Organisatie | Renkum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021 |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-12-2021 | nieuwe regeling | 30-11-2021 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;
gelezen het voorstel burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum van 30 november 2021;
het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021 en het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021;
dit beleidsregels zijn zoals bedoeld in artikel 1:3 Awb en dat deze uitleg geven aan de wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ,de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021 en het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021; de beleidsregels de besluitvorming van de gemeente structureren en een schakel zijn tussen de wetgeving en de uitvoeringspraktijk;
gelet op Titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluit vast te stellen de volgende beleidsregels: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een maatwerkwet. Dat houdt in dat op individueel niveau wordt vastgesteld of ondersteuning noodzakelijk is. Hierbij wordt altijd rekening gehouden met de specifieke individuele omstandigheden van de inwoner in het onderzoek. Hierbij geldt dat ondersteuning zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig wordt verstrekt. Daarom staat in de Wmo een zorgvuldige toegangsprocedure centraal.
Hoofdstuk 2. Begripsomschrijvingen
De begripsbepalingen uit de wet maatschappelijke ondersteuning, hierna (wet) en het daarop berustende landelijke uitvoeringsbesluit Wmo, hierna (uitvoeringsbesluit), de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021, hierna (verordening) en de nadere regels maatschappelijke ondersteuning Renkum 2021, hierna (besluit) zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels. In deze beleidsregels wordt verder verstaan onder:
Mantelzorg: alle hulp aan een hulpbehoevende door iemand uit zijn direct sociale omgeving, ongeacht of de hulpbehoevende thuis woont of in een instelling? Mantelzorg gaat verder dan “gebruikelijke hulp” en vergt inzet voor een periode van minimaal 3 maanden en naar verwachting een jaar of langer en minimaal 10 uur per week.
Hoofdstuk 3. Beoordelingskader
Artikel 3. Algemeen beoordelingskader
Elke ondersteuningsvraag wordt aan de weigeringsgronden van artikel 10 verordening getoetst. Wanneer er sprake is van een weigeringsgrond van artikel 10 verordening wordt er hiervoor geen maatwerkvoorziening verstrekt. Dit is bijvoorbeeld zo, bij:
tekortschietend besef van artikel 10 lid 1 sub h verordening. Een inwoner toont tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wanneer het college vaststelt dat een maatwerkvoorziening voor ondersteuning noodzakelijk is, terwijl de inwoner in staat is of zou zijn geweest op eigen kracht zijn zelfredzaamheid of participatie te handhaven of om een beroep op andere wetgeving te doen, maar hier niet naar handelt of heeft gehandeld en hem dit valt te verwijten.
Van sub a van dit artikellid is bijvoorbeeld sprake wanneer een inwoner een indicatie heeft op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en hier bewust geen beroep op doet. Dit geldt ook als een inwoner deze indicatie nog niet heeft en weigert mee te werken bij het aanvragen van deze Wlz-indicatie terwijl hij daar mogelijk wel recht op heeft.
Wanneer de in lid 3 sub a tot en met sub f van dit artikel beschreven inzet niet (voldoende) passend compenserend is en/of niet beschikbaar is en er geen sprake is van een weigeringsgrond van artikel 10 verordening, komt een inwoner in aanmerking voor de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening.
Het sociaal team attendeert een persoon met een ondersteuningsvraag er op dat het belangrijk is ingeschreven te staan op het adres waar hij echt woont en dat hij verplicht is om de gemeente daarover te informeren. Ook bij een tijdelijk verblijf (4 maanden of langer ) dient de verhuizing te worden gemeld bij de gemeente. Er kan hierbij bijvoorbeeld worden gedacht aan: mantelzorg, ziekte, werk of gevangenisstraf.
Hoofdstuk 4. Eigen kracht en mogelijkheden sociaal netwerk
Artikel 6. Eigen kracht en eigen mogelijkheden
Eigen kracht is datgene dat de inwoner zelf kan doen om zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn:
een beroep doen op andere wet- en regelgeving. Dit zijn andere voorzieningen en deze worden beschreven in Hoofdstuk 9 van deze beleidsregels. Daarnaast geldt ook voor andere, niet nader genoemde wetten, dat wanneer een inwoner hierop een beroep kan doen om de beperkingen weg te nemen, dit als een passende oplossing wordt gezien.
Hoofdstuk 5. Gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten en die niet structureel meer is dan wanneer de inwoner geen beperkingen zou hebben. Het is de dagelijkse hulp die partners of ouders, inwonende kinderen of andere (volwassen) huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze samen een huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden en voor elkaar.
Huisgenoten worden geacht werkzaamheden over te nemen, al dan niet door een herverdeling van taken. Dit betreft alle huisgenoten vanaf 18 jaar. Kinderen jonger dat 18 kunnen wel meehelpen in huis. Denk bijvoorbeeld aan het dekken van de tafel, het helpen met de afwas, het uitruimen van de afwasmachine, het opmaken van het bed, eigen slaapkamer opruimen, etc.
Bij gebruikelijke hulp wordt de gebruikelijke tijdsbesteding bij de activiteit bij een gezond persoon als uitgangspunt genomen. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten, schoonmaken en dergelijke), maar ook de zorg die deze activiteiten vervangt. Denk hierbij aan stomaverzorging in plaats van toiletgang en sondevoeding in plaats van eten.
Indien een huisgenoot geen gebruikelijke hulp kan leveren vanwege ernstige gezondheidsproblemen of dreigende overbelasting van hem dan dient dit te worden onderbouwd met objectieve en relevante gegevens. Deze onderbouwing kan betrokken worden bij de beoordeling van de vraag of een maatwerkvoorziening noodzakelijk is.
Wanneer de dreigende overbelasting van een huisgenoot wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werken en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding of vrijwilligerswerk is geen reden om een maatwerkvoorziening toe te kennen voor taken die in redelijkheid overgenomen kunnen worden door huisgenoten in het kader van gebruikelijke hulp.
In geval de huisgenoten overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/ huisgenoot, dan wordt een beroep gedaan op de verstrekking van persoonlijke verzorging via de Zorgverzekeringswet. Wanneer vanuit de Zorgverzekeringswet geen persoonlijke verzorging kan worden verstrekt , kan door het sociaal team de inzet van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo nader worden onderzocht.
In geval huisgenoten elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is, is er niet langer sprake van gebruikelijke hulp. Het is bijvoorbeeld niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij toiletgang. Er is dan geen sprake van gebruikelijke hulp. Het sociaal team kan dan de inzet van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo nader onderzoeken.
Hoofdstuk 6. Mantelzorg en vrijwilligers
Artikel 8. Ondersteuning door mantelzorgers en vrijwilligers en respijtzorg
Wanneer in de ondersteuningsvraag (gedeeltelijk) kan worden voorzien door een mantelzorger of een vrijwilliger, kan in aanvulling daarop een algemene of maatwerkvoorziening nodig zijn. Hiertoe wordt dan door het sociaal team nader onderzoek gedaan waarbij ook rekening wordt gehouden met de belangen van de mantelzorger of vrijwilliger.
Kortdurend verblijf wordt op jaarbasis voor maximaal 12 weken toegekend. Wanneer een groter beroep op kortdurend verblijf nodig is, wordt onderzocht waarom dat zo is. Het kan in die situatie voorkomen dat een maatwerkvoorziening voor respijtzorg wordt geweigerd, omdat het niet meer verantwoord is dat de inwoner in zijn eigen leefomgeving blijft wonen en daarom aanspraak kan maken op de toegang tot de Wlz. Voor het aanvragen van een Wlz-indicatie kan gebruik worden gemaakt van cliëntondersteuning vanuit het zorgkantoor. Een maatwerkvoorziening wordt in dat geval afgewezen, omdat er een andere voorziening bestaat voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning (artikel 10 lid 1 sub a verordening).
Hoofdstuk 7. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Artikel 9. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Dit betekent dat indien de inwoner vraagt om een voorziening die voor een persoon zonder beperkingen met een inkomen op minimumniveau aan te schaffen is, hij deze zelf moet bekostigen. Dit betekent ook dat 5% van een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm kan worden gereserveerd voor de aflossing van een geldlening met een looptijd van 36 maanden voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Door deze rekenwijze wordt er rekening mee gehouden dat iemand in ieder geval over het bestaansminimum kan blijven beschikken. Voorzieningen die op deze wijze kunnen worden verkregen, kunnen daarom als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt en worden niet op grond van de Wmo als maatwerkvoorziening verstrekt.
Het betekent ook dat diensten die iemand zelf al adequaat betrekt waarbij deze diensten de gevraagde maatwerkvoorziening overlappen of vervangen, niet als maatwerkvoorziening hoeven te worden verstrekt. Als bijvoorbeeld iemand een eigen hulp heeft en deze wenst te behouden, dan kan de particuliere hulp als algemeen gebruikelijk worden beschouwd.
In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden van de persoon toch niet algemeen gebruikelijk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een plotseling optredende beperking waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal moeten worden vervangen of moeten worden aangepast.
Hoofdstuk 9. Andere voorzieningen
Artikel 11. Andere voorzieningen
De verwachting van de duur van het gebruik van de voorziening is van invloed op de verstrekking van een (maatwerk)voorziening. Bij kortdurend of incidenteel gebruik, kan een groter beroep op eigen mogelijkheden of de inzet van voorliggende of algemene voorzieningen worden gedaan. Uiteraard wordt hierbij rekening gehouden met de feitelijke aanwezigheid en inzet van eigen mogelijkheden, voorliggende of algemene voorzieningen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de situatie dat iemand tijdelijk aangewezen is op een rolstoel vanwege een gebroken heup of been. Voor een periode tot 6 maanden kan de inwoner dan terecht bij de zorgverzekeraar.
Andere voorzieningen zijn ook voorzieningen uit andere wetten waar aanspraak op kan worden gemaakt, in plaats van een verstrekking van een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo. Het gaat hier bijvoorbeeld om een aanspraak op de Wet langdurige zorg (Wlz), aanspraak op Zorgverzekeringswet (Zvw), Jeugdwet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Een aanspraak op deze andere wetten is een afwijzingsgrond voor een maatwerkvoorziening van artikel 10 lid 1 sub a verordening.
Hoofdstuk 10. Goedkoopst compenserende voorziening
Artikel 12. Goedkoopst compenserende voorziening
Indien eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg- of vrijwilligershulp of algemeen (gebruikelijke) voorzieningen geen of onvoldoende oplossing bieden, kan de gemeente een maatwerkvoorziening verstrekken. Deze ondersteuning kan – waar nodig – ook aanvullend aan de eerder genoemde mogelijkheden worden ingezet.
Het uitgangspunt bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening is dat wordt gekozen voor de goedkoopst compenserende voorziening volgend uit artikel 10 lid 2 verordening. Er zijn vaak meerdere compenserende oplossingen, maar er wordt gekozen voor de compenserende oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien de inwoner een duurdere voorziening wil (die eveneens compenserend is) komen de meerkosten voor rekening van de inwoner.
Het gaat hierbij om een aanvaardbaar niveau van zelfredzaamheid en participatie. Aanvaardbaar geeft aan dat er soms belemmeringen of beperkingen blijven die niet verholpen kunnen worden. De ondersteuning richt zich tot wat noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid, participatie en veiligheid. De ondersteuning breidt zich niet uit tot wat de inwoner noodzakelijk vindt in het kader van gewoonte of smaak. Het betekent niet per definitie dat alle activiteiten zoals hobby’s kunnen worden uitgeoefend zoals voorheen.
Artikel 14. Onvoldoende informatie bij het onderzoek
Wanneer er onvoldoende informatie wordt verstrekt door de inwoner voorafgaand, voorbereidend aan het gesprek en tijdens het gesprek om tot een passend besluit te komen, dan verleent het sociaal team de inwoner nog een korte termijn waarbinnen de gevraagde informatie alsnog kan worden aangeleverd. Laat de inwoner na deze informatie binnen de termijn te verstrekken dan kan het zijn dat een inwoner hierdoor minder of geen ondersteuning ontvangt dan in zijn ogen passend of wenselijk.
Artikel 15. Integraal plan of gespreksverslag
doelen en motivatie: ingevuld door het sociaal team. Het sociaal team zorgt voor specifieke, meetbare, haalbare, realistische en tijdgebonden doelen en een motivatie met het advies voor passende ondersteuning. Hierin wordt het oordeel van het college vastgelegd over de eventuele mogelijkheden van de inwoner om zelf met voorliggende voorzieningen, ondersteund door het sociale netwerk, met gebruikelijke hulp, mantelzorg, met algemeen gebruikelijke voorzieningen, met algemene voorzieningen, in oplossingen te voorzien. Dit hoeft niet te resulteren in een maatwerkvoorziening.
Herindicatieonderzoek bestaat uit:
Doelen en motivatie : ingevuld door het sociaal team. Het sociaal team zorgt voor specifieke, meetbare, haalbare, realistische en tijdgebonden doelen en een motivatie met het advies voor passende ondersteuning. Hierin wordt het oordeel van het college vastgelegd over de eventuele mogelijkheden van de inwoner om zelf met voorliggende voorzieningen, ondersteund door het sociale netwerk, met gebruikelijke hulp, mantelzorg, met algemeen gebruikelijke voorzieningen, met algemene voorzieningen, in oplossingen te voorzien. Dit hoeft niet te resulteren in een maatwerkvoorziening.
Artikel 16. Afwijkende routes bij aanvraag
Artikel 17. Het besluit, de beschikking
Het college gaat ervan uit dat de inwoner die de maatwerkvoorziening in natura niet binnen 3 maanden na de verzending van het besluit tot toekenning van de maatwerkvoorziening gebruikt, geen gebruik maakt van de maatwerkvoorziening. Er is dan sprake van een situatie zoals beschreven in artikel 25 lid 2 sub d verordening.
Hoofdstuk 14. (Groeps)begeleiding
heeft als resultaat: het bieden van structuur, het ontlasten van de mantelzorger, het aanbieden van activiteiten gericht op het fysiek en mentaal welbevinden en een gezonde leefstijl, ondersteuning op ADL, prikkelen tot ontwikkeling (indien mogelijk). Deze resultaten zijn eveneens de subresultaten van groepsbegeleiding ontwikkeling, maar zijn volgend op de nadruk die bij groepsbegeleiding ontwikkeling op de te bereiken ontwikkeling wordt gelegd.
Artikel 21. Ambulante individuele begeleiding
In het plan van het sociaal team worden haalbare doelen opgesteld waaraan de inwoner gaat werken. Hoe deze doelen worden bereikt, wordt door de inwoner uitgewerkt samen met de zorgaanbieder van de inwoner. Wanneer de inwoner structureel onvoldoende meewerkt aan de uitvoering, kan de begeleiding hierdoor eindigen.
Hoofdstuk 15. Beschermd wonen (licht verstandelijke beperking)
Artikel 22. Beschermd wonen (lvb)
Daar waar de primaire noodzaak tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening beschermd wonen gelegen is in een lichtverstandelijke beperking (lvb) (IQ-grens 50-85) met een ondergeschikte psychiatrische aandoening en/of ernstige psychosociale problemen wordt het beoordelen (?), verstrekken en uitvoeren van de maatwerkvoorziening beschermd wonen lvb door het college uitgevoerd.
Hoofdstuk 16. Huishoudelijke ondersteuning
Artikel 24. Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning is bedoeld voor inwoners die thuis wonen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen zoals bedoeld in de wet. De mate waarin een inwoner in staat is om hiermee om te gaan is bepalend voor de te bieden ondersteuning. Belangrijk daarbij is in welke mate de inwoner in staat is om eigen regie te voeren, nog leerbaar is in het omgaan met zijn beperkingen en problemen in combinatie met het uitvoeren van huishoudelijke taken. Daarnaast hebben ook andere aspecten invloed op de behoefte van de inwoner aan ondersteuning zoals de gezinssamenstelling, het eigen sociale netwerk, de woning en de financiële situatie.
Artikel 26. Normtijden bij het huishouden
Deze normtijden worden gehanteerd als een richtlijn. Er wordt altijd rekening gehouden met individuele omstandigheden van de inwoner. Wanneer inwoners als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden met de basisaanpak, kunnen aanvullende maatwerkmodules worden ingezet om het benodigde ondersteuningsniveau van hygiëne of schoonhouden te realiseren, maaltijden klaar te zetten en over schone kleding beschikken.
Artikel 28. (Tijdelijke) voortzetting/ beëindiging voorziening huishoudelijke ondersteuning
Aan een inwoner met een Wlz indicatie wordt geen maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning verstrekt. Wanneer de inwoner met een Wlz indicatie uitbreiding nodig heeft van de Wlz-indicatie voor huishoudelijke ondersteuning, dient dit verzoek aan het zorgkantoor te worden gericht. Wanneer een inwoner een partner heeft met beperkingen waardoor deze niet volledig in staat is om het huishouden te kunnen voeren, dan kan aan deze partner ondersteuning in het huishouden worden verstrekt conform de daartoe geldende voorwaarden en richtlijnen zoals opgenomen in bijlage I.
Hoofdstuk 17. Verhuizing naar een andere gemeente bij dienstverlening
Artikel 29. Verhuizing naar en vanuit een andere gemeente (Begeleiding/Groepsbegeleiding/ Activerend werk/ Huishoudelijke ondersteuning: dienstverlening)
Bij een verhuizing van de inwoner vanuit een andere gemeente naar gemeente Renkum wordt de verstrekte maatwerkvoorziening voor een periode van maximaal 8 weken voortgezet. Om de dienstverlening ook na die 8 weken voort te zetten, moet het gaan om overname van dienstverlening waarbij de aanbieder door de gemeente Renkum gecontracteerd is. Wanneer de aanbieder niet gecontracteerd is, wordt eerst onderzocht of de dienstverlening omgezet kan worden naar een andere door de gemeente Renkum gecontracteerde aanbieder.
Artikel 30. (Collectief vraagafhankelijk) vervoer
Wanneer een inwoner aanspraak wil maken op de maatwerkvoorziening vervoer, wordt altijd eerst onderzocht of de inwoner zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer of dit met een gerichte training (MEE-reizen door MEE Gelderse Poort) kan worden aangeleerd. Tevens wordt onderzocht of hij met beschikbare hulp van personen uit zijn sociale netwerk en/of vrijwilligers kan reizen en of hij gebruik kan maken van de Hulpdienst voor Elkaar. Als al deze opties geen afdoende compensatie bieden, kan de inwoner in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor vervoer.
Toelichting op de criteria voor vervoer van artikel 8 verordening:
wanneer een inwoner niet in staat is om 500 meter of meer te lopen, kan de inwoner in aanmerking komen voor collectief vervoer. Voor vervoer tot 500 meter kan de inwoner zelf algemeen gebruikelijke hulpmiddelen aanschaffen zoals een wandelstok of rollator. Hiervoor wordt er in principe geen collectief vervoer op grond van de Wmo ingezet. Voor collectief sociaal-recreatief vervoer geldt dat dit vervoer uitsluitend voor vergoeding in aanmerking komt als de af te leggen afstand minimaal 1 km bedraagt (tot een maximum van 25 km).
wanneer het tijdens de rit (medisch) noodzakelijk is dat er een begeleider aanwezig is, kan het er een indicatie medisch begeleider worden afgegeven. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het uitvoeren van medisch noodzakelijke handelingen tijdens de rit, of om een noodzaak tot toezicht vanwege gedragsmatige redenen. Van De medisch begeleider is geen ritbijdrage verschuldigd. Een medisch specialist dient voor de noodzaak tot medische begeleiding een medische verklaring te verstrekken.. Een indicatie voor een medisch begeleider betekent dat de inwoner altijd onder begeleiding van deze medische begeleider moet reizen.
wanneer het niet noodzakelijk is, maar in voorkomende situaties wel wenselijk is dat er een begeleider meereist met inwoner aan wie deze maatwerkvoorziening is verstrekt, kan de inwoner zelf zorgen voor begeleiding door een sociaal begeleider. Deze sociaal begeleider betaalt het reguliere OV tarief om mee te mogen reizen. Het sociaal team geeft geen indicatie af voor een sociaal begeleider.
Het sociaal-recreatief vervoer zoals beschreven in artikel 8 verordening is gemaximeerd op 25 kilometer vanaf het woonadres of tot een puntbestemming. Wanneer de vervoersbehoefte niet naar een puntbestemming gaat of deze 25 kilometer overstijgt, dan kunnen inwoners Valys gebruiken. Valys is er voor inwoners met een mobiliteitsbeperking die sociaal-recreatief willen reizen buiten hun eigen regio.
Wanneer collectief vervoer geen (voldoende) oplossing biedt voor de vervoersbehoefte, kan individueel vervoer/ een individuele vervoersvoorziening worden verstrekt, zoals:
aangepaste fiets/ driewielfiets, mits niet algemeen gebruikelijk en juist speciaal bestemd voor inwoners met een beperking zoals een driewielfiets en de duofiets. Deze voorziening is bedoeld voor de korte en zeer korte afstand en kan worden gecombineerd met een collectieve vervoersvoorziening als zich ook buiten het bereik van de fiets een vervoersprobleem voordoet.
Scootmobiel. Deze is bedoeld om te voorzien in de dagelijkse vervoersbehoefte op de (zeer) korte en middellange afstand en kan worden gecombineerd met een collectieve vervoersvoorziening als zich ook buiten het bereik van de scootmobiel een vervoersprobleem voordoet. Voordat een scootmobiel kan worden ingezet wordt altijd eerst onderzocht of de scootmobielpool een adequate oplossing vormt, hiertoe behoort onder andere de beoordeling van de rijvaardigheid.
Bij een individuele vervoersvoorziening zoals een scootmobiel of een aangepaste fiets dient ook een stalling aanwezig te zijn. Wanneer er geen geschikte stalling is, wordt samen met de inwoner onderzocht wat de goedkoopst compenserende oplossing dan is. Bij elektronische voorzieningen behoort de oplaadmogelijkheid tot de eigen verantwoordelijkheid. Hierop wordt alleen een uitzondering gemaakt wanneer in het geheel geen geschikte stroomvoorziening aanwezig is, bijvoorbeeld in een kelderbox met enkel zwakstroom.
Gesloten buitenwagen: is algemeen gebruikelijk, tenzij dat in de specifieke situatie gezien de persoonlijke omstandigheden van de inwoner niet het geval is. Een gesloten buitenwagen wordt alleen ingezet op basis van (medisch) advies en in geval dat deze voorziening ook als goedkoopst compenserend dient te worden gezien. Een gesloten buitenwagen geldt op grond van de Wmo slechts als vervoersvoorziening binnen de directe woonomgeving. Dat de actieradius verder reikt is een bijkomende eigenschap van deze voorziening, maar is geen grond voor de verstrekking.
Aangepaste (eigen) (auto)bus: uitsluitend in geval van een combinatie van medische, sociale en functionele beperkingen en mogelijkheden van de persoon met beperkingen kan een aangepaste auto of autobus worden verstrekt en alleen indien dit de enige en daarbij ook de goedkoopst compenserende oplossing biedt. Hiervoor wordt medisch advies gevraagd. De inwoner die de (auto)bus gaat besturen moet in het bezit zijn van een geldig rijbewijs. Het halen van een rijbewijs is algemeen gebruikelijk; de kosten van rijlessen worden daarom niet vergoed. Aanpassingen in de eigen auto(bus) worden alleen gedaan wanneer de (auto)bus – naar verwachting – nog minimaal 7 jaar meegaat.
Kindvoorzieningen: fiets-/ autozitje: speciaal voor gehandicapte kinderen ontwikkeld zitelement voor op de fiets of in de auto, waardoor het kind veilig kan worden vervoerd wanneer hier niet met algemeen gebruikelijke voorzieningen in kan worden voorzien: kind kan niet worden gedragen, niet in een gewone kinderwagen, niet in een standaardzitje op de fiets of in auto, gebruik van openbaar vervoer is niet mogelijk. Als er sprake is van verstrekking van een andere voorziening die voorziet in vervoer, wordt eerst beoordeeld in hoeverre deze voorziening ook reeds voldoet om het kind mee te vervoeren.
Artikel 31. Rolstoelvoorziening
Voorwaarde voor verstrekking van een rolstoel aan de inwoner met beperkingen is dat er een noodzaak is tot het zich in belangrijke mate zittend moeten verplaatsen. De inwoner met beperkingen kan zich in een handbewogen of elektrische rolstoel zelfstandig voortbewegen of (indien nodig) geduwd worden.
Wanneer de inwoner de voorziening slechts tijdelijk nodig heeft, te weten een periode van in principe maximaal 6 maanden, kan er een rolstoel vanuit het zogenaamde hulpmiddelendepot vanuit de Zorgverzekeringswet worden verkregen en wordt geen rolstoelvoorziening vanuit de Wmo verstrekt. Ook wanneer een loophulpmiddel zoals een trippelstoel – die ook vanuit de Zorgverzekeringswet kan worden verkregen – compenserend is, wordt er geen rolstoelvoorziening vanuit de Wmo verstrekt.
In principe worden er niet meerdere vervoersvoorzieningen gecombineerd verstrekt. Een combinatie van een elektrische rolstoel en een scootmobiel is niet mogelijk. Een combinatie met een handbewogen rolstoel is wel mogelijk. Ook een combinatie van een elektrische rolstoel met een voorziening voor collectief vervoer is wel mogelijk – wanneer de individuele vervoersbehoefte daartoe bestaat.
Artikel 32. Schade aan vervoersmiddel door aanrijding/ongeval
Wanneer een inwoner schade heeft aan het door de gemeente verstrekte vervoermiddel, ook indien hier geen andere partij bij betrokken is, dan dient de inwoner contact op te nemen met hulpmiddelenleverancier Kersten om deze schade af te handelen.
Wanneer de schade aan het door de gemeente verstrekte vervoermiddel is veroorzaakt door verwijtbaar gedrag van de inwoner, dan komt de schade voor rekening van de inwoner.
De inwoner blijft zelf verantwoordelijk voor de aanschaf van sportattributen die nodig zijn bij sportbeoefening zoals bij ieder ander die de sport beoefent. Voorbeelden van sportattributen die niet vergoed worden door de gemeente, zijn een tennisracket, hockeystick, sportballen, paard, contributie, sportschoenen en sportkleding.
Sportvoorzieningen zoals sportrolstoelen en handbikes kunnen voor verstrekking aan inwoners met een fysieke beperking in aanmerking komen als de inwoner eerst, gedurende een periode van maximaal 6 maanden, gebruik heeft gemaakt van de uitleenservice van Wheels2Sport en één of meer sporten heeft uitgeprobeerd. Wheels2Sport is een uitleenservice van sportrolstoelen en handbikes waar inwoners met een fysieke beperking kosteloos gebruik van kunnen maken. Wheels2Sport kan hierna inwoner ondersteunen bij de aanvraag voor een sportvoorziening bij de gemeente.
Indien naar het oordeel van het college de maatwerkvoorziening voor verhuizing en herinrichting de goedkoopst compenserende voorziening vormt dan wordt geen (maatwerkvoorziening in de vorm van een) woonvoorziening verstrekt en wordt van de inwoner verwacht dat hij in beginsel omziet naar andere compenserende of op goedkopere wijze compenserend te maken woonruimte.
Een woningaanpassing kan verbeteringen van de toegankelijkheid, doorgankelijkheid of de bruikbaarheid van de woning betreffen. Onder toegankelijkheid verstaan we dat de woning in ieder geval via één ingang rolstoeltoegankelijk is en de eerste verdieping (indien noodzakelijk) bereikt kan worden. Bij de beoordeling in hoeverre woningaanpassingen nodig zijn, wordt van de inwoner verwacht dat hij meewerkt aan oplossingen die binnen zijn eigen mogelijkheden liggen, zoals het anders organiseren van taken en herschikking van de inrichting.
De eigenaar van een woning die binnen 10 jaar na gereed melding van de aanbouw waarvoor het college een maatwerkvoorziening heeft verstrekt, zijn woning verkoopt, dient, volgens artikel 27 van de verordening, de meerwaarde na aanbouw van de woning terug te betalen. De waarde van de terugbetaling is de waarde van de aanbouw, verminderd met de jaarlijkse afschrijving van 10% per jaar. Ook bij een ongunstige woningmarkt is terugbetaling vereist. Ook dan heeft de eigenaar profijt van de aanbouw, omdat zonder de aanbouw de verkoopprijs lager zou zijn.
Mocht de inwoner (voor het eerst) verhuizen naar een zelfstandige woonruimte, dan wordt van hem verwacht dat gekozen wordt voor de voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning. Wanneer de inwoner hier geen rekening mee heeft gehouden, kan de woningaanpassing of woonvoorziening worden geweigerd.
Een woning die binnen de gemeente Renkum ligt kan bezoekbaar worden gemaakt wanneer daartoe de noodzaak bestaat, vanwege bezoek vanuit een Wlz-instelling gelegen binnen de gemeente Renkum, aan bijvoorbeeld ouders. Bezoekbaar maken houdt in dat de inwoner toegang heeft tot één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) in de woning, en het toilet. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken. De aanvraag voor het bezoekbaar maken van een woning wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.
Een roerende woonvoorziening is een tillift of een losse sanitaire voorziening die niet algemeen gebruikelijk is:
de tillift is een hulpmiddel voor transfers in en uit het bed, van en naar het toilet, etc. Wanneer het verplaatsen van een persoon met beperkingen vanuit en naar de rolstoel problemen oplevert, kan een tillift een oplossing bieden. Voorwaarde om in aanmerking te komen voor deze voorziening is dat de inwoner niet in staat is zelfstandig in en uit bed te gaan, noch om zelfstandig in een rolstoel plaats te nemen. Daarnaast moet de inwoner langdurig op het gebruik van deze voorziening zijn aangewezen. Een mobiele tillift heeft de voorkeur als dit in de betreffende situatie de goedkoopst compenserende oplossing biedt.
losse sanitaire voorzieningen zijn hulpmiddelen bij het douchen en toiletgebruik. Voorwaarde om in aanmerking te komen voor deze voorziening is dat de inwoner niet staande kan douchen of problemen ondervindt bij de toiletgang of bij het gebruik van het bad, en een algemeen gebruikelijke voorziening de beperkingen niet (voldoende) opheft.
Voor een verhuizing die noodzakelijk is omdat de inwoner vanwege beperkingen belemmerd wordt in het normale gebruik van zijn woning, kan de inwoner in aanmerking komen voor een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten. Voorwaarde is dat de inwoner verhuist naar een woning waarin hij, eventueel met nog enkele aanpassingen, wel compenserend kan wonen en dat dit de goedkoopst compenserende oplossing is. De noodzaak van de verhuizing en de geschiktheid van de nieuwe woning moeten door het sociaal team zijn vastgesteld.
Er is geen toestemming nodig van de eigenaar bij het aanpassen van een huurwoning om hierdoor zelfstandig te kunnen blijven wonen, maar de woningeigenaar moet dit toestaan. Het college is wel verplicht om de verhuurder te berichten over het besluit voordat de aanpassing is aangebracht. Op deze wijze kan de woningcorporatie invloed uitoefenen op de uiteindelijke uitvoering. Als de huurder de woning verlaat, hoeft deze de aanpassingen niet ongedaan te maken of de verhuurder financieel te compenseren, ook wordt de woning niet op kosten van de gemeente in de oude staat teruggebracht.
Behalve de woning die het hoofdverblijf vormt komen in principe geen andere woningen in aanmerking voor aanpassingen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien dit voor een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie noodzakelijk is in een individuele situatie. In dat geval wordt een bezoekbaar niveau van de andere woning als voldoende beoordeeld. Daarmee wordt bedoeld het kunnen bereiken en gebruiken van de woonkamer en het toilet.
Artikel 36. Vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten
Er wordt alleen een vergoeding verstrekt voor de werkelijke kosten. Ook hierbij geldt dat uitsluitend wordt gekeken naar de goedkoopst adequate oplossing en in hoeverre een inwoner (niet) in staat is zelf een bijdrage te leveren. Wat er vergoed wordt, staat vastgelegd in de beschikking die de inwoner ontvangt. Voorbeelden zijn:
Artikel 37. Verhuizing buiten gemeentegrenzen met individuele hulpmiddelen/ roerende (woon)voorzieningen
Bij verhuizing naar een instelling met een intramurale setting (Wlz) is er sprake van een domein overschrijding in de hulpmiddelenzorg. Het verhuisconvenant ziet niet toe op het meeverhuizen van het hulpmiddel naar een instelling. Wel wordt altijd geprobeerd om het convenant te volgen met dien verstande dat de overbruggingsperiode voor de individuele hulpmiddelen of roerende (woon)voorzieningen van de inwoner van maximaal 2 maanden wordt bekostigd door de gemeente van herkomst.
Hoofdstuk 21. Persoonsgebonden budget (Pgb)
Artikel 38. Voorwaarden om een PGB toegekend te krijgen
De inwoner kan zelf testen of hij in staat is om de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren, door de pgb-test van Per Saldo op www.pgb-test.nl te doen. De test levert een persoonlijk advies op, aangevuld met waardevolle tips ter uitvoering van het budgethouderschap.
Hoofdstuk 22. Herziening, intrekking en terugvordering
Artikel 39. Nieuwe feiten en omstandigheden en terugvordering
Inwoners dienen zelf alle nieuwe feiten en omstandigheden te melden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet eerder kenbaar konden worden gemaakt, wanneer deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beschikking zoals beschreven in artikel 25 lid 1 verordening. Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan een wijziging in gezondheid, gezinssamenstelling en/of woonsituatie.
Wanneer een situatie zoals hierboven beschreven zich voordoet of wanneer het college vaststelt dat (een) situatie(s) uit artikel 25 lid 2 verordening zich voordoe(t)n, kan het college de beschikking herzien of intrekken. Dit betekent dat de inzet van het soort maatwerkvoorziening kan wijzigingen, maar dat er ook sprake kan zijn van het beëindigen van de maatwerkvoorziening en dat deze kan worden teruggevorderd.
BIJLAGE 1 “Richtlijn hulp in het huishouden – Resultaten – ”: HHM
In artikel 26 van de beleidsregels in verwezen naar deze bijlage met daarin het normenkader huishoudelijke ondersteuning juni 2019 van HHM. Dit normenkader vormt een richtlijn die richtinggevend is voor de specifieke onderliggende situatie. Er wordt altijd rekening gehouden met specifieke individuele omstandigheden. Dat betekent dat wij nadrukkelijk de in artikel 2.3.2 lid 4 sub a tot en met g genoemde aspecten hanteren.
….. Totaal minuten per week: Resultaat Schoon Huis
….. Totaal minuten per week: Wasverzorging
….. Totaal minuten per week: Boodschappen en maaltijden
….. Totaal minuten per week: Regie/ organisatie, AIV en kindzorg
= … Totaal aantal minuten per week aan huishoudelijke ondersteuning
BIJLAGE 2 “Richtlijn hulp in het huishouden – Frequenties – ”: HHM
In artikel 26 van de beleidsregels in verwezen naar deze bijlage met daarin het normenkader huishoudelijke ondersteuning juni 2019 van HHM. Dit normenkader vormt een richtlijn die richtinggevend is voor de specifieke onderliggende situatie. Er wordt altijd rekening gehouden met specifieke individuele omstandigheden. Dat betekent dat wij nadrukkelijk de in artikel 2.3.2 lid 4 sub a tot en met g genoemde aspecten hanteren. Bijlage 1 + 2 worden samen gehanteerd bij het vaststellen van het aantal minuten per week aan huishoudelijke ondersteuning.
Tabel 1: frequenties benodigd voor een schoon en leefbaarhuis huis (basisactiviteiten)
Tabel 2: basismodule ondersteuning bij het huishouden (incidentele activiteiten)
In een tweepersoons huishouden wordt uitgegaan van een frequentie van 5x per 2 weken voor de was, in een eenpersoonshuishouden is dat 2x per week. |