Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westvoorne

VTH-beleid 2021-2024 Gemeente Westvoorne

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestvoorne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVTH-beleid 2021-2024 Gemeente Westvoorne
CiteertitelVTH-beleid 2021-2024 Gemeente Westvoorne
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-12-2021nieuwe regeling

10-08-2021

gmb-2021-453614

Tekst van de regeling

Intitulé

VTH-beleid 2021-2024 Gemeente Westvoorne

Westvoorne, juli 2021

 

Inleiding

 

Context

Voor u ligt het vergunning-, toezicht- en handhavingsbeleid 2021-2024 (lees verder: VTH-beleid) van de gemeente Westvoorne. Dit VTH-beleid schetst het kader waarbinnen wij uitvoering geven aan de vergunning-, toezicht- en handhavingstaken (VTH-taken) op het gebied van Wabo. Dit VTH-beleid is tot stand gekomen door afstemming tussen verschillende interne en externe partijen. Het beleid is vastgesteld door het college en ter kennisname naar de gemeenteraad gestuurd.

 

Het VTH-beleid geeft weer hoe wij een eenduidige werkwijze en een integrale afweging van de inzet van beschikbare middelen willen bereiken. Het VTH-beleid biedt verder de belangrijkste basis voor het jaarlijks opstellen van de uitvoeringsprogramma’s voor VTH.

 

Vanwege de ontwikkelingen op het gebied van het Omgevingsrecht, zoals de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), verandert de komende jaren veel in de werkwijze van de VTH-taken. Om deze reden is dit VTH-beleid een dynamisch document dat wij tussentijds aanpassen indien de veranderende wet- en regelgeving hierom vraagt.

 

Waarom een VTH-beleid?

Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn voor de overheid in relatie tot inwoners en bedrijven belangrijke instrumenten. Initiatiefnemers willen graag hun initiatieven en ideeën kunnen realiseren, terwijl omwonenden en andere belanghebbenden willen dat hun belangen worden beschermd. Met dit VTH-beleid willen wij transparant zijn over wat we doen, waarom we het doen, welke keuzes we maken bij het uitvoeren van onze VTH-taken en hoe we dit hebben georganiseerd.

 

Daarnaast bepaalt het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat het college van burgermeester en wethouders beleid vaststelt voor de taken uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

De “BIG 8”

In dit beleid volgen we de systematiek van de “BIG 8” cyclus uit de wet VTH. De verschillende stappen in de cyclus vormen samen het VTH-beleid en de uitvoeringsprogramma’s. Ook geven de stappen richting aan de systematiek van doorwerking en evaluatie.

 

In dit VTH-beleid geven wij de BIG 8 cyclus weer aan de hand van iconen. Ieder icoon staat voor een bepaalde stap uit de cyclus. De cijfers in afbeelding 1 geven de hoofdstukken van dit beleid weer.

 

Op de volgende pagina geven wij de stappen van de BIG 8 cyclus schematisch weer in een leeswijzer. Hierbij leggen wij per icoon uit waar wij in welk hoofdstuk inhoudelijk op ingaan.

 

Figuur 1: De BIG 8 cyclus

 

Leeswijzer

 

Deze leeswijzer heeft als doel het duidelijk maken welk onderdeel van de BIG8-cyclus wij in welk hoofdstuk van dit VTH-beleid beschrijven. De dikgedrukte woorden zijn de onderdelen van de BIG8-cyclus. De iconen komen bij elk bijbehorend hoofdstuk terug in dit beleid en in onderliggende documenten.

 

  • 1.

    Analyse van inzichten

    • -

      Ten behoeve van de prioriteiten en doelen voor de komende beleidsperiode beschrijven we in dit hoofdstuk:

      • De verbeterpunten uit de evaluaties van afgelopen beleidsperiode.

      • De relevante ontwikkelingen voor deze beleidsperiode.

    • -

      In het uitvoeringsprogramma geven we de stand van zaken van deze ontwikkelingen.

  • 2.

    Missie, visie & doelstellingen

    • -

      De missie in hoofdstuk 2 vloeit voort uit de evaluaties en toekomstige ontwikkelingen.

    • -

      Aan de hand van onze visie bepalen we de strategie op het gebied van VTH voor deze beleidsperiode.

    • -

      Met de 5 hoofddoelstellingen in hoofdstuk 2 geven we richting aan het programma voor de komende beleidsperiode.

    • -

      Dit programma krijgt vorm in het uitvoeringsprogramma. Daar wijzen we specifieke acties toe voor dat jaar om de doelstellingen te behalen.

    • -

      We hebben een monitoringstool voor doelstellingen waarin we deze acties opnemen en waarin we de voortgang bijhouden.

  • 3.

    Risicoanalyse en prioritering

    • -

      In hoofdstuk 3 beschrijven we hoe de risicoanalyse is opgesteld en de prioritering is aangebracht.

    • -

      Door middel van deze risicoanalyse en prioritering geven wij vorm aan onze werkwijze voor de VTH-taken.

    • -

      Daarbij laten we zien wat de top 5 activiteiten voor de komende beleidsperiode op het gebied van Wabo zijn.

    • -

      In het uitvoeringsprogramma maken we de koppeling tussen de risicoanalyse en prioritering en de beschikbare en benodigde middelen.

  • 4.

    Strategieën en werkwijzen

    • -

      In hoofdstuk 4 gaan we in op de wijze waarop wij ons werk uitvoeren.

    • -

      Wij vullen dit aan met mogelijke veranderingen onder de Omgevingswet en de Wkb.

    • -

      Daarbij geven wij aan hoe de risicoanalyse en prioritering doorwerkt in de praktijk.

  • 5.

    Borging en uitvoering

    • -

      Wij maken de beschikbare middelen voor de komende beleidsperiode inzichtelijk in hoofdstuk 5.

    • -

      Aan de hand van dit inzicht kunnen we monitoren of de ge stelde doelen haalbaar zijn en/of deze moeten worden bijgesteld.

    • -

      In de uitvoeringsprogramma’s gaan wij hier voor dat specifieke jaar verder op in.

  • 6.

    Evaluatie

    • -

      Met de beleidsevaluatie maken we de beleidscyclus rond.

    • -

      In hoofdstuk 6 van het VTH-beleid beschrijven wij de methode voor de evaluatie van het VTH-beleid en het uitvoeringsprogramma.

    • -

      Jaarlijks zullen wij het uitvoeringsprogramma evalueren, zodat we eventueel bij kunnen sturen en elke beleidsperiode een evaluatie kunnen uitvoeren van het VTH-beleid.

 

1. Analyse van inzichten

 

 

Op deze pagina blikken we allereerst terug op de verbeterpunten van de afgelopen beleidsperiode. Daarna kijken we vooruit en beschrijven we welke juridische, maatschappelijke en organisatorische ontwikkelingen van invloed zijn op de VTH-werkzaamheden.

 

Terugkijken

Het vorige “Beleidsplan Toezicht en Handhaving: Bouwen en Ruimtelijke Ordening” liep in 2018 ten einde. Dit beleid was alleen gericht op de toezicht- en handhavingstaken. Dit nieuwe beleid richt zich op de V, T en H taken. Daarnaast willen we het beleid beter communiceerbaar opstellen en meer draagvlak creëren in de organisatie en bij de inwoners en bedrijven. De doelen moeten helder zijn en er moet een goede onderbouwing komen van de beschikbare en benodigde middelen. Om die reden is besloten om dit VTH-beleid en het Uitvoeringsprogramma op een nieuwe manier weer te geven.

Ten aanzien van de uitgevoerde werkzaamheden in deze periode is er een handhavingsevaluatie geschreven en is er een actielijst opgesteld met verbeterpunten voor vergunningverlening. Deze evaluatie en actielijsten worden vertaald naar actiepunten die worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma.

 

Vooruitkijken

Het collegeprogramma 2018-2022 – “De toekomst in het vizier” betreft de uitwerking van het coalitieakkoord 2018-2022. In het collegeprogramma zijn de gemaakte keuzes uit het coalitieakkoord verder uitwerkt in ambities en activiteiten op het gebied van leven, werken en wonen. Met name de ambities die zijn opgenomen onder de kop ‘Wonen’ hebben invloed op de VTH-taken. Deze ambities zijn als volgt:

  • -

    Een uitstekende leef kwaliteit en staat van de fysieke leefomgeving;

  • -

    Tijdig gesteld staan voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2022;

  • -

    Evenwichtig en toekomstbestendig woningaanbod.

Deze ambities zijn opgenomen in dit VTH-beleid.

 

Juridische ontwikkelingen

De inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen vragen de meeste aandacht. Deze twee wetten stellen de gemeente tot uitdagingen op het gebied van de werkprocessen, een andere manier van werken en financiën. Intern zijn medewerkers ingezet om deze wetswijzigingen te implementeren.

Aangezien Westvoorne voor een groot deel bestaat uit landbouw en de gemeente wordt omringd door Natura 2000 gebieden zou de toekomstige stikstofwet ook invloed kunnen hebben op de toetsingskaders bij vergunningverlening, toezicht en handhaving. De ontwikkelingen ten aanzien van deze wet worden daarom nauwlettend in de gaten gehouden.

 

Maatschappelijke ontwikkelingen

Door een reeks ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen en uitdagingen waar wij als gemeente o.a. mee te maken krijgen zoals klimaatverandering en –adaptatie, vergrijzing, de woningbouwopgave, de huisvesting van arbeidsmigranten en de opkomst van alternatieve woonvormen zoals (pre-)mantelzorgwoningen worden de VTH-werkzaamheden complexer en wellicht daarmee ook belangrijker.

 

Door deze ontwikkelingen staat de gemeente voor allerlei organisatorische en financiële vraagstukken. Dit heeft invloed op de manier van (samen)werken op het gebied van VTH. Wij zijn ons hiervan bewust en proberen hier in dit VTH-beleid op in te spelen.

 

Organisatorische ontwikkelingen

De grootste organisatorische ontwikkeling die de gemeente te wachten staat is de toekomstige fusie. De gemeente Brielle, Westvoorne en Hellevoetsluis hebben namelijk besloten vanaf 2023 een nieuwe gemeente te vormen. De gemeenten houden zich nu gezamenlijk bezig met het opstellen van het herindelingsontwerp.

 

In 2020 heeft COVID-19 grote impact gehad op de organisatie en de dienstverlening. Het virus en de daarbij horende maatregelen vereis(t)en een grote mate van flexibiliteit en aanpassingsvermogen van zowel de werknemers als de inwoners van de gemeente. Echter is door deze verandering de digitalisering van de gemeente in een stroomversnelling terecht gekomen. Aangezien een digitale werkwijze bij de uitvoering van bepaalde VTH-taken efficiënter blijkt zal dit in de toekomst, daar waar dit het geval is, voortgezet worden.

 

Omdat de afdeling VTH te maken heeft met een capaciteitsprobleem wordt er momenteel gewerkt aan een teamplan. Hierin wordt de werkvoorraad afgezet tegen de capaciteit en de bestuurlijke ambities. De inzichten uit dit teamplan kunnen een verschuiving van taken als gevolg hebben.

 

Al deze ontwikkelingen hebben invloed op de doelstellingen voor de komende periode. In hoofdstuk 2 worden deze doelstellingen uiteengezet.

2.1 Missie en visie

 

In dit hoofdstuk beschrijven wij de missie, visie en doelstellingen voor de komende beleidsperiode. Aan de hand van deze missie, de verbeterpunten van het vorige beleid en de eerder benoemde ontwikkelingen geven wij in onze visie aan hoe wij hier als VTH invulling aan geven. De visie wordt in paragraaf 2.1 verder uitgewerkt in doelstellingen. Deze visie en doelstellingen geven richting aan de komende beleidsperiode.

 

 

Missie

 

Mooi, veilig en toekomstgericht Westvoorne!

 

Visie

 

Het behouden en bevorderen van een mooie, veilige en kwalitatief hoogwaardige leefomgeving, waarin we vanuit een gelijkheidsbeginsel er naar streven om nieuwe initiatieven en ontwikkelingen mogelijk te maken en er op toezien dat dit volgens wet- en regelgeving gebeurt.

 

2.2 Doelstellingen

Wij hebben vijf doelstellingen voor de komende beleidsperiode opgesteld. Deze doelstellingen geven invulling aan de toekomstige ontwikkelingen, zoals de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen en aan onze missie en visie. Allereerst zetten we neer wat we willen bereiken (de vijf doelstellingen), daarna geven we aan wat we daarvoor gaan doen (de hoofdactiviteiten) en wanneer we tevreden zijn (het gewenste resultaat).

 

De doelstellingen zullen jaarlijks in het uitvoeringsprogramma worden uitgewerkt in activiteiten. De activiteiten zijn uitgewerkt in de Monitoringstool doelstellingen en acties van de gemeente Westvoorne (zie format in Bijlage 1 van dit VTH-beleid). In deze monitoringstool nemen we de activiteiten op, stellen we een planning vast, benoemen we de verantwoordelijke voor deze actie en de aanpak voor het komende jaar. Op die manier maken wij de doelstellingen concreet en haalbaar.

 

Doelstellingen – Wat willen we bereiken?

  • 1.

    De komende beleidsperiode verbeteren wij de naleving van de regelgeving, dringen wij het aantal overtredingen terug en voorkomen wij nieuwe overtredingen.

  • 2.

    De komende beleidsperiode bevorderen wij de rechtsgelijkheid door een eenduidige strategie en werkwijze te hanteren op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

  • 3.

    De komende beleidsperiode realiseren wij aangepaste werkwijzen en processen aan de Omgevingswet, zodat volgens de uitgangspunten van deze wet gewerkt kan worden.

  • 4.

    De komende beleidsperiode realiseren wij aangepaste werkwijzen en processen op het stelsel van private kwaliteitsborging zodat de gemeente erop toe kan zien dat de markt zijn verantwoordelijkheid neemt.

  • 5.

    De komende beleidsperiode realiseren wij een VTH-cyclus die voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor de uitvoering van de VTH-taken.

Activiteiten – Wat gaan we daarvoor doen?

  • 1.

    Inzetten op risicogericht(e) toezicht en handhaving, uitbreiding van de aanwezigheid en de zichtbaarheid van de toezichthouder in de gemeente en herziening van de informatievoorziening en communicatie.

  • 2.

    Brede verspreiding van het VTH-beleid, integratie van de werkwijze in de VTH-applicatie en periodieke herziening van de risicoanalyse en prioritering.

  • 3.

    Uitvoering van de minimale acties (opgesteld door de VNG) ten aanzien van de Omgevingswet.

  • 4.

    Uitvoering van de minimale acties (opgesteld door de VNG) ten aanzien van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

  • 5.

    Implementatie van alle onderdelen van de Big-8 cyclus, versterking van de koppeling tussen VTH en RO, opstelling van een plan voor de VTH-kwaliteitseisen en fusie brede herziening van de kwaliteitsverordening.

Gewenst resultaat – Wanneer zijn we tevreden?

  • 1.

    Indien er minder overtredingen worden begaan tijdens deze beleidsperiode ten opzicht van de vorige.

  • 2.

    Als er wordt gewerkt volgens een uniforme werkwijze, gebaseerd op de gevormde strategieën, en de prioritering sturend is voor de tijdsbesteding aan een zaak.

  • 3.

    Wanneer we voldoen aan de wettelijke (minimale) eisen voor inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • 4.

    Wanneer we voldoen aan de wettelijke (minimale) eisen voor de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

  • 5.

    Als het werken volgens de BIG-8 uit de wet VTH een vanzelfsprekendheid is en die voor alle medewerkers een tastbare bijdrage levert aan de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken.

3. Risicoanalyse en prioritering

 

Er zal nooit voldoende capaciteit zijn om alle VTH-taken uitputtend uit te voeren. Een VTH-beleid opstellen, betekent dan ook keuzes maken en prioriteiten stellen. Dit gebeurt aan de hand van een prioriteitstelling waar een risicoanalyse aan ten grondslag ligt. Hiermee maakt het team vergunningen, toezicht en handhaving keuzes ten aanzien van de inzet van capaciteit en middelen.

 

 

Om de medewerkers zo effectief mogelijk in te zetten, is bepaald welke activiteiten binnen een gemeente prioriteit hebben en welke minder. Deze afweging vindt plaats door toepassing van een risicomodel. Het model biedt de mogelijkheid om op basis van een risico inschatting en prioritering de inzet te bepalen. Deze inschatting wordt gezamenlijk gemaakt.

 

De inzet op activiteiten met een lage prioriteit is minder dan op activiteiten met een hoge prioriteit. Hierbij kan gedacht worden aan de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag of een toezichtmoment, de bezoekfrequentie van toezicht en de wijze waarop handhavingsverzoeken in behandeling worden genomen (nu doen of later inplannen).

 

Uitleg risicoanalyse en prioritering

Voor alle relevante activiteiten die in het kader van de Wabo worden uitgevoerd, is een risico inschatting gemaakt. Dit risico zijn bepaald volgens een vaste methodiek, waarbij verschillende beoordelingscriteria in acht zijn genomen, te weten:

  • -

    Gezondheidsrisico’s

  • -

    Veiligheidsrisico’s

  • -

    Risico’s voor de leefomgeving

  • -

    Financiële risico’s

  • -

    Bestuurlijke imagoschade

De score is bepaald door voor elk criterium een inschatting te maken van het effect van slecht naleefgedrag. Dit levert een risico inschatting op ten aanzien van de effecten van slecht naleefgedrag. Gezien het feit dat bij sommige activiteiten vaker sprake is van overtredingen en dus een grotere kans op slecht naleefgedrag, wordt aanvullend bepaald wat het risico is op slecht naleefgedrag. Afhankelijk van het algemene risico op slecht naleefgedrag, komt er nog een vermenigvuldiging van het gemiddelde risico van het effect van slecht naleefgedrag.

 

De prioritering staat weergegeven in Bijlage 1 van dit VTH-beleid. De werkwijze prioritair werken en een uitwerking van de risicoanalyse en prioritering per taakveld is te vinden in Bijlagen 3 en 4 van de VTH-beleid bijlagenbundel.

 

Hieronder geven we de 5 categorieën van de Wabo en met hoogste én laagste prioriteit weer. Voor het opstellen van de top 5 is rekening gehouden met het verwachtte aantal aanvragen, meldingen en overtredingen op jaarbasis. Zo wordt voorkomen dat de top 5 bestaat uit activiteiten die (vrijwel) nooit voorkomen.

 

Tabel 1: Top 5 hoogste prioriteiten Wabo

Top 5 hoogste prioriteiten Wabo

Omgevingsvergunning brandveilig gebruik

Hoog

Slopen/veranderen in beschermd stads- en dorpsgezicht of monument complex

Hoog

Logiesfunctie eenvoudig

Hoog

Woonfunctie complex

Hoog

Woonfunctie eenvoudig

Hoog

 

Tabel 2: Top 5 laagste prioriteiten Wabo

Top 5 laagste prioriteiten Wabo

Reclame

Laag

Bouwwerken onder Wkb bouwbesluittoetsvrij

Laag

Uitvoeren werk en werkzaamheden (aanleggen)

Laag

Bouwwerken geen gebouw zijnde eenvoudig

Laag

Winkelfunctie eenvoudig

Laag

 

4. Strategieën en werkwijzen

 

De werkwijze waarop wij de doelen en prioritair werken willen bereiken is vastgelegd in de uitvoeringstrategieën. De strategieën zijn gebaseerd op landelijke strategieën (gedogen en sanctioneren) en zijn aangevuld met gemeentelijke strategieën. In de figuur hieronder is de samenhang tussen de strategieën weergegeven. In de bijlagenbundel van dit VTH-beleid zijn de strategieën nader uitgewerkt.

 

Figuur 2: De Uitvoeringsstrategieën

 

5. Borging en uitvoering

 

 

Financiële middelen

Om de VTH-taken uit te kunnen voeren en de beleidsdoelen te realiseren, zijn financiële en personele middelen nodig. Dit benodigd budget is geborgd in de begroting. De inzet van middelen lichten wij jaarlijks toe binnen de uitvoeringsprogramma’s.

 

Uitvoeringsprogramma

Het VTH-beleid werken wij jaarlijks uit in uitvoeringsprogramma’s voor zowel vergunningverlening, als toezicht en handhaving. In het uitvoeringsprogramma beschrijven we de prioriteiten, doelen, activiteiten en methoden uit dit beleid op operationeel niveau. Het uitvoeringsprogramma is dan ook een concreet actieplan voor het betreffende jaar. Wij beschrijven in de doelstellingentool welke activiteiten wij in het betreffende jaar oppakken. Daarbij geven wij in het uitvoeringsprogramma aan hoe de (financiële en personele) middelen in het betreffende jaar worden ingezet en waar eventuele tekorten zijn. Het uitvoeringsprogramma sturen wij naar de provincie (IBT) en ter kennisname naar de gemeenteraad.

 

Uitvoering proces

De werkwijzen van vergunningverlening, afhandeling van meldingen en toezicht en handhaving zijn vertaald naar specifieke procesbeschrijvingen. Deze procesbeschrijvingen zijn bekend gemaakt bij alle betrokken medewerkers en zijn geborgd binnen de organisatie. Nieuwe medewerkers worden ingewerkt aan de hand van deze werkbeschrijvingen.

 

Afstemming ketenpartners

Een goede samenwerking tussen de gemeente en haar partners is van belang. Samenwerking levert kwalitatief sterkere adviezen op die zijn gebaseerd op gedeelde informatie en uitgangspunten.

 

De onderdelen van het VTH-beleid die betrekking hebben op de strafrechtelijke handhaving hebben wij afgestemd met de politie en het Openbaar Ministerie. Daarnaast hebben wij met verschillende ketenpartners, zoals de DCMR Milieudienst Rijnmond, de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, de GGD en woningcorporaties afspraken gemaakt over de afstemming en samenwerking op het gebied van VTH-taken. In de strategieën en werkwijze is opgenomen hoe dat per uitvoeringsstrategie vorm krijgt.

 

Personele middelen

De wet VTH stelt eisen ten aanzien van de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. Deze kwaliteitscriteria bestaan uit twee elementen, namelijk procescriteria en eisen ten aanzien van de kritieke massa (kwaliteitscriteria 2.2).

 

De kwaliteitscriteria 2.2 stelt eisen ten aanzien van vakmanschap voor de uitvoering van de VTH-taken. De kwaliteitscriteria beschrijven de minimale kwaliteitseisen op verschillende indicatoren. Deze indicatoren zijn opleiding, kennis, ervaring, frequentie van uitvoeren (aantal ‘vlieguren’) en menskracht. Er is hierbij onderscheid gemaakt tussen 27 verschillende deskundigheidsgebieden. Aan deze deskundigheidsgebieden zijn specifieke activiteiten gekoppeld.

 

Op dit moment hebben wij niet in beeld of wordt voldaan aan de kwaliteitscriteria 2.2. Hier zal na de fusie extra aandacht aan worden besteed.

 

Kwaliteitsverordening

Wij hebben in 2017 een kwaliteitsverordening vastgesteld. Hierin hebben wij opgenomen welke eisen wij stellen aan de uitvoeringsorganisaties en of wij voldoen aan de kwaliteitscriteria en zo niet, een motivatie waarom wij daar van afwijken.

6. Evaluatie

 

De laatste stap van de BIG 8 cyclus is de evaluatie. In dit hoofdstuk beschrijven wij de onderdelen en op welke manier wij deze evalueren.

 

Evaluatie uitvoeringsprogramma’s

Jaarlijks moeten wij rapporteren over de uitvoering van het vastgestelde uitvoeringsprogramma en evalueren in hoeverre de gestelde doelen zijn bereikt en activiteiten zijn uitgevoerd. Hierbij wordt minimaal beoordeeld of:

 

  • -

    Voorgenomen activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd.

  • -

    De uitvoering van deze activiteiten uit het uitvoeringsprogramma hebben bijgedragen aan de voortgang van de beleidsdoelen uit het VTH-beleid.

  • -

    Het VTH-beleid (mede op basis van bovenstaande) eventueel aangepast dient te worden.

Aan de hand van de monitoringstool kunnen we de eerste twee punten evalueren. De rapportage en evaluatie documenteren wij in een jaarverslag. De resultaten van de evaluatie worden gebruikt voor het uitvoeringsprogramma van het volgende jaar.

 

Evaluatie VTH-beleid

Periodiek, maar in ieder geval nadat een beleidsperiode is verstreken en ook voor 1 mei, evalueren wij het VTH-beleid. Er wordt dan beoordeeld of:

 

  • -

    Vastgestelde beleidsdoelen uit het VTH-beleid zijn bereikt.

  • -

    De voorgenomen activiteiten uit het uitvoerings- en handhavingsbeleid zijn uitgevoerd.

  • -

    Er aan de afspraken is voldaan die met externe partijen zijn gemaakt.

Ook deze evaluatie documenteren wij in een jaarverslag en de resultaten worden gebruikt voor het nieuwe VTH-beleid van de volgende beleidsperiode en het uitvoeringsprogramma van het volgende jaar.

Bijlage 1: Format van de Monitoringstool doelstellingen en acties VTH-beleid 2021-2024

 

 

Bijlage 2: Prioritering

 

De uitwerking van de risicoanalyse en prioritering per taakveld is terug te vinden in Bijlage 4 van de VTH-beleid bijlagenbundel 2021-2024.

 

Tabel 3: Prioritering per taakveld

Prioritering per taakveld

Bouwen

Bouwwerken onder Wkb bouwbesluittoetsvrij

1. Laag

Woonfunctie eenvoudig

3. Hoog

Woonfunctie complex

3. Hoog

Bijeenkomstfunctie eenvoudig

2. Gemiddeld

Bijeenkomstfunctie complex

3. Hoog

Celfunctie eenvoudig

3. Hoog

Celfunctie complex

4. Zeer hoog

Gezondheidszorgfunctie zonder bedgebied (eenvoudig)

2. Gemiddeld

Gezondheidszorgfunctie met bedgebied (complex)

4. Zeer hoog

Industriefunctie eenvoudig

2. Gemiddeld

Industriefunctie complex

4. Zeer hoog

Agrarisch eenvoudig

2. Gemiddeld

Agrarisch complex

3. Hoog

Kantoorfunctie eenvoudig

1. Laag

Kantoorfunctie complex

2. Gemiddeld

Logiesfunctie eenvoudig

3. Hoog

Logiesfunctie complex

3. Hoog

Onderwijsfunctie eenvoudig

3. Hoog

Onderwijsfunctie complex

3. Hoog

Sportfunctie eenvoudig

2. Gemiddeld

Sportfunctie complex

3. Hoog

Winkelfunctie eenvoudig

1. Laag

Winkelfunctie complex

3. Hoog

Overige gebruiksfuncties eenvoudig

1. Laag

Overige gebruiksfuncties complex

2. Gemiddeld

Bouwwerken geen gebouw zijnde eenvoudig

1. Laag

Bouwwerken geen gebouw zijnde complex

3. Hoog

Ruimtelijke ordening

Uitvoeren werk en werkzaamheden (aanleggen)

1. Laag

Handelen in strijd met het bestemmingsplan regulier

2. Gemiddeld

Handelen in strijd met het bestemmingsplan uitgebreid

2. Gemiddeld

Handelen in strijd met het bestemmingsplan tijdelijk

2. Gemiddeld

Brandveiligheid

Omgevingsvergunning brandveilig gebruik

3. Hoog

Melding brandveilig gebruik

3. Hoog

Sloop

Sloopvergunning (o.b.v. bestemmingsplan)

1. Laag

Slopen/veranderen in beschermd stads- en dorpsgezicht of monument eenvoudig

2. Gemiddeld

Slopen/veranderen in beschermd stads- en dorpsgezicht of monument complex

3. Hoog

Sloopmelding

2. Gemiddeld

Verordeningen

Reclame

1. Laag

 

Bijlage 3: VTH-beleid bijlagenbundel 2021-2024

 

Inleiding

 

Voor u ligt de bijlagenbundel van het VTH-beleidsplan 2021-2024 van de gemeente Westvoorne . Hierin vindt u de werkwijze en strategie van de gemeente bij de uitvoering van vergunningen, toezicht en handhaving op het gebied van de Wabo-taken.

 

Met het VTH-beleidsplan geeft de gemeente Westvoorne het beleidsmatig kader voor de uitvoering van de handhavingsbevoegdheden. Op basis van de verplichting die voortvloeit uit de Wabo omvat dit taakveld de deelterreinen ruimtelijke ordening, bouwen, slopen.

 

Dit VTH-beleidsplan is opgesteld op het verzoek van het college van burgemeester en wethouders en is tevens een verplichting naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wabo en de kwaliteitseisen die onderbracht zullen worden in de nieuwe wet VTH. Op grond van deze wet en de daarvan afgeleide Verordening Kwaliteit VTH hebben gemeenten, het college van B&W, de plicht een integraal vergunningen-, toezicht en handhavingsbeleid te formuleren en dat jaarlijks uit te werken in uitvoeringsprogramma’s. Hierin wordt nauwkeurig omschreven welke activiteiten en acties ieder jaar worden ondernomen, in relatie tot de beschikbare capaciteit. Het uitvoeringsprogramma is de ‘concretisering’ van het beleid. Het college informeert de gemeenteraad en partners over het vastgestelde beleid en de uitvoeringsprogramma’s.

 

Het VTH-beleidsplan heeft een ‘levensduur’ van vier jaar. Na verloop van deze termijn zal een volledige evaluatie plaatsvinden. Omdat de gemeente Westvoorne in 2023 fuseert met de Gemeente Hellevoetsluis en de gemeente Brielle in de gemeente Voorne aan Zee zal de levensduur van dit VTH-beleidsplan tot de fusie zijn. Daarna worden de beleidsplannen geïntegreerd.

 

Het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geëvalueerd in een jaarverslag. Aan de hand van deze jaarlijkse evaluatie kan tussentijds worden bijgestuurd. De resultaten van vergunningverlening, toezicht en handhaving worden periodiek aan het afdelingshoofd verstrekt en aangeboden aan het college.

 

De wet VTH gaat beleidsneutraal over in de Omgevingswet. De artikelen die de verplichtingen voor het VTH-beleid en bijbehorende documenten regelen, staan vanaf inwerkingtreding van de Omgevingswet in het Omgevingsbesluit. Het VTH-beleidsplan zal na inwerkingtreding van de Omgevingswet (gepland op 1 januari 2022) waar nodig moeten worden herzien. De strategieën in deze bijlagebundel zijn wel alvast getoetst aan de wetgeving in het Omgevingsbesluit.

 

De vergunningen, het toezicht en de handhaving zullen zo veel mogelijk op integrale wijze worden uitgevoerd. Voor een groot deel is bij het opstellen van dit beleidsplan aansluiting gezocht bij reeds bestaande strategieën van de DCMR Milieudienst Rijnmond die vergunningen-, toezichts- en handhavingstaken namens de gemeente Westvoorne uitvoert. Ook is in het kader van de toekomstige gemeentelijke fusie is afstemming gezocht met het VTH-beleidsplan van de gemeente Hellevoetsluis en gemeente Brielle.

 

Leeswijzer

Het gemeentelijke VTH-beleid bestaat uit twee onderdelen. Het eerste deel geeft op een visuele manier kort de hoofdlijnen weer van de visie, uitgangspunten, doelen, prioriteiten en strategieën op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Het tweede deel is de voorliggende bijlagenbundel waar de strategieën uit het eerste deel gedetailleerd worden uitgewerkt.

 

Bijlage 1: Preventiestrategie

 

In de preventiestrategie wordt beschreven welke middelen kunnen worden ingezet om de spontane naleving van de regelgeving te vergroten en overtreding te voorkomen. Binnen de gemeente Westvoorne is er voor gekozen om gebruik te maken van de ‘Tafel van Elf’. Dit bestaat uit verschillende dimensies die moeten worden beschouwd als gedragswetenschappelijke variabelen die nalevingsgedrag beïnvloeden. Door ze systematisch na te lopen, vormen ze een hulpmiddel voor de wetgever om te komen tot naleefbare wetgeving. In Tabel 1 worden de dimensies toegelicht.

 

Tabel 1: De ‘Tafel van Elf’

Dimensies van spontane naleving

1.

kennis van regels

Soms is de regelgeving vaag of complex. Het wordt niet begrepen door de doelgroep. Hier prevaleert communicatie boven sanctioneren

2.

kosten en baten

Hier is calculerend gedrag aan de orde: is een overtreding lonend? Hier past sanctioneren en communiceren, maar dan als ‘naming and shaming’

3.

mate van acceptatie

Wordt het beleid door de doelgroep (burger of bedrijf) onderschreven? Betrek belangengroepen bij de formulering van het beleid.

4.

normgetrouwheid doelgroep

Het gaat hier om respect en vertrouwen. Een moeilijk te beïnvloeden dimensie, waarbij rekening moet worden gehouden met een sterke individualisering van de maatschappij

5.

niet-overheidscontrole

De door de doelgroep ingeschatte kans op een positieve- of juist een negatieve sanctionering van hun gedrag. In deze categorie bevindt zich de bewuste overtreder met een calculerend gedrag.

Handhavingsdimensies

6.

meldingskans

De door de doelgroep ingeschatte kans dat een overtreder door een derde wordt gemeld (het verzoek om handhaving of klacht) en dat er vervolgens door de overheid daadwerkelijk wordt opgetreden

7.

controlekans

De kans dat daadwerkelijk wordt gecontroleerd wordt ingeschat door de doelgroep. Als de overheid “bekend staat” als één, die nauwelijks controleert of sanctioneert dan geeft dat aan het begaan van overtredingen een onjuiste impuls. Handhavingsbeleid moet stellig zijn en uitvoeringsresultaat laten zien. Communicatie van handhavingsresultaat werkt in die zin weer preventief

8.

detectiekans

Als er wordt gecontroleerd, dan kan niet altijd alles worden waargenomen. In controlerapporten gaan wij altijd uit “van het moment van de controle, voor zover wij hebben kunnen vaststellen”. Die laatste zin staat symbool voor de detectiekans, dikwijls behorend bij de calculerende overtreder

9.

selectiviteit

Bij dit item behoort het uitvoeren van toezicht op basis van een naleefstrategie, waarbij recidivisten nadrukkelijker en frequenter worden gecontroleerd. De categorie “bewuste overtreders” calculeren de pakkans al in bij de dimensies controlekans respectievelijk detectiekans

10.

sanctiekans

In deze categorie zit het bewuste calculerende gedrag van een potentiële overtreder. De overheid kan na constatering van overtredingen sancties opleggen. Dit gebeurt echter niet altijd. Dit hangt af van zaken als het sepotbeleid, de bewijsbaarheid van overtredingen en het eventuele gedoogbeleid. Daardoor is het relevant te beoordelen in hoeverre de doelgroep verwacht straf te krijgen voor bepaalde overtredingen, ofwel naar de gepercipieerde sanctiekans.

11.

sanctie-ernst

De hoogte van een sanctie heeft direct te maken met de hoogte van een dwangsom en/of de impact van bestuursdwang respectievelijk de gevolgen van een proces-verbaal. Ook kosten gerechtelijke kosten kunnen een rol spelen. Het proces van sanctieoplegging kan ook bijkomende, immateriële nadelen hebben zoals het verlies van reputatie. De hoogte en ernst van de verschillende soorten sancties zal niet op alle doelgroepen dezelfde impact hebben. De snelheid en zekerheid van sanctieoplegging kan die impact vergroten, bijv. via het beleid van lik-op-stuk.

 

Voor de gemeente Westvoorne betekent toepassing van de ‘Tafel van Elf’:

  • 1.

    Vereenvoudiging, vermindering en verduidelijking van regelgeving → acceptatie vergroten.

  • 2.

    Door de inzet van meerdere ‘modellen’ (zie toezichtstrategie), de detectiekans vergroten → zichtbaar zijn, inprenting dat overtredingen niet onopgemerkt blijven.

  • 3.

    Startgesprekken met vergunninghouders → voorkomen is beter dan genezen

  • 4.

    Gerichte acties aankondigen → overtreden onaantrekkelijker maken.

  • 5.

    Mediation bij tegengestelde belangen → oplossingsgericht met tegengestelde belangen omgaan.

Juist om meer preventief te handelen, is er voor gekozen om van dit beleidsstuk een VTH-beleid flyer te maken, waarin wordt aangegeven wat de burger van de gemeente kan verwachten op het gebied van vergunningen, toezicht en handhaving.

 

Bijlage 2: Communicatiestrategie

 

In het vergunningen-, toezicht- en handhavingsproces is communicatie van groot belang. De boodschap die moet worden overgedragen moet duidelijk zijn. Mensen moeten weten wat de mogelijkheden zijn en welke stappen nodig zijn om het doel te bereiken. Daar komt bij dat duidelijke verwachtingen moeten worden geschept. Dit geldt ook voor situatie waarbij in eerste instantie geen oplossing wordt gezien. Om deze werkwijze te vergemakkelijken zijn de volgende uitgangspunten opgesteld:

  • 1.

    Het uitgangspunt is dat wij in gesprek gaan, zodra wij een overtreding constateren.

  • 2.

    De inzet van het gesprek is een oplossing voor het probleem.

  • 3.

    Als het mogelijk is wordt vooraf een afspraak voor een controle gemaakt. Dit wordt alleen niet gedaan wanneer het van belang is om de meest actuele situatie waar te nemen.

  • 4.

    Wij communiceren open, geven het vervolgtraject aan en noemen termijnen. Het doel is om deze termijnen daadwerkelijk na te komen. Wanneer de termijnen niet worden gehaald dan wordt hier tijdig over gecommuniceerd en wordt aangegeven wat hiervoor de reden is.

  • 5.

    Wij gaan niet alleen het gesprek aan, maar proberen ook in gesprek te blijven.

  • 6.

    Indien oplossingen niet mogelijk blijken, wordt een handhavingstraject altijd aangekondigd. Spoedeisende situaties of herhaling van overtredingen kunnen een alternatieve aanpak rechtvaardigen.

  • 7.

    Afspraken worden vastgelegd en schriftelijk of per e-mail bevestigd

  • 8.

    Wij communiceren regelmatig over (de uitvoering van) vergunningverlening, toezicht en handhaving via de website of plaatselijke krant.

  • 9.

    Van dit beleidsstuk is (in begrijpelijk taal) een ‘spreadsheet gemaakt. Hiermee willen wij bereiken dat het beleid voor de burger duidelijk is.

  • 10.

    De toezichthouder brengt het bezoek aan het perceel en stelt zich in eerste instantie voor aan de eigenaar en legitimeert zich. Wanneer het brengen van het bezoek niet uitkomt dan wordt een ander afspraak gemaakt. Een uitzondering op deze werkwijze kan worden gemaakt wanneer het noodzakelijk wordt geacht om de situatie direct te beoordelen.

Bijlage 3: Nalevingsstrategie

 

Alle activiteiten die erop zijn gericht om ervoor te zorgen dat regels worden nageleefd, worden samengebracht in een nalevingsstrategie. Deze activiteiten kunnen weer worden ingedeeld in een preventiestrategie, een toezichtstrategie en een handhavingsstrategie (die weer onderverdeeld kan worden in een sanctie- en gedoogstrategie). Het is erg belangrijk om, voorafgaand aan de behandeling van de verschillende strategieën, eerst te kijken bij welke groep ‘overtreders’ welke aanpak ‘past’. Het is belangrijk om te vermelden dat het hier gaat om een model, dat uitgaat van ‘kleine’ overtredingen tot aan ‘grote’ overtredingen, die zich meer in het criminele circuit afspelen. Gelukkig bevinden de overtredingen zich binnen de gemeente Westvoorne voornamelijk in de onderste laag en nauwelijks in de bovenste. Voor de beeldvorming is het echter van belang dat alle mogelijkheden worden belicht.

 

Figuur 1: De primades van groepen overtreders en de bijpassende aanpak.

 

De bovenstaande piramides geven een weergave van vier groepen overtreders. Zoals hiervoor aangegeven vormt het topje van de piramide crimineel en calculerend gedrag. Dit komt nauwelijks voor. De overtredingen binnen de gemeente Westvoorne bevinden zich voornamelijk in de eerste twee categorieën en een enkele keer in de derde categorie. Deze groepen worden onderstaand behandeld, met daarbij de meest geschikte aanpak.

 

Tabel 2: Toelichting van de groepen overtreders en de bijpassende aanpak

Groepen

Toelichting

Aanpak

Groep 1

Overtredingen die gering van aard zijn en slechts een kleine correctie vergen. Het betreft de grootste groep overtredingen. Overtreding vindt veelal plaats vanwege gebrek aan kennis, onkunde, overmacht en de beeldvorming dat er in het algemeen weinig wordt nageleefd. Het gros is wel bereid de regels na te leven en mee te denken in het ‘collectieve belang’.

Resultaat door:

  • Informeren

  • Adviseren

  • Beperkte inspectie

  • Naleving stimuleren

  • (oplossingsgericht) gesprek aangaan.

Groep 2

Deze groep heeft minder op met collectief belang en heeft een “moet kunnen” mentaliteit. Regels hebben een beperkte betekenis voor deze groep.

Resultaat door:

  • Preventie

  • Intensieve controle

  • (oplossingsgericht) gesprek aangaan

  • Zo nodig dwangsom, bestuursdwang of boete

Groep 3

Regels en daarachter liggende belangen hebben voor deze groep geen betekenis. Alleen de pakkans en de daaropvolgende straf kunnen hen ervan weerhouden om in strijd met de regels te handelen. Opportunistisch en calculerend gedrag. Let wel, dit is een kleine groep overtreders en komt niet veel voor.

Resultaat door:

  • Intensieve controle

  • Dwangsom, bestuursdwang, boete of strafvervolging

  • Melding OM / aangifte

Groep 4

Criminele organisaties en individuen. Het gaat vaak gepaard met geweld en andere vormen van criminaliteit. Deze groep vormt het topje van de piramide en komt zelden voor.

Resultaat door:

  • Strafvervolging

  • Evt. Bibob

 

Uit het voorgaande blijkt dat er een mix van instrumenten, preventief en repressief, moet worden ingezet om het naleefgedrag bij burgers, bedrijven en organisaties te verbeteren.

 

Bijlage 4: Vergunningenstrategie

 

In dit hoofdstuk wordt de vergunningenstrategie uiteengezet. Eerst worden essentiële uitgangspunten benoemd die gelden bij de uitvoering van vergunningverlening en het afhandelen van meldingen. Vervolgens worden de relevante toetsingskaders beschreven. Hierna wordt algemeen inzicht gegeven in de werkwijze bij vergunningverlening en de afhandeling van meldingen.

 

4.1 Uitgangspunten

Hieronder volgen de uitgangspunten die de gemeente hanteert bij de behandeling van vergunningaanvragen en de afhandeling van meldingen.

  • -

    Dienstverlenend: De gemeente heeft dienstverlening hoog in het vaandel. Dit betekent dat de gemeente Westvoorne zorgt dat de (potentieel) aanvrager in direct contact staat met de gemeente. Hiervoor worden per aanvraag een vergunningverlener aangesteld. Deze vergunningverlener is verantwoordelijk voor het proces van de aanvraag en voor de communicatie naar de aanvrager.

  • -

    Positieve grondhouding: De gemeente behandelt vergunningaanvragen vanuit een positieve blik. De gemeente zet zich in om een aanvraag samen met de aanvrager te kunnen realiseren binnen de vastgestelde kaders. Ofwel, de gemeente hanteert een ‘ja, mits’ houding.

  • -

    Rechtvaardig en gelijkwaardig: De gemeente hanteert uiteraard een zo gelijk mogelijke behandeling voor iedere inwoner. Daarnaast handelt de gemeente conform wet- en regelgeving. Dit betekent in de praktijk dat de gemeente niet alle aanvragen kan vergunnen.

  • -

    Verantwoordelijkheid bij inwoners: De gemeente acht de aanvrager verantwoordelijk voor het indienen van een volledige aanvraag. De gemeente heeft hierbij een toetsende en kader stellende rol, maar geen adviserende. Echter betekent dit niet dat de gemeente zich afzijdig houdt aan de ‘voorkant’. De gemeente zet zich in om de (potentieel) aanvrager te informeren, begeleiden en faciliteren. Dit gebeurt onder andere door de informatievoorziening over (omgevings)vergunningen op de website en de vergunningencheck op het Omgevingsloket.

  • -

    Integraal: De gemeente hanteert een zoveel mogelijk integrale werkwijze, waarbij niet alleen sec naar de vergunning wordt gekeken, maar ook naar de andere gevolgen die het verlenen van de vergunning met zich meebrengt. Hierbij kan worden gedacht aan milieuregelgeving of regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid. Om die reden onderhouden de vergunningverleners nauw contact met andere interne en externe adviseurs.

4.2 Toetsingskaders

De toetsingskaders die gelden bij een vergunningaanvraag of de afhandeling van een melding worden hieronder uiteengezet.

 

4.2.1 Bestemmingsplan

Iedere aanvraag wordt door een vergunningverlener getoetst aan de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan, dan wel het geldende planologisch regime. Hierbij wordt gekeken naar de omgevingsvisie Westvoorne 2030 en de parapluherziening erfafscheiding, B&B gastenverblijf en parkeren.

 

4.2.2 Welstand

De gemeenteraad heeft welstandscriteria en de wijze waarop getoetst wordt vastgesteld in de ‘Nota ruimtelijke kwaliteit 2012’. Iedere aanvraag voor het wijzigen van een bouwwerk wordt conform deze welstandsnota getoetst. Indien de aanvraag niet ambtelijk kan worden afgedaan, wordt deze voor advies voorgelegd aan de commissie Ruimtelijke kwaliteit.

 

4.2.3 Bouwbesluit 2012

De gemeente Westvoorne toetst bouwwerken aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Het Bouwbesluit 2012 beschrijft de landelijk geldende voorschriften en technische eisen waaraan bouwwerken dienen te voldoen.

 

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet (gepland op 1 januari 2022) vervalt het huidige Bouwbesluit 2012 en worden de technische bouwvoorschriften opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Na de inwerkingtrede van de Wkb (ook gepland op 1 januari 2022) toetst de gemeente niet langer of bouwwerken voldoen aan de voorschriften van het Bouwbesluit (tegen die tijd het Bbl). De toetsing op dit vlak wordt namelijk (deels) geprivatiseerd onder de Wkb. De nieuwe wet geldt eerst alleen nog voor de “Gevolgklasse 1 bouwwerken” (gedefinieerd in artikel 1:35 Bouwbesluit en artikel 2.15ter Bbl). Na 1 januari 2024 wordt de werking mogelijk uitgebreid tot alle nieuwe bouwwerken.

 

4.2.4 Brandveiligheid

Aanvragen om vergunning in verband met nieuwbouw, uitbreiding en verbouw (met uitzondering aan- en verbouwen en van nieuwbouw van enkelvoudige grondgebonden woningen) worden door de gemeenten ingeboekt en doorgestuurd naar de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). De beoordeling van de brandveiligheid handelt de VRR verder af. Echter blijft de gemeente hierbij wel het bevoegd gezag. Hieromtrent zijn werkafspraken gemaakt die staan beschreven in Bijlage 8 Samenwerking: intern en extern.

 

4.2.5 Bouwverordening

In de gemeentelijke ‘Bouwverordening Westvoorne 2012’ staan voorwaarden waaraan bouwwerken dienen te voldoen. Deze voorwaarden gelden als criteria voor een vergunningaanvraag.

 

4.2.6 Constructieve toetsing & quickscan

De constructieve toetsing valt in gemeente Westvoorne onder de toezichttaken. Hiervoor wordt extern advies ingewonnen bij een constructiebureau. Voor een aantal kleine zaken kan worden volstaan met een constructieve quickscan. De volgende zaken komen hiervoor in aanmerking:

  • -

    Beoordeling constructie van een nieuw te maken dakkapel;

  • -

    Een opvangconstructie van bijvoorbeeld een doorbraak in een bouwmuur in een woning;

  • -

    De constructie van een klein bijgebouw, bijvoorbeeld een garage of schuur bij een woning;

  • -

    De constructie van een vergunningsvrije aanbouw bij een woning.

Deze quickscan kost maximaal een kwartier tijd. De controle/beoordeling zal dan bestaan door enkel de bouwkundige en/of constructieve tekening te openen en deze te beoordelen of de constructie “vreemde” gebreken vertoont. De constructieve berekening(en) worden dan ook niet meer inhoudelijk gecontroleerd/beoordeeld. Er wordt hooguit naar de belastingaanname gekeken.

 

4.2.7 Erfgoedverordening

De omgevingsvergunning voor (in ieder opzicht wijzigen van) monumenten (Rijksmonumentenlijst), beeldbepalende panden (cultuurhistorisch waardevolle objecten) en beschermde stads- en dorpsgezichten (Ontginningen Voornes Duin) vergt bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed. In de gemeente is de Erfgoedcommissie, als onderdeel van de commissie Ruimtelijke kwaliteit, aangesteld om hierover advies uit te brengen. Zij hanteren hierbij de ‘Erfgoedverordening gemeente Westvoorne 2008’ als toetsingskader.

 

4.2.8 Stikstof

Als resultaat van de stikstofproblematiek in Nederland dienen alle stikstofrelevante nieuwe activiteiten of wijzigingen te beschikken over een vergunning in het kader van de Wet Natuurbescherming. Alleen situaties waarbij met zekerheid kan worden gesteld dat de werkelijk veroorzaakte depositie niet groter is dan 0,00 mol/ha/jaar op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, kunnen in het kader van de Wet Natuurbescherming worden afgehandeld zonder vergunning. Alle nieuwe activiteiten die binnen de Natura 2000-gebieden vallen moeten deze vergunning dus hebben. Dit is dan ook één van de toetsingskaders van de gemeente.

 

Om de lasten voor kleine woningbouwplannen niet te groot te laten zijn is de gemeente bezig met het bepalen van een algemene grens waaronder woningbouw op voorhand kan worden bestempeld als zijnde niet-stikstofrelevant. Op deze manier kunnen kleine woningbouwplannen worden afgehandeld zonder uitgebreide stikstofberekening en zonder vergunning in het kader van de Wet Natuurbescherming.

 

4.3 Werkwijze bij vergunningverlening

Hieronder wordt eerst uiteengezet hoe prioritair gewerkt wordt bij de behandeling van vergunningen en meldingen. Vervolgens wordt een algemeen proces van vergunningverlening geschetst.

 

4.3.1 Toetsingsdiepte van aanvragen: prioritair werken

Er zal nooit voldoende capaciteit zijn om alle vergunningaanvragen en meldingen volledig te toetsen. Beleid maken betekent keuzes maken. In het algemene VTH-beleid 2021-2024, vastgesteld door het college van burgemeester & wethouders, zijn daarom categorieën vastgesteld. Deze categorieën zijn vervolgens geprioriteerd op basis van een risicoanalyse. In Bijlage 9: Werkwijze prioritair werken wordt uiteengezet hoe intensief de gemeente toetst per prioriteit. Mede op basis hiervan kan uiteindelijk de capaciteit worden vastgesteld.

 

4.4 Werkwijze bij de afhandeling van meldingen

Onderstaand wordt de werkwijze bij de afhandeling van (diverse) meldingen in kaart gebracht.

 

4.4.1. Meldingen sloop en asbestverwijdering

Inwoners van de gemeente dienen voor het uitvoeren van sloopwerkzaamheden en/of asbestverwijdering digitaal een melding te doen via het OmgevingsLoket Online.

 

Voor slopen geldt een meldingsplicht of (indien in bestemmingsplannen of Erfgoedverordening geregeld) een vergunningplicht. De sloopmelding of –aanvraag wordt behandeld op de thema’s omgeving, archeologie, cultuurhistorie, bodem, asbest, milieugevaarlijke stoffen en sloopafval.

Wanneer het gaat om een beperkte hoeveelheid (minder dan 10 m3), mogen particulieren het asbest- dan wel sloopmateriaal zelf verwijderen en afvoeren. In dit geval dient de inwoner minimaal vijf dagen van tevoren een melding te maken. Wanneer het gaat om grotere hoeveelheden dient hier een gespecialiseerd bedrijf voor ingeschakeld te worden. In dit geval dient er minimaal vier weken van tevoren een melding te worden gedaan bij de gemeente.

 

De afhandeling van asbestverwijdering/slopen met asbesthoudende materialen is uitbesteed aan de DCMR Milieudienst Rijnmond. Sloopmeldingen zonder asbest zullen blijvend worden afgedaan door de gemeente.

 

4.4.2. Meldingen brandveilig gebruik

Gebouwen moeten brandveilig worden gebruikt. Hiervoor gelden landelijks regels die zijn vastgesteld in het Bouwbesluit 2012, paragraaf 1.7. De gebruiksmelding moet ten minste vier weken voor aanvang van het gebruik van het bouwwerk worden gedaan. Bij de behandeling van de meldingen brandveilig gebruik vraagt de gemeente advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

 

4.4.3. Meldingen gesloten bodemsystemen

Per 1 juli 2013 geldt er een meldingsplicht voor gesloten bodemsystemen. Een gesloten bodemsysteem is een installatie waarmee door gesloten leidingen vloeistof door de bodem wordt geleid om aan de bodem warmte of kou te onttrekken. Deze warmte of kou wordt vervolgens gebruikt voor de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken. Meldingen van de aanleg van deze gesloten bodemsystemen worden voor de gemeente afgehandeld door de DCMR Milieudienst Rijnmond.

 

4.4.4 Meldingen lozen buiten inrichting

Op 1 juli 2011 is het Besluit lozen buiten inrichtingen in werking getreden. In dit besluit zijn regels opgenomen voor categorieën van lozingen die het gevolg zijn van activiteiten die plaatsvinden buiten inrichtingen. Bij deze lozingscategorieën kan onder andere gedacht worden aan het lozen van grondwater of het lozen van afvalwater afkomstig van het schoonmaken van bepaalde objecten. De uitgebreide lijst met categorieën is te vinden in het Besluit. Meldingen voor deze lozingen worden voor de gemeente afgehandeld door de DCMR Milieudienst Rijnmond.

 

4.5 Samenwerking bij vergunningverlening

Hieronder wordt in kaart gebracht hoe intern en extern wordt afgestemd. Een uitgebreide uiteenzetting over de afstemming met interne en externe partners is beschreven in Bijlage 8: Samenwerking: intern en extern.

 

4.5.1 Interne afstemming

Vergunningverleners zorgen ervoor dat voldoende interne afstemming plaatsvindt. Deze interne afstemming zal in de meeste gevallen plaatsvinden met medewerkers van ruimtelijke ordening, toezicht en handhaving en collega’s van openbare orde en veiligheid. Indien vereist, zorgt de vergunningverlener dat vanuit benodigde disciplines casusoverleg plaatsvindt.

 

4.5.2 Externe afstemming

Bij de afhandeling van een aanvraag kan, afhankelijk van het type aanvraag, advies worden opgevraagd bij externe partijen. Zo kan er voor brandveiligheidsaspecten bijvoorbeeld advies opgevraagd worden bij de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en voor milieuaspecten bij de DCMR Milieudienst Rijnmond. De vergunningverlener coördineert de uitvraag van deze adviezen en verwerkt de ontvangen adviezen uiteindelijk in de vergunning.

 

Het overhevelen van het basistakenpakket naar de DCMR betekent voor de gemeenten dat de VTH (milieu)taken extern worden uitgevoerd. De gemeente is daarmee deels opdrachtgever van de DCMR, zo ook voor taken omtrent vergunningverlening. Samenwerkingsafspraken hieromtrent zijn vastgelegd in een Dienstverleningsovereenkomst.

 

4.6 Veranderingen onder de Omgevingswet

Onder de Omgevingswet, die naar verwachting 1 januari 2022 in zal gaan, zullen de algemene rijksregels minder vergunningplichten voor activiteiten bevatten. Voor de meest voorkomende activiteiten, zoals milieubelastende activiteiten en bouwactiviteiten, geldt nog steeds een plicht om een omgevingsvergunning aan te vragen. De wetgever heeft op rijksniveau voor zoveel mogelijk activiteiten algemene regels gemaakt. Daardoor heeft de initiatiefnemer van een activiteit niet meer altijd toestemming nodig. Ten aanzien van de omgevingsvergunning wijzigt het volgende:

  • 1.

    De reguliere procedure wordt standaard (§4.6.1);

  • 2.

    De vergunning van rechtswege vervalt (§4.6.2);

  • 3.

    Eén loket, gemeenten bij meervoudige aanvragen bevoegd gezag (§4.6.3);

  • 4.

    Meldingen en aanvragen komen binnen via DSO, per mail of analoog (§4.6.4);

  • 5.

    Nieuwe definities, begrippen en terminologie (§4.6.5);

  • 6.

    Nieuwe aanvraagvereiste m.b.t. participatie (§4.6.6);

  • 7.

    De ‘knip’ (en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, Wkb) (§4.6.7);

  • 8.

    Omgevingsvergunning geen omgevingsdocument, wel verplichting na 5 jaar verwerken in het omgevingsplan (§4.6.8);

  • 9.

    Nieuw toetsingskader inhoudelijke beoordeling en toezicht en handhaving (§4.6.9).

In de volgende paragrafen worden de wijzigingen afzonderlijk toegelicht.

 

4.6.1 De reguliere procedure wordt standaard

Met de komst van de Omgevingswet wordt de reguliere procedure voor vergunningverlening de standaard. Omgevingsvergunningaanvragen moeten in nog maar 8 weken (i.p.v. 6 maanden) behandeld worden. Daarbij komt dat onder de Omgevingswet ook grotere ontwikkelingen met een reguliere procedure in plaats van met een uitgebreide procedures afgehandeld mogen worden. De onderzoekslasten en de gewenste afstemming is hierbij vaak groter.

 

De gemeenteraad heeft nog wel de mogelijkheid om de uitgebreide procedure toe te kennen aan een omgevingsplanactiviteit met een grote impact of wanneer er veel betrokkenen zijn. Hiervoor moet een afwegingskader opgesteld worden. Dit moet, gezien ‘de geest van de Omgevingswet’ wel een uitzondering blijven. De gemeenteraad kan ook besluiten zichzelf tot adviseur met instemming aan te wijzen. Hierbij beslist de raad dat het in bepaalde gevallen gehoord wil worden en een advies wil geven. De adviestermijn voor de raad bedraagt 4 weken en moet ingepast worden in de reguliere proceduretijd. De raad krijgt eveneens de mogelijkheid om gevallen aan te wijzen waarbij participatie verplicht wordt gesteld.

 

4.6.2 De vergunning van rechtswege vervalt

Het verlenen van een vergunning van rechtswege kan problemen opleveren als het gaat om de toedeling van functies aan locaties door het Rijk en de provincie in verband met nationale en provinciale belangen. Deze toedeling vindt zo veel mogelijk plaats in het omgevingsplan om de inzichtelijkheid voor de burger te vergroten. Dergelijke belangen op het terrein van de fysieke leefomgeving kunnen schade ondervinden door een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Om die reden is de ‘lex silencio positivo’ oftewel de ‘vergunning van rechtswege’ geschrapt.

 

Als de beslistermijn is verstreken, maar er nog geen besluit is genomen, dan kan het zijn dat het bevoegd gezag een dwangsom moet betalen aan de aanvrager. Op grond van artikel 4.17 Awb is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd vanaf twee weken nadat de beslistermijn is verstreken én het bestuursorgaan een ingebrekestelling heeft ontvangen van de aanvrager. Het bestuursorgaan zal vervolgens voor elke dag dat het in gebreke is, met een maximum van 42 dagen, een dwangsom verbeuren. De hoogte van de dwangsom is vastgelegd in artikel 4.17, lid 2, Awb en is maximaal €40,- per dag. De maximaal verschuldigde dwangsom bedraagt €1.442,-.

 

4.6.3 Eén loket, gemeenten bij meervoudige aanvragen bevoegd gezag

De Omgevingswet gaat uit van één loket, één bevoegd gezag en eens bevoegd gezag, altijd bevoegd gezag. De wet zet daarmee de uitgangspunten uit de Wabo voort en stuurt aan op een verdere integratie. Het loket wordt grotendeels vormgegeven door middel van de landelijke voorziening in het DSO. Het DSO bundelt het oude OLO, ruimtelijke plannen en het AIM (voor meldingen). Daarnaast worden de verschillende informatiehuizen zoals de BAG, de BRO en het kadaster gebundeld. De functionaliteit van het digitale loket is grotendeels afhankelijk van de gemeentelijke voeding. Door middel van toepasbare regels kan er een overzicht gegeven worden van wat er kan en mag. Het waterschap en de provincie blijven voor specifieke taken net zoals onder de huidige situatie bevoegd gezag, daardoor zal het één loket idee niet geheel vormkrijgen. Zo is het bijvoorbeeld dat een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit bij het waterschap als aparte aanvraag moet worden ingediend.

 

4.6.4 Meldingen en aanvragen komen binnen via DSO, per mail of analoog.

Nadat de Omgevingswet in werking is getreden komen er geen aanvragen en meldingen meer binnen via het OLO of vanuit het AIM, deze beide functies zijn gecombineerd in het nieuwe Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO). Om met het nieuwe omgevingsloket te kunnen communiceren zijn nieuwe VTH-applicaties nodig. Ook de aansluiting moet aangepast worden aan de nieuwe landelijke standaarden. Onder de Omgevingswet mogen de aanvragen ook nog steeds analoog ingediend mogen.

 

4.6.5 Nieuwe definities, begrippen en terminologie

Met de Omgevingswet wordt een groot aantal nieuwe termen en begrippen geïntroduceerd, dat heeft een weerslag op de huidige standaard documenten, formulieren en ICT-systemen.

In de Stelselcatalogus Omgevingswet staan begrippen en definities, waarde lijsten en informatieproducten die iets te maken hebben met de Omgevingswet. Overheden en andere organisaties kunnen de gegevens in de catalogus gebruiken in hun eigen werkprocessen. Het zorgt ervoor dat iedereen dezelfde taal spreekt en het maakt interbestuurlijk werken gemakkelijker. Elke overheid kan haar eigen begrippen, definities en informatieproducten toevoegen en beheren in de stelselcatalogus. Hiervoor moeten overheden met lokale software aansluiten op de stelselcatalogus.

 

Om de regels goed vindbaar en goed leesbaar in het Omgevingsloket te krijgen, zijn er eisen aan de opmaak van omgevingswetbesluiten. Hiervoor zijn standaarden ontwikkeld. Overheden moeten deze besluiten publiceren via een nieuw publicatieplatform, de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB).De Standaard voor officiële publicaties (STOP) ondersteunt de functies opstellen, vaststellen, bekendmaken en beschikbaar stellen van officiële overheidspublicaties. De TPOD-standaarden zorgen ervoor dat juridische regels aan werkingsgebieden en geometrie zijn gekoppeld. Zo kun je ook op een kaart zien welke regels waar gelden.

 

4.6.6 Nieuw aanvraagvereiste m.b.t. participatie

Participatie is een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. Het vroegtijdig betrekken van de omgeving moet zorgen voor meer draagvlak en betere besluiten ten aanzien van een aanvraag. Draagvlak kan ook zorgen voor snellere procedures, omdat er minder snel in beroep gegaan wordt. Participatie bij de vergunningverlening is niet omkaderd vanuit de wet, het betreft maatwerk omdat iedere situatie anders is. In beginsel is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor het betrekken van zijn omgeving. De Eerste Kamer heeft op 11 februari 2020 een motie aangenomen waarin is bepaald dat gemeenten vóór inwerkingtreding van de wet een participatiebeleid moeten opstellen, waarin is vastgelegd hoe participatie wordt vormgegeven en welke eisen daarbij gelden. De motie stelt verder geen inhoudelijke eisen. Het is dus van groot belang dat de gemeente in een vroeg stadium haar rol heeft bepaald.

 

De toetsing van participatie is wettelijk nog vormvrij. Participatie is een aanvraagvereiste, waarbij de aanvrager aan moet geven of er participatie is toegepast en zo ja, hoe dit is gebeurd. Participatie is geen wettelijke weigeringsgrond, maar maakt deel uit van de integrale afweging. De gemeenteraad heeft wel de bevoegdheid om in ‘zwaarwegende’ gevallen, waarbij veel belanghebbende betrokken zijn, participatie verplicht te stellen.

 

4.6.7 De ‘knip’ (en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, Wkb)

Voor de omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen geldt onder de Wabo een weigeringsgrond wegens strijdigheid met het Bouwbesluit, redelijke eisen van Welstand en het bestemmingsplan. Met de Omgevingswet wordt dit anders. De Omgevingswet maakt een splitsing in de activiteit ‘bouwtechnische toets’ aan het Bbl (ziet uitsluitend toe op de technische eisen waaraan een bouwwerk en zijn omgeving moet voldoen) en de activiteit ‘omgevingsplanactiviteit’ (toets aan de planologische aspecten in het omgevingsplan).

 

Door deze ‘knip’ en de komst van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) verandert de rol van de gemeente bij technische toetsing van bouwaanvragen. De technische eisen komen terecht in het Bbl en worden uiteindelijk getoetst door private kwaliteitsborgers. Voor de gemeente komt hierdoor vooral de nadruk op het aanwijzen van zaken waarvoor zij een vergunningplicht willen behouden, onder andere vanwege de evenwichtige toedeling van functies. Dit bedraagt in vele gevallen een lokale keuze waarvan de resultaten in het omgevingsplan moeten landen. Via het omgevingsplan kunnen er nog wel extra technische eisen worden toegevoegd bijv. op het gebied van duurzaamheid. Dit gaat in eerste instantie wel om een bestuurlijke keuze die voortkomt uit de omgevingsvisie.

 

4.6.8 Omgevingsvergunning geen omgevingsdocument wel verplichting na 5 jaar verwerken in omgevingsplan

De actualisatieplicht die bij bestemmingsplannen verplicht was, geldt niet voor de omgevingsplannen (ook voor het bestemmingsplan geldt geen actualisatieplicht meer, vanwege de komst van de Omgevingswet, echter moeten wijzigingen binnen het plan wel binnen een ‘redelijke’ termijn verwerkt zijn in het plan). Dit past bij het meer dynamische karakter van het omgevingsplan als onderdeel van de, door de met de Omgevingswet geïntroduceerde, beleidscyclus. In de praktijk betekent de redelijke termijn dat de omgevingsvergunning binnen 5 jaar in het omgevingsplan verwerkt moet zijn. Dit geldt nog niet direct vanaf inwerkingtreding van de Omgevingswet (artikel 10a.12, Omgevingswetbesluit). De verwachting is dat dit pas vanaf 1 januari 2029 zo is (artikel 22.5, lid 2, Ow) Dit vereiste zorgt ervoor dat vanaf inwerkingtreding van de wet de afgegeven vergunningen nauwkeurig geregistreerd moeten worden wanneer er gevolgen zijn voor het omgevingsplan.

 

4.6.9 Nieuw toetsingskader inhoudelijke beoordeling en toezicht en handhaving

Hoofdstuk 18 van de Omgevingswet beschrijft alle regels m.b.t. handhaving. De opzet en inhoud van dit hoofdstuk zijn gebaseerd op hoofdstuk 5 van de huidige Wabo en beschrijft in drie afdelingen de bestuursrechtelijke handhaving, de strafrechtelijke handhaving en de handhaving van een projectbesluit. De Omgevingswet introduceert twee nieuwe bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten, namelijk de bestuursdwangbevoegdheid voor het instemmend bestuursorgaan en voor de minister van Infrastructuur en Milieu. Daarnaast is de bevoegdheid tot het intrekken van een begunstigende beschikking en de bestuurlijke boete overgenomen in de Omgevingswet.

 

4.6.10 Wat betekenen deze veranderingen voor de gemeente Westvoorne?

De algemene toepassing van de reguliere procedure , de digitale verwerking in het DSO en de nieuwe inhoudelijke beoordeling van de vergunning hebben zeker organisatorische gevolgen. Er zal opnieuw gekeken moeten worden naar de manier waarop aanvragen binnenkomen en intern worden doorgezet en afgehandeld. Ook moeten nieuwe werkafspraken worden gemaakt over het (op tijd) aanleveren van gegevens en adviezen. De integrale afweging van de vergunning moet worden vormgegeven en de vergunning moet volledig digitaal worden afgehandeld in een nieuwe digitale omgeving. Dit heeft gevolgen voor de werkprocessen zoals ze nu zijn vastgelegd.

 

De vergunningplichten uit de verordeningen gaan deel uitmaken van het omgevingsplan en worden dus onderdeel van de integrale afweging ten aanzien van een evenwichtige toedeling van functies. Dit kan betekenen dat vergunningplichten uit de verordeningen kunnen komen te vervallen of geïntegreerd worden met vergunningplichten uit de ‘oude’ bestemmingsplannen. Deze ontwikkeling heeft ook gevolgen voor de manier waarop de vergunningverlening van de APV en bijzondere wetten nu is georganiseerd. Daarnaast komt (gefaseerd) de technische toets van de vergunning bij een externe kwaliteitsborger te liggen. Dit zal ook gevolgen hebben voor de hoeveelheid en de inhoud van het werk.

 

Bij het opstellen van dit VTH-beleidsplan is in de doelstellingen rekening gehouden met de noodzakelijke veranderingen die moeten worden doorgevoerd voor de komst van de Omgevingswet. In het Uitvoeringsprogramma zijn deze doelstellingen vertaald naar concrete activiteiten. Aan de hand van de veranderingen die de werkwijze en de processen voor V, T en H doormaken naar aanleiding van de uitgevoerde activiteiten zal dit VTH-beleid dan ook moeten worden geactualiseerd.

 

Bijlage 5: Toezichtstrategie

 

In de toezichtstrategie is beschreven op welke wijze het toezicht wordt georganiseerd om een adequaat toezichtniveau te bereiken. Daarbij wordt aangesloten bij de prioriteiten die wij hebben bepaald. Onderstaand is de organisatie van verschillende vormen van toezicht beschreven.

 

5.1 Voorbereiding van toezicht

De gemeente Westvoorne draagt zorg voor de kwaliteit van de uitvoering van toezicht. Er wordt voor gezorgd dat de controles door toezichthouders op een uniforme wijze worden uitgevoerd. Dit is onder andere mogelijk door een goede voorbereiding. Voordat een toezichtcontrole wordt uitgevoerd, worden altijd eerst de relevante documenten beoordeeld die bij een casus horen. Als toezicht plaatsvindt naar aanleiding van een omgevingsvergunning zijn deze documenten samengevoegd in een dossier en terug te vinden in het archief. De volledigheidstoets op de stukken is in dat geval al gedaan door vergunningverlening. Als een toezichtzaak nieuw binnenkomt maakt de toezichthouder dit dossier aan door alle relevante documenten te verzamelen. Vervolgens worden de stukken door de toezichthouders beoordeeld op volledigheid. Afhankelijk van de toegekende prioriteit (zie Bijlage 12: Werkwijze prioritair werken) worden ook de vergunningsvoorwaarden doorgenomen. Wanneer voor het betreffende bouwplan ook een bouwveiligheidsplan benodigd is, wordt ook deze getoetst op volledigheid en de naleving ervan. Indien gewenst wordt intern eerst een overleg gehouden tussen verschillende afdelingen alvorens een toezichtcontrole wordt uitgevoerd.

 

5.2 Uitvoering van toezicht

Bij de uitvoering worden verschillende vormen van toezicht ingezet. Hierbij geldt ook dat het toetsniveau afhangt van de prioriteit die is vastgesteld in het VTH-beleid (zie Bijlage 12: Werkwijze prioritair werken en Bijlage 13: Risicoanalyse en prioritering per taakveld). In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen omschreven. Er zijn verschillende soorten toezicht te onderscheiden:

  • -

    Preventief toezicht

    • Geprogrammeerd gebiedstoezicht (§5.2.1)

  • -

    Actief toezicht

    • Toezicht in de bouw – en sloopfases (nieuwbouw, verbouw en sloop) ((§5.2.2)

    • Gebiedsgerichte controle ((§5.2.3)

  • -

    Reactief toezicht

    • Toezicht op basis van meldingen (§5.2.4)

  • -

    Projectmatig toezicht

    • Gemeentelijke projecten (§5.2.5)

    • Integrale projecten (§5.2.6)

5.2.1 Preventief: Geprogrammeerd gebiedstoezicht

De kwaliteit van de leefomgeving wordt onder meer bepaald door de mate van controle op de naleving van de gestelde normen. Controle betekent ook “gezien worden” en dat werkt in de regel preventief. Concreet kan dit betekenen dat ook wanneer een bestaand gebouw in een slechte staat dreigt te geraken dat een bezoek wordt gebracht om erger te voorkomen en met de eigenaar in gesprek te komen. Daarnaast kan het ook, wanneer wordt gezien dat werkzaamheden worden uitgevoerd waarvoor geen vergunning is verleend, dat open het gesprek aan wordt gegaan om zo ook meer zichtbaar te zijn. Gekoppeld aan handhavingscommunicatie zal dit een positief effect hebben op kwaliteit van de leefomgeving.

 

De surveillance kan door elke discipline worden uitgevoerd. Het gaat er dan om dat bevindingen bij de juiste handhavingspartner wordt gedeponeerd: ook dat is een vorm van signaaltoezicht. Dit kan een collega zijn of een ander bevoegd gezag. Periodiek wordt een gebied, al dan niet steekproefsgewijs, gecontroleerd of er overtredingen zijn. Deze controles vinden plaats aan de hand van incidentele fysieke perceelscontroles. Dat geldt voor Wabo-gerelateerde taken en ook het toezicht in de openbare ruimte vindt hierin plaats.

 

5.2.2 Actief: Toezicht in de bouw – en sloopfases (nieuwbouw, verbouw en sloop)

De toezichthouders van de gemeente Westvoorne hebben als hoofdtaak de uitvoering en uitvoeringsmethodieken tijdens het bouw- en/of sloopproces en voor ingebruikname van bouwwerken te controleren. Wij vinden het van belang om onvolkomenheden tijdig te signaleren, zodat het proces bijgestuurd kan worden. Dit kan handhavend optreden achteraf voorkomen. De verantwoordelijkheid voor een correcte uitvoering ligt echter bij de vergunninghouder.

 

De frequentie en intensiteit van de controles door de toezichthouders worden bepaald door de grootte van het project, de aard van het gebruik, de moeilijkheidsgraad van de uitvoeringsmethodieken en de maatschappelijke en politieke gevoeligheid van het project. Ook de gestelde prioriteiten leggen veel gewicht in de schaal. Om er voor te zorgen dat al deze aspecten verwerkt zijn en de toezichthouders in één oogopslag kunnen zien welke aspecten gecontroleerd moeten worden, is er voor gekozen om te werken aan de hand van een hulpmiddel, een risicomatrix (ook wel toezichtsprotocol genoemd). Hierin zijn alle belangrijke controlepunten, het proces en een afwegingskader opgenomen, aan de hand waarvan een controle kan worden uitgevoerd en welke punten hierbij beoordeeld moeten worden. De controlepunten zijn technisch van aard en kunnen op deze plek niet op detailniveau worden besproken. De toezichtmatrix is te vinden in Bijlage 10: Toezichtmatrix van het integrale toezichtprotocol.

 

In de toezichtmatrix zijn de belangrijkste eisen uit het Bouwbesluit verwoord en afhankelijk van de factoren die eerder al genoemd zijn, wordt de intensiteit van het toezicht bepaald. De grootste prioriteiten in het toezicht liggen op het gebied van constructieve veiligheid en brandveiligheid. Naarmate het project groter wordt en de veiligheid of gezondheid van een grotere groep mensen in het geding is, dan zal de intensiteit van het toezicht toenemen. Op deze plaats wordt er nog op gewezen dat toezicht maatwerk blijft en afhankelijk is van de omstandigheden die in de praktijk worden aangetroffen. Niet alle aspecten zijn in een protocol te vatten. Dit is ook niet de bedoeling; toezicht moet flexibel genoeg blijven om in een concreet geval te handelen naar de omstandigheden.

 

5.2.3 Actief: Gebiedsgerichte controle

Een surveillance kan ook resulteren in een controle, op basis waarvan een handhavingstraject moet worden opgestart. Deze controle zal vooral in buitengebieden leiden tot het constateren van uiteenlopende vormen van strijdig (planologisch) gebruik, mede door de veranderingen in de wetgeving per 1 november 2014 (de uitbreiden van het vergunningsvrij bouwen en de verruiming van de mogelijkheden tot planologisch afwijkend gebruik, ook buiten de bebouwde kom).

 

Het belang van een tijdige signalering is tweeledig:

  • -

    Ernstige overtredingen worden eerder gesignaleerd en aangepakt (mits prioritair), en;

  • -

    De informatie is direct bruikbaar in elke actualiseringsronde van de bestemmingsplannen.

De gebiedsgerichte controle kan ook worden ingezet voor de taakvelden milieu, bouwen en openbare ruimte. Tijdens de controle heeft de toezichthouder specifiek oog voor een of meerdere controlepunten. Voorbeelden hiervan zijn bebouwing in voorerfgebied, gevelinventarisatie milieu.

 

Met het afnemen van vergunningsplichtige activiteiten en het toenemen van vergunningsvrije of meldingsplichtige werkzaamheden neemt de kans op afwijkend handelen toe. Daar waar minder inzet nodig is voor vergunningverlening, blijkt uit de praktijk dat intensivering van toezicht en handhaving noodzakelijk is.

 

5.2.4 Reactief: toezicht op basis van meldingen

Meldingen (klachten en/of handhavingsverzoeken) kunnen telefonisch binnenkomen via het Klant Contact Centrum of andere kanalen (directe mail, collega’s, politie, brandweer) en worden geregistreerd in het systeem. Deze worden vervolgens door de toezichthouder als volgt opgepakt:

  • 1.

    Meldingen en klachten worden allereerst inhoudelijk beoordeeld. Er wordt vervolgens een onderscheid gemaakt tussen meldingen en klachten met en zonder acuut gevaar en prioriteit. Het onderscheid is als volgt:

    • a.

      Acuut gevaar voor veiligheid en/of gezondheidsrisico, dan wordt toezicht direct opgepakt en is er contact met de melder;

    • b.

      Geen acuut gevaar, maar wel prioriteit (zie Bijlage 12: Werkwijze prioritair werken en Bijlage 13: Risicoanalyse en prioritering per taakveld) dan wordt de controle binnen een week ingepland. De planning wordt aan de melder aangegeven.

    • c.

      Geen acuut gevaar en ook geen hoge prioriteit (zie Bijlage 12: Werkwijze prioritair werken en Bijlage 13: Risicoanalyse en prioritering per taakveld) dan wordt de controle opgepakt in lijn met de daarvoor afgesproken werkwijze.

  • 2.

    Na toezicht/controle, wordt:

    • a.

      een overtreding geconstateerd en wordt handhavend opgetreden;

    • b.

      geen overtreding geconstateerd;

  • In beide gevallen wordt de melder in kennis gesteld.

NB. Op anonieme meldingen wordt in principe geen actie ondernomen. Dat doen we alleen als we op grond van ons handhavingsbeleid de klacht erg belangrijk vinden ( bijvoorbeeld een groot illegaal bouwwerk of het dumpen van afval).

 

5.2.5 Gemeentelijke projecten

Hierbij wordt een controle actie ingezet op een project ingezet dat op dat moment als speerpunt geldt in het toezichtprogramma. Op basis van analyse van klachten worden jaarlijks speerpunten benoemd die extra aandacht krijgen bij het buitentoezicht. De speerpunten worden benoemd in het jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma. In de jaarlijkse evaluatie van het uitvoeringsprogramma zullen we onze inwoners, verenigingen en bedrijven bevragen naar de grootste ergernissen in de openbare ruimte. Op basis hiervan kunnen we speerpunten vaststellen voor de uitvoering in het daaropvolgend jaar.

 

5.2.6 Integrale projecten

Dit zijn de controles die worden uitgevoerd om de inwoners en ondernemers te ontlasten met meerdere individuele controles door deze gezamenlijk uit te voeren met de verschillende partners. Hierbij kan je onder andere denken aan de DCMR, VRR, Stedin, belastingdienst en politie. Dit zijn onder andere de bezoeken aan bedrijventerreinen, strandpaviljoens, horeca of campings.

 

5.3 Rapportage van toezicht

De doorlopen stappen, de genomen beslissingen en verdere relevante documenten worden door de toezichthouders verifieerbaar en transparant opgeslagen in het zaaksysteem SquitXO. De wijze van rapporteren is afhankelijk van de prioriteit dat is gekoppeld aan het zaaktype (zie Bijlage 12: Werkwijze prioritair werken en Bijlage 13: Risicoanalyse en prioritering per taakveld). Het controlerapport wordt niet actief gedeeld met betrokkenen en wordt alleen openbaar gemaakt op verzoek van belanghebbenden of in het kader van juridische procedures.

 

Bijlage 6: Handhavingsstrategie

 

Op de gemeente rust een beginselplicht tot handhaving. Dit betekent dat bij constatering van een overtreding in principe moet worden opgetreden. Handhaven is regel, niet-handhaven is uitzondering. In de handhavingsstrategie zal eerst worden ingegaan op de afwegingsleidraad die bij handhaving wordt gehanteerd. Daarna wordt ingegaan op de uitzondering van handhaving: wanneer mag van handhavend optreden worden afgezien? Daarna zal worden ingegaan op de wijze waarop zal worden opgetreden tegen overtredingen die niet onder de uitzondering vallen.

 

6.1 Afwegingsleidraad

In het kader van handhaving hechten wij eraan om duidelijk te maken welke feiten, omstandigheden en belangen wij meewegen in onze beslissingen om al dan niet handhavend op te treden. Het gaat om de volgende aspecten:

 

6.1.1 Duur van de overtreding

Hoe lang bestaat de overtreding? In jurisprudentie is bepaald dat enkel tijdsverloop geen reden is om van handhavend optreden af te zien. Hiervoor zijn aanvullende omstandigheden noodzakelijk. Dit neemt niet weg dat het een aspect is dat wij in onze afweging betrekken. Bij de uiteindelijke besluitvorming of in de bepaling van aanpak of begunstigingstermijn kan hiermee rekening worden gehouden.

 

6.1.2 Aard van de overtreding

Bij dit aspect wordt gekeken om welke overtredingen het gaat. Gelet op onze prioriteiten en de beschikbare capaciteit kan niet alles gezien worden. Onze aandacht gaat uit naar de hiervoor omschreven beleidsprioriteiten. De aard van de overtreding kan een factor zijn in de belangenafweging.

 

6.1.3 Persoonlijke omstandigheden

Persoonlijke omstandigheden zijn aspecten om mee te wegen in de belangenafweging. Ziekte of sterftegevallen kunnen reden zijn om ruimere termijnen te hanteren. Dit is afhankelijk van de omstandigheden en mate waarin deze op de situatie doorwerken. Ook kunnen er andere persoonlijke omstandigheden zijn (zoals leeftijd) die een plek kunnen krijgen in de belangenafweging. Onwetendheid is in principe een aspect dat niet doorslaggevend is (‘ik wist niet dat…’).

 

6.1.4 Waardemindering, kapitaalvernietiging en schade

Bij handhavingszaken komt het voor dat overtredingen ongedaan gemaakt moeten worden, die schade opleveren en tot waardevermindering leiden. In principe is de overtreder zelf verantwoordelijk voor deze schade. De overtreder heeft immers zelf het risico aanvaard om de overtreding te begaan of in stand te laten. Het voorgaande neemt niet weg dat in de belangenafweging wel wordt betrokken dat schade een aspect is dat meeweegt. Handhaving moet niet tot een onevenredigheid leiden, die niet door het belang van de gemeente gerechtvaardigd kan worden.

 

6.1.5 Ruimtelijke aspecten, natuur en beleid

De gemeente dient het algemeen belang en zet de kaders uit voor het ruimtelijk beleid. In onze afweging bekijken wij welke ruimtelijke aspecten in het geding zijn en hoe zwaar deze op de kwestie drukken.

 

6.1.6 Legaliseringsmogelijkheden

Legalisering (op dit moment of in de toekomst) is een aspect dat wij meewegen in de belangenafweging. Het zou bijvoorbeeld onredelijk zijn om een overtreding te handhaven, indien deze binnen redelijke termijn gelegaliseerd kan worden.

 

6.1.7 Gevolgen voor derden

Ondervinden derden negatieve gevolgen door de overtreding of is er sprake van overlast? Overtredingen, die overlast veroorzaken aan derden moeten worden beëindigd en zijn van belang in de belangenafweging.

 

6.1.8 Precedentwerking

In de belangenafweging wordt betrokken of een overtreding precedentwerking tot gevolg heeft. Precedentwerking houdt in dat derden een geslaagd beroep kunnen doen op een situatie of gebeurtenis, die het gemeentebestuur eerder heeft toegestaan. Dit moet worden voorkomen. In onze afweging wordt dit dan ook altijd meegewogen.

 

6.1.9 Eerdere overtreding (recidive)

In de afweging kan worden betrokken of er sprake is van recidive (herhaalde overtreding). Dit is een belangrijk aspect om in de afweging te betrekken.

 

6.2 Sancties

In de volgende paragraaf wordt aangegeven wanneer en hoe moet worden opgetreden tegen een geconstateerde overtreding waarbij geen sprake is van de in de vorige paragraaf genoemde uitzondering. Het gaat om het sluitstuk van handhaving.

 

6.2.1 Handhaving op basis van prioriteiten

Bij de uitvoering van handhaving worden, net als bij vergunningverlening en toezicht, gewerkt volgens Bijlage 12: Werkwijze prioritair werken en Bijlage 13: Risicoanalyse en prioritering per taakveld. de overtredingen die binnen de prioriteiten vallen, geldt de handelswijze die onderstaand is weergegeven.

 

6.2.2 Bestuursrechtelijk/strafrechtelijk

Handhaving van regelgeving op het gebied van bouw- en omgevingsrecht gebeurt grotendeels op basis van het bestuursrecht (bestuursrechtelijke handhaving). Bestuursrechtelijk optreden is gericht op het beëindigen van de verboden toestand en/of het herstellen in de gewenste toestand. Dit betekent dat met toepassing van bestuursrechtelijke middelen, zoals de last onder dwangsom, de overtreding ongedaan gemaakt kan laten worden. Handhaving op basis van het strafrecht is gericht op ‘vergelding van het aangedane onrecht’ door het straffen van de dader en tevens het voorkomen van herhaling. Dit gebeurt door het toepassen van strafrechtelijke sancties, zoals het opleggen van een geldboete of vrijheidsberoving. Strafrechtelijke middelen worden slechts in ernstige gevallen ingezet, zoals bij meervoudige recidive en/of malafide praktijken, ingezet. Deze middelen kunnen in principe naast de bestuursrechtelijke worden ingezet.

 

6.2.3 Bestuursrechtelijke handhaving

Indien bestuursrechtelijk gehandhaafd wordt, is de vraag welke middelen worden ingezet. Dit is afhankelijk van de omstandigheden. Een verdere uitwerking hiervan is te vinden in Bijlage 11: Richtlijnen dwangsombedragen en termijnen. In Bijlage 12: Werkwijze prioritair werken staat in grote lijnen beschreven welke handelingswijze per scenario wordt gehanteerd. In de onderstaande tabel wordt het handhavingsproces per scenario verder uitgewerkt.

 

Tabel 3: Het handhavingsproces per scenario

Categorie

Handelswijze

Scenario 1

Na eerste constatering wordt alleen een ‘waarschuwingsbrief’ gestuurd. Hierin meldt het bevoegd gezag de geconstateerde overtreding, maar treedt nog niet direct op. Aangekondigd wordt dat handhaving op een later te bepalen moment (al dan niet projectmatig) alsnog wordt opgepakt (beginselplicht tot handhaving), waarbij uiteraard de mogelijkheid op het vrijwillig beëindigen van de overtreding wordt geboden.

Scenario 2

Overtredingen die worden gemeld door een omwonende of een toezichthouder worden alleen opgepakt indien er sprake is van acuut gevaar en/of bijzondere omstandigheden en/of bijzondere belangen. In alle andere gevallen wordt gewerkt volgens scenario 1. Daarnaast wordt er altijd opgetreden als een verzoek om handhaving is ontvangen. Als optreden aan de orde is wordt het onderstaande proces gevolgd:

  • 1.

    Constatering van een overtreding door de toezichthouder of een omwonende of een verzoek om handhaving komt binnen.

  • 2.

    Beoordeling van de situatie.

  • 3.

    Gesprek met overtreder (situatie in beeld brengen en gezamenlijk kijken naar oplossingsmogelijkheden of bereidwilligheid om overtreding ongedaan te maken)

  • 4.

    Gemaakte afspraken worden schriftelijk bevestigd.

  • 5.

    Bij geen oplossingsmogelijkheden, bereidwilligheid of als de overtreding in stand blijft, wordt een brief gestuurd met daarin een termijn waarbinnen de overtreding hersteld kan worden (vooraankondiging / herstelbrief). De termijnen zijn afhankelijk van de mate waarin er veiligheidsaspecten of eventuele risico’s aan de orde zijn. Zie hiervoor Bijlage 11: Richtlijnen dwangsombedragen en termijnen.

  • 6.

    Eventuele zienswijze. Na de ambtelijke beoordeling van de zienswijze wordt de kwestie overgedragen aan de juridisch medewerker. De burger wordt van de overdracht en het vervolg (telefonisch) op de hoogte gebracht.

indien niet tijdig hersteld:

  • 7.

    Advisering bestuur.

bij geen oplossing:

  • 8.

    Handhavingsbeschikking (last onder dwangsom / last onder bestuursdwang) met hersteltermijn en bezwaar- en beroepsmogelijkheden.

indien niet tijdig hersteld:

  • 9.

    Verbeuren en innen dwangsom / uitvoering bestuursdwang - kostenverhaal bestuursdwang

  • 10.

    Eventueel nieuwe beschikking indien overtreding na dwangsom niet ongedaan is gemaakt.

Scenario 3

Zo spoedig mogelijk toepassen bestuursdwang/dwangsom, eventueel gecombineerd met een mondelinge vooraankondiging.

 

Het bovenstaande schema is een proces. Het is een standaard, op basis waarvan toezicht en handhaving wordt uitgevoerd. In de praktijk kan het voorkomen dat van deze werkwijze moet worden afgeweken. Niet alle praktijksituaties zijn immers in een proces te vatten. Zo zal het wekelijks overleg soms informeel plaatsvinden. Ook kan de wijze van gesprekken voeren en afspraken maken gecombineerd plaatsvinden of informeler, dan in het proces is weergegeven. De bedoeling is in ieder geval niet om een proces te hanteren dat statisch en star is, het gaat om een weergave van een standaard, maar waarbij de praktijk het uitgangspunt is.

 

6.2.4 Handhavingsmiddelen/dwangmiddelen

In de onderstaande tabel zijn de handhavings- en dwangmiddelen uiteengezet, met daarbij een toelichting wanneer de inzet gewenst is. Handhavingsmiddelen zijn aangepast op nieuwe werkwijze.

 

Tabel 4: Handhavings- en dwangmiddelen

Handhavings- en dwangmiddelen

Toelichting

Inzet en voorwaarden

Wraking

Brief waarin wordt vastgesteld dat sprake is van een strijdige situatie en rechten om handhavend op te treden worden voorbehouden.

Betreft zaken met een lage(re) prioriteit, waarbij handhavend optreden, gelet op de prioriteiten, pas op een later moment (projectmatig) wordt opgepakt.

Vooraankondiging/ herstelbrief

Brief waarin wordt vastgesteld dat sprake is van een overtreding, met het verzoek om deze overtreding binnen een vastgestelde termijn ongedaan te maken. In de bouwfase is de herstelbrief een veelgebruikt en goed bekend fenomeen.

Verzoek om overtreding ongedaan te maken. Deze brief wordt ingezet, indien een oplossing onverhoopt niet voorhanden is of de overtreding niet uit eigen beweging wordt gestaakt. Inleidende brief voor de ‘echte’ handhavingsfase. Standaardtermijn van vier weken, met twee weken zienswijzetermijn.

Last onder dwangsom

Een sanctie die gericht is op het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van herhaling. Niet binnen de gestelde termijn voldoen aan de last, doet de dwangsom verbeuren. Dit heeft financiële consequenties tot gevolg.

Bij niet voldoen aan vooraankondiging, eerste inzet bij ernstige of onherstelbare overtredingen of niet voldoen aan bouwstop. De begunstigingstermijn wordt bepaald aan de hand van de ernst en aard van de overtreding en de periode die nodig is om de situatie te herstellen. Vooralsnog wordt uitgegaan van een standaard ‘begunstigingstermijn’ van 6 maanden. Deze termijn kan op grond van de omstandigheden korter zijn. De hoogte van de dwangsom wordt op basis van de overtreding en de omstandigheden bepaald.

Last onder bestuursdwang

Een last onder bestuursdwang is een last waarbij de overtreder de gelegenheid krijgt om de overtreding zelf ongedaan te maken. Indien dit niet binnen de gestelde termijn gebeurt, zal het bestuursorgaan de overtreding zelf ongedaan maken, op kosten van de overtreder.

Bij ernstige of acute situaties (bouwstop) of indien eerder niet aan een last onder dwangsom is voldaan. Onder dwingende omstandigheden wordt een korte begunstigingstermijn gehanteerd.

Preventieve last onder dwangsom/ bestuursdwang

Een last die wordt opgelegd zodra een overtreding klaarblijkelijk dreigt.

Klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding.

 

6.3 Randvoorwaarden handhaving

In het gehele proces rondom toezicht en handhaving zijn de volgende randvoorwaarden van belang:

  • -

    van de gemeente mag een adequate reactie verwacht worden op overtredingen in de prioriteitsgroepen.

  • -

    de gemeente denkt mee, maar geeft ook duidelijk aan waar grenzen liggen. De grenzen worden ook daadwerkelijk bewaakt.

  • -

    afspraak is afspraak, A zeggen is B zeggen.

  • -

    een regel of bepaling die belangrijk wordt gevonden, wordt ook daadwerkelijk gehandhaafd.

  • -

    verbeurde dwangsommen en bestuursdwangkosten worden ingevorderd.

  • -

    juridische procedures hebben niet de voorkeur. Indien dit nodig is, worden deze echter niet vermeden.

  • -

    er wordt gewerkt volgens het ‘vier-ogen-principe’. Collega’s kijken naar elkaars werk. De sturende en controlerende rol ligt bij het teamhoofd. Het teamhoofd zal ook checken of volgens de werkwijze gehandeld wordt.

  • -

    de kwaliteit van de medewerkers wordt gewaarborgd door regelmatige bijscholing (binnen de gemeente wordt gewerkt met een jaarlijks opleidingsplan), leren van elkaar en van collega’s bij andere gemeenten.

6.4 Externe communicatie

Na constatering van een afwijking of overtreding wordt binnen vier weken een aanschrijving gedaan aan de betrokkene(n). Hierin wordt aangegeven welke overtredingen zijn geconstateerd en binnen welke termijn deze ongedaan moeten zijn gemaakt. In dit schrijven wordt tevens vermeld dat wanneer de overtreding niet ongedaan wordt gemaakt, de procedure tot het opleggen van een bestuurlijke sanctiemaatregel wordt gestart. Indien van toepassing kan in het geval van afwijkend (gering) bouwen worden volstaan met het indienen van een revisietekening. Ook kan de overtreder in de gelegenheid worden gesteld om binnen de gestelde termijn een nieuwe aanvraag omgevingsvergunning in te dienen ter mogelijke legalisering van de afwijking. Indien legalisatie uitgesloten is wordt dit samen met een onderbouwing vermeld in de brief. Tevens stelt de gemeente de betrokkene in de brief in de gelegenheid om binnen een te stellen termijn de overtreding ongedaan te maken met aanzegging van een sanctiemaatregel. Tegen deze aanzegging kan degene tot wie de brief is gericht een zienswijze kenbaar maken bij de gemeente. Als na het verstrijken van de termijn voor het herstellen van de overtredingen of afwijkingen en voor het indienen van een zienswijze de overtreding niet ongedaan gemaakt is volgt de volgende stap.

 

Naar aanleiding van de geconstateerde overtreding gaat de gemeente, rekening houdend met een eventueel ontvangen zienswijze, over tot het definitief toepassen van de eerder aangezegde sanctiemaatregel. Deze beschikking bevat een begunstigingstermijn waarbinnen een eind moet zijn gemaakt aan de overtreding. Indien de overtreding na de begunstigingstermijn nog niet is beëindigd, volgt automatisch effectuering van de sanctie.

 

6.5 Openbaring rapportages

De gemeente heeft er voor gekozen om rapportage van overtredingen niet openbaar te publiceren. Deze keuze is gebaseerd op het feit dat wij ons als gemeente liever richten op preventie dan op sanctionering. Mocht sanctionering nodig zijn vertrouwen wij erop dat onze sanctiestrategie op zichzelf de kans op herhaling verkleint. Openbare rapportage van overtredingen draagt daar naar ons idee niet op een constructieve manier aan bij. Daarbij hechten wij veel waarden aan de privacy van onze inwoners. Door de rapportages openbaar te maken zou dit kunnen worden geschaad.

 

6.6 Handhavend optreden tegen de eigen organisatie en tegen andere overheden

Eigen organisatie

De gemeente Westvoorne heeft een voorbeeldfunctie naar inwoners van de gemeente. De geloofwaardigheid van het handhavingsbeleid komt in het geding indien de locaties en eigendommen die onder het beheer van de gemeente vallen niet aan de eisen van de wet- en regelgeving voldoen.

 

Het toezicht op gemeentelijke eigendommen en locaties wordt natuurlijk op dezelfde wijze uitgevoerd als in reguliere gevallen. Indien overtredingen worden geconstateerd, wordt de pleger aangeschreven in de vorm van een handhavingsbrief met een termijn. Na het verstrijken van de termijn wordt nogmaals een controle uitgevoerd. Het is de bedoeling dat tijdens deze controle de overtredingen zijn opgeheven. Indien dit niet het geval is, wordt het geval ter besluitvorming voorgelegd aan het college.

 

Andere overheden

Op overtredingen van overheden volgt inhoudelijk dezelfde reactie als op overtredingen van burgers en bedrijven. Overheden of publieke ondernemingen die overtredingen blijken te plegen worden bestuursrechtelijk op precies dezelfde wijze behandeld als private ondernemingen of burgers.

 

Bijlage 7: Gedoogstrategie

 

Hierboven is het al gezegd: handhaven is regel, niet handhaven is uitzondering. Er kan van handhavend optreden te worden afgezien indien:

  • -

    er concreet zicht is op legalisatie (§7.1).

  • -

    handhaving onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen (§7.2).

  • -

    er andere omstandigheden zijn die afzien van handhavend optreden rechtvaardigen (§7.3).

7.1 Zicht op legalisatie

Concreet zicht op legalisatie betekent dat er een gedegen en voldoende concrete mogelijkheid is om de overtreding te legaliseren. Dit kan zich voordoen als er bijvoorbeeld alsnog een (omgevings)vergunning voor een activiteit kan worden verleend. Het kan wel betekenen dat van de overtreder wordt verwacht dat deze een vergunning aanvraagt. Indien dit niet gebeurt, is handhaving alsnog mogelijk.

 

7.2 Onevenredige handhaving

Ten aanzien van dit punt is in de jurisprudentie geen duidelijke lijn vastgelegd. Het gaat om situaties waarin het voorschrift slechts zeer beperkt is aangetast of uitzonderlijke situaties van overmacht. Onevenredigheid komt in de praktijk weinig voor.

 

7.3 Omstandigheden

Het laatste punt is een restcategorie. Het is mogelijk dat de overtreding in aanmerking komt voor een gedoogbeschikking. Een goed voorbeeld hiervan zijn de voorwaarden die in het verleden zijn opgesteld voor permanente bewoning van recreatiewoningen. Een ander voorbeeld zijn de eisen van gelijkwaardigheid (er is een goed alternatief toegepast). Ook kan er sprake zijn van toepasselijkheid van het vertrouwensbeginsel. Ook kunnen de bovenstaande factoren uit de afwegingsleidraad zo klemmend worden, dat bezien moet worden of een gedoogconstructie het overwegen waard is.

 

Alleen indien één van de bovenstaande situaties zich voordoet, kan van handhavend optreden worden afgezien. Bestuursrechtelijk optreden is dan niet aan de orde. Indien sprake zou zijn van een actief gedogen, dan dient een gedoogbesluit aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht te voldoen, het gedogen moet in omvang en tijdsduur worden beperkt en zoveel mogelijk worden gereguleerd.

 

Het uitgangspunt binnen de gemeente Westvoorne is dat, met uitzondering van bovenstaande uitzonderingen, in principe tegen alle overtredingen zal worden opgetreden. Uiteraard worden daarbij de gestelde prioriteiten in acht genomen.

 

Bijlage 8: Samenwerking: intern en extern

 

8.1 Interne samenwerking

Dit beleidsstuk is op basis van samenwerking tussen de disciplines vergunningverlening, toezicht en handhaving tot stand gekomen. In de uitvoering wordt deze lijn doorgetrokken. Natuurlijk wordt er veel op informele basis afgestemd. Er zijn echter ook formelere structuren, zoals de bestuurlijke overleggen, de tweewekelijkse werkoverleggen, de bilaterale gesprekken en onderlinge overleggen. Uitgangspunt is dat de verschillende disciplines elkaar wederzijds aanvullen en acties van elkaar overnemen indien dit nodig is. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het opschalen, indien overtredingen niet uit eigen beweging ongedaan worden gemaakt. Ook is de gezamenlijke samenwerking bij themagerichte rechercheacties van groot belang. Gezamenlijk worden acties opgezet en in de uitvoering en opvolging wordt samengewerkt.

 

De samenwerking met andere teams, zoals Openbare Orde en Veiligheid is belangrijk en vindt op grote schaal plaats. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan de beleidsmedewerkers, maar ook aan de BOA’s. Bij de dagelijkse uitvoering wordt uitgegaan van signaaltoezicht. Dit betekent dat opvallende zaken, die niet direct onder de verantwoordelijkheid van het team VTH vallen, zo spoedig mogelijk worden gerapporteerd aan de verantwoordelijke afdeling. Dit werkt twee kanten op. In specifieke zaken zal gezamenlijk worden opgetrokken, bijvoorbeeld in de vorm van gezamenlijk toezicht.

 

8.2 Externe samenwerking

Er is een intensieve samenwerking met partners als de DCMR en VRR. Onderling proberen wij zoveel mogelijk aan te sluiten bij gezamenlijke prioriteiten. Jaarlijks wordt met de VRR, voorafgaand aan een nieuw kalenderjaar, afgestemd waar in het komende jaar de aandachtspunten liggen. Vervolgens wordt per kwartaal overlegd welke zaken op dat moment van belang zijn. De VRR sluit zich aan bij de prioriteiten die in dit beleid zijn beschreven. Voor de komende vier jaar ligt de aandacht specifiek op het gebied van veiligheid en gezondheid en dan met name bij zorginstellingen, openbare gebouwen en gebouwen en bouwwerken waarin groepen verblijven die extra bescherming nodig hebben (kinderen, ouderen, gehandicapten etc.).Ook wordt gesignaleerd voor collega-bestuursorganen en handhavingspartners. Dit werkt twee kanten op en er wordt ook van deze partijen verwacht dat zij opvallende zaken aan de gemeente rapporteren. In de toekomst willen wij toe naar een model waar niet alleen voor elkaar gesignaleerd wordt, maar ook, zover mogelijk, voor elkaar gecontroleerd wordt.

 

Bij gerichte controles of acties worden externe partijen uitgenodigd om de gemeente te vergezellen, zodat in één controle alle aspecten gecontroleerd worden. Hiervan kan sprake zijn bij het controleren van strandpaviljoens, de bedrijventerreinen, de horeca en de campings.

 

Indien noodzakelijk wordt afstemming gezocht met externe partners. Hierbij kan worden gedacht aan het Waterschap, als wegbeheerder in het buitengebied, maar ook zeker de omgevingsdiensten Zuid-Holland-Zuid en Haaglanden. De laatste twee instanties zijn met name bevoegd als het gaat om vergunningen, toezicht en handhaving in het Natura-2000 gebied.

 

Binnen de regio worden de mogelijkheden onderzocht om op het gebied van Wabo-taken samenwerking te zoeken. Dit gebeurd in eerste instantie met Brielle en Hellevoetsluis. Dit ook met het ook op de fusie die eraan komt. Dit is mede met het oog op de kwaliteitscriteria, die voor de Wabo-taken zijn opgesteld een belangrijke ontwikkeling.

 

8.3 Samenwerking en het uitvoeringsprogramma

De samenwerking (intern en extern) krijgt wezenlijk vorm in het uitvoeringsprogramma. Hierin is namelijk weergegeven op welke wijze andere afdelingen en externe partijen betrokken worden in de dagelijkse uitvoering.

 

Bijlage 9: Uitvoeringsorganisatie

 

Volgens artikel 7.4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en onder de Omgevingswet volgens artikel 13.9 van het Omgevingsbesluit (Ob) moet de gemeente haar uitvoeringsorganisatie zo inrichten dat het aan bepaalde eisen voldoet. Kort gezegd komt dit neer op het regelen van een scheiding van functies, roulatie, de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de organisatie ook buiten kantooruren en de beschrijving van werkprocessen, procedures en bijbehorende informatievoorziening. In dit hoofdstuk worden deze zaken belicht.

 

9.1 Scheiding van functies

Conform hoofdstuk 7 van het Bor (straks hoofdstuk 13 van het Ob) is er bij de gemeente Westvoorne een scheiding tussen vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dit betekent dat een vergunningverlener niet zijn eigen vergunning controleert. Er zijn afzonderlijke functiebeschrijvingen en aanstellingen voor vergunningverleners, toezichthouders en handhavers.

 

9.2 Roulatiesysteem

In gemeente Westvoorne werken op het moment meerdere vergunningverleners die werken met een vier-ogenprincipe. Echter is er maar één toezichthouder en één handhaver werkzaam. Dit betekent dat een roulatiesysteem voor toezichthouders en handhavers, zoals artikel 7.4 lid 1 sub c van het Bor (onder de Omgevingswet 13.9 lid 2 sub c van het Ob) voorschrijft, niet mogelijk is voor de gemeente Westvoorne. In 2023 vindt er een gemeentelijke fusie plaats met de gemeente Hellevoetsluis en de gemeente Brielle. We zullen als fusiegemeente Voorne aan Zee een werkend roulatiesysteem inrichten.

 

9.3 Bereikbaarheid en beschikbaarheid van de organisatie

Volgens artikel 7.4 lid 1 sub d van het Bor (onder de Omgevingswet artikel 13.9 lid 2 onder d van het Ob) moet de gemeentelijke organisatie ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar zijn. Ze moeten bereikbaar zijn voor het melden van acute klachten en beschikbaar voor het behandelen van incidenten. De beschikbaarheid en bereikbaarheid van de gemeente is met name van belang voor zaken omtrent de Openbare Orde en Veiligheid (OOV). Dit maakt geen onderdeel uit van de VTH-beleid. Er zijn echter zaken waarbij deze twee onderdelen (OOV en VTH) elkaar overlappen. Denk hierbij bij voorbeeld aan een asbestbrand. Om die reden hebben we de piketregeling van de gemeente ook opgenomen in dit VTH-beleidsplan.

 

De gemeente Westvoorne heeft een piketdienst waarin de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de gemeente gegarandeerd is ook buiten kantooruren. Deze piketdienst is gezamenlijk met de gemeente Brielle georganiseerd en is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar via (0181) 40 81 35. De piketdiensten worden gedraaid door de officieren van dienst bevolkingszorg van beide gemeenten. Deze personen hebben indien noodzakelijk de beschikking over de gemeentelijke crisisorganisatie.

 

9.4 Beschrijving werkprocessen, procedures en informatievoorziening

De beschrijvingen van werkprocessen en procedures zijn terug te vinden in de voorgaande hoofdstukken waarin de verschillende strategieën worden omschreven. Informatievoorziening over deze werkprocessen en procedures is dus terug te vinden in dit beleid maar zal bij openbaarmaking van de stukken ook op de gemeente website worden gezet. Daarnaast staat alle nodige informatie over het aanvragen van een omgevingsvergunning, toezicht en handhaving. Op dit moment wordt in de gemeente ook hard gewerkt aan de aanpassing van de werkprocessen, procedures en informatievoorziening aan de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Zodra deze wetten inwerking treden zullen de aangepaste werkprocessen, procedures en informatievoorziening verwerkt worden in dit VTH-beleid en op de website.

 

Bijlage 10: Toezichtmatrix van het integrale toezichtprotocol

 

 

Bijlage 11: Richtlijnen dwangsombedragen en termijnen

 

11.1 Inleiding

Voor het bepalen van de dwangsombedragen en termijnen wordt gebruik gemaakt van de leidraad dwangsombedragen en begunstigingstermijn van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS). In de onderstaande tabellen zijn voor de meest voorkomende overtredingen de maximale dwangsombedragen en de maximale lengte van de (begunstigings)termijnen opgenomen. De tabel geeft een richtlijn aan en biedt enig houvast bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en de te stellen termijn. De tabel is niet uitputtend bedoeld. Voor overtredingen die niet in deze tabel zijn opgenomen wordt de hoogte van de dwangsom en de te stellen termijn per specifieke situatie nader bepaald. Afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden van het individuele geval kan gemotiveerd worden afgeweken van de in de tabel genoemde waarden.

 

11.2 Dwangsom en modaliteit

De dwangsom dient voldoende prikkelend te werken om de overtreding te (laten) beëindigen. De dwangsombedragen dienen in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.

 

Het opleggen van een last onder dwangsom geschiedt in verschillende wettelijk voorgeschreven vormen (modaliteiten). Deze modaliteiten zijn vastgelegd in artikel 5:32b, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht: een bedrag ineens; een bedrag per tijdseenheid dat de last niet is uitgevoerd dan wel per overtreding van de last. Het bestuursorgaan komt beleidsvrijheid toe bij de keuze voor een van deze modaliteiten. In beginsel worden in de gemeente Westvoorne de dwangsommen in eens of in twee keer verbeurd.

 

11.3 Hoogte van de dwangsom

Hoe de hoogte van een dwangsom zich precies laat berekenen, kan niet voor iedere situatie concreet worden vastgelegd. Duidelijk is dat de hoogte van een dwangsom afhankelijk is van:

  • 1.

    de (geschatte) kosten die de overtreder moet maken om de overtreding op te heffen of met andere woorden, de dwangsom moet hoger zijn dan het (geschatte) financiële voordeel; het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft genoten;

  • 2.

    de dwangsom moet voldoende dwang tot gevolg hebben om de overtreding op te heffen c.q. te beëindigen;

  • 3.

    voorkoming van herhaling, beperking van schade en herstel in de oorspronkelijke toestand;

  • 4.

    de bevestiging van normen gesteld in het bestuurlijk belang.

De onderstaande bedragen en termijnen betreffen veel voorkomende overtredingen en zijn indicatief. Dat betekent de termijnen en bedragen richtlijnen zijn waarvan in specifieke gevallen kan worden afgeweken. In spoedeisende situaties zal gekozen kunnen worden tussen het opleggen van een last onder bestuursdwang of wordt een korte(re) begunstigingstermijn gehanteerd.

 

11.4 Begunstigingstermijn

Een last onder dwangsom omvat naast de te nemen herstelmaatregelen ook een termijn, waarbinnen de overtreder de door het bestuursorgaan opgelegde lastgeving kan uitvoeren zonder dat deze de dwangsom verbeurt. Deze begunstigingstermijn mag niet wezenlijk langer worden gesteld dan noodzakelijk om de overtreding te kunnen opheffen.

 

11.5 Richtlijnen voor het verlengen van de begunstigingstermijn

In een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom wordt een termijn gesteld waarbinnen de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat de dwangsom verbeurt. De begunstigingstermijn is op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Dit houdt in dat de termijn voldoende lang is om de opgelegde last te kunnen uitvoeren en in de omstandigheden van het geval redelijk is. Uitgangspunt is dan ook dat de begunstigingstermijn niet verlengd zal worden. In enkele gevallen kan overgaan worden tot verlenging:

 

  • 1.

    Indien de overtreder om een verlenging van de begunstigingstermijn verzoekt en aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk kan maken dat hij de opgelegde last niet binnen de daartoe gestelde termijn kan uitvoeren. Hierbij moet de overtreder tevens een concrete termijn geven waarbinnen hij de opgelegde last wel kan uitvoeren. Indien een overtreder zelf te laat is begonnen met het aanvragen van offertes of het geven van een opdracht, wordt de begunstigingstermijn niet verlengd.

  • 2.

    Indien de overtreder aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk maakt dat opheffing van de illegale situatie – bijvoorbeeld door bedrijfsverplaatsing/ omzetting van de bedrijfsvorm/pensionering – in het vooruitzicht ligt. Ook hierbij geldt dat de overtreder een concrete termijn voor het opheffen van de illegale situatie moet geven.

Het voorgaande houdt in dat een begunstigingstermijn niet automatisch wordt verlengd als de overtreder een bezwaarschrift (eventueel met verzoek om een voorlopige voorziening) indient. Een dergelijke automatische verlenging verhoudt zich namelijk niet met het uitgangspunt dat de oorspronkelijke begunstigingstermijn zorgvuldig tot stand is gekomen en in principe niet wordt verlengd. Bovendien schept een dergelijk automatisme een ongelijke situatie ten opzichte van overtreders die in bezwaar niet om verlenging van de begunstigingstermijn verzoeken.

 

11.6 Vaststelling hoogte dwangsom volgens de interventiematrix LHS

De vaststelling van de hoogte van de dwangsom wordt afhankelijk gesteld van de gepositioneerde bevinding in de interventiematrix volgens de Landelijke Handhavingsstrategie.

 

 

Figuur 2: De interventiematrix van de Landelijke Handhavingsstrategie

 

Er zijn drie bevindingen te onderscheiden:

  • -

    De bevinding is gepositioneerd in de lichte segmenten van de interventiematrix (A1, A2, A3, B1, B2 en C1). In die situatie wordt de dwangsom per tijdseenheid of per overtreding vastgesteld op (plusminus) één derde van het maximumbedrag; het te stellen maximum is het in de tabel opgenomen maximumbedrag. Als de modaliteit ‘ineens’ is omschreven blijft het dwangsombedrag ‘ineens’ gelijk aan het maximumbedrag. Een voorbeeld ter illustratie: in de tabel is een maximumbedrag van € 5.000 opgenomen voor een overtreding die binnen de lichte segmenten van de interventiematrix valt. De modaliteit is ‘per week’ omschreven. De dwangsom wordt in dat geval vastgesteld op € 5.000 / 3 = ± € 1.667 per week met een maximum van € 5.000.

  • -

    De bevinding is gepositioneerd in de middensegmenten van de interventiematrix (A4, B3, B4, C2, D1 en D2). In die situatie wordt de dwangsom per tijdseenheid of per overtreding vastgesteld op de helft van het maximumbedrag; het te stellen maximum is het in de tabel opgenomen maximumbedrag. Als de modaliteit ‘ineens’ is omschreven blijft het dwangsombedrag ‘ineens’ gelijk aan het maximumbedrag. Een voorbeeld ter illustratie: in de tabel is een maximumbedrag van € 4.000 opgenomen voor een overtreding die binnen de middensegmenten van de interventiematrix valt. De modaliteit is ‘per overtreding’ omschreven. De dwangsom wordt in dat geval vastgesteld op € 4.000 / 2 = € 2.000 per overtreding met een maximum van € 4.000.

  • -

    De bevinding is gepositioneerd in de zware segmenten van de interventiematrix (C3, C4, D3 en D4). In die situatie wordt de dwangsom ineens vastgesteld op het maximumbedrag. Een voorbeeld ter illustratie: in de tabel is een maximumbedrag van € 3.000 opgenomen voor een overtreding die binnen de zware segmenten van de interventiematrix valt. De modaliteit is ‘per week’ omschreven. De dwangsom wordt in dat geval vastgesteld op € 3.000 ineens.

11.7 Recidive

Na het bereiken van het maximale bedrag kan besloten worden om een nieuwe last onder dwangsom, dan wel een last onder bestuursdwang op te leggen. Indien sprake is van herhaling van een overtreding – door dezelfde overtreder op een bepaald perceel – waarvoor in het verleden (binnen de afgelopen twee jaren) reeds een dwangsombeschikking is afgegeven, wordt de te stellen dwangsom verhoogd met 100%. Indien de verwachting is dat ook een verdubbeling van de last er niet toe zal leiden dat er gevolg zal worden gegeven aan de last, wordt de last op een bedrag vastgesteld waar naar verwachting wel een voldoende prikkel van zal uitgaan om gehoor te geven aan de last.

 

11.8 Uitwerking richtlijnen dwangsommen en termijnen

 

Tabel 5: Uitwerking richtlijnen dwangsommen en termijnen

Milieu-compartiment

Vergunning

overtreding

Kwalificatie

Sanctie

Hoogte

dwangsom

Begunstigings-termijn

BODEM

Keuring tank niet (op tijd) uitgevoerd

Vrijwel nihil

Dwangsom

€350 p.w. max. 10x

2 weken

Geen vloeistofdichte vloer of (lek)bak aanwezig

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x (evt. bedrag per m²)

1-3 maanden

Vloer of (lek)bak niet bestand tegen chemische inwerking van stof

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Vloer niet gekeurd

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Stoffen in bodem brengen vervuilend en spoed vereist

Aanzienlijk

PV +

Bestuursdwang

n.v.t.

1 week

Vloer aangelegd door een niet erkende instelling, voldoet wel

Vrijwel nihil

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Keuring vloer door een niet erkende instelling

Vrijwel nihil

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Geen hemelwater bescherming of gecontroleerde afvoer aanwezig

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Lekbak onvoldoende gedimensioneerd in relatie op opslag

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Stoffen in bodem brengen niet of nauwelijks vervuilend, niet spoedeisend

Beperkt

Zelf laten verwijderen + Dwangsom

€500 p.o. max 10x

1-3 maanden

Lekke leidingen veroorzaken flinke bodemvervuiling, spoedeisend

Aanzienlijk

PV+

Bestuursdwang

n.v.t.

1 week

Geen vloeistofdichte vloer rondom afleverzuil

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

1 maand

Geen certificaat vloer

Vrijwel nihil

Dwangsom

€500 p.w. max. 10x

1 maand

Vaatwerk / Accu’s niet in lekbakken

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max. 10x

1 maand

Tank niet tegen aanrijden beschermd

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

1 maand

Ondergrondse tank niet gesaneerd

Beperkt

Dwangsom

€2500 p.w. max. 10x

3 maanden

Tank niet boven lekbak

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

2 maanden

Opslag beetje vaste mest niet op mestdichte plaat

Vrijwel nihil

Dwangsom

€500 p.w. max. 10x

3 maanden

Opslag veel vaste mest niet op mestdichte plaat en/of er naast

Van belang

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

1 maand

Water/sludge controle niet uitgevoerd

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max. 10x

1 maand

PGS 30 overtreden

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1 maand

Geen Grondwatermonitoring

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1 maand

Maatwerkvoorschrift niet naleven

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

situationeel

Verkennend bodemonderzoek niet uitgevoerd

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

1 maand

Nul- en eindsituatie niet uitgevoerd

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

3 maanden

Onvoldoende toezicht en instructies

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1 week

Het niet of onvoldoende uitvoeren van beheermaatregelen in de bedrijfsvoering

Van belang /aanzienlijk

PV +Dwangsom (evt.

Bestuursdwang)

€1750 p.w. max. 10x

1 week

Financiële zekerheid

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1 maand

nieuw geval van bodemverontreiniging ikv zorgplicht Wbb niet gemeld

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1 maand

LUCHT

Overschrijding emissie eisen (afhankelijk van stof)

Van belang

Dwangsom

€2500 p.d. max. €50.000

2 weken

Metingen niet correct uitgevoerd

Beperkt

Dwangsom

€250 p.d. max. 10x

1 maand

Gasafvoer niet conform BEES

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1 maand

Schoorsteen niet op hoogte

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Onderzoek emissiebeperkingen niet uitgevoerd

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Voorschriften stankhinder niet naleven / geuroverlast veroorzaken

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1 maand

Stofoverlast veroorzaken (o.a. door ontbreken stoffilter)

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max. €25000

1-3 maanden

Ontbreken filter installatie

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Ontbreken dampretour stage II

Van belang

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

2 maanden

Ontbreken ontgeuringsinstallatie

Van belang

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

2 maanden

Maatwerkvoorschrift

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

situationeel

Ontbreken CFK logboek

Beperkt

Dwangsom

€250 p.w. max. 10x

1 maand

WATER

Lozen afvalwater zonder of i.s.m. vergunning (vervuilingsgraad meewegen)

Aanzienlijk

PV

Bestuursdwang

n.v.t.

1 dag

Lozen afvalwater zonder of ism vergunning (vervuilingsgraad meewegen)

Beperkt/van belang

PV+

Bestuursdwang

n.v.t.

1 week

Olie/water/ vetscheider niet (tijdig) legen

Van belang

Dwangsom

€500 p.w. max. 10x

1 week

Niet meten of niet aanleveren van de analyses

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max. €50.000

1 maand

Monstervoorziening niet aanwezig

Van belang

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1 maand

Overschrijding eisen emissie (parameter afhankelijk)

Van belang

Dwangsom

€500 p.o. max. 10x

2 weken

Overschrijding metaalgehalte per metaal:

Tot 25 mg/liter afvalwater

>25-50

>50-100

>100-200

>200

Vrijwel nihil

Beperkt

Van belang

Aanzienlijk

Aanzienlijk

Dwangsom

€750

€1500

€2000

€2500

€3000 p.o

max. 10x

situationeel

Overtreding administratief voorschrift

Beperkt

Dwangsom

€250 p.d. max. 10x

2 weken

Niet melden calamiteiten / ongewone voorvallen

Van belang

Dwangsom

€2500 p.o. max. 10x

1 dag na plaatsvinden calamiteit/ongeval

Geen melding Bbk en Lozingenbesluit

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.d. max. 10x

1 dag na start werkzaamheden

Overtreding maatwerkvoorschrift

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

situationeel

Illegale grondwateronttrekking (vergunbaar)

Beperkt

PV

n.v.t.

1 dag

Grondwateronttrekking

Vrijwel nihil

Dwangsom

€2,50 p. m³

1 week

Grondwateronttrekking

Beperkt

Dwangsom

€2,50 p. m³

1 week

Grondwateronttrekking

Aanzienlijk

PV

Bestuursdwang

n.v.t.

1 dag

Lozing Agrarisch middel

Beperkt

Dwangsom

€250 p.w. max. 10x

1 maand

Lozing Agrarisch groot

Beperkt

Dwangsom

€500 p.w. max. 10x

1 maand

Lozing Agrarisch matig

Beperkt

Dwangsom

€250-500 p.w. max. 10x

1 maand

GELUID EN TRILLINGEN

Overschrijding geluidsniveau (incidenteel)

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max. 10x

1 week

Overschrijding geluidsniveau (structureel)

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.d. max. 10x

1 week

Overlast, in werking buiten vergunde uren

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.o. max. 10x

1 dag

Niet meten

Beperkt

Dwangsom

€150 p.d. max. 10x

1 maand

Voorzieningen niet aangebracht

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Voorschriften m.b.t. gedrag niet naleven

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max. 10x

1 dag

Niet voldoen aan voorschriften m.b.t. trilling

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Maatwerkvoorschrift

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

situationeel

AFVAL

Opslag niet overeenkomstig voorschriften

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max. 10x

1-3 maanden

BA niet regelmatig afvoeren

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max. 10x

1-3 maanden

GA afval niet correct afvoeren

Van belang

Dwangsom

€500 p.o. max.

€50.000

1 maand

Niet registreren verwijdering GA

Beperkt/van belang

Dwangsom

€1750 p.o. max. 10x

1 maand

Niet vergunde opslag BA

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

1 maand

Niet vergunde opslag GA

Beperkt

Sluiting /

Dwangsom

€5000 p.w. max. 10x

2 weken

Verbranden afval

Beperkt

Pv/dwangsom

€500 – 2500 p.o. max. 10x

2 weken

Niet scheiden

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.o.

1 maand

Zwerfafval (graderen naar hoeveelheid)

Beperkt

Dwangsom

250 p.o.

1 dag

Maatwerkvoorschrift

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10 x

situationeel

(EXTERNE) VEILIGHEID

Geen blusmiddelen of onjuist / niet aangesloten

Aanzienlijk

Dwangsom

€100 p.d. per overtreding max. 10x

2 weken

Keuring blusmiddelen niet juist

Beperkt

Dwangsom

€50 p.d. per overtreding max. 10x

2 weken

Opslag gev. stoffen niet conform voorschriften geen direct gevaar

Beperkt

Dwangsom

€1500 p.w. max. 10x

1 maand

Opslag gev. stoffen niet conform voorschriften wel direct gevaar

Van belang

Dwangsom

€2500 p.d. max. 10x

1 dag

Constructie onvoldoende brandwerend

Van belang

Dwangsom

€2500 p.w. max. 10x

1-3 maanden

Maatwerkvoorschrift

Van belang

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

situationeel

RUIMTELIJKE INRICHTING EN BOUW

Illegale steiger aangebracht

(geen overlast/gevaar)

Beperkt

Dwangsom

€50 p.w. per meter steiger max. 10x

1 maand

Illegale bebouwing kwalificatie licht

Vrijwel nihil

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

Min. 6 weken

Illegale bebouwing kwalificatie matig

Van belang

Dwangsom

€1500 p.w. max. 10x

Min. 6 weken

Illegale bebouwing kwalificatie ernstig

aanzienlijk

Dwangsom

€2000 p.w. max. 10x

Min. 6 weken

Bouwen in afwijking van de vergunning, kwalificatie licht

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

Min. 6 weken

Bouwen in afwijking van de vergunning, kwalificatie matig

Beperkt

Dwangsom

€1500 p.w. max. 10x

Min. 6 weken

Bouwen in afwijking van de vergunning, kwalificatie ernstig

Van Belang

Dwangsom

€2000 p.w. max. 10x

Min. 6 weken

Illegaal terras

Beperkt

Dwangsom

€50 p.d. per m² overtreding max. 10x

1 week

Illegale standplaats

Beperkt

Dwangsom

€50 p.d. per m² per

Overtreding max. 10x

1 week

Reclamebord (klein) < 1m2

Vrijwel nihil

Dwangsom

€250 p.d. per m² bord per overtreding max. 10x

1 week

Reclamebord (groot) >2m2 ontsierend

Beperkt

Dwangsom

€500 p.d. per m² bord per overtreding max. 10x

1 week

Uitstalling bij winkel (gering)

Vrijwel nihil

Dwangsom

€50 p.d. per m² per

Overtreding max. 10x

1 week

Uitstalling bij winkel (flink veel)

Beperkt

Dwangsom

€100 p.d. per m² per

Overtreding max. 10x

1 week

Gebruik gemeentegrond

Vrijwel nihil

Dwangsom

€50 p.w. per m² per

Overtreding max. 10x

1 maand

Maatwerkvoorschrift, niet directe milieugevolgen

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w. max. 10x

situationeel

ILLEGAAL GEBRUIK

Illegale bewoning (bij)gebouwen

Beperkt

Dwangsom

€1500 p.w. max. 10x

Min. 6 weken

Overig Illegaal gebruik

Beperkt

Dwangsom

€1500 p.w. max. 10x

Min. 6 weken

Permanente bewoning recreatiewoningen

Beperkt

Dwangsom

€1500 p.w. max. 10x

Min. 6 weken

ALGEMEEN

Onveilige opstelling gasflessen

Beperkt

Dwangsom

€50 per fles p.d. max. 10x

1 week

Keuringstermijn gasfles verlopen (geen gevaar)

Vrijwel nihil

Dwangsom

€100 p.fles. p.w. max 10x

Niet melden van calamiteiten/ meldingen ongewone voorvallen (H17 Wm)

Van belang

Dwangsom/pv

€2500 p.o. max 10x

1 dag

Parkeervoorschriften niet naleven

Vrijwel nihil

Dwangsom

€250 p.o. max 10x

1 dag

Niet indienen of tijdig indienen van rapporten (geluids-, mjv en dergelijke)

Beperkt

Dwangsom

€500 p.d max. €12500

1 week

Wijzigingen t.a.v. vergunning niet gemeld

Beperkt

Dwangsom

€250 p.d. max. €1250

1 maand

Inrichting niet schoon

Beperkt

Dwangsom

€500 p.w. max 10x

1 week tot max. 1 maand

Losplaats onvoldoende gemarkeerd

Beperkt

Dwangsom

€250 p.k. max. 10x

1 maand

Verbranden (schoon) afval binnen de inrichting

Beperkt

Dwangsom

€500- 2500 p.o. max 10x

1 dag

Verbranden (vuil) afval binnen de inrichting

Van belang

Dwangsom

€2500+ p.o. max. 10x

1 dag

Niet voldoen aan onderhoud/controle stookinstallatie

Klein >20 kW en < 20 MW

Beperkt

Dwangsom

500 p.w. max. 10x

1 maand

Niet voldoen aan onderhoud/controle stookinstallatie

Middelgroot 20 - <50 MW

Beperkt

Dwangsom

1000 p.w. max. 10x

1 maand

Niet voldoen aan onderhoud/controle stookinstallatie

Groot (50 MW of meer)

Beperkt

Dwangsom

1500 p.w. max. 10x

1 maand

Geen doeltreffende maatregelen tegen ongedierte

Beperkt

Dwangsom

€250 p.o. max. 10x

1 week

Afleveren vuurwerk aan personen jonger dan 16 jr.

Van belang

Dwangsom

€500 p.o.

max 10 x

1 dag

In werking zonder vergunning, geen aanvraag maar geen opzet

Beperkt

Dwangsom (aangeven aanvraag doen)

€1.000 p.d. max. €50.000

2 maanden

In werking zonder vergunning, geen aanvraag en ook geen aanvraag wil doen

Aanzienlijk

Sluiting of reparatoir optreden OM

n.v.t.

Mestbassin niet overeenkomstig de bouwtechnische richtlijnen

Beperkt

Dwangsom

€2500 p.w. max. 10x

1-3 maanden

In werking zonder vergunning met aanvraag nog niet van kracht

Beperkt

Evt. gedoog-beschikking

n.v.t.

ALGEMEEN

Onveilige opstelling gasflessen

Beperkt

Dwangsom

€50 per fles p.d. max. 10x

1 week

Geen inzage in gevraagde documenten

Van belang

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10x

1 week

Geen inzage gevraagde documenten

Aanzienlijk

Dwangsom

€1000 p.d. max. 10x

1 dag

Energie (besparing)

Niet voldoen aan informatieplicht

Van belang

Dwangsom

1000 p.m. max. 3x

1 maand

Totaal geen medewerking (pure opzet)

Van belang

Dwangsom

€2500 p.w. max. 10x

1 maand

Vertragingstactieken

>6 mnd

Per maatregel benoemen

Zo min mogelijk verschillende termijnen

Van belang/beperkt

Dwangsom

€1000 p.w. per maatregel. max. 10x

1 maand

Niet afronden binnen afgesproken termijnen

Per maatregel benoemen

Zoveel min mogelijk verschillende termijnen

Beperkt

Dwangsom

€500 p.w. per maatregel max. 10x

1 maand

Verplicht onderzoek energiebesparing 2.15.3 niet (laten) uitvoeren

Van belang

Dwangsom

10% jaarlijkse energierekening p.m.

max. 3x

1 maand

Cumulatie

Cumulatie van meerdere overtredingen in aantal van 4-6

Van belang

Dwangsom

€ 10.000 p.w. max. 10x

n.v.t.

Groene wetgeving

Na illegaal kappen niet herplanten

Beperkt

Dwangsom

€750 p.w. max. 10x

1 week

Na illegaal kappen niet herplanten (veel bomen)

Van belang

Dwangsom

1500 p.w. max. 10x

1 week

 

11.9 Invordering dwangsom

Indien de verbeurde dwangsommen niet vrijwillig worden betaald door de overtreder, kunnen deze via een dwangbevel worden ingevorderd. Artikel 5:35 Awb bepaalt dat de bevoegdheid tot invordering van verbeurde bedragen verjaart door verloop van 12 maanden na de dag waarop zij zijn verbeurd. Indien de dwangsombeschikking een jaar lang van kracht is zonder het verbeuren van een dwangsom, kan deze op verzoek van de overtreder worden ingetrokken (5:34 Awb). Wordt een zodanig verzoek niet gedaan, dan verdient het uit een oogpunt van zorgvuldigheid en rechtszekerheid aanbeveling de dwangsom ambtshalve in te trekken. Een brief waarin het bevoegd gezag bericht dat niet tot invordering van een verbeurde dwangsom wordt overgegaan is geen besluit, maar een mededeling van feitelijke aard. De invordering van kosten gemaakt voor bestuursdwang en verbeurde dwangsommen wordt verzorgd door de team Financiën van de gemeente Westvoorne.

 

11.10 Matigen van een dwangsom

Indien een overtreder na het verstrijken van de begunstigingstermijn aan de opgelegde last geen gehoor heeft gegeven, verbeurt de dwangsom van rechtswege. Het dwangsombedrag is altijd op een zorgvuldige wijze vastgesteld, volgens de hiervoor genoemde richtlijnen. Een verbeurde dwangsom kan in uitzonderlijke gevallen op verzoek van de overtreder gematigd worden.

 

Hieronder staan situaties waarin de dwangsom gematigd kan worden:

  • 1.

    Tijdens de looptijd van de begunstigingstermijn heeft de overtreder een begin gemaakt met het voldoen aan de last. Door bijzondere omstandigheden, die de overtreder concreet moet aantonen, is het niet gelukt binnen de termijn geheel aan de opgelegde last te voldoen. Korte tijd na het verstrijken van de begunstigingstermijn –binnen de helft (50%) van de oorspronkelijke begunstigingstermijn– is alsnog volledig aan de last gehoor gegeven;

  • 2.

    De overtreding is na het verbeuren van de dwangsom gedeeltelijk gelegaliseerd, waardoor de verhouding tussen de hoogte van de dwangsom en (het niet legaliseerbare deel van) de overtreding in een nieuw licht komt te staan;

  • 3.

    Na het verbeuren van de dwangsom blijkt uit –door de overtreder aan te dragen– nieuwe, objectieve gegevens dat inning van het gehele verbeurde bedrag bijzonder ingrijpende gevolgen heeft voor de persoonlijke en/of bedrijfsmatige omstandigheden van de aangeschrevene (bijvoorbeeld: faillissement). Voorwaarde hierbij is dat de opgelegde last korte tijd na het verstrijken van de begunstigingstermijn alsnog is uitgevoerd.

Matiging kan tot maximaal 90% van het totaal verbeurde bedrag, met een minimum van € 100,=, om het effect van de opgelegde dwangsommen niet volledig ongedaan te maken. Uitzondering is de matiging van dwangsommen die zijn opgelegd aan overtreders aan wie een tweede last onder dwangsom en/of last onder bestuursdwang bekend is gemaakt. De matiging bedraagt in dat geval maximaal 50% van het totaal verbeurde bedrag. Er zal dus niet overgegaan worden tot het kwijtschelden van de verbeurde dwangsom.

 

Voor het definitief maken van de matiging geldt de voorwaarde dat de overtreding ongedaan is gemaakt. We gaan bovendien slechts over tot matiging indien de overtreder:

  • afziet van bezwaar en beroep en eventuele lopende bezwaar- en beroepschriften dan wel verzoeken om een voorlopige voorziening intrekt, en;

  • bereid is de dwangsom binnen een maand te betalen.

11.11 Betalingsregeling

De hoofdregel is dat een overtreder binnen de daarvoor gestelde termijn de kosten van toepassing van bestuursdwang of de verbeurde dwangsom worden betaald. Indien een overtreder (natuurlijk persoon of rechtspersoon) concreet aantoont dat hij de verbeurde dwangsom niet in zijn geheel of ineens kan betalen, kan een betalingsregeling getroffen worden. Hiervoor gelden dezelfde criteria als voor het matigen van een dwangsom. Om in aanmerking te komen voor een betalingsregeling moet de overtreder een schriftelijk verzoek indienen bij de gemeente. Na overleg tussen de sector Ruimtelijke ontwikkeling, Economische zaken en Volkshuisvesting en de sector Middelen kan een volgende betalingsregeling worden opgesteld:

  • 1.

    voor bedrijven: voor maximaal 4 maanden;

  • 2.

    voor particulieren: voor maximaal 12 maanden.

Indien bedrijven of particulieren de betalingsregeling niet naleven wordt de invorderingsprocedure voortgezet en uit handen gegeven.

 

Bijlage 12: Werkwijze prioritair werken

 

12.1 Inleiding

Omdat er nooit voldoende capaciteit is om alle taken uitputtend uit te voeren, betekent het opstellen van VTH beleid ook keuzes maken en prioriteiten stellen. Dit is gebeurd aan de hand van een prioriteitstelling waar een risicoanalyse aan ten grondslag ligt. Hiermee zijn keuzes gemaakt ten aanzien van de inzet van capaciteit en middelen.

 

Om de medewerkers zo effectief mogelijk in te zetten, is bepaald welke activiteiten binnen de gemeente prioriteit hebben en welke minder (zie Bijlage 13: Risicoanalyse en prioritering per taakveld). De inzet op activiteiten met een lage prioriteit is minder dan op activiteiten met een hoge prioriteit. Hierbij kan gedacht worden aan de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag of een toezichtmoment, de bezoekfrequentie van toezicht en de wijze waarop handhavingsverzoeken in behandeling worden genomen (nu doen of later inplannen).

 

De risico inschatting beperkt zich niet meer tot alleen risico’s ten aanzien van het niet voldoen aan Bouwbesluit, zoals in de oude methodiek van prioriteren wel het geval was. Dit is ingegeven door ontwikkelingen als de komst van de Omgevingswet en de Wkb die maken dat er veranderingen gaan plaatsvinden in de uitvoering van VTH taken. De technische toetsing door de overheid neemt af. Er moet meer integraal gekeken worden naar veel bredere beoordelingskaders, waarin ‘ja, mits…’ het uitgangspunt wordt in plaats van ‘nee, want…’ De verwachting is dat er minder getoetst kan gaan worden volgens een vast kader en stramien en er meer maatwerk moet worden geleverd. Daarom zijn aspecten als ‘ruimtelijke kwaliteit’ en ‘bestuurlijke gevoeligheid’ nadrukkelijker meegenomen in de risico inschatting.

 

Binnen elke categorie is ook een onderscheid gemaakt tussen ‘eenvoudig’ en ‘complex’. Hiervoor is gekozen omdat ook binnen ogenschijnlijk eenvoudige categorieën een (grote) mate van complexiteit kan ontstaan. Denk aan bijvoorbeeld een strijdigheid met een bestemmingsplan/toekomstig omgevingsplan, een bestuurlijke gevoeligheid of omdat bepaalde activiteiten een hoge prioriteit hebben gekregen door bijvoorbeeld maatschappelijke of economische ontwikkelingen. Om te kunnen beoordelen of een aanvraag of zaak eenvoudig is, is gekozen voor de volgende richtlijnen:

  • -

    Een zaak omvat maximaal 4 activiteiten die onder de reguliere procedure vallen (exclusief niet-ingrijpende wijzigingen aan Rijksmonumenten).

  • -

    Passend binnen de (loket)criteria van de welstandsnota.

  • -

    Beslissingsbevoegdheid ligt onder mandaat op medewerkersniveau.

  • -

    Er zijn geen uitgebreide beheersmaatregelen nodig om omgevingsveiligheid te waarborgen.

  • -

    Valt ten aanzien van constructieve veiligheid niet onder risicoklasse CC-2b en hoger.

  • -

    Niet bestuurlijk gevoelig.

Zoals aangegeven moet er ruimte zijn voor maatwerk. De afweging of een aanvraag of zaak eenvoudig of complex is, doet de zaakverantwoordelijke daarom zelf. Bij twijfel raadpleegt de zaakverantwoordelijke een collega, leidinggevende en/of de contactpersoon bij de opdrachtgever.

 

12.2 Scenario’s

Zoals eerder vermeld kunnen de verschillende categorieën in de prioritering een score behalen van 0 tot 4. Waarbij nul de laagste prioriteit en inzet kent en vier de hoogste. In onderstaande figuur is dit globaal weergegeven.

 

Tabel 6: Overzicht scenario’s, toetsniveaus en werkwijzen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving

Scenario

Prioriteit

Wijze van toetsing bij vergunningverlening

Wijze van toezicht

Wijze van handhaving

Mogelijkheden inventariseren voor het schrappen van de vergunningplicht en/of vervangen voor algemene regel of meldingsplicht. Anders hanteren scenario 1.

0 = zeer laag

Uitsluitend projectmatig

1 = laag

Uitsluitend projectmatig

Scenario 1

2 = gemiddeld

Toets op basisniveau

Visueel toezicht na gereedmelding bij voorkeur projectmatig

Uitsluitend projectmatig

Scenario 2

3 = hoog

Toets op basisniveau en zaakspecifieke aandachtspunten

Toezicht op de meest relevante voorschriften

Projectmatig of verzoek tot handhaving of directe aanleiding

Scenario 3

4 = zeer hoog

Grondige toetsing

Toezicht op alle voorschriften

Directe handhaving

 

In het overzicht is te zien dat voor de categorieën die 0 of 1 scoren geen scenario is beschreven. Ten aanzien van deze categorieën wordt in de komende beleidsperiode de mogelijkheden tot deregulering, de omzetting naar algemene regels of het instellen van een meldingsplicht verkend. Hierbij moet rekening worden gehouden met de wenselijkheid en met hogere regelgeving. Zolang hierover geen beslissing is genomen wordt voor deze categorieën ook scenario 1 gehanteerd.

 

De scenario’s hebben gevolgen voor de inzet van zowel vergunningverlening, toezicht en handhaving dit staat hieronder verder toegelicht. Hierbij gaan we in op vermindering van inzet op de volgende activiteiten:

  • -

    Weigeringsgronden gekoppeld aan activiteiten.

  • -

    Bestemmingsplan/omgevingsplan.

  • -

    Redelijke eisen van welstand.

  • -

    Omgevingsveiligheid (o.a. bouw- en sloopveiligheid, maar ook aspecten als onttrekking van grondwater bij bemaling van bouwputten).

  • -

    Milieu aspecten (o.a. geluid, lucht, geur, Wet natuurbescherming).

  • -

    Relevante beleidskaders/normen (mobiliteit, parkeren, detailhandelsbeleid, economisch beleid, enz.).

  • -

    Afwijkingenbeleid.

Hierna volgen drie scenario’s waarmee de inzet in de praktijk kan worden bepaald (wat doen we wel en wat doen we bewust niet).

 

12.2.1Scenario’s vergunningverlening

 

Scenario 1

  • -

    De aanvraag wordt alleen beoordeeld op toelaatbaarheid binnen bestemmingsplan en/of overige relevante beleidsregels, waaronder afwijkingenbeleid, welstandsnota, parkeernota, enz.

  • -

    Minimale toetsing aan het Bouwbesluit/Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)/bouwmeldingen (Wkb) krijgen geen inhoudelijke behandeling.

  • -

    Er wordt indien noodzakelijk advies ingewonnen bij de commissie Ruimtelijke kwaliteit.

  • -

    Het besluit wordt onder mandaat genomen.

  • -

    Er worden alleen standaard voorschriften in de vergunning opgenomen.

Scenario 2

  • -

    De aanvraag wordt beoordeeld op toelaatbaarheid binnen bestemmingsplan en/of overige relevante beleidsregels, waaronder afwijkingenbeleid, welstandsnota, parkeernota, enz.

  • -

    Minimale toetsing aan het Bouwbesluit/Bbl/bouwmelding (Wkb). In aangewezen gevallen wordt wel de constructieve veiligheid en/of brandveiligheid beoordeeld.

  • -

    Op onderdelen wordt (extern) advies ingewonnen, indien noodzakelijk voor het te nemen besluit.

  • -

    Het besluit wordt onder mandaat genomen.

  • -

    Er worden naast standaard voorschriften ook eventuele specifieke/maatwerk voorschriften opgenomen, bijvoorbeeld op basis van een extern gegeven advies.

Scenario 3

  • -

    De aanvraag wordt integraal beoordeeld op toelaatbaarheid binnen het bestemmingsplan en overige relevante beleidsregels.

  • -

    De technische toetsing aan het Bouwbesluit/Bbl wordt conform het landelijke toetsprotocol uitgevoerd/bouwmeldingen (Wkb) krijgen een inhoudelijke behandeling conform het landelijk toetsprotocol.

  • -

    Er wordt (extern) advies ingewonnen over de toelaatbaarheid bij afwijking van het bestemmingsplan of ander beleid, waaronder ook provinciale (beleids)regels.

  • -

    Een besluit van een ander bevoegd gezag (verklaring van geen bedenkingen) en/of een advies van een aangewezen adviseur wordt betrokken bij het te nemen besluit.

  • -

    Er worden standaard en/of op het project toegespitste voorschriften opgenomen in de vergunning.

12.2.2Scenario’s toezicht

 

Scenario 1

  • -

    Er wordt alleen (administratief) toezicht gehouden op uiterlijke kenmerken en vooraf gesteld uitgangspunten/voorschriften bij afronding van het project (afschouwen vanwege termijn openstaand dossier, dan wel vanwege gereed melding).

  • -

    Rapportage bevat alleen een datum van een eventuele start melding en/of de datum waarop het gereed gemeld is of is geschouwd.

  • -

    Er wordt geen omgevingsanalyse en risico-inschatting ‘omgevingsveiligheid’ gemaakt.

  • -

    Bij ‘geen-gebruik’ van de verleende vergunning wordt 3 jaar na het onherroepelijk worden van het besluit overgegaan tot intrekken. Hierbij worden uiteraard rekening gehouden met de wettelijke kaders op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

Scenario 2

  • -

    Er wordt toezicht gehouden op de aspecten constructieve veiligheid en brandveiligheid (eventuele inschakeling veiligheidsregio). In sommige gevallen wordt ook toezicht gehouden op uitvoeringsexcessen (bijv. bouwen in afwijking van de vergunning of bij klachten). Onder de Wkb vervalt het toezicht voor technische aspecten voor nieuwbouw. De kwaliteitsborger kan bij nieuwbouwprojecten de gemeente alsnog verzoeken om toezicht te houden op constructieve veiligheid en brandveiligheid.

  • -

    Rapportages beperken zich tot start- en gereeddatum (of datum schouw) en toezichtmomenten. De rapportages worden geregistreerd in het VTH systeem en/of zaaksysteem.

  • -

    Er wordt een omgevingsanalyse en risico-inschatting gemaakt (dit heeft te maken met de omgevingsveiligheid die behoort tot de beoordeling van de veiligheid bij uitvoering van bouw- en/of sloopwerkzaamheden). Voor de bouwwerken die (nog) niet vallen onder de Wkb wordt ook toezicht gehouden op de bouwwerkzaamheden.

  • -

    Bij ‘geen-gebruik’ van de verleende vergunning wordt 3 jaar na het onherroepelijk worden van het besluit overgegaan tot intrekken. Hierbij worden uiteraard rekening gehouden met de wettelijke kaders op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

Scenario 3

  • -

    Er wordt toezicht gehouden op de aspecten constructieve veiligheid, brandveiligheid, omgevingsveiligheid en uitvoeringsexcessen. Bij al deze aspecten wordt extern advies opgevraagd. Tijdens de bouw houdt de brandweer ook regelmatig toezicht op de aspecten die vallen onder de brandveiligheid. Onder de Wkb vervalt het toezicht voor technische aspecten voor nieuwbouw. De kwaliteitsborger kan bij nieuwbouwprojecten de gemeente alsnog verzoeken om toezicht te houden op constructieve veiligheid en brandveiligheid.

  • -

    Rapportages bevatten alle toezichtmomenten en verslagen van overleggen met ketenpartners, vergunninghouder en/of uitvoerende partijen.

  • -

    Bij ‘geen-gebruik’ van de verleende vergunning wordt 3 jaar na het onherroepelijk worden van het besluit overgegaan tot intrekken van de vergunning of zoveel eerder als daartoe aanleiding en noodzaak bestaat. Hierbij worden uiteraard rekening gehouden met de wettelijke kaders op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

12.2.3 Scenario’s handhaving

 

Scenario 1

  • -

    Overtredingen worden alleen projectmatig aangepakt (kan ook door bijvoorbeeld een betere preventieve voorlichting worden voorkomen).

Scenario 2

  • -

    Overtredingen moeten worden gehandhaafd als een verzoek om handhaving is ontvangen.

  • -

    Overtredingen die worden gemeld door een omwonende of een toezichthouder worden alleen opgepakt als hierbij sprake is van acuut gevaar en/of bijzondere omstandigheden en/of bijzondere belangen. Mocht dit niet het geval zijn worden overtredingen net als bij scenario 1 alleen projectmatig aangepakt.

Scenario 3

  • -

    Overtredingen die vallen binnen dit scenario vragen allemaal om directe handhaving vanwege acuut gevaar en/of bijzondere omstandigheden en/of bijzondere belangen bij een snelle handhaving (bij eigen constatering of verzoek om handhaving).

Toelichting bij scenario’s handhaving

Overtredingen binnen het eerste scenario worden in beginsel ‘opgespaard’ per thema/project. Zodra er aanleiding bestaat om tot handhaving over te gaan, dan worden deze in één keer op projectmatige wijze of thematisch gehandhaafd. Aanleidingen kunnen ingegeven zijn door politieke keuzes, incidenten of een bepaalde omvang van het aantal overtredingen in bijvoorbeeld een bepaalde wijk. De projectmatig te handhaven overtredingen worden jaarlijks in het uitvoeringsprogramma opgenomen.

 

Als er niet direct handhavend wordt opgetreden, dan wordt dit gemeld aan de verzoeker en overtreder, bijvoorbeeld door middel van een eerste waarschuwingsbrief. In een later stadium wordt de zaak dan alsnog opgepakt (al dan niet projectmatig).

 

Het tweede scenario komt in grote lijnen overeen met het eerste. Het verschillen zijn dat in dit geval wel direct wordt opgetreden bij een verzoek om handhaving in verband met bijzondere omstandigheden en dat er bij een melding van een omwonende of een toezichthouder alleen handhaving plaatsvindt indien er sprake is van acuut gevaar en/of bijzondere omstandigheden en/of bijzondere belangen. In het derde scenario vindt handhaving direct plaats conform de beschreven werkwijze en regels.

 

In alle gevallen worden verzoeken om handhaving beoordeeld aan de hand van de vooraf gestelde prioriteiten. Bij een lage prioriteit geldt in beginsel dat ook niet direct wordt opgetreden, maar alleen projectmatig of thematisch.

 

Verzoek om handhaving en prioriteitsstelling

Belanghebbenden kunnen een verzoek tot handhaving indienen. Het bestuursorgaan zal bij een dergelijk verzoek altijd een afweging moeten maken of er voor het specifieke geval wel óf niet over wordt gegaan tot handhaving. Pas na die afweging kan het bestuur besluiten dat van handhaving wordt afgezien. Het moet daarbij letten op het karakter van het overtreden voorschrift, het daarbij betrokken algemene belang en de belangen van de verzoeker.

 

Ook wanneer een handhavingsverzoek wordt ingediend voor een onderwerp waaraan een lage prioriteit is toegekend in het VTH-beleid, dient deze afweging gemaakt te worden. Een lage prioriteit is namelijk geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan mag worden afgezien van handhaving.

 

Bijlage 13: Risicoanalyse en prioritering per taakveld

 

13.1 Risicoanalyse toelichting

Voor alle relevante activiteiten die in het kader van de Wabo worden uitgevoerd, is een risico inschatting gemaakt. Dit risico zijn bepaald volgens een vaste methodiek, waarbij verschillende beoordelingscriteria in acht zijn genomen, te weten:

  • -

    Gezondheid: De mate waarin sprake kan zijn van aantasting van de menselijke gezondheid

  • -

    Veiligheid: De mate waarin sprake kan zijn van menselijk en dierlijk letsel, al dan niet met dodelijk gevolg

  • -

    Leefomgeving: De mate waarin de omgevingskwaliteit wordt aangetast

  • -

    Financieel: De hoogte van de kosten voor de gemeente

  • -

    Bestuurlijk: De te verwachten afbreuk en/of schade aan het imago, beeld, geloofwaardigheid en vertrouwen van burgers in het bestuurlijk apparaat en haar besluitvorming.

De score is bepaald door voor elk criterium een inschatting te maken (op een schaal van 0 tot 4) van het effect van slecht naleefgedrag. Dit levert een risico inschatting op ten aanzien van de effecten van slecht naleefgedrag. Gezien het feit dat bij sommige activiteiten vaker sprake is van overtredingen en dus een grotere kans op slecht naleefgedrag, wordt aanvullend bepaald wat het risico is op slecht naleefgedrag. Afhankelijk van het algemene risico op slecht naleefgedrag, komt er nog een vermenigvuldiging op het gemiddelde risico van het effect van slecht naleefgedrag. De prioriteit die wordt gegeven aan een activiteit is gebaseerd op het uiteindelijke gemiddelde risico. Deze prioritering is sturend voor onze inzet. De werkwijze voor het prioritair werken is te vinden in Bijlage 12: Werkwijze prioritair werken.

 

Hieronder geven we per onderwerp in tabellen de ingeschatte risico’s per criteria, de ingeschatte kans op slecht naleefgedrag, het gemiddelde risico en de daaraan gekoppelde prioriteit weer voor alle Wabo activiteiten.

 

13.2 Risicoanalyse en prioritering bouwen

Tabel 7: Risicoanalyse en prioritering bouwen

Activiteit

Gezondheid

Veiligheid

Leefomgeving

Financieel

Bestuurlijk

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Bouwwerken onder Wkb bouwbesluittoetsvrij

1

0

2

1

1

Hoog

1,3

1. Laag

Woonfunctie eenvoudig

2

3

2,5

1,5

2

Middel

2,5

3. Hoog

Woonfunctie complex

2,5

3,5

3

2

2,5

Laag

2,7

3. Hoog

Bijeenkomstfunctie eenvoudig

1,5

1,5

2

2

2

Hoog

2,3

2. Gemiddeld

Bijeenkomstfunctie complex

2

3

2

2

3

Middel

2,8

3. Hoog

Celfunctie eenvoudig

1

2

2

2

4

Middel

2,5

3. Hoog

Celfunctie complex

2

4

3

3

4

Laag

3,2

4. Zeer hoog

Gezondheidszorgfunctie zonder bedgebied (eenvoudig)

1

2

2

2

3

Middel

2,3

2. Gemiddeld

Gezondheidszorgfunctie met bedgebied (complex)

2

3

2

3

4

Middel

3,2

4. Zeer hoog

Industriefunctie eenvoudig

2

2

1

1

2

Hoog

2,1

2. Gemiddeld

Industriefunctie complex

3

3

3

3

4

Laag

3,2

4. Zeer hoog

Agrarisch eenvoudig

1

2

2

1

1

Hoog

1,8

2. Gemiddeld

Agrarisch complex

2,5

2

3

1,5

2

Middel

2,5

3. Hoog

Kantoorfunctie eenvoudig

1

2

1

1

1

Middel

1,4

1. Laag

Kantoorfunctie complex

2

3

1,5

1

2

Laag

1,9

2. Gemiddeld

Logiesfunctie eenvoudig

2

3

2,5

1,5

2

Hoog

2,9

3. Hoog

Logiesfunctie complex

2,5

3,5

3

2

2,5

Middel

3,1

3. Hoog

Onderwijsfunctie eenvoudig

2

3

2,5

1,5

2

Middel

2,5

3. Hoog

Onderwijsfunctie complex

2,5

3,5

3

2

2,5

Laag

2,7

3. Hoog

Sportfunctie eenvoudig

1

2

2

2

2

Hoog

2,3

2. Gemiddeld

Sportfunctie complex

2

3

3

2

3

Laag

2,6

3. Hoog

Winkelfunctie eenvoudig

1

2

1,5

1

1

Middel

1,5

1. Laag

Winkelfunctie complex

2

3

2

2

2

Middel

2,5

3. Hoog

Overige gebruiksfuncties eenvoudig

1

2

1

1

1

Hoog

1,6

1. Laag

Overige gebruiksfuncties complex

2

3

1,5

2,5

2,5

Laag

2,3

2. Gemiddeld

Bouwwerk geen gebouw zijnde eenvoudig

0,5

1

2,5

1

1,5

Middel

1,5

1. Laag

Bouwwerk geen gebouw zijnde complex

1,5

2

3

2

2

Middel

2,4

3. Hoog

 

13.3 Risicoanalyse en prioritering ruimtelijke ordening

Tabel 8: Risicoanalyse en prioritering ruimtelijke ordening

Activiteit

Gezondheid

Veiligheid

Leefomgeving

Financieel

Bestuurlijk

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Uitvoeren werk en werkzaamheden (aanleggen)

0

1

2

1

1

Hoog

1,3

1. Laag

Handelen in strijd met het bestemmingsplan regulier

1,5

1,5

2,5

1

2

Middel

2,0

2. Gemiddeld

Handelen in strijd met het bestemmingsplan uitgebreid

1,5

1,5

2,5

1

2

Laag

1,7

2. Gemiddeld

Handelen in strijd met het bestemmingsplan tijdelijk

1

1

2

1

2

Hoog

1,8

2. Gemiddeld

 

13.4 Risicoanalyse prioritering brandveiligheid

Tabel 9: Risicoanalyse en prioritering brandveiligheid

Activiteit

Gezondheid

Veiligheid

Leefomgeving

Financieel

Bestuurlijk

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Omgevingsvergunning brandveilig gebruik

3

3

2

2

3

Middel

3,0

3. Hoog

Melding brandveilig gebruik

2

2,5

2

1

2

Hoog

2,5

3. Hoog

 

13.5 Risicoanalyse en prioritering slopen

Tabel 10: Risicoanalyse en prioritering slopen

Activiteit

Gezondheid

Veiligheid

Leefomgeving

Financieel

Bestuurlijk

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Sloopvergunning (o.b.v. bestemmingsplan)

1

1,5

1

1

1

Hoog

1,4

1. Laag

Slopen/veranderen in beschermd stads- en dorpsgezicht of monument eenvoudig

1

1

2

2

2

Hoog

2,1

2. Gemiddeld

Slopen/veranderen in beschermd stads- en dorpsgezicht of monument complex

2

1,5

3

3

3

Middel

2,9

3. Hoog

Sloopmelding

0,5

2

2

1

1

Hoog

1,7

2. Gemiddeld

 

13.6 Risicoanalyse en prioritering verordeningen

Tabel 11: Risicoanalyse en prioritering verordeningen

Activiteit

Gezondheid

Veiligheid

Leefomgeving

Financieel

Bestuurlijk

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Reclame

0

0,5

2

1

1

Hoog

1,2

1. Laag