Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de raad van de gemeente Den Helder tot vaststelling van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2022 van de gemeente Den Helder (Verordening rioolheffing Den Helder 2022) |
Citeertitel | Verordening rioolheffing Den Helder 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening rioolheffing 2021.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.
artikel 228a van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-12-2021 | nieuwe regeling | 03-11-2021 | 2021-036447 |
Besluit van de raad van de gemeente Den Helder tot vaststelling van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2022 van de gemeente Den Helder
De raad van de gemeente Den Helder;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 september 2021;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
Kennisgenomen hebbende van het advies van de commissie Bestuur en Middelen van
vast te stellen de volgende verordening
Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Den Helder 2022
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in 9 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen steeds één maand later.