Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022
CiteertitelBeleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13b van de Opiumwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-01-2022nieuwe regeling

25-11-2021

gmb-2021-450054

Gemeenteblad 2021, nummer 253

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022

Inleiding

Vanuit het oogpunt van de openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid, treedt de burgemeester streng op tegen illegale handel in drugs.

Het voorkomen en bestrijden van de ondermijnende en ontwrichtende effecten van drugshandel blijft ook de komende jaren van zeer groot belang. Deze aanpak van Rotterdam is niet nieuw. Sinds de wijziging van de Opiumwet in 2007 kunnen panden door de burgemeester gesloten worden als drugs aanwezig zijn. Met de sluiting wordt de locatie weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden. Hiermee wordt een barrière opgeworpen voor criminele activiteiten en wordt het proces van drugshandel verstoord. Bovendien wordt met een dergelijke sluiting een sterk signaal naar de omgeving afgegeven.

 

Er zijn ook woningen en panden die een grote rol spelen in de handel van drugs waar bij een doorzoeking door de politie geen drugs worden aangetroffen, maar wel versnijdingsmiddelen, kweektenten, geldtelmachines of drugsverpakkingen. Deze panden, maar ook winkels die dergelijke producten verkopen, spelen een grote rol bij het in stand houden van de handel in drugs. De wijze waarop deze panden worden gebruikt, faciliteert de handel, verwerking en transport van soft- en harddrugs.

Niet alleen de handel in drugs, maar ook het faciliteren daarvan is een ernstige aantasting van de openbare orde.

 

In deze beleidslijn staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een pand te sluiten indien een situatie als bedoeld in 13b van de Opiumwet aan de orde is.

Doelstelling

Een sluiting is bedoeld om de openbare orde te herstellen door de drugshandel te beëindigen en beëindigd te houden. Met een sluiting wordt het risico op herhaling voorkomen en een signaal gegeven dat drugspanden en drugsgerelateerde activiteiten niet worden getolereerd. Een sluiting zorgt voor terugkeer van de rust in de omgeving, beëindigt eventuele overlast en loop op het pand en neemt de bekendheid van het pand in het drugscircuit weg.

 

De aanwezigheid van drugs ten behoeve handel en/of productie vormt op zichzelf al een ernstige verstoring van de openbare orde.

Beleidskader

Deze beleidslijn is van toepassing op de uitoefening door de burgemeester van de in artikel 13b Opiumwet neergelegde bevoegdheid met betrekking tot:

  • -

    woningen en bijbehorende erven;

  • -

    voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (bijvoorbeeld winkels);

  • -

    niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (bijvoorbeeld bedrijfsruimten, loodsen, magazijnen en woningen die feitelijk niet worden bewoond).

Dit beleid geldt niet voor zover in dit onderwerp wordt voorzien in de Horecanota Rotterdam of in het Rotterdamse Coffeeshopbeleid. Dit is bijvoorbeeld het geval als verdovende middelen worden aangetroffen in een horeca-inrichting of wanneer een coffeeshop handelt in strijd met de AHOJGI-criteria. Daarnaast is deze beleidslijn in beginsel niet van toepassing indien in een woning een hennepkwekerij wordt aangetroffen. Wel zal de burgemeester een sluiting overwegen indien de hennepkwekerij in een woning niet op zichzelf staat, maar indien sprake is van verzwarende omstandigheden, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de omstandigheden die op pagina vijf en zes vermeld staan.

Juridisch kader

Op grond van de artikelen 2 en 3 Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs), dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, lid 5, Opiumwet, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden genoemd in artikel 2 en artikel 3 Opiumwet, is artikel 13b Opiumwet opgenomen.

Op basis van artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester de bevoegdheid een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen, dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs in een pand die groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik, is in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking, indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt. De enkele ontkenning dat de drugs bestemd waren om te worden verhandeld, is daartoe onvoldoende.

 

Ook panden waarin minder dan een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, maar waarvan het aannemelijk is dat dit pand wel wordt gebruikt voor de productie en/of handel in drugs kunnen worden gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

 

Daarnaast is sinds 1 januari 2019 artikel 13b Opiumwet verruimd met het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3o, of artikel 11a Opiumwet.

Handelsvoorraad drugs

Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt. Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie.

Harddrugs

In de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt met betrekking tot harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangehouden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet.

Het gaat in elk geval om een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram. Voor wat betreft GHB wordt een consumptie-eenheid aangehouden van 5 ml. Grotere hoeveelheden dan de genoemde hoeveelheden, worden aangemerkt als een handelsvoorraad.

Softdrugs

Met betrekking tot hennep wordt in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ onder een handelsvoorraad een hoeveelheid van meer dan 5 gram verstaan.

Echter, bij hoeveelheden tussen de 5 en 30 gram wordt aangenomen dat die niet gebruikt worden om te verkopen of anderszins te verstrekken.

Om deze reden wordt in dat geval in beginsel niet overgegaan tot sluiting van het pand, tenzij er indicatoren zijn dat er vanuit de woning sprake is van handel in softdrugs.

Onder softdrugs vallen ook bewerkte en onbewerkte ‘paddo’s’ (paddenstoelen die van nature de stof psilocine, psylocybine, muscimol dan wel iboteenzuur bevatten). Ten aanzien van het bezit van paddo’s dient bij het bepalen van wat een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik is, een onderscheid gemaakt te worden in verse paddo’s en gedroogde paddo’s. Onder een gebruikershoeveelheid wordt doorgaans verstaan 0,5 gram gedroogde paddo’s en 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s.

Voorbereidingshandelingen

Op 1 januari 2019 is artikel 13b Opiumwet uitgebreid.

De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester heeft alleen betrekking op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van de artikelen 10a en 11a Opiumwet.

Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt.

Dit kan blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie.

Daarnaast kan dit ook blijken uit tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek.

Handhaving

Last onder bestuursdwang

Als uitgangspunt van dit beleid geldt dat de burgemeester een last onder bestuursdwang oplegt, in die zin dat het pand tijdelijk wordt gesloten.

 

De last onder bestuursdwang is gericht op het voorkomen van (verdere) aantasting van de openbare orde en/of herhaling van verstoring van de openbare orde, waarbij onder meer wordt beoogd:

  • -

    de drugshandel beëindigen;

  • -

    het gebruik en de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand teniet te doen;

  • -

    de (eventuele) loop en/of (eventuele) overlast op het pand beëindigen;

  • -

    te verhinderen dat de woning of het lokaal opnieuw wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel;

  • -

    het afgeven van een signaal naar de omgeving dat drugspanden en drugsgerelateerde activiteiten niet worden getolereerd.

Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak

Dit beleid is gebaseerd op een bestuurlijke bevoegdheid van de burgemeester en staat los van een eventuele strafrechtelijke aanpak. Nadat een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd, kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden.

De verantwoordelijkheden van een burgemeester zijn van een andere aard dan die van een officier van justitie. Aangezien de handel in verdovende middelen strafbaar is, zal in voorkomende gevallen zo mogelijk strafvervolging worden ingesteld.

Strafrechtelijke sancties hebben een punitief karakter, omdat op de overtreding een straf volgt. De bestuurlijke maatregelen die de burgemeester treft, hebben in het kader van de Opiumwet een reparatoir karakter. Een dergelijke maatregel heeft als doel de aangetaste openbare orde en veiligheid te herstellen, dan wel te voorkomen dat deze (verder) wordt verstoord. In dit kader richten bestuursrechtelijke maatregelen zich op bij de verkoop betrokken woningen of lokalen. Artikel 13b Opiumwet is dan ook een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet.

 

Met het Openbaar Ministerie en de politie wordt samengewerkt om naast strafrechtelijke vervolging, bestuursrechtelijke handhaving plaats te laten vinden. Het moment van inbeslagname van drugs en het effectueren van de bestuursdwang kan echter enige tijd uit elkaar liggen, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden.

 

Dit betekent niet dat na inbeslagname geen reden meer bestaat de sluitingsprocedure te starten.

Handhavingsarrangement

Sluiting van een woning betekent vergaand ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van de betrokken pandeigenaar of gebruiker van het pand.

 

Bij het toepassen van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet wordt bij een ernstig geval in beginsel overgegaan tot het sluiten van de woning, maar zal nadrukkelijk worden overwogen of kan worden volstaan met een laatste waarschuwing, waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval.

Belangenafweging

De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. In deze beleidslijn wordt vastgesteld op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid om gaat.

 

Zowel gebruikers van een pand als de eigenaar van een pand hebben er belang bij dat een pand open blijft. De wetgever heeft bewust lokalen en woningen onder het regime van artikel 13b Opiumwet gebracht. Het is inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen kan hebben voor de eigenaren en gebruikers. In de belangenafweging wordt een onderscheid gemaakt tussen de belangen van de eigenaar van het pand, niet zijnde de gebruiker, en de belangen van de gebruiker.

 

De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid zijn dermate ernstig dat herstel van de openbare orde en veiligheid als algemeen belang in ieder geval zwaarder wordt geacht dan enkel het individuele financiële belang van een eigenaar. Bij de afweging van de belangen van de gebruiker worden onderstaande omstandigheden betrokken (niet limitatief). In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval. Ook op basis van een enkel hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting. Alle belangen van betrokkenen worden meegenomen in de beoordeling of, ook in een ernstig geval, kan worden volstaan met een waarschuwing.

Omstandigheden

Onderstaande omstandigheden spelen een rol bij de belangenafweging om een pand wel of niet te sluiten. De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet; of er sprake is van handelshoeveelheden en of er een combinatie van hard- en softdrugs is aangetroffen. Het aantreffen van een handelshoeveelheid is op zichzelf al voldoende om handel aan te nemen.

Daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking hoeft hierbij niet aangetoond te worden. Ook de mate waarin een woning of lokaal betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is speelt een rol bij de afweging. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht, of het aantreffen van attributen die op handel in verdovende middelen wijzen, zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen of verpakkingsmaterialen in de woning.

Aantoonbare (drugs)overlast met betrekking tot dit pand of andere panden van dezelfde eigenaar kan een rol spelen bij de afweging een woning of lokaal al dan niet te sluiten.

Ook strafbare feiten, geweldsdelicten, wapenbezit als bedoeld in de wet Wapens en Munitie of andere openbare orde-delicten gerelateerd aan de woning spelen een rol bij de afweging. Ook antecedenten van bewoners of bezoekers van het pand of het lokaal op het gebied van geweld, drugs, wapenbezit of andere openbare orde-delicten gedurende de afgelopen jaren, en of personen die zich ten aanzien van dergelijke feiten recidivist hebben getoond, kunnen worden meegewogen.

Ook vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoners/betrokkenen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij aantoonbare relaties van bewoners/betrokkenen met personen die bij de politie bekend staan als drugshandelaren of die bekend staan in verband met georganiseerde criminaliteit. Of indien een pand wordt verhuurd of in gebruik wordt gegeven (aan een derde(n) zonder dat de verhuurder of de degene die het pand in gebruik geeft zich tot op zekere hoogte vergewist over de wijze van het gebruik van het pand.

 

Ook de mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonende(n) kan een rol spelen. Hierbij kan gedacht worden aan het aantreffen van zeer grote hoeveelheden drugs of wapens of aan een buurt die door drugscriminaliteit reeds zwaar onder druk staat of bijvoorbeeld het gevaar dat een drugslaboratorium met zich brengt. Staat de omgeving van de woning al langer onder druk in verband met drugsoverlast, bijvoorbeeld blijkend uit een negatieve score op de veiligheidsindex, dan kan worden overwogen dat een drugsvondst sneller het toch al broze woon- en leefklimaat in gevaar brengt.

 

In aanvulling op voorgaande omstandigheden, wordt in de situatie dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen, rekening gehouden met de aard van de stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben, of verkopen van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs.

Sluitingstermijn

Zowel voor woningen als lokalen (al dan niet publiek toegankelijk) wordt bij een sluiting in beginsel uitgegaan van een sluitingsperiode van drie maanden. Deze termijn is nodig om de geschonden openbare orde te herstellen en de overige doelen te bereiken die met de sluiting worden voorgestaan. Indien de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de burgemeester besluiten tot een sluiting van maximaal zes maanden.

Recidive

Indien binnen drie jaar na de datum van de constatering door de politie in hetzelfde pand opnieuw sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 13b Opiumwet, wordt het pand in beginsel gesloten voor zes maanden.

Op deze wijze kan maatwerk worden geleverd passend bij de ernst van de situatie.

Afwijkingsbevoegdheid

Op basis van de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, kan van dit beleid worden afgeweken.

Feitelijke sluiting

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning, of het gehele lokaal, omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Dit is de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Als er sprake is van handel in een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

Bij de sluiting van een woning, wordt een begunstigingstermijn gegeven van zeven dagen waarbinnen de betrokkene de woning kan ontruimen en sluiten. Bij de sluiting van een ander pand dan een woning geldt een begunstigingstermijn van twee dagen.

 

De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. Als het gesloten pand toch wordt betreden, is sprake van een strafbaar feit. Alleen personen wier aanwezigheid wegens dringende redenen in het pand noodzakelijk is, mogen het pand nog betreden.

 

Van een dringende reden is bijvoorbeeld sprake bij schade aan het pand die, ter beperking van verdere schade, zo spoedig mogelijk gerepareerd dient te worden waarbij betreding van het pand noodzakelijk is. Voor het betreden van het pand is te allen tijde toestemming nodig van de burgemeester.

De sluiting houdt in dat het pand zal worden verzegeld middels een bekendmaking op de toegang tot het pand.

 

Dit dient ter voorkoming van het in gebruik nemen van het pand en in het kader van toezicht op de sluiting van het pand. Het verbreken van de verzegeling is een strafbaar feit (Artikel 199 Wetboek van Strafrecht).

Spoedeisende situaties

Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, bijvoorbeeld bij zeer ernstige gevallen als het noodzakelijk is direct de openbare orde en veiligheid te herstellen, dan kan de burgemeester besluiten direct bestuursdwang toe te passen en het pand direct sluiten.

Zienswijzen

Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 4:8 Awb). Het indienen van een zienswijze kan zowel schriftelijk als mondeling (evt. telefonisch).

In spoedeisende situaties kan het horen achterwege blijven (artikel 4:11 Awb). Na het geven van zienswijzen, neemt de burgemeester alle omstandigheden mee in zijn afweging. Vervolgens neemt de burgemeester een beslissing.

Indien de belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met het besluit van de burgemeester, dan kan hiertegen bezwaar worden gemaakt.

Objectgerichte karakter van de maatregel

Met de sluiting van een woning of lokaal is sprake van een pandmaatregel Dit betekent dat een eventuele overdracht van het pand, of de komst van nieuwe huurders, niet van invloed is op het besluit tot sluiting. Het pand blijft gesloten.

Registratie WKPB

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet, is een beperkingsbesluit dat valt onder de ‘Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken’. Het besluit wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening die op deze wet is gebaseerd. Wanneer de sluiting wordt opgeheven of wanneer de sluitingstermijn afloopt, wordt dit aangepast in het WKPB-register.

Kosten toepassing bestuursdwang

De kosten voor toepassing van bestuursdwang zullen in beginsel op betrokkenen worden verhaald.

Minderjarigen

Indien een instap in een woning plaats vindt waarbij minderjarige bewoners/betrokkenen worden aangetroffen, en deze instap leidt tot een bestuurlijke rapportage, zal de politie een melding doen bij Veilig Thuis.

Huisraad, huisdieren, alternatieve huisvesting

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last onder bestuursdwang omvat ook het zorgdragen voor eventuele dieren in de woning of het lokaal.

Dat betekent dat, indien na verloop van de begunstigingstermijn dieren aanwezig zijn in de woning, bij de uitoefening van de bestuursdwang de dieren zullen worden verwijderd en opgevangen. De kosten daarvan zullen worden verhaald op degene tot wie het besluit tot sluiting is gericht.

Indien betrokkenen acuut op straat staan, binnen hun netwerk geen onderdak kunnen vinden, niet zelfredzaam zijn en geen financiële middelen hebben om ergens te overnachten, kunnen zij zich voor advies wenden tot Centraal Onthaal (Binnenrotte 158 te Rotterdam). Dit kan van maandag t/m vrijdag van 08.30 uur tot 11.30 uur (inloop). De medewerker van Centraal Onthaal voert met betrokkenen een inventarisatiegesprek en bemiddelt bij hulpverlening, waaronder nachtopvang of alternatieve huisvesting.

Nazorgtraject

Wanneer de sluitingstermijn is verstreken, zal in overleg met de eigenaar en bewoner(s) een overdracht van de woning of het lokaal plaatsvinden. Indien er sprake is van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde, dan komt het betreffende pand in aanmerking voor een verlenging van de duur van de sluiting. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om het beheer van het pand over te nemen.

Strafbaarstellingen

Hieronder volgt een opsomming van gedragingen rondom de oplegging en uitvoering van een sluiting die strafbaar zijn gesteld:

  • het verbreken van een verzegeling is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag;

  • op grond van artikel 2:41, tweede lid, van de APV is het verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten pand en bijbehorend erf te betreden;

  • artikel 187 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving), strafbaar is.

Intrekken Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2019

Met het vaststellen van deze beleidslijn wordt de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2019 ingetrokken.

Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op 3 januari 2022.

Citeertitel

Deze beleidslijn wordt aangehaald als: ‘Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022.’

Aldus vastgesteld op 25 november 2021.

De burgemeester van Rotterdam,

Ing. A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad 2021, nummer 253, is uitgegeven op 7 december 2021 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)