Organisatie | Putten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidskader Grootschalige Energieopwekking 2.0 |
Citeertitel | Beleidskader Grootschalige Energieopwekking 2.0 GEO |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Openbare gezondheid en Milieu |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-12-2021 | Nieuw | 23-09-2021 | 1311531 |
In de periode 2019-2021 heeft de gemeente Putten een pilot Grootschalige Energieopwekking (GEO) georganiseerd met als doel lokale initiatieven voor de opwek van hernieuwbare energie op te halen. Meerdere inwoners zijn met plannen gekomen voor de opwek van energie met windmolens, bio-vergisting en zonnevelden. Al deze initiatieven werden beoordeeld aan de hand van dit kader. Van tien projecten zijn een viertal projecten gehonoreerd met een intentieovereenkomst. Bij een zorgvuldige uitwerking van het plan wordt beoogd over te gaan tot een vergunningsaanvraag en realisatie van de opweklocatie.
Met de beoordeling van deze projecten is er ervaring opgedaan met het traject dat initiatiefnemers, inwoners en de gemeente doorlopen en het kader waaraan de initiatieven worden getoetst. Deze ervaringen zijn opgehaald en gebruikt om het eerste kader aan te passen. Dit heeft geleid tot dit Beleidskader Grootschalige Energie Opwek 2.0. De inhoudelijke criteria kennen weinig aanpassing. Wel is er in dit kader meer oog voor het te doorlopen proces. Het kader richt zich op de ambitie die is opgenomen in Regionale Energie Strategie 1.0 (RES 1.0) en de ambitie van energieneutraliteit in 2050.
De commissie EBOR hebben we over deze opgave en transitie geïnformeerd middels de evaluatie ‘Pilot Grootschalige Energieopwekking’.
De inpassing van grootschalige energieprojecten brengt veel maatschappelijk debat met zich mee. Als gemeente zien we dat we een bijzondere positie hebben. Op minstens vijf vlakken zijn er belangen die gemeente bij elkaar brengt. Dat betreft:
Voor een goede afweging is het nodig dat bij samenwerking met de gemeente op dit onderwerp alle betrokken partijen deze belangen als gegeven beschouwen. Er wordt verondersteld dat deze vijf belangen in het proces eenzelfde aandacht verdienen. De rol van de gemeente is om de betrokken partijen te wijzen op het gewenste proces (2.3) en het beleid dat de gemeente voert.
2.1. Provinciaal, regionaal en lokaal beleid
De ambitie om klimaatneutraal te zijn in 2050 is vastgelegd in de Routekaart Klimaat Neutraal Putten en sluit onder andere aan bij de Europese en landelijke ambities. Zij is ook vastgelegd in de Regionale routekaart naar klimaatneutraal van de (voormalige) regio Noord-Veluwe, het Gelders Energieakkoord – welke Putten heeft medeondertekend in 2015 – en de Omgevingsvisie Gelderland van de provincie Gelderland. Deze ambitie is ook verankerd in de Omgevingsvisie van de gemeente Putten. In de bestuursovereenkomst 2018-2022 van de gemeente Putten is aangegeven dat de gemeente verdere uitvoering aan de energietransitie.
De regionale energiestrategie 1.0 vormt een belangrijke basis voor de zoekgebieden voor zon op land. De invulling van de kaders uit de RES worden alleen als leidend aangehouden als de gemeenteraad daarmee heeft ingestemd. Dit om lokale verantwoordelijkheid op basis van lokale besluitvorming niet te ondermijnen. Een initiatiefnemer volgt dus primair de lokale beleidskaders en procedure tenzij anders besloten.
Het is belangrijk dat iedereen in Putten meedoet om de energietransitie te kunnen laten slagen. Daarom wil de gemeente inzetten op het stimuleren van initiatieven en het bijdragen aan een omgevingsdialoog om de belangen op gestructureerde wijze inzichtelijk te krijgen.
2.2. Bestaand planologisch kader
Op basis van de geldende regelgeving is het plaatsen van zonnepanelen in bepaalde situaties al mogelijk. Wanneer zonnepanelen op een dak worden geplaatst, zijn ze in bijna alle gevallen vergunningsvrij. In de vorm van veldopstellingen, kunnen zonnepanelen niet vergunningsvrij worden geplaatst. Hiervoor dient een vergunningsaanvraag via het omgevingsloket te worden gedaan. Op basis van de kaders ruimtelijke ordening wordt het plan getoetst. Bij het indienen van een omgevingsvergunning en de vraag voor afwijken van het bestemmingsplan of de mogelijkheid tot wijzigen van een bestemmingsplan worden de wettelijke kaders toegepast. Deze wettelijke kaders voorzien in drie van de vijf gemeentelijke belangen (zie: 1.2 Maatschappelijke context). Zij garanderen het belang van een goede inpassing en vergunningsverlening (belang 2), een zorgvuldig democratisch besluit door de gemeenteraad (belang 4) en duurzaam en efficiënt ruimtegebruik (belang 5). Voor het behalen van de andere doelstellingen is er een voorproces die bestaat uit verschillende fasen.
2.3. Proces tot vergunningverlening
In de route tot vergunningsverlening zijn er 4 fasen gedefinieerd:
Om voldoende voortgang te houden in het bereiken van de doelstelling energieneutraliteit (belang 1, par. 1.2) en het maatschappelijk draagvlak inhoudelijk goed te kunnen beoordelen (belang 3, par 1,2), stelt de raad met dit kader een ambtelijke voor-toets vast. Deze voor-toets toetst in welke mate de initiatiefnemer voldoet aan 10 maatschappelijke criteria. Deze maatschappelijke criteria zijn van belang om draagvlak te versterken. De 10 criteria in de Verkenning worden in de eerste 3 fasen uitgewerkt. Deze criteria worden, vanwege het interactieve karakter niet in de vergunningsaanvraag getoetst. Voordat de vergunningsaanvraag wordt ingediend, wordt gevraagd de uitwerking van deze criteria te delen met de belanghebbenden en de gemeentelijke organisatie. De gemeente hecht belang aan participatie vóór de vergunningsaanvraag. De ervaring is dat de slagingskans bij goede participatie hoger is1 . Als er onvoldoende invulling wordt gegeven aan de 10 criteria kan het college besluiten een vergunningsverlening te weigeren.
Onder de verschillende fasen worden de volgende zaken besproken en/of uitgevoerd.
Er zijn 10 criteria opgenomen die de gemeente van belang acht. Zij worden in de eerste drie fasen (kennismaking-belangenanalyse-omgevingsdialoog) volgordelijk uitgewerkt. Deze opzet is gekozen zodat er vanuit een planaankondiging enerzijds de initiatiefnemer de ruimte wordt gegeven om zijn idee aan te scherpen en anderzijds de lokale omgeving zorgvuldig te informeren en consulteren over het voornemen. Een fase vangt vanzelfsprekend aan als de voorgaande is afgerond.
3.1. Criteria in Fase Kennismaking
Bijdrage aan energiedoelstelling
Er zijn voldoende projecten nodig om de doelstelling klimaatneutraal in 2050 te halen. De gemeente noemt wat de doelstelling is, of het gekozen middel past in het gemeentelijk beleid. In de kennismaking tussen ontwikkelaar en gemeente wordt ingeschat in welke mate het project bijdraagt aan de doelstelling.
3. 2.Criteria in Fase Belangenanalyse
Door procesparticipatie vanaf het begin vorm te geven, hebben inwoners een eerlijke kans betrokken te zijn bij een project. Om die reden werkt de initiatiefnemer een analyse uit met daarin de belanghebbenden. Dat zijn in elk geval de aangrenzende grondeigenaren, omwonenden met zicht op het kavel en gerelateerde maatschappelijke organisaties. Deze groep van belanghebbenden wordt uitgenodigd voor de omgevingsdialoog. Indien inwoners of partijen zich louter tot de gemeente hebben gewend, reikt de gemeente de contactgegevens aan bij de initiatiefnemer.
Toepassing op laagwaardige grond
De gemeente Putten kiest bewust voor een maat-werkbenadering als het gaat om grootschalige energieopwekking op land. Hiervoor hanteert zij de Gelderse omgevingsverordening en de Gelderse Zonneladder, die ook in de RES is opgenomen. Deze ladder brengt hiërarchie aan in het beoordelen van de locaties. De Zonneladder bevat een vertrekpunt en vier treden:
Er zijn uitzonderingsgebieden. Grootschalige energieopwekking is niet mogelijk in gebieden met een hoge natuurwaarde2.
Inzetten op daken, onbenutte bebouwde locaties en op infrastructurele werken.
Zon op laagwaardige gronden: Langs infrastructurele werken, op industriële plassen en pauzelandschappen.
Zon op gevoelige locaties: langs stads- of dorpsrand, minder efficiënte landbouwgrond, andere plassen, buffer rondom natuurgebieden, recreatiegebieden.
Het is niet zo dat de hoogste trede (trede 3) alleen mag worden verwezenlijkt als alle andere treden zijn benut, maar de criteria, verantwoording en inspanning wegen zwaarder. Belangrijke vereisten zijn streven naar draagvlak, een zorgvuldige ruimtelijke inpassing en versterken van andere kwaliteiten (zie criterium 5). Bij meerdere projecten in hetzelfde gebied en beperkte netcapaciteit beveelt de gemeente het project in de laagste trede aan.
Effect op andere kwaliteiten en planontwikkeling in het gebied
Van de initiatiefnemer verwachten we een analyse van de impact van het project op de aanwezige functies in de omgeving (woon- en leefklimaat, evt belemmeringen bedrijfsvoering) en milieuaspecten waaronder waterhuishouding, lokale flora- en fauna en de effecten van het project hierop (zowel positief als negatief) waarbij wordt gezocht naar het versterken van de aanwezige kwaliteiten. Ook zal de gemeente aangeven of er sprake is van planontwikkeling met een andere bestemming: wonen, mobiliteit, agrarisch, natuur etc. op of rond het kavel.
3.3. Criteria in Fase Omgevingsdialoog
Grootschalige energiesystemen worden door initiatiefnemer zorgvuldig landschappelijk ingepast. De initiatiefnemer stelt een inrichtings- en beheerplan op. Hierbij wordt rekening gehouden met karakter van het gebied, de natuurlijke en landschappelijke waarden, bestaande lijnen en kavels. De Gelderse Zonnewijzer3 biedt suggesties voor typische landschappelijke inrichting voor Putten.
Een inrichtingsplan moet in ieder geval de volgende zaken omvatten:
De ambitie is dat minstens 50% van de hernieuwbare energiebron en haar opwek in regionaal eigendom komt (in lijn met de ambities van het Klimaatakkoord). Dit betekent dat bij aanschaf van de installatie 50% van de benodigde inleg voor het ophalen van een financiering uit Gemeente Putten of omgeving komt. Dit kan zowel één of meerdere inwoners en/of één of meerdere lokale of regionale bedrijven of organisaties zijn die 50% van de noodzakelijke inleg investeren. De eigendomsverhouding in de beheermaatschappij wordt opgenomen in het verslag van de omgevingsdialoog.
Om het potentieel draagvlak te vergroten en de lusten/lasten verdeling in balans te houden, veronderstellen we naast een lokale eigenaar het streven om de omgeving tot 20% financieel te laten participeren. Dat gaat op in het geval er sprake is van 1 lokale eigenaar of 1 lokaal bedrijf of organisatie. Volgordelijk gaat de voorkeur uit naar:
(lokale verkoop middels leverancier)4 | |
Het daadwerkelijke aandeel financiële participatie is afhankelijk van de behoefte tot partici-patie en het aanbod van de initiatiefnemer. Het aandeel werkelijke participatie en de dan geldende standaarden worden toegepast om te bepalen welke afdracht (in euro per MW) aan het duurzaamheidsfonds redelijk is.
Projecten voor grootschalige energieopwekking worden tijdelijk ver-gund. Aan het eind van de levensduur moeten de installaties namelijk worden opgeruimd. De levensduur van energieprojecten variëren tussen de 15 en 30 jaar. De maximale termijn voor duurzame energieprojecten stelt de gemeente daarom op 25 jaar. De initiatiefnemer werkt uit wat er gebeurt met de materialen en het kavel na ontmanteling.
Effect op regionale werkgelegenheid
Als de initiatiefnemer inzichtelijk kan maken dat het regionale bedrijfsleven meeprofiteert bij de ontwikkeling, realisatie en het beheer van een project is dat een belangrijke pré in de beoordeling van een voorstel. Dat geldt ook wanneer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt bij het initiatief worden betrokken.
De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering van de omgevingsdialoog. Aan de omgevingsdialoog zijn de volgende richtlijnen verbonden:
De initiatiefnemer stuurt het verslag van de omgevingsdialoog na aan de belanghebbenden met daarin het verzoek aan te geven of de inhoud van het verslag een representatieve weergave van de omgevingsdialoog is. Deze belanghebbenden geven aan middels instemming of weigering of zij zich in het verloop van de dialoog herkennen. Bij weigering dient suggestie voor verbetering van het verslag of inhoudelijke argumentatie te worden gegeven.
Met het afronden van een omgevingsdialoog toetst de gemeente de resultaten van de uitwerking van de criteria en besluit het college of de uitwerking van de criteria en de kwaliteit van het participatietraject voldoende is om een vergunningsaanvraag (fase 4) in te dienen.
5. Vervolg vergunningsaanvraag
Bij de daadwerkelijke vergunningsaanvraag via het omgevingsloket zal er getoetst worden op onder andere de volgende ruimtelijke aspecten:
Afhankelijk van de locatie en de toekomstige eigenaar kan er gevraagd worden naar:
Meer informatie over deze onderzoeken worden gedeeld bij de vergunningsaanvraag of na een formeel vooroverleg (principeverzoek). De initiatiefnemer levert ook de resultaten op van de eerdere 3 fasen:
De wettelijke grondslag voor dit beleidskader is de verlening van een omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders. Het gaat dan om het uitoefenen van de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om te beslissen over aanvragen om het verlenen van een omgevingsvergunning (artikel 2.1, 2.2 juncto 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) ten behoeve van de realisatie van zonneparken.
Bij het uitoefenen van deze bevoegdheid, mogen burgemeester en wethouders beleidsregels stellen, in welk geval zij bereid zijn om een vergunning te verlenen of te weigeren. Voor de ontwikkeling van een zonnepark kan dan alleen planologische medewerking worden verleend, wanneer het plan voldoet aan de uitgangspunten, genoemd in de vastgestelde beleidsregels. Voldoet het niet aan deze punten, dan kan het college de vergunningaanvraag weigeren.
Aldus besloten in de raadsvergadering van 23 september 2021.