatschappelijk initiatief worden betrokken. Vantevoren wordt daarmee bepaald dat het betrekken van anderen bij een initiatief belangrijk wordt geacht. Op die wijze wordt inzicht verkregen in zowel de mate waarin de initiatiefnemers ook participerend invulling geven aan hun initiatief en in hoeverre het initiatief draagvlak heeft bij andere belanghebbenden.

Naarmate een initiatief betrekking heeft op indringende keuze of ingrijpende bevoegdheden zullen hogere eisen worden gesteld aan de wijze waarop het draagvlak wordt vastgesteld.

 

Vierde lid

In dit lid worden de weigeringsgronden voor overheidsparticipatie opgesomd.

 

Onder c: het derde lid bepaalt dat het bestuursorgaan een voorwaarde kan opleggen voor de betrokkenheid van andere partijen dan de initiatiefnemers. Maar ook zonder deze voorwaarde kan draagvlak ontbreken voor het maatschappelijke initiatief.

 

Onder d: De inzet van de gemeente wordt mede bepaald door de financiële, juridische of praktische gronden omtrent de haalbaarheid van een initiatief. Indien blijkt dat de initiatiefnemers een initiatief ontwikkelen waarvan duidelijk is dat er geen of onvoldoende financiën zijn of dat het op juridische gronden niet haalbaar moet worden geacht of in praktische zin onuitvoerbaar blijkt, kan de medewerking aan het initiatief geweigerd worden. De wijze waarop dit beoordeeld wordt, kan per initiatief verschillen en is derhalve maatwerk.

 

Vijfde lid

De weigeringsgronden in dit lid zijn imperatief verwoord. De participatie van de gemeente bij maatschappelijke initiatieven blijft uit bij bevoegdheden die uitsluitend aan de gemeente of aan de rechtsprekende macht zijn toegekend. Persoonlijke aangelegenheden hebben ook geen relatie met de leefbaarheid van de omgeving in Wassenaar. Daarnaast dient en initiatief te voldoen aan de wet, waar de gemeente op toeziet.

 

Zesde lid

Ten behoeve van de representatieve en de controlerende rol van de raad, dienen maatschappelijke initiatieven die geweigerd worden, aan de raad te worden meegedeeld.

 

Zevende lid

Om het belang van participatie te onderstrepen, gelijke initiatieven gelijk te behandelen, inzicht verkrijgen in de maatschappelijke initiatieven en de mate overheidsparticipatie wordt dit in kaart gebracht.

 

Afdeling 4 Uitdaagrecht

Bij de uitvoering van beleid is het uitdaagrecht – of in het Engels: Right to Challenge – een bijzondere vorm van betrokkenheid van inwoners en maatschappelijke partijen in de uitvoeringsfase. Deze vorm houdt in dat inwoners of maatschappelijke partijen het college verzoeken om de feitelijke uitvoering van een taak van de gemeente over te nemen, al dan niet met bijbehorend budget, als zij denken deze taak beter en goedkoper te kunnen uitvoeren. Met dit verzoek wordt de gemeente “uitgedaagd”. In deze verordening krijgt het uitdaagrecht een wettelijke basis voor ingezetenen en plaats door algemene regels te stellen. In het overnemen van feitelijke taken of lokale voorzieningen is in beginsel geen beperking aangebracht. Van belang is dat er draagvlak is binnen een wijk of buurt en de belangen van andere inwoners of maatschappelijke partijen die niet bij het uitdaagrecht betrokken zijn, voldoende worden meegewogen. Gelet op de diversiteit in uitvoerende taken en de bevoegdheid van het college daarin, kan het college aanvullende regels vaststellen om de uitvoering van het uitdaagrecht verder in te vullen.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1

Verzoeken die ingediend zijn voor de inwerkingtreding van deze verordening worden behandeld en afgehandeld volgens de regels die golden ten tijde van de indiening van het verzoek.

 

Artikel 5.2

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening worden de bestaande verordeningen met hetzelfde onderwerp ingetrokken. Ook de Referendumverordening gemeente Wassenaar 2014 wordt ingetrokken, omdat die regeling niets toevoegt aan de in deze nieuwe verordening opgenomen vormen van participatie.