Vastgesteld door de gemeenteraad van Oirschot op 30 november 2021
De raad van de gemeente Oirschot
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 oktober 2021, gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, lid 3 van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet;
gelet op de doelstellingen van het Sociaal Beleidskader Gemeente Oirschot;
rekening houdend met het advies van de Adviesraad Zorg en Samenleving,
overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een pgb alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
besluit vast te stellen:
Verordening jeugdhulp Gemeente Oirschot 2022,
Artikel 1. Begripsbepalingen en doelgroep
- 1.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de WMO 2015 en de Algemene Wet Bestuursrecht en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
- 2.
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- •
aanbieder: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene of individuele voorziening te leveren;
- •
algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;
- •
andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;
- •
behandeling: een vorm van hulp die wordt ingezet wanneer er sprake is van opvoedingsproblematiek, gedragsproblemen, psychiatrische problematiek of een beperking die nodig is omdat ondersteuning in de vorm van begeleiding niet voldoende is;
- •
cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
- •
formele hulp: een zorgverlener die zorg verleent volgens de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet;
- •
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten, of in het kader van jeugdhulp sprake is van gebruikelijke hulp wordt beoordeeld aan de hand van een richtlijn die wordt opgenomen in de bijlage van de nadere door het college te stellen regels;
- •
hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;
- •
individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid; die via een beschikking toegankelijk is en door het college in natura of via een pgb wordt verstrekt;
- •
informele hulp: personen uit het sociale netwerk van de jeugdige die zorg verlenen anders dan volgens de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet;
- •
ondersteuningsplan: het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet. Dit hulpverleningsplan wordt opgesteld door WIJzer in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders en indien noodzakelijk samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In het ondersteuningsplan staan alle vormen van ondersteuning en hulp opgenomen die ten behoeve van de jeugdige of zijn ouders worden ingezet. Het ondersteuningsplan maakt integraal onderdeel uit van de verleningsbeschikking voor een individuele voorziening;
- •
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
- •
pgb-plan: is een persoonlijk plan waarin de hulpvraag, motivatie voor een pgb, beoogde resultaten, voorgenomen uitvoering, kosten en waarborging van de kwaliteit in vermeld staan. Het wordt opgesteld door de jeugdige of zijn ouders en maakt onderdeel uit van de verleningsbeschikking voor een pgb;
- •
sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige of ouders een sociale relatie onderhoudt;
- •
Veilig Thuis: een onafhankelijke organisatie voor advies en ondersteuning op het gebied van kindermishandeling en huiselijk geweld;
- •
- •
WIJzer: team van professionals werkzaam onder regie van de gemeente Oirschot dat kortdurende zorg en ondersteuning levert aan inwoners van de gemeente Oirschot op het gebied van zorg en welzijn en gemandateerd om individuele voorzieningen in te zetten;
- •
Zorg in Natura: door de gemeente gecontracteerd zorgaanbod op het gebied van jeugdhulp.
- 3.
Deze verordening richt zich op personen die hun woonplaats hebben in de gemeente Oirschot en jeugdhulp nodig hebben.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
- 1.
De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn aanvullend beschikbaar voor jeugdigen en/ of ouders:
- -
Informatie, consultatie en (handelings)advies
- -
Licht (pedagogische) hulp
- -
Kortdurende cliëntondersteuning
- 2a.
De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar in de vorm van Zorg in Natura:
- -
Behandeling (inclusief crisiszorg)
- -
Begeleiding (inclusief persoonlijke verzorging)
- -
- -
- -
- -
Jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg)
- 2b.
De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar in de vorm van een pgb:
- -
Begeleiding (incl. praktische begeleiding en ondersteuning)
- -
- -
- -
- 3.
Het college kan bij nadere regeling vaststellen welke individuele voorzieningen op basis van het tweede lid aanvullend beschikbaar zijn.
Artikel 3. Toegang jeugdhulp, indiening hulpvraag
- 1.
Een aanvraag kan worden ingediend bij het college waarbij verzocht kan worden om toeleiding naar een algemene voorziening of toekenning van een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.
- 2.
De toeleiding naar een algemene voorziening of een individuele voorziening zoals beschreven in lid 1, duurt maximaal 8 weken. Indien aanvullend onderzoek nodig is, dan kan deze termijn met een redelijke termijn worden verlengd. Met deze procedure wordt aangesloten bij de geldende termijnen uit de Algemene Wet Bestuursrecht.
- 3.
De huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen op grond van de wet direct toegang verlenen tot een individuele voorziening (“verwijzen”). Wanneer hier sprake is van, dan is de gemeentelijke procedure ten aanzien van het onderzoek zoals omschreven in artikel 4 lid 2 tot en met artikel 6 lid 4 niet meer van toepassing. Het college voert dan ook geen eigen onderzoek meer uit wanneer sprake is van een verwijzing naar jeugdhulp door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts.
- 4.
De huisarts, medisch specialist en jeugdarts die een jeugdige of zijn ouders behandelen, stellen het college zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, in kennis van hun verwijzing naar een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.
- 5.
Wanneer sprake is van een verwijzing door huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een individuele jeugdhulpvoorziening zoals beschreven bij lid 3 en de jeugdige en/ of de ouders een pgb wensen, dan beoordeelt het college of aan de voorwaarden voor een pgb zoals omschreven bij artikel 9, lid 1 wordt voldaan. Het college mengt zich niet in het inhoudelijke oordeel van de huisarts, medisch specialist en jeugdarts met betrekking tot de noodzaak tot inzetten van jeugdhulp.
- 6.
De toeleiding naar een individuele voorziening via een verwijzing door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een individuele voorziening duurt maximaal 8 weken.
- 7.
In spoedeisende gevallen treft het college binnen vier weken mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
- 8.
Jeugdigen en ouders die menen een beroep te kunnen doen op een algemene voorziening kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen rechtstreeks verwijzen naar een algemene voorziening.
- 9.
Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.
Artikel 4. Registratie en vooronderzoek
- 1.
Het college registreert schriftelijk de ontvangst van een aanvraag of een verwijzing zoals bedoeld in respectievelijk artikel 3, eerste lid en artikel 3, derde lid.
- 2.
Het college verzamelt in overleg met de jeugdige en zijn ouders alle voor het gesprek over de hulpvraag noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie. Opgevraagde gegevens worden tevens gedeeld met de jeugdige of zijn ouders. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. Hiertoe behoort in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
- 3.
Zo spoedig mogelijk nadat de gegevens zijn verzameld, maakt het college een afspraak voor een gesprek.
- 4.
Indien de gegevens van de jeugdige en zijn situatie reeds voldoende bekend zijn, kan het college afzien van de in lid 2 bedoelde verzameling van gegevens, zulks ter beoordeling door het college.
- 5.
Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag, kan het college in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek als bedoeld in artikel 5 en volstaan met een verslag overeenkomstig artikel 6, eerste lid.
Artikel 5. Het gesprek
- 1.
Zo spoedig mogelijk na het vooronderzoek onderzoekt het college in een gesprek met deskundigen en de jeugdige of zijn ouders:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, voorkeuren, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;
- b.
- c.
het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van zijn sociaal netwerk een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
- d.
de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;
- e.
de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene voorziening;
- f.
de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
- g.
de wijze waarop de individuele en/of algemene voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
- h.
hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;
- i.
de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders conform artikel 8.1.6 van de wet, in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.
- 2.
Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.
- 3.
Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.
Artikel 6. Het verslag en/of ondersteuningsplan
- 1.
Het college zorgt voor een schriftelijke verslaglegging van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 5.
- 2.
Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders, het verslag en/of, in voorkomend geval, het ondersteuningsplan.
- 3.
Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag en/of ondersteuningsplan toegevoegd.
- 4.
Als de hulpvraag na het gesprek als bedoeld in artikel 5, niet meer aanwezig is, kan afgezien worden van een verslaglegging.
Artikel 7. Aanvraag individuele voorziening
- 1.
Een aanvraag voor een individuele voorziening kan schriftelijk worden ingediend bij het college.
- 2.
Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgestelde wijze of het college kan een ondertekend verslag en/of ondersteuningsplan van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouder(s) dat in het verslag en/of ondersteuningsplan heeft (hebben) aangegeven.
Artikel 8. Toekenning individuele voorzieningen
- 1.
Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag en/of ondersteuningsplan zoals bedoeld in artikel 6 wordt vastgesteld dat de jeugdige en/ of zijn ouder(s):
- a.
op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn sociaal netwerk geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;
- b.
geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene of andere voorziening.
- 2.
Bij het beoordelen van “eigen kracht” zoals omschreven in lid 1 onderdeel a, bekijkt het college of de ondersteuningsvraag getypeerd kan worden als gebruikelijke hulp. Hiervoor stelt het college nadere regels op. Het college verstrekt geen individuele voorziening als sprake is van gebruikelijke hulp.
- 3.
Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige en/ of zijn ouder(s) een verwijzing door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, is afgegeven.
Artikel 9. Regels voor het verstrekken van een pgb
- 1.
Conform artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college een pgb:
- a.
als de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
- b.
als de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten en;
- c.
als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van goede kwaliteit is;
- 2.
De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk mits deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige of ouder voor hem niet tot overbelasting leidt. Een pgb voor behandeling mag niet ingezet worden door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.
- 3.
Het college stelt nadere regels over voorwaarden over de hoogte van tarief en de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen. Hierbij maakt het college onderscheid in tarieven, voorwaarden en verplichtingen voor informele hulp en formele hulp.
- 4.
Bij het aanvragen van een pgb stellen de jeugdige of zijn ouders een pgb-plan op volgens een door het college ter beschikking gesteld format. In het pgb-plan is in ieder geval opgenomen:
- a.
de motivatie waarom een pgb gewenst is en zorg in natura niet passend is;
- b.
welke jeugdhulp de jeugdige of zijn ouders willen inkopen met een pgb, wat het beoogde resultaat is en wanneer en hoe wordt geëvalueerd;
- c.
de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;
- d.
de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief;
- e.
op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd en;
- f.
een verklaring waarin gewezen wordt op de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de pgb-houder.
Artikel 10. Formele en informele hulp
- 1.
Het college kent een pgb voor formele hulp enkel toe indien de zorgverlener:
- a.
voldoet aan het Kwaliteitskader Jeugd, zoals bedoeld in de Jeugdwet, wat onder andere een registratie bij het SKJ (Stichting Kwaliteitszorg Jeugd) of een inschrijving in het BIG-register inhoudt;
- b.
werkt op basis van een pgb-plan;
- c.
werkt met een systeem voor kwaliteitsbewaking;
- d.
de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, de meldplicht calamiteiten en de meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp hanteert en;
- e.
een vertrouwenspersoon in staat stelt zijn taak uit te voeren.
- 2.
Het college kent een pgb voor informele hulp enkel toe:
- a.
voor ambulante jeugdhulp, met een lage intensiteit, geboden in het netwerk van de jeugdige of op de locatie van de jeugdhulpaanbieder;
- b.
als door de jeugdige of zijn ouders wordt gemotiveerd waarom de inzet van informele hulp leidt tot een gelijk of beter resultaat dan de inzet van formele hulp;
- c.
indien de persoon die de informele hulp verleent voldoet aan de volgende, door het college vast te stellen, minimale (kwaliteits-)criteria:
- I.
de zorgverlener beschikt over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden;
- II.
de zorgverlener beschikt over een VOG (behalve als de zorgverlener een ouder is, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet)
- III.
de zorgverlener bij (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling contact op neemt met Veilig Thuis voor advies of het doen van een melding en hierbij bij voorkeur gebruik maakt van de Meldcode Huiselijk geweld;
- IV.
de zorgverlener calamiteiten direct meldt aan het lokale team;
- V.
de zorgverlener werkt op basis van het pgb-plan.
- d.
als de ondersteuning aan de jeugdige of zijn ouders niet leidt tot overbelasting bij de persoon die deze informele hulp verleent.
- 3.
Ondersteuning wordt niet geboden door iemand vanuit het sociaal netwerk als die, conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling op basis van het Kwaliteitskader Jeugd, geboden moet worden door een geregistreerde professional.
- 4.
Beheer van het pgb is niet toegestaan door de persoon of organisatie die ook de ondersteuning levert aan de pgb-houder, tenzij hiervoor door het college toestemming is verleend.
Artikel 11. Tarifering en omvang pgb
- 1.
De producten en tarieven van de individuele voorzieningen in natura die de gemeente beschikbaar heeft, worden door het college vastgelegd. Het college kan nadere regels stellen over de hoogte van de pgb-tarieven en de wijze van indexering van de pgb-tarieven. Bij het vaststellen van de nadere regels als bedoeld in artikel 9 derde lid, neemt het college de volgende uitgangspunten in acht:
- a.
de hoogte van een pgb-tarief voor formele hulp bedraagt maximaal de prijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopste adequate beschikbare individuele voorziening in natura;
- b.
de hoogte van een pgb is toereikend voor de aanschaf daarvan;
- c.
de hoogte van een pgb voor informele hulp is lager dan het tarief voor formele hulp;
- d.
voor informele hulp voor de ondersteuningsvormen ‘hulp en ondersteuning vanuit informeel netwerk’ niet zijnde ‘incidenteel verblijf’ en ‘dagbesteding’ geldt minimaal het wettelijk minimum uurloon tarief, gebaseerd op een fulltime werkweek voor een persoon van 23 jaar of ouder, van het wettelijk minimumloon zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, geldend voor dat jaar waarin het pgb wordt afgegeven; en
- e.
Voor informele hulp voor de ondersteuningsvormen ‘incidenteel verblijf’ en ‘dagbesteding’, zoals bedoeld in artikel 8ab Regeling Jeugdwet verstrekt het college een tegemoetkoming met een maximum van €141,- per kalendermaand.
- 2.
De omvang van het pgb wordt bepaald door de duur en frequentie van de noodzakelijke jeugdhulp te bepalen in combinatie met de hoogte van het pgb-tarief, tenzij op basis van het door de jeugdige of zijn ouders ingediende pgb-plan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht. Dit wordt bepaald aan de hand van het pgb-plan zoals bedoeld in artikel 9, vierde lid.
- 3.
Onverminderd artikel 8.1.1. van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.
- 4.
Het door het college verstrekte pgb kent geen verantwoordingsvrij bedrag.
- 5.
Tussenpersonen of belangenbehartigers worden niet uit het pgb betaald.
- 6.
Het is niet toegestaan uit het pgb de volgende kostencomponenten te betaald:
Artikel 12. Beschikking
- 1.
In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen deze beschikking kan worden gemaakt.
- 2.
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor wie de ondersteuning is bedoeld;
- b.
welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- c.
wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
- d.
welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder van jeugdhulp de voorziening verstrekt, en indien van toepassing;
- e.
welke andere voorzieningen en/of algemene voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- 3.
Bij het verstrekken van een voorziening als pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor welke individuele voorziening en voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;
- d.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
- e.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
Artikel 13. Afstemming met andere voorzieningen
Afstemming met gezondheidszorg
- 1.
Het college draagt zorg dat wanneer WIJzer een besluit neemt over de inzet van jeugdhulp die vanaf de 18e verjaardag valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet en er de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag van de jeugdige door zal lopen, het besluit voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de zorgverzekeraars.
- 2.
Het college draagt zorg dat WIJzer zich in de gevallen bedoeld in het eerste lid de jeugdige en zijn ouders wijst op de consequenties dat deze zorg vanaf de 18e verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet valt, en zich inspant voor de continuïteit van de zorg indien noodzakelijk.
- 3.
Het college draagt zorg dat alle huisartsenpraktijken in de gemeente Oirschot m.b.t. jeugdhulp een contactpersoon hebben bij WIJzer.
- 4.
Met het oog op één gezin, één plan, één coördinator in het kader van jeugdhulp draagt het college zorg voor het maken van samenwerkingsafspraken met huisartsen en partners voor jeugdgezondheidszorg (inclusief jeugdartsen).
Afstemming langdurige zorg
- 5.
Het college draagt zorg dat WIJzer de jeugdige en/ of zijn ouders ondersteunt richting het Centraal Indicatieorgaan Zorg indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.
Afstemming voorschoolse voorzieningen
- 6.
Het college draagt zorg dat alle locaties voor voorschoolse voorzieningen in de gemeente Oirschot voor jeugdhulp een contactpersoon hebben bij WIJzer.
Afstemming onderwijs en leerplicht
- 7.
Het college draagt zorg dat alle scholen in de gemeente Oirschot en de scholen buiten de gemeente Oirschot waar jeugdigen uit de gemeente Oirschot naar toe gaan, een contactpersoon hebben bij WIJzer.
- 8.
Het college maakt afspraken met de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs (inclusief schoolbesturen speciaal onderwijs) over:
- a.
de afstemming tussen de algemene voorzieningen, leerplicht en het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen op de scholen;
- b.
de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor leerlingen en hun ouders;
- c.
de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen;
- d.
de gezamenlijke onderwijszorgarrangementen en de toegang hiertoe en betrekt hierbij de leerplichtambtenaar.
Afstemming wijkverpleging
- 9.
Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen Wijzer en de wijkverpleging, indien een jeugdige en/of zijn ouders naast jeugdhulpvoorzieningen ook in aanmerking komen voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Afstemming maatschappelijke ondersteuning
- 10.
Het college draagt zorg dat wanneer de begeleiding van een jeugdige na het achttiende jaar voortgezet moet worden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, de continuïteit gewaarborgd wordt en WIJzer een besluit hiertoe zo nodig (mede)voorbereidt.
Afstemming werk en inkomen
- 11.
Het college draagt zorg dat WIJzer financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en/ of hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, armoedevoorzieningen- te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.
Afstemming met het justitiedomein
- 12.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.
Afstemming met Veilig Thuis
- 13.
Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.
Artikel 14. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
- 1.
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
- c.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- d.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en
- e.
kosten voor bijscholing van het personeel.
- 2.
Het college kan bij nadere regeling aanvullende kwaliteitsregels vaststellen voor aanbieders van jeugdhulp.
Artikel 15. Klachtregeling
Het college behandelt klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig door de raad vastgestelde algemene klachtenregeling.
Artikel 16. Vertrouwenspersoon
- 1.
Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders kosteloos een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
- 2.
Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon en deze ook het gesprek zoals bedoeld bij artikel 5, mag bijwonen.
Artikel 17. Inspraak en medezeggenschap
- 1.
Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
- 2.
Het college stelt jeugdigen en zijn ouders (cliënten) en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
- 3.
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij tijdig worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
- 4.
Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Artikel 18. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
- 1.
Conform artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
- 2.
Conform artikel 8.1.4 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien, dan wel wijzigen of beëindigen indien het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het pgb, of
- e.
de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd;
- f.
de verantwoordelijke gemeente wijzigt conform woonplaatsbeginsel.
- 3.
Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, of de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb voor een ander doel is gebruikt dan waarvoor het is bestemd, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.
- 4.
Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 19. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 20. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
- 1.
Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp Oirschot 2019, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.
- 2.
Op aanvragen die zijn ingediend voor het moment van inwerkingtreding van deze verordening en waar nog geen besluitvorming over heeft plaatsgevonden, wordt beslist met inachtneming van het bepaalde in de Verordening Jeugdhulp 2019.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oirschot
van 30 november 2021,
Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.
Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening jeugdhulp Oirschot 2022”.