Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renkum

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenkum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-12-2021nieuwe regeling

30-11-2021

gmb-2021-447297

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

gelezen het voorstel burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum van 30 november 2021;

overwegende dat,

het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021 en het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021;

dit beleidsregels zijn zoals bedoeld in artikel 1:3 Awb en dat deze uitleg geven aan de wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ,de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021 en het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021; de beleidsregels de besluitvorming van de gemeente structureren en een schakel zijn tussen de wetgeving en de uitvoeringspraktijk;

gelet op Titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021

Hoofdstuk 1. Inleiding

Artikel 1. Inleidend artikel

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een maatwerkwet. Dat houdt in dat op individueel niveau wordt vastgesteld of ondersteuning noodzakelijk is. Hierbij wordt altijd rekening gehouden met de specifieke individuele omstandigheden van de inwoner in het onderzoek. Hierbij geldt dat ondersteuning zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig wordt verstrekt. Daarom staat in de Wmo een zorgvuldige toegangsprocedure centraal.

Hoofdstuk 2. Begripsomschrijvingen

Artikel 2. Begripsbepalingen

  • 1.

    De begripsbepalingen uit de wet maatschappelijke ondersteuning, hierna (wet) en het daarop berustende landelijke uitvoeringsbesluit Wmo, hierna (uitvoeringsbesluit), de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021, hierna (verordening) en de nadere regels maatschappelijke ondersteuning Renkum 2021, hierna (besluit) zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels. In deze beleidsregels wordt verder verstaan onder:

    • a.

      Bijstandsnorm: de toepasselijke bijstandsnorm zoals bedoeld is artikel 5 onder c Participatiewet verminderd met de van toepassing zijnde verlaging.

    • b.

      Gebruikelijke hulp: hulp die normaal verwacht wordt van inwonende gezinsleden en andere huisgenoten.

    • c.

      Mantelzorg: alle hulp aan een hulpbehoevende door iemand uit zijn direct sociale omgeving, ongeacht of de hulpbehoevende thuis woont of in een instelling? Mantelzorg gaat verder dan “gebruikelijke hulp” en vergt inzet voor een periode van minimaal 3 maanden en naar verwachting een jaar of langer en minimaal 10 uur per week.

    • d.

      Respijtzorg: zorg die wordt geleverd aan de inwoner met het doel de (overbelaste) mantelzorger tijdelijk, bijvoorbeeld een avond, een dag of een weekend, te ontlasten van zijn taken.

    • e.

      Sociaal team: dorpsgericht georganiseerd multidisciplinair team van de gemeente Renkum dat de ondersteuningsvraag van inwoners behandelt. Het team heeft als doel om inwoners te activeren, te helpen participeren en hen te ondersteunen in hun sociaal en maatschappelijk functioneren.

    • f.

      Sociale Zelfredzaamheid: bij sociale zelfredzaamheid gaat het om de lichamelijke, cognitieve en psychische mogelijkheden die de cliënt in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren. Er is sprake van sociale zelfredzaamheid als de inwoner:

      • i.

        het vermogen heeft om zelfzorghandelingen uit te voeren of de regie te voeren over de zelfzorghandelingen;

      • ii.

        het vermogen heeft tot sociaal functioneren in de dagelijkse leefsituaties, zoals thuis en in relatie met vrienden en familie;

      • iii.

        het vermogen heeft om zelf in de structurering van zijn dag te kunnen voorzien;

      • iv.

        zelf besluiten kan nemen en de regie kan voeren.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt onder inwoner verstaan: een inwoner met een ondersteuningsvraag (een “cliënt” in de verordening).

  • 3.

    In deze beleidsregels kan waar “hij” staat ook “zij” worden gelezen en waar “diens” staat ook “zijn” of “haar” of “hun” of “hen”.

Hoofdstuk 3. Beoordelingskader

Artikel 3. Algemeen beoordelingskader

  • 1.

    Het sociaal team onderzoekt de door de inwoner gevraagde ondersteuning op grond van de wet. Tijdens het onderzoek kan het sociaal team extern advies (bouwkundig, ergonomisch of medisch) opvragen.

  • 2.

    Om de ondersteuningsvraag van de inwoner in behandeling te kunnen nemen, dient te worden vastgesteld of sprake is van een ingezetene van de gemeente Renkum. Is dit niet het geval dan wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt.

  • 3.

    Bij de beoordeling van de gevraagde ondersteuning wordt altijd gekeken naar de criteria van artikel 7 van de verordening:

    • a.

      eigen kracht en mogelijkheden van de inwoner zelf en van zijn sociaal netwerk

    • b.

      gebruikelijke hulp

    • c.

      ondersteuning door mantelzorgers en vrijwilligers

    • d.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen

    • e.

      algemene voorzieningen

    • f.

      andere voorzieningen

  • 4.

    Wanneer de in lid 3 sub a tot en met sub f van dit artikel beschreven inzet passend compenserend en beschikbaar is, maar de inwoner hiervan geen gebruik wenst te maken, wordt hiervoor geen maatwerkvoorziening verstrekt.

  • 5.

    Wanneer de in lid 3 sub a tot en met sub f van dit artikel beschreven inzet niet of niet voldoende passend compenserend is, wordt nader onderzoek gedaan naar de inzet van een maatwerkvoorziening.

  • 6.

    Wanneer het om een ondersteuningsvraag voor een maatwerkvoorziening vervoer of opvang en beschermd wonen gaat, worden de in artikel 8 en 9 van de verordening vastgestelde criteria onderzocht.

  • 7.

    Elke ondersteuningsvraag wordt aan de weigeringsgronden van artikel 10 verordening getoetst. Wanneer er sprake is van een weigeringsgrond van artikel 10 verordening wordt er hiervoor geen maatwerkvoorziening verstrekt. Dit is bijvoorbeeld zo, bij:

    • a.

      tekortschietend besef van artikel 10 lid 1 sub h verordening. Een inwoner toont tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wanneer het college vaststelt dat een maatwerkvoorziening voor ondersteuning noodzakelijk is, terwijl de inwoner in staat is of zou zijn geweest op eigen kracht zijn zelfredzaamheid of participatie te handhaven of om een beroep op andere wetgeving te doen, maar hier niet naar handelt of heeft gehandeld en hem dit valt te verwijten.

    • b.

      Van sub a van dit artikellid is bijvoorbeeld sprake wanneer een inwoner een indicatie heeft op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en hier bewust geen beroep op doet. Dit geldt ook als een inwoner deze indicatie nog niet heeft en weigert mee te werken bij het aanvragen van deze Wlz-indicatie terwijl hij daar mogelijk wel recht op heeft.

  • 8.

    Wanneer de in lid 3 sub a tot en met sub f van dit artikel beschreven inzet niet (voldoende) passend compenserend is en/of niet beschikbaar is en er geen sprake is van een weigeringsgrond van artikel 10 verordening, komt een inwoner in aanmerking voor de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening.

Artikel 4. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het sociaal team wijst inwoners op de mogelijkheid dat zij zich kosteloos kunnen laten bijstaan door een (onafhankelijke) cliëntondersteuner.

  • 2.

    Van de (onafhankelijke) cliëntondersteuner wordt verwacht dat hij het netwerk probeert te versterken en samen met de inwoner op zoek gaat naar een duurzame oplossing binnen het netwerk.

  • 3.

    De (onafhankelijke) cliëntondersteuning voor inwoners met een Wlz-indicatie wordt niet vanuit de gemeente aangeboden, maar vanuit het zorgkantoor.

Artikel 5. Ingezetene

  • 1.

    Om een ondersteuningsvraag van een inwoner te kunnen behandelen, stelt het sociaal team vast of de ondersteuningsvraag gesteld is door een ingezetene van de gemeente Renkum.

  • 2.

    Bij de beoordeling van de vraag of iemand ingezetene is, gelden de volgende bepalingen: iemand is ingezetene van de gemeente Renkum, als hij in de basisregistratie personen is ingeschreven.

  • 3.

    Het sociaal team attendeert een persoon met een ondersteuningsvraag er op dat het belangrijk is ingeschreven te staan op het adres waar hij echt woont en dat hij verplicht is om de gemeente daarover te informeren. Ook bij een tijdelijk verblijf (4 maanden of langer ) dient de verhuizing te worden gemeld bij de gemeente. Er kan hierbij bijvoorbeeld worden gedacht aan: mantelzorg, ziekte, werk of gevangenisstraf.

Hoofdstuk 4. Eigen kracht en mogelijkheden sociaal netwerk

Artikel 6. Eigen kracht en eigen mogelijkheden

  • 1.

    Het sociaal team onderzoekt bij iedere ondersteuningsbehoefte altijd eerst of er vanuit eigen kracht een passende oplossing is. Als die er is dan wordt de maatwerkvoorziening geweigerd op grond van artikel 10 lid 1 sub c.

  • 2.

    Eigen kracht is datgene dat de inwoner zelf kan doen om zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn:

    • a.

      het aanboren, vergroten en benutten van eigen sterke kanten om (weer) meer grip op het leven te krijgen.

    • b.

      het zoeken van oplossingen binnen het sociale netwerk. Zoals familie, partner, huisgenoot, vrienden, buren, etcetera.

    • c.

      het verbreden van het netwerk, bijvoorbeeld ook door het zoeken van lotgenotencontact of contact met ervaringsdeskundigen.

    • d.

      het zelf inschakelen van een vrijwilliger.

    • e.

      een beroep doen op andere wet- en regelgeving. Dit zijn andere voorzieningen en deze worden beschreven in Hoofdstuk 9 van deze beleidsregels. Daarnaast geldt ook voor andere, niet nader genoemde wetten, dat wanneer een inwoner hierop een beroep kan doen om de beperkingen weg te nemen, dit als een passende oplossing wordt gezien.

    • f.

      het aanvragen van een Valys pas voor vervoer buiten de regio (een straal van 25 kilometer buiten het adres van de inwoner).

    • g.

      het zelf herinrichten van de woning of het verplaatsen van voorwerpen zodat de inwoner beter in zijn eigen woning kan leven. Maar bijvoorbeeld ook het benutten van nieuwe technische mogelijkheden voor in en om huis, zoals bijvoorbeeld een robotstofzuiger.

    • h.

      het zelf aanschaffen van een voorziening.

  • 3.

    Eigen oplossingen staan dicht bij de inwoner en sluiten daardoor goed bij hem en/of zijn situatie aan.

  • 4.

    Van een inwoner wordt verwacht dat hij zich inspant om de eigen situatie te verbeteren, dat hij zijn sociale netwerk inschakelt en ook dat hij actief meedenkt en handelt om het sociaal netwerk te verbreden.

Hoofdstuk 5. Gebruikelijke hulp

Artikel 7. Gebruikelijke hulp

  • 1.

    Het sociaal team onderzoekt bij een ondersteuningsvraag van de inwoner of de inzet van gebruikelijke hulp een passende oplossing is.

  • 2.

    Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten en die niet structureel meer is dan wanneer de inwoner geen beperkingen zou hebben. Het is de dagelijkse hulp die partners of ouders, inwonende kinderen of andere (volwassen) huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze samen een huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden en voor elkaar.

  • 3.

    Huisgenoten worden geacht werkzaamheden over te nemen, al dan niet door een herverdeling van taken. Dit betreft alle huisgenoten vanaf 18 jaar. Kinderen jonger dat 18 kunnen wel meehelpen in huis. Denk bijvoorbeeld aan het dekken van de tafel, het helpen met de afwas, het uitruimen van de afwasmachine, het opmaken van het bed, eigen slaapkamer opruimen, etc.

  • 4.

    Studie of (vrijwillige) werkzaamheden vormen in principe geen reden om van gebruikelijke hulp af te zien.

  • 5.

    Als er sprake is van commerciële kamer(ver)huur of kostgangers dan wordt van de huurder of kostganger van de betreffende ruimte geen gebruikelijke hulp aan de inwoner verwacht.

  • 6.

    Als gebruikelijke hulp beschouwd:

    • a.

      ondersteuning in kortdurende situaties (maximaal 3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat ondersteuning daarna niet meer nodig zal zijn.

    • b.

      ondersteuning in langdurige situaties;

      • i.

        Bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden);

      • ii.

        Bezoek arts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of clubjes, etc.;

      • iii.

        Hulp bij overnemen van alle taken die bij een huishouden behoren zoals de thuisadministratie, het schoonhouden van het huis, etc.;

      • iv.

        Het leren omgaan van anderen dan de huisgenoten (familie/vrienden/leerkracht etc.) met de beperking van de inwoner;

      • v.

        Ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en de mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind.

  • 7.

    Gebruikelijke hulp en mantelzorg zijn elkaar uitsluitende begrippen. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijk) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Bovendien hoeft de mantelzorger geen huisgenoot te zijn.

  • 8.

    Bij gebruikelijke hulp wordt de gebruikelijke tijdsbesteding bij de activiteit bij een gezond persoon als uitgangspunt genomen. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten, schoonmaken en dergelijke), maar ook de zorg die deze activiteiten vervangt. Denk hierbij aan stomaverzorging in plaats van toiletgang en sondevoeding in plaats van eten.

  • 9.

    Indien een huisgenoot geen gebruikelijke hulp kan leveren vanwege ernstige gezondheidsproblemen of dreigende overbelasting van hem dan dient dit te worden onderbouwd met objectieve en relevante gegevens. Deze onderbouwing kan betrokken worden bij de beoordeling van de vraag of een maatwerkvoorziening noodzakelijk is.

  • 10.

    Wanneer de dreigende overbelasting van een huisgenoot wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werken en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding of vrijwilligerswerk is geen reden om een maatwerkvoorziening toe te kennen voor taken die in redelijkheid overgenomen kunnen worden door huisgenoten in het kader van gebruikelijke hulp.

  • 11.

    In geval de huisgenoten overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/ huisgenoot, dan wordt een beroep gedaan op de verstrekking van persoonlijke verzorging via de Zorgverzekeringswet. Wanneer vanuit de Zorgverzekeringswet geen persoonlijke verzorging kan worden verstrekt , kan door het sociaal team de inzet van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo nader worden onderzocht.

  • 12.

    In geval huisgenoten elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is, is er niet langer sprake van gebruikelijke hulp. Het is bijvoorbeeld niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij toiletgang. Er is dan geen sprake van gebruikelijke hulp. Het sociaal team kan dan de inzet van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo nader onderzoeken.

  • 13.

    In geval de inwoner een zeer korte levensverwachting heeft kan, ter ontlasting van de huisgenoten van de inwoner, onderzocht worden of voor taken die redelijkerwijs onder gebruikelijke hulp vallen toch een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt.

Hoofdstuk 6. Mantelzorg en vrijwilligers

Artikel 8. Ondersteuning door mantelzorgers en vrijwilligers en respijtzorg

  • 1.

    Zoals bij gebruikelijke hulp wordt omschreven, zijn gebruikelijke hulp en mantelzorg elkaar uitsluitende begrippen.

  • 2.

    Wanneer in de ondersteuningsvraag (gedeeltelijk) kan worden voorzien door een mantelzorger of een vrijwilliger, kan in aanvulling daarop een algemene of maatwerkvoorziening nodig zijn. Hiertoe wordt dan door het sociaal team nader onderzoek gedaan waarbij ook rekening wordt gehouden met de belangen van de mantelzorger of vrijwilliger.

  • 3.

    Mantelzorg is vrijwillige ondersteuning. Deze is niet afdwingbaar en daarom vaak in de praktijk aanvullend op andere vormen van zorg. Indien noodzakelijk kan ondersteuning vanuit Renkum voor Elkaar bestaan uit tijdelijke vervanging van de mantelzorger of vrijwilliger.

  • 4.

    Bij een ondersteuningsbehoefte van een mantelzorger of vrijwilliger wordt, in eerste instantie, naar Renkum voor Elkaar verwezen voor het leveren van deze ondersteuning. Ook kan worden verwezen naar de algemene voorziening voor huishoudelijke ondersteuning.

  • 5.

    Overbelasting van mantelzorgers kan worden voorkomen door respijtzorg in te zetten..

  • 6.

    Van de inwoner wordt verwacht dat hij contact opneemt met zijn zorgverzekeraar om na te gaan of er vanuit zijn aanvullende zorgverzekering – indien aanwezig - een beroep kan worden gedaan op respijtzorg.

  • 7.

    Als is vastgesteld dat de mantelzorger dreigt overbelast te raken of overbelast is, er geen aanspraak kan worden gemaakt op andere voorzieningen, de algemene voorzieningen onvoldoende oplossing bieden, dan kan een maatwerkvoorziening voor kortdurend verblijf, verstrekt worden in het geval:

    • a.

      de inwoner (tijdelijk)is aangewezen op ondersteuning die gepaard gaat met permanent toezicht, of

    • b.

      de mantelzorger de zorg alleen kan volhouden als kortdurend verblijf ingezet wordt.

  • 8.

    Bij de verstrekking van kortdurende verblijf kan ook de inzet van verpleging of persoonlijke verzorging vanuit de Zorgverzekeringswet worden betrokken die op de locatie waar het kortdurend verblijf plaatsvindt, wordt geleverd.

  • 9.

    Kortdurend verblijf wordt op jaarbasis voor maximaal 12 weken toegekend. Wanneer een groter beroep op kortdurend verblijf nodig is, wordt onderzocht waarom dat zo is. Het kan in die situatie voorkomen dat een maatwerkvoorziening voor respijtzorg wordt geweigerd, omdat het niet meer verantwoord is dat de inwoner in zijn eigen leefomgeving blijft wonen en daarom aanspraak kan maken op de toegang tot de Wlz. Voor het aanvragen van een Wlz-indicatie kan gebruik worden gemaakt van cliëntondersteuning vanuit het zorgkantoor. Een maatwerkvoorziening wordt in dat geval afgewezen, omdat er een andere voorziening bestaat voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning (artikel 10 lid 1 sub a verordening).

  • 10.

    Het college kan aan een woningzoekende die in de gemeente Renkum mantelzorg verleent een mantelzorgurgentieverklaring verstrekken indien de mantelzorger voldoet aan de voorwaarden uit de geldende huisvestingsverordening van Renkum.

Hoofdstuk 7. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 9. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1.

    Eigen kracht kan ook betekenen: zelf aanschaffen. Soms kan een ondersteuningsvraag worden opgelost met het aanschaffen van een algemeen gebruikelijke voorziening. Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die:

    • a.

      Niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

    • b.

      Daadwerkelijk beschikbaar is;

    • c.

      Een passend bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie en;

    • d.

      Financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

  • 2.

    Dit betekent dat indien de inwoner vraagt om een voorziening die voor een persoon zonder beperkingen met een inkomen op minimumniveau aan te schaffen is, hij deze zelf moet bekostigen. Dit betekent ook dat 5% van een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm kan worden gereserveerd voor de aflossing van een geldlening met een looptijd van 36 maanden voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Door deze rekenwijze wordt er rekening mee gehouden dat iemand in ieder geval over het bestaansminimum kan blijven beschikken. Voorzieningen die op deze wijze kunnen worden verkregen, kunnen daarom als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt en worden niet op grond van de Wmo als maatwerkvoorziening verstrekt.

  • 3.

    Het betekent ook dat diensten die iemand zelf al adequaat betrekt waarbij deze diensten de gevraagde maatwerkvoorziening overlappen of vervangen, niet als maatwerkvoorziening hoeven te worden verstrekt. Als bijvoorbeeld iemand een eigen hulp heeft en deze wenst te behouden, dan kan de particuliere hulp als algemeen gebruikelijk worden beschouwd.

  • 4.

    In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden van de persoon toch niet algemeen gebruikelijk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een plotseling optredende beperking waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal moeten worden vervangen of moeten worden aangepast.

  • 5.

    Voorbeelden van algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen:

    • a.

      toiletpot en verhoogd / hangend toilet;

    • b.

      toiletgelegenheid op de eerste etage;

    • c.

      renovatie (vervangen lavet door douche);

    • d.

      aanleg centrale verwarming;

    • e.

      douchecabine, douchecel, douchewand, seniorendouchebak ;

    • f.

      alle vormen van mechanische ventilatie;

    • g.

      kooktoestellen algemeen;

    • h.

      zonwering (binnen en buiten);

    • i.

      alle types kranen (eenhendel-mengkranen, thermostaatkranen en glijstangset);

    • j.

      intercom;

    • k.

      afzuigkap boven kooktoestel;

    • l.

      (teruggebogen) deurkrukken;

    • m.

      Aanrechtblad;

    • n.

      beugels (wand/vloer), grepen (wand/vloer) en drempelhulpen;

    • o.

      waterbed.

  • 6.

    Voorbeelden van algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen zijn:

    • a.

      fiets [standaardfiets, fiets met verlaagde instap, bakfiets, fiets met trapondersteuning;

    • b.

      tandem [standaardtandem, tandem met trapondersteuning/hulpmotor, tandem met verlaagde instap];

    • c.

      aankoppelfiets voor kinderen;

    • d.

      fietskarretje voor kinderen (zowel voor fiets als scootmobiel);

    • e.

      bromfiets [ook bromfiets in speciale uitvoering zoals brommobiel];

    • f.

      autoaanpassingen [automatische transmissie; stuurbekrachtiging; elektrisch bedienbare ramen; warmtewerend glas; blindering auto (folie); airco; trekhaken en aanhangers];

    • g.

      kosten rijbewijs, APK en verzekeringen.

    • h.

      een standaard buggy voor kinderen tot de leeftijd van 4 jaar. Bij een aangepaste buggy zijn de meerkosten van de aanpassingen ten opzichte van de standaard buggy niet algemeen gebruikelijk en kan hiervoor verzocht worden om een maatwerkvoorziening.

  • 7.

    Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen met betrekking tot scootmobiels en rolstoelen zijn:

    • a.

      Accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn, maar wel als nuttige accessoires aangeboden worden;

    • b.

      Regenpakken, winterbekleding, been/voetenzak;

    • c.

      Rolstoelhandschoenen;

    • d.

      Accessoires zoals asbak, bandenpomp, bagagetas, rolstoelovertrek en spaakbeschermers

Hoofdstuk 8. Algemene voorzieningen

Artikel 10. Algemene voorzieningen

  • 1.

    Een algemene voorziening is een voorziening die:

    • a.

      aansluit op de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;

    • b.

      daadwerkelijk beschikbaar is;

    • c.

      betaalbaar is voor de inwoner: de inwoner is in staat om de eigen bijdrage voor de algemene voorziening te betalen.

  • 2.

    Het uitgangspunt is dat een algemene voorziening betaalbaar is voor de inwoner. Indien de inwoner van mening is dat hij de bijdrage voor een algemene voorziening financieel niet kan dragen, dan maakt hij dit aannemelijk aan het sociaal team.

  • 3.

    Er is een uitgebreid aanbod van algemene voorzieningen beschikbaar binnen de gemeente Renkum, zoals:

    • a.

      algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning door zorgaanbieders

    • b.

      algemene voorziening scootmobielpool door leverancier Kersten

    • c.

      klussen- en vervoersdienst door Hulpdienst voor Elkaar

    • d.

      maaltijdservice door zorgaanbieders

    • e.

      activiteiten in een buurt/inloophuis door zorgaanbieders zelf, zoals Renkum voor Elkaar

    • f.

      (collectieve) ondersteuning in de buurt vanuit Renkum voor Elkaar

    • g.

      ondersteuning voor mantelzorgers en vrijwilligers door Renkum voor Elkaar

    • h.

      financiële/fiscale/juridische/administratieve ondersteuning door de Rechtswinkel

Hoofdstuk 9. Andere voorzieningen

Artikel 11. Andere voorzieningen

  • 1.

    Naast algemene voorzieningen, zoals genoemd in het vorige hoofdstuk van deze beleidsregels zijn er ook andere voorzieningen. Dit betreft andere voorzieningen en mogelijkheden vanuit de samenleving die niet verstrekt worden vanuit de Wmo. Voorbeelden hiervan zijn:

    • a.

      Openbaar vervoer;

    • b.

      Voorzieningen voor ontspanning, sport/bewegen, kunst en cultuur;

    • c.

      Boodschappenservicedienst;

    • d.

      Blijverslening;

    • e.

      Uitleenwinkel;

    • f.

      Glazenwasser;

    • g.

      Tuinman;

    • h.

      Ergonomisch zelf aan te schaffen hulpmiddelen, zoals: rollator, wandelstok, aangepast bestek.

  • 2.

    De verwachting van de duur van het gebruik van de voorziening is van invloed op de verstrekking van een (maatwerk)voorziening. Bij kortdurend of incidenteel gebruik, kan een groter beroep op eigen mogelijkheden of de inzet van voorliggende of algemene voorzieningen worden gedaan. Uiteraard wordt hierbij rekening gehouden met de feitelijke aanwezigheid en inzet van eigen mogelijkheden, voorliggende of algemene voorzieningen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de situatie dat iemand tijdelijk aangewezen is op een rolstoel vanwege een gebroken heup of been. Voor een periode tot 6 maanden kan de inwoner dan terecht bij de zorgverzekeraar.

  • 3.

    Andere voorzieningen zijn ook voorzieningen uit andere wetten waar aanspraak op kan worden gemaakt, in plaats van een verstrekking van een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo. Het gaat hier bijvoorbeeld om een aanspraak op de Wet langdurige zorg (Wlz), aanspraak op Zorgverzekeringswet (Zvw), Jeugdwet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Een aanspraak op deze andere wetten is een afwijzingsgrond voor een maatwerkvoorziening van artikel 10 lid 1 sub a verordening.

Hoofdstuk 10. Goedkoopst compenserende voorziening

Artikel 12. Goedkoopst compenserende voorziening

  • 1.

    Indien eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg- of vrijwilligershulp of algemeen (gebruikelijke) voorzieningen geen of onvoldoende oplossing bieden, kan de gemeente een maatwerkvoorziening verstrekken. Deze ondersteuning kan – waar nodig – ook aanvullend aan de eerder genoemde mogelijkheden worden ingezet.

  • 2.

    Het uitgangspunt bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening is dat wordt gekozen voor de goedkoopst compenserende voorziening volgend uit artikel 10 lid 2 verordening. Er zijn vaak meerdere compenserende oplossingen, maar er wordt gekozen voor de compenserende oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien de inwoner een duurdere voorziening wil (die eveneens compenserend is) komen de meerkosten voor rekening van de inwoner.

  • 3.

    Het streven is om bij de inwoner de zelfredzaamheid en participatie te vergroten en de veiligheid te waarborgen. Dit passend bij de inwoner, de leeftijd en de situatie.

  • 4.

    Het gaat hierbij om een aanvaardbaar niveau van zelfredzaamheid en participatie. Aanvaardbaar geeft aan dat er soms belemmeringen of beperkingen blijven die niet verholpen kunnen worden. De ondersteuning richt zich tot wat noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid, participatie en veiligheid. De ondersteuning breidt zich niet uit tot wat de inwoner noodzakelijk vindt in het kader van gewoonte of smaak. Het betekent niet per definitie dat alle activiteiten zoals hobby’s kunnen worden uitgeoefend zoals voorheen.

Hoofdstuk 11. Procedure toegang

Artikel 13. Inwinnen extern advies

  • 1.

    Indien noodzakelijk, maakt het sociaal team gebruik van een externe adviseur, bij vragen waarbij specialistische kennis noodzakelijk is. Een voorbeeld van een externe adviseur is een medisch adviseur. Voorbeelden van situaties waarbij een adviseur om advies gevraagd kan worden zijn:

    • a.

      fysieke aandoeningen waarvan de prognose of gevolgen onduidelijk zijn;

    • b.

      onduidelijkheid over wat er verwacht mag worden in het kader van de gebruikelijke zorg versus de beperking.

  • 2.

    Vanuit het sociaal team kan ergotherapeutisch en/of bouwkundig advies ingewonnen worden.

Artikel 14. Onvoldoende informatie bij het onderzoek

  • 1.

    De inwoner verleent zijn medewerking aan het onderzoek en verstrekt de nodige informatie aan het sociaal team.

  • 2.

    Wanneer er onvoldoende informatie wordt verstrekt door de inwoner voorafgaand, voorbereidend aan het gesprek en tijdens het gesprek om tot een passend besluit te komen, dan verleent het sociaal team de inwoner nog een korte termijn waarbinnen de gevraagde informatie alsnog kan worden aangeleverd. Laat de inwoner na deze informatie binnen de termijn te verstrekken dan kan het zijn dat een inwoner hierdoor minder of geen ondersteuning ontvangt dan in zijn ogen passend of wenselijk.

Artikel 15. Integraal plan of gespreksverslag

  • 1.

    Het onderzoek bestaat uit:

    • a.

      persoonlijk plan ingevuld en ondertekend door de inwoner – zonodig ondersteund vanuit zijn netwerk of met cliëntondersteuning;

    • b.

      doelen en motivatie: ingevuld door het sociaal team. Het sociaal team zorgt voor specifieke, meetbare, haalbare, realistische en tijdgebonden doelen en een motivatie met het advies voor passende ondersteuning. Hierin wordt het oordeel van het college vastgelegd over de eventuele mogelijkheden van de inwoner om zelf met voorliggende voorzieningen, ondersteund door het sociale netwerk, met gebruikelijke hulp, mantelzorg, met algemeen gebruikelijke voorzieningen, met algemene voorzieningen, in oplossingen te voorzien. Dit hoeft niet te resulteren in een maatwerkvoorziening.

    • c.

      conclusie: pas wanneer sub a + b samen opleveren dat maatwerk dient te worden ingezet, volgt er een beschikking hiervoor. Anders volgt er een beschikking met daarin het besluit met de weigering het weigeren van de maatwerkvoorziening. De beschikking wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Herindicatieonderzoek bestaat uit:

    • a.

      Persoonlijk plan herindicatie ingevuld en ondertekend door de inwoner – zonodig ondersteund vanuit zijn netwerk of met inwonerondersteuning;

    • b.

      Evaluatieplan vanuit de zorgaanbieder;

    • c.

      Doelen en motivatie : ingevuld door het sociaal team. Het sociaal team zorgt voor specifieke, meetbare, haalbare, realistische en tijdgebonden doelen en een motivatie met het advies voor passende ondersteuning. Hierin wordt het oordeel van het college vastgelegd over de eventuele mogelijkheden van de inwoner om zelf met voorliggende voorzieningen, ondersteund door het sociale netwerk, met gebruikelijke hulp, mantelzorg, met algemeen gebruikelijke voorzieningen, met algemene voorzieningen, in oplossingen te voorzien. Dit hoeft niet te resulteren in een maatwerkvoorziening.

    • d.

      Conclusie: pas wanneer sub a + b samen opleveren dat maatwerk dient te worden ingezet, volgt er een beschikking. . Anders volgt er een beschikking met daarin het besluit met de weigering het weigeren van de maatwerkvoorziening. De beschikking wordt gemotiveerd.

Artikel 16. Afwijkende routes bij aanvraag

  • 1.

    In spoedeisende gevallen, wordt er zo snel als mogelijk een passende tijdelijke maatwerkvoorziening verstrekt. Onder spoed wordt een onverwachte situatie verstaan, waarbij ernstigere problemen voorkomen dienen te worden. Voorbeelden hiervan zijn:

    • a.

      acute ernstige onveiligheid als gevolg van huiselijk geweld, mishandeling en/of verwaarlozing;

    • b.

      acute en levensbedreigende situaties;

    • c.

      acute situatie door fysieke aandoening, zoals ALS;

  • 2.

    Wanneer een inwoner zorg vermijdt en er toch zorg noodzakelijk is volgens het sociaal team, kan er gekozen worden om zonder een aanvraag een maatwerkvoorziening te verstrekken. In de volgende gevallen kan daar sprake van zijn:

    • a.

      Uit onderzoek blijkt dat vanwege onveiligheid of overlast de inzet van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. De inwoner is bereid een gesprek aan te gaan, mee te werken aan ondersteuning, maar weigert een plan of verslag te ondertekenen.

    • b.

      Uit onderzoek blijkt dat vanwege onveiligheid of overlast de inzet van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. De inwoner weigert tot nu toe mee te werken.

Artikel 17. Het besluit, de beschikking

  • 1.

    De toekenning of afwijzing van een maatwerkvoorziening wordt vastgelegd in een besluit (een beschikking ).

  • 2.

    Het college gaat ervan uit dat de inwoner die de maatwerkvoorziening in natura niet binnen 3 maanden na de verzending van het besluit tot toekenning van de maatwerkvoorziening gebruikt, geen gebruik maakt van de maatwerkvoorziening. Er is dan sprake van een situatie zoals beschreven in artikel 25 lid 2 sub d verordening.

  • 3.

    Wanneer de inwoner binnen 6 maanden na verzending van het besluit tot toekenning van het pgb geen gebruik heeft gemaakt van het pgb, is er sprake van artikel 25 lid 3 verordening

  • 4.

    Wanneer zich een situatie voordoet zoals opgenomen in lid 2 of 3 van dit artikel, dan kan het besluit worden ingetrokken met de motivering dat de ondersteuning niet noodzakelijk is gebleken.

Hoofdstuk 12. Maatwerkvoorzieningen

Artikel 18. Overzicht maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Maatwerkvoorzieningen dienen zoveel mogelijk in de nabije leefomgeving van de inwoner te worden verstrekt.

  • 2.

    Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen zijn:

    • a.

      activerend werk

    • b.

      groepsbegeleiding

    • c.

      ambulante individuele begeleiding

    • d.

      beschermd wonen (lvb: voor inwoners met een lichtverstandelijke beperking)

    • e.

      huishoudelijke ondersteuning

    • f.

      (collectief vraagafhankelijk) vervoer

    • g.

      roerende zaken (hulpmiddelen zoals: scootmobiel, traplift, rolstoel)

    • h.

      woonvoorziening (toegankelijkheid)

Hoofdstuk 13. Activerend werk

Artikel 19. Activerend werk

  • 1.

    Doelgroep van activerend werk:

    • a.

      16 jaar tot aan pensioenleeftijd;

    • b.

      met afstand tot de arbeidsmarkt;

    • c.

      gemotiveerd; én

    • d.

      bij ondersteuningsbehoefte nodig bij het verrichten van werkzaamheden.

  • 2.

    Het product is gericht op ontwikkeling naar een volgende trede op de participatieladder of stabilisering: behouden of versterken van de mate van participatie.

  • 3.

    Er wordt altijd eerst onderzocht of activerend werk compenserend is bij de ondersteuningsvraag vanuit de inwoner voordat onderzocht wordt of (groeps)begeleiding compenserend is bij de ondersteuningsvraag.

  • 4.

    Het doel van activerend werk: bijdrage leveren aan anderen in de maatschappij of werken.

  • 5.

    De inzet van activerend werk is zo passend, lokaal, regulier en ontwikkelingsgericht mogelijk.

  • 6.

    Er wordt in principe geen maatwerkvoorziening activerend werk verstrekt als:

    • a.

      het primaire ondersteuningsdoel ontmoeten is;

    • b.

      het primaire ondersteuningsdoel cognitieve en fysieke zelfredzaamheid is;

    • c.

      de inwoner in staat is tot betaald welk of vrijwilligerswerk

    • d.

      het traject richting betaald werk (via werk en inkomen of het UWV) passend is;

    • e.

      sprake is van een WLZ-indicatie.

  • 7.

    De participatieladder bestaat uit de volgende treden:

    • a.

      trede 1: geïsoleerd: slechts af en toe contact met anderen behalve functionele contact zoals met huisarts of tandarts.

    • b.

      trede 2: sociale contacten buiten de deur: gericht op ontmoeten bijv. bij algemene voorzieningen in de buurt.

    • c.

      trede 3: bijdrage leveren aan anderen: gericht op het leveren van een bijdrage op de werkplek, wel veel sturing nodig en niet/ weinig druk en verantwoordelijkheid. Activerend werk is hierbij gericht op basis werknemersvaardigheden. Een passend alternatief kan groepsbegeleiding zijn.

    • d.

      trede 4: onbetaald werk: gericht op werk: voert zelfstandig taken uit en/of draagt verantwoordelijkheid en/of opbrengst heeft economische waarde. Activerend werk is gericht op het verwerken van werknemersvaardigheden en/of basis vakvaardigheden. Een passend alternatief kan vrijwilligerswerk zijn.

    • e.

      trede 5: betaald werk met ondersteuning: het resultaat van activerend werk is hierbij gericht op het verkrijgen/behouden van de baan.

    • f.

      trede 6: betaald werk: zonder aanvulling. Dit is de hoogste te behalen trede.

Hoofdstuk 14. (Groeps)begeleiding

Artikel 20. Groepsbegeleiding

  • 1.

    Doelgroep van groepsbegeleiding:

    • a.

      inwoners met een ondersteuningsbehoefte gericht op het bevorderen van de cognitieve en/of fysieke zelfredzaamheid.

  • 2.

    Het product kan bestaan uit groepsbegeleiding ontwikkeling of groepsbegeleiding stabiel.

  • 3.

    Groepsbegeleiding ontwikkeling:

    • a.

      heeft als doel: het actief verbeteren van de fysieke en cognitieve zelfredzaamheid;

    • b.

      heeft als voorwaarde: dat de inwoner leerbaar/ stuurbaar is, zodat er concrete ontwikkeldoelen kunnen worden gesteld. Alleen voor inwoners met beginnende dementie geldt dat het doel ook voorkomen van verslechtering kan zijn.

    • c.

      hierbij ligt de nadruk op het methodisch trainen, aanleren en actief onderhouden van vaardigheden.

  • 4.

    Groepsbegeleiding stabiel:

    • a.

      heeft als doel: het stabiel houden van de situaties voor de inwoner. Er is geen ontwikkeldoel;

    • b.

      heeft als voorwaarde: dat er eerst is onderzocht of groepsbegeleiding ontwikkeling compenserend is.

    • c.

      heeft als resultaat: het bieden van structuur, het ontlasten van de mantelzorger, het aanbieden van activiteiten gericht op het fysiek en mentaal welbevinden en een gezonde leefstijl, ondersteuning op ADL, prikkelen tot ontwikkeling (indien mogelijk). Deze resultaten zijn eveneens de subresultaten van groepsbegeleiding ontwikkeling, maar zijn volgend op de nadruk die bij groepsbegeleiding ontwikkeling op de te bereiken ontwikkeling wordt gelegd.

  • 5.

    Er wordt altijd eerst onderzocht of groepsbegeleiding ontwikkeling compenserend is bij de ondersteuningsvraag voordat onderzocht wordt of groepsbegeleiding stabiel compenserend is en pas daarna wordt onderzocht of individuele begeleiding compenserend is.

  • 6.

    Groepsbegeleiding kan worden gecombineerd met begeleiding als tijdelijk begeleiding nodig is om naar de groepsbegeleidingslocatie te gaan of als begeleiding zich richt op het toepassen van vaardigheden in de thuissituatie zonder dat er sprake is van overlap met de inzet van groepsbegeleiding.

  • 7.

    Groepsbegeleiding is:

    • a.

      zo inclusief mogelijk: een groepsbegeleidingsplek is toegankelijk voor iedereen en niet slechts gericht op specifieke problematiek;

    • b.

      zo passend mogelijk: de talenten, mogelijkheden en ondersteuningsbehoefte in relatie tot de gestelde doelen staan centraal;

    • c.

      zo lokaal mogelijk: groepsbegeleiding vindt zo dicht mogelijk plaats bij de woonplaats van de inwoner;

    • d.

      gericht op zelfredzaamheid.

Artikel 21. Ambulante individuele begeleiding

  • 1.

    Begeleiding is:

    • a.

      gericht op ontwikkeling of stabilisatie van de zelfredzaamheid en participatie;

    • b.

      is zoveel mogelijk tijdelijk;

    • c.

      waar het kan gericht op: afschalen van uren en/of de inzet van een lichter product.

  • 2.

    In het plan van het sociaal team worden haalbare doelen opgesteld waaraan de inwoner gaat werken. Hoe deze doelen worden bereikt, wordt door de inwoner uitgewerkt samen met de zorgaanbieder van de inwoner. Wanneer de inwoner structureel onvoldoende meewerkt aan de uitvoering, kan de begeleiding hierdoor eindigen.

  • 3.

    Begeleiding is niet:

    • a.

      inwoners vervoeren, boodschappen doen, taalondersteuning, als hoofddoel bedoeld voor ontmoeten, op locatie van de aanbieder, opvoedingsondersteuning (deze laatste vindt vanuit de Jeugdwet plaats).

  • 4.

    Basisbegeleiding is:

    • a.

      bedoeld voor: inwoners met alleen een verstandelijke, lichamelijke of geriatrische beperking; of voor inwoners vanuit de GGZ en met NAH, en waarbij (veelal) sprake is van:

      • i.

        gedrag dat redelijk constant is;

      • ii.

        beperkt regieverlies en/of beperkte gevolgen voor het dagelijks leven;

      • iii.

        een redelijk voorspelbare situatie;

      • iv.

        een redelijk actieve inwoner;

      • v.

        een redelijk ziekte-inzicht;

      • vi.

        stabiel medicatiegebruik.

    • b.

      activerend, gericht op (aanbrengen van/ handhaven van) dagstructuur;

    • c.

      gericht op oefenen en inslijpen van praktische vaardigheden;

    • d.

      ondersteunend bij het regelen/ overnemen van dagelijkse/ praktische bezigheden;

    • e.

      mogelijk ter ondersteuning van mantelzorg.

    • f.

      planbaar en dus vrijwel altijd op planbare momenten.

  • 5.

    Specialistische begeleiding is:

    • a.

      bedoeld voor: inwoners vanuit de GGZ en met NAH en (veelal) sprake van:

      • i.

        zeer regelmatig onvoorspelbaar gedrag;

      • ii.

        ernstig regieverlies en grote gevolgen voor het dagelijks leven;

      • iii.

        een onvoorspelbare situatie: inwoner is zeer snel (psychisch) uit balans;

      • iv.

        een veelal passieve/ beperkt actieve inwoner;

      • v.

        geen of beperkt ziekte-inzicht;

      • vi.

        het leren omgaan met (verandering in) medicatiegebruik.

    • b.

      gericht op het blijven meedoen in de maatschappij bij ernstig regieverlies;

    • c.

      en/of ter overbrugging tot behandeling of ter motivatie tot behandeling;

    • d.

      het methodisch trainen van vaardigheden vanuit behandeling;

    • e.

      ontwikkelingsgericht, methodisch trainen van vaardigheden;

    • f.

      stabiliseren van de persoonlijke situatie waarbij als gevolg van ernstig psychiatrische problematiek iemand zonder begeleiding terugvalt én waarbij WLZ nog niet aan de orde is.

    • g.

      niet altijd planbaar en dus zowel op planbare als onplanbare momenten.

  • 6.

    Zorg continuïteit van de ondersteuning en de ambulant begeleider is belangrijk voor de inwoner en het bereiken van zijn doelen. Begeleiding specialistisch betreft in principe tijdelijke ondersteuning waarna er afgeschaald wordt naar begeleiding basis.

  • 7.

    Bij inwoners wordt er in principe altijd gestart met ambulante begeleiding basis, of een combinatie van ambulante begeleiding basis en specialistisch.

  • 8.

    Indien binnen de eerste 3 tot 6 maanden blijkt dat er specialistische begeleiding noodzakelijk is, kan de zorgaanbieder dit aangeven door middel van een evaluatie.

Hoofdstuk 15. Beschermd wonen (licht verstandelijke beperking)

Artikel 22. Beschermd wonen (lvb)

  • 1.

    Centrumgemeente Arnhem beoordeelt en verstrekt de maatwerkvoorziening beschermd wonen en voert deze uit namens het college.

  • 2.

    Daar waar de primaire noodzaak tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening beschermd wonen gelegen is in een lichtverstandelijke beperking (lvb) (IQ-grens 50-85) met een ondergeschikte psychiatrische aandoening en/of ernstige psychosociale problemen wordt het beoordelen (?), verstrekken en uitvoeren van de maatwerkvoorziening beschermd wonen lvb door het college uitgevoerd.

  • 3.

    Beschermd wonen lvb is bedoeld voor:

    • a.

      18+ met een Nederlandse nationaliteit of legaal verblijf in Nederland;

    • b.

      noodzaak tot 24-uurs nabijheid in begeleiding/ toezicht in gradaties gezien de verschillende producten, omdat de inwoner niet zelfstandig kan wonen;

    • c.

      de noodzaak aan niet planbare zorg (hoge mate van onvoorspelbaarheid én hoge intensiteit van zorg);

    • d.

      zorg in nabijheid wanneer iemand zelf niet/ onvoldoende risico’s kan inschatten en niet adequaat en op tijd om hulp kan vragen of zijn hulpvraag kan uitstellen, waardoor (zelf)verwaarlozing en/of overlast kan optreden.

    • e.

      wanneer intramurale behandeling is afgerond of niet (meer) op de voorgrond staat;

    • f.

      de inwoner die een begeleidings-/ ontwikkelingstraject accepteert dat – met inachtneming van zijn mogelijkheden – gericht is op het realiseren van een situatie om zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te kunnen handhaven in de samenleving

  • 4.

    In principe wordt geen maatwerkvoorziening voor beschermd wonen lvb verstrekt, in geval van:

    • a.

      een indicatie Wet Langdurige Zorg (verstandelijke of lichamelijke beperking, levenslang), Zorgverzekeringswet (behandeling) of Wet forensische zorg (forensische zorg);

    • b.

      acute (crisis)situaties;

    • c.

      dakloosheid;

    • d.

      slachtoffer van huiselijk geweld of mensenhandel.

  • 5.

    Beschermd wonen lvb, beschermd thuis lvb is

    • a.

      zo licht mogelijk: intensieve thuisondersteuning of intensieve ondersteuning bij groepswonen worden eerst gewogen voordat intramuraal beschermd wonen ingezet kan worden;

    • b.

      altijd tijdelijk van aard met perspectief op afschalen van de ondersteuning;

    • c.

      gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van de inwoner;

    • d.

      altijd te leveren door de aanbieder die ingezet wordt, omdat de aanbieder een acceptatieplicht heeft.

    • e.

      altijd te leveren door de aanbieder die intramuraal beschermd wonen intensief aanbiedt, omdat die aanbieder in alle situaties een acceptatieplicht heeft;

    • f.

      altijd ook gericht op het (mede) begeleiden naar een vorm van daginvulling zoals – in eerste instantie – (activerend) werk.

Hoofdstuk 16. Huishoudelijke ondersteuning

Artikel 23. Algemene voorziening Huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    De algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning:

    • a.

      gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner

    • b.

      kan worden ingezet wanneer eigen kracht (samen met netwerk) niet voldoet;

    • c.

      kan worden ingezet wanneer de inwoner eigen regie kan voeren.

    • d.

      wordt zelf door de inwoner met de aanbieder overeengekomen. Met de inwoner wordt een overeenkomst gesloten met de inwoner waarin de te verrichten werkzaamheden worden opgenomen.

  • 2.

    Het resultaat van de algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      schone was, waarbij strijken alleen in bijzondere omstandigheden in de algemene voorziening is inbegrepen;

    • c.

      opgeruimde boodschappen;

    • d.

      de maaltijden zijn verzorgd (bereiden van broodmaaltijden en opwarmen van warme maaltijd).

  • 3.

    De algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning is bedoeld voor:

    • a.

      inwoners die geen of onvoldoende hulp krijgen bijvoorbeeld van hun partner, andere huisgenoten, kinderen, familie, buren of anderen;

    • b.

      inwoners van wie hun mantelzorger overbelast (dreigt) te raken;

    • c.

      inwoners die langer dan 6 weken een fysieke beperking hebben waardoor zij niet volledig zelf in staat zijn hun huis schoon en leefbaar te houden;

    • d.

      inwoners die thuis tijdelijke ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld vanwege een behandeling in het ziekenhuis of na ontslag uit het ziekenhuis;

    • e.

      inwoners die zelf aan kunnen geven welk schoonmaakwerk gedaan moet worden en ook zelf kunnen controleren of dat wat wordt gedaan ook naar behoren wordt uitgevoerd;

    • f.

      inwoners zonder indicatie vanuit de Wlz

  • 4.

    De algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning is gemaximeerd op 2,5 uur(150 minuten) per week.

Artikel 24. Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning is bedoeld voor inwoners die thuis wonen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen zoals bedoeld in de wet. De mate waarin een inwoner in staat is om hiermee om te gaan is bepalend voor de te bieden ondersteuning. Belangrijk daarbij is in welke mate de inwoner in staat is om eigen regie te voeren, nog leerbaar is in het omgaan met zijn beperkingen en problemen in combinatie met het uitvoeren van huishoudelijke taken. Daarnaast hebben ook andere aspecten invloed op de behoefte van de inwoner aan ondersteuning zoals de gezinssamenstelling, het eigen sociale netwerk, de woning en de financiële situatie.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning kan worden verstrekt bij:

    • a.

      zelfstandig wonende inwoners vanaf 18 jaar waarbij sprake is van zodanig fysieke beperkingen dat men langdurig niet in staat is het huishouden te doen;

    • b.

      inwoners die zelf niet de (volledige) regie kunnen voeren en die ondersteuning/sturing nodig hebben bij de uitvoering van het huishouden.

    • c.

      inwoners voor wie de algemene voorziening Huishoudelijke ondersteuning niet toereikend is.

  • 3.

    De maatwerkvoorziening Huishoudelijke ondersteuning is gericht op:

    • a.

      activeren van de inwoner zodat hij/zij een eigen huishouden kan (blijven) voeren;

    • b.

      aanleren van de huishoudelijke taken;

    • c.

      stimuleren van de zelfredzaamheid van de inwoner in de huishouding via instructie, advies en voorlichting;

    • d.

      organiseren en structureren van de dagelijkse huishoudelijke taken en dagelijks leven;

    • e.

      ondersteuning bij regie indien een inwoner een verminderd of geen eigen regie over het huishouden kan voeren;

    • f.

      overname van huishoudelijke taken, slechts wanneer activeren en aanleren niet mogelijk is. Er wordt altijd eerst ingezet op activeren en aanleren. Pas nadat aantoonbaar gemaakt is dat dit niet mogelijk is, wordt aangestuurd op overname van huishoudelijke taken;

    • g.

      zo licht mogelijke ondersteuning. Dit houdt in dat afgeschaald wordt naar een lichtere vorm van ondersteuning waar dat mogelijk is of naar een lager aantal uren/minuten per week aan huishoudelijke ondersteuning.

Artikel 25. Combi-ondersteuning thuis

  • 1.

    Combi-ondersteuning thuis is gericht op:

    • a.

      zelfstandig wonende inwoners van 18+ met langdurige fysieke beperkingen waardoor een (deel) van de huishoudelijke taken en het organiseren van het dagelijkse leven niet meer lukt;

    • b.

      inwoner kan niet zelf regie voeren en er is ondersteuning nodig bij de uitvoering van huishoudelijke taken en de organisatie van het dagelijks leven en/of;

    • c.

      maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning is niet toereikend.

  • 2.

    Combi-ondersteuning thuis kan – in aanvulling op de taken die vallen onder de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning – bestaan uit:

    • a.

      zelfverzorging: het verzorgen van de inwoner en andere gezinsleden (ook kinderen). Het gaat hier om hulp ondersteunend naar “persoonlijke verzorging”. Bijvoorbeeld een maaltijd klaarzetten en een po legen. Maar niet om de activiteiten die onder de Zvw/Wlz functie “persoonlijke verzorging” vallen;

    • b.

      het organiseren van het dagelijks leven, zoals weekstructuur, dagplanning, organiseren van belangrijke afspraken;

    • c.

      het begeleiden en ondersteunen bij administratieve handelingen, zijnde geen financiële handelingen zoals bankzaken, overschrijvingen en/of zaken met Digi-D;

    • d.

      toeleiden naar financiële ondersteuning wanneer nodig;

    • e.

      contacten aangaan met het netwerk;

    • f.

      het begeleiden en stimuleren naar algemene- en voorliggende voorzieningen, bijvoorbeeld naar een buurt- of inloopvoorziening.

Artikel 26. Normtijden bij het huishouden

  • 1.

    Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorzieningen voor huishoudelijke ondersteuning maken wij gebruik van het HHM-normenkader. Dit HHM-normenkader is opgenomen in bijlage I bij deze beleidsregels.

  • 2.

    Dit normenkader wordt gehanteerd om een schoon en leefbaar huis te bereiken:

    • a.

      een huis is schoon en leefbaar indien het normaal en bewoond en gebruikt kan worden en het voldoet aan basale hygiëne-eisen.

  • 3.

    Dit normenkader wordt gehanteerd om de inwoner gebruik te kunnen laten maken van:

    • a.

      een schone woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitair en de gang en/of trap.

  • 4.

    Dit normenkader betreft niet:

    • a.

      de buitenruimte bij het huis zoals ramen, tuin, balkon, stoep, etc.

    • b.

      de grootte van de woning. De grootte van de woning heeft geen invloed op de hoeveelheid ondersteuning, omdat de inwoner zelf kiest voor een type en grootte van de woning. Hij kan hier zelf invloed op uitoefenen.

    • c.

      de verzorging van huisdieren, omdat dit de eigen verantwoordelijkheid is van de inwoner. Tenzij het gaat om een aantoonbaar gecertificeerde hulphond (hulpdier).

  • 5.

    Deze normtijden worden gehanteerd als een richtlijn. Er wordt altijd rekening gehouden met individuele omstandigheden van de inwoner. Wanneer inwoners als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden met de basisaanpak, kunnen aanvullende maatwerkmodules worden ingezet om het benodigde ondersteuningsniveau van hygiëne of schoonhouden te realiseren, maaltijden klaar te zetten en over schone kleding beschikken.

Artikel 27. Zware vervuiling huishouden

  • 1.

    In uitzonderingsituaties kan er sprake zijn van een zware vervuiling van het huishouden waardoor er gezondheidsrisico’s ontstaan. Hiervoor is in principe geen maatwerkvoorziening beschikbaar.

  • 2.

    De inwoner is zelf verantwoordelijk voor de kosten. Het college ondersteunt wel in het aanvragen van een huis schoonmaak.

  • 3.

    In uitzonderlijke gevallen, bij aantoonbaar sprake van een inkomen op of onder bijstandsniveau, kan het college een financiële bijdrage leveren.

Artikel 28. (Tijdelijke) voortzetting/ beëindiging voorziening huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    In geval van overlijden van de inwoner, waarbij een huisgenoot achterblijft, wordt de indicatie op datum van overlijden overgezet naar de achterblijvende huisgenoot en wordt de maatwerkvoorziening 6 weken na de datum van overlijden van de (geïndiceerde) inwoner beëindigd. .

  • 2.

    Aan een inwoner met een Wlz indicatie wordt geen maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning verstrekt. Wanneer de inwoner met een Wlz indicatie uitbreiding nodig heeft van de Wlz-indicatie voor huishoudelijke ondersteuning, dient dit verzoek aan het zorgkantoor te worden gericht. Wanneer een inwoner een partner heeft met beperkingen waardoor deze niet volledig in staat is om het huishouden te kunnen voeren, dan kan aan deze partner ondersteuning in het huishouden worden verstrekt conform de daartoe geldende voorwaarden en richtlijnen zoals opgenomen in bijlage I.

  • 3.

    Aan een inwoner die palliatieve zorg ontvangt in een hospice op grond van de Zorgverzekeringswet ontvangt, wordt geen maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning verstrekt.

Hoofdstuk 17. Verhuizing naar een andere gemeente bij dienstverlening

Artikel 29. Verhuizing naar en vanuit een andere gemeente (Begeleiding/Groepsbegeleiding/ Activerend werk/ Huishoudelijke ondersteuning: dienstverlening)

  • 1.

    De inwoner die naar een andere gemeente verhuist meldt zich bij de nieuwe gemeente en is zelf verantwoordelijk voor het doen van een aanvraag voor ondersteuning bij de gemeente waar de inwoner naar toe verhuist.

  • 2.

    Bij een verhuizing van de inwoner vanuit een andere gemeente naar gemeente Renkum wordt de verstrekte maatwerkvoorziening voor een periode van maximaal 8 weken voortgezet. Om de dienstverlening ook na die 8 weken voort te zetten, moet het gaan om overname van dienstverlening waarbij de aanbieder door de gemeente Renkum gecontracteerd is. Wanneer de aanbieder niet gecontracteerd is, wordt eerst onderzocht of de dienstverlening omgezet kan worden naar een andere door de gemeente Renkum gecontracteerde aanbieder.

Hoofdstuk 18. Vervoer

Artikel 30. (Collectief vraagafhankelijk) vervoer

  • 1.

    Wanneer een inwoner aanspraak wil maken op de maatwerkvoorziening vervoer, wordt altijd eerst onderzocht of de inwoner zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer of dit met een gerichte training (MEE-reizen door MEE Gelderse Poort) kan worden aangeleerd. Tevens wordt onderzocht of hij met beschikbare hulp van personen uit zijn sociale netwerk en/of vrijwilligers kan reizen en of hij gebruik kan maken van de Hulpdienst voor Elkaar. Als al deze opties geen afdoende compensatie bieden, kan de inwoner in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor vervoer.

  • 2.

    Toelichting op de criteria voor vervoer van artikel 8 verordening:

    • a.

      wanneer een inwoner niet in staat is om 500 meter of meer te lopen, kan de inwoner in aanmerking komen voor collectief vervoer. Voor vervoer tot 500 meter kan de inwoner zelf algemeen gebruikelijke hulpmiddelen aanschaffen zoals een wandelstok of rollator. Hiervoor wordt er in principe geen collectief vervoer op grond van de Wmo ingezet. Voor collectief sociaal-recreatief vervoer geldt dat dit vervoer uitsluitend voor vergoeding in aanmerking komt als de af te leggen afstand minimaal 1 km bedraagt (tot een maximum van 25 km).

    • b.

      wanneer een inwoner beschikt over een scootmobiel, wordt er in principe geen andere maatwerkvoorziening voor vervoer verstrekt voor afstanden korter dan 5 kilometer. Dit is immers de afstand die een inwoner kan afleggen met de scootmobiel.

    • c.

      wanneer het tijdens de rit (medisch) noodzakelijk is dat er een begeleider aanwezig is, kan het er een indicatie medisch begeleider worden afgegeven. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het uitvoeren van medisch noodzakelijke handelingen tijdens de rit, of om een noodzaak tot toezicht vanwege gedragsmatige redenen. Van De medisch begeleider is geen ritbijdrage verschuldigd. Een medisch specialist dient voor de noodzaak tot medische begeleiding een medische verklaring te verstrekken.. Een indicatie voor een medisch begeleider betekent dat de inwoner altijd onder begeleiding van deze medische begeleider moet reizen.

    • d.

      wanneer het niet noodzakelijk is, maar in voorkomende situaties wel wenselijk is dat er een begeleider meereist met inwoner aan wie deze maatwerkvoorziening is verstrekt, kan de inwoner zelf zorgen voor begeleiding door een sociaal begeleider. Deze sociaal begeleider betaalt het reguliere OV tarief om mee te mogen reizen. Het sociaal team geeft geen indicatie af voor een sociaal begeleider.

    • e.

      een vervoersvoorziening wordt niet ingezet om het inkomen te compenseren.

    • f.

      een vervoersvoorziening wordt niet ingezet wanneer een inwoner niet gemotiveerd is om gebruik te maken van de eigen mogelijkheden en mogelijkheden binnen de gemeente.

  • 3.

    In de volgende situaties is er bijvoorbeeld sprake van noodzakelijke medische begeleiding:

    • a.

      inwoner heeft tijdens de rit verzorging/behandeling, of toezicht nodig.

    • b.

      inwoner kan niet zonder toezicht reizen in verband met het gedrag (neuro psychosociaal).

    • c.

      kinderen, ouder dan 12 jaar die niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen.

  • 4.

    Als een inwoner begeleiding nodig heeft die verder gaat dan van deur-tot-deur (dat biedt namelijk de chauffeur) maar er geen noodzaak tot medische begeleiding bestaat, dan wordt de inwoner door het sociaal team verwezen naar:

    • a.

      het eigen netwerk, of

    • b.

      het openbaar vervoer, of

    • c.

      de hulpdienst voor Elkaar, of

    • d.

      het meenemen van een sociaal begeleider op eigen kosten.

  • 5.

    Het sociaal-recreatief vervoer zoals beschreven in artikel 8 verordening is gemaximeerd op 25 kilometer vanaf het woonadres of tot een puntbestemming. Wanneer de vervoersbehoefte niet naar een puntbestemming gaat of deze 25 kilometer overstijgt, dan kunnen inwoners Valys gebruiken. Valys is er voor inwoners met een mobiliteitsbeperking die sociaal-recreatief willen reizen buiten hun eigen regio.

  • 6.

    Wanneer collectief vervoer geen (voldoende) oplossing biedt voor de vervoersbehoefte, kan individueel vervoer/ een individuele vervoersvoorziening worden verstrekt, zoals:

    • a.

      aangepaste fiets/ driewielfiets, mits niet algemeen gebruikelijk en juist speciaal bestemd voor inwoners met een beperking zoals een driewielfiets en de duofiets. Deze voorziening is bedoeld voor de korte en zeer korte afstand en kan worden gecombineerd met een collectieve vervoersvoorziening als zich ook buiten het bereik van de fiets een vervoersprobleem voordoet.

    • b.

      Scootmobiel. Deze is bedoeld om te voorzien in de dagelijkse vervoersbehoefte op de (zeer) korte en middellange afstand en kan worden gecombineerd met een collectieve vervoersvoorziening als zich ook buiten het bereik van de scootmobiel een vervoersprobleem voordoet. Voordat een scootmobiel kan worden ingezet wordt altijd eerst onderzocht of de scootmobielpool een adequate oplossing vormt, hiertoe behoort onder andere de beoordeling van de rijvaardigheid.

    • c.

      Scootmobielpool: bedoeld voor gebruik van maximaal 3 dagen aansluitend voor maximaal 1 maal per maand. De scootmobiel wordt geleverd en opgehaald door de leverancier en waar nodig gecombineerd met een rij-/gewenningsles.

    • d.

      Bij een individuele vervoersvoorziening zoals een scootmobiel of een aangepaste fiets dient ook een stalling aanwezig te zijn. Wanneer er geen geschikte stalling is, wordt samen met de inwoner onderzocht wat de goedkoopst compenserende oplossing dan is. Bij elektronische voorzieningen behoort de oplaadmogelijkheid tot de eigen verantwoordelijkheid. Hierop wordt alleen een uitzondering gemaakt wanneer in het geheel geen geschikte stroomvoorziening aanwezig is, bijvoorbeeld in een kelderbox met enkel zwakstroom.

    • e.

      Gesloten buitenwagen: is algemeen gebruikelijk, tenzij dat in de specifieke situatie gezien de persoonlijke omstandigheden van de inwoner niet het geval is. Een gesloten buitenwagen wordt alleen ingezet op basis van (medisch) advies en in geval dat deze voorziening ook als goedkoopst compenserend dient te worden gezien. Een gesloten buitenwagen geldt op grond van de Wmo slechts als vervoersvoorziening binnen de directe woonomgeving. Dat de actieradius verder reikt is een bijkomende eigenschap van deze voorziening, maar is geen grond voor de verstrekking.

    • f.

      Aangepaste (eigen) (auto)bus: uitsluitend in geval van een combinatie van medische, sociale en functionele beperkingen en mogelijkheden van de persoon met beperkingen kan een aangepaste auto of autobus worden verstrekt en alleen indien dit de enige en daarbij ook de goedkoopst compenserende oplossing biedt. Hiervoor wordt medisch advies gevraagd. De inwoner die de (auto)bus gaat besturen moet in het bezit zijn van een geldig rijbewijs. Het halen van een rijbewijs is algemeen gebruikelijk; de kosten van rijlessen worden daarom niet vergoed. Aanpassingen in de eigen auto(bus) worden alleen gedaan wanneer de (auto)bus – naar verwachting – nog minimaal 7 jaar meegaat.

    • g.

      Kindvoorzieningen: fiets-/ autozitje: speciaal voor gehandicapte kinderen ontwikkeld zitelement voor op de fiets of in de auto, waardoor het kind veilig kan worden vervoerd wanneer hier niet met algemeen gebruikelijke voorzieningen in kan worden voorzien: kind kan niet worden gedragen, niet in een gewone kinderwagen, niet in een standaardzitje op de fiets of in auto, gebruik van openbaar vervoer is niet mogelijk. Als er sprake is van verstrekking van een andere voorziening die voorziet in vervoer, wordt eerst beoordeeld in hoeverre deze voorziening ook reeds voldoet om het kind mee te vervoeren.

    • h.

      Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto, wanneer gebruik van de eigen auto niet als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt. En de inzet van deze financiële tegemoetkoming als goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt.

Artikel 31. Rolstoelvoorziening

  • 1.

    Voor verplaatsing binnen- en buitenshuis kan een handbewogen of elektrische rolstoel worden verstrekt.

  • 2.

    Voorwaarde voor verstrekking van een rolstoel aan de inwoner met beperkingen is dat er een noodzaak is tot het zich in belangrijke mate zittend moeten verplaatsen. De inwoner met beperkingen kan zich in een handbewogen of elektrische rolstoel zelfstandig voortbewegen of (indien nodig) geduwd worden.

  • 3.

    Wanneer de inwoner de voorziening slechts tijdelijk nodig heeft, te weten een periode van in principe maximaal 6 maanden, kan er een rolstoel vanuit het zogenaamde hulpmiddelendepot vanuit de Zorgverzekeringswet worden verkregen en wordt geen rolstoelvoorziening vanuit de Wmo verstrekt. Ook wanneer een loophulpmiddel zoals een trippelstoel – die ook vanuit de Zorgverzekeringswet kan worden verkregen – compenserend is, wordt er geen rolstoelvoorziening vanuit de Wmo verstrekt.

  • 4.

    In principe worden er niet meerdere vervoersvoorzieningen gecombineerd verstrekt. Een combinatie van een elektrische rolstoel en een scootmobiel is niet mogelijk. Een combinatie met een handbewogen rolstoel is wel mogelijk. Ook een combinatie van een elektrische rolstoel met een voorziening voor collectief vervoer is wel mogelijk – wanneer de individuele vervoersbehoefte daartoe bestaat.

Artikel 32. Schade aan vervoersmiddel door aanrijding/ongeval

  • 1.

    Het college heeft met de hulpmiddelenleverancier Kersten een WA- en casco verzekering afgesloten.

  • 2.

    Wanneer een inwoner schade heeft veroorzaakt met zijn vervoersmiddel aan een ander en aansprakelijk wordt gesteld door de tegenpartij, dan dient de inwoner contact op te nemen met hulpmiddelenleverancier Kersten om deze schade namens het college af te handelen.

  • 3.

    Wanneer een inwoner schade heeft aan het door de gemeente verstrekte vervoermiddel, ook indien hier geen andere partij bij betrokken is, dan dient de inwoner contact op te nemen met hulpmiddelenleverancier Kersten om deze schade af te handelen.

    Wanneer de schade aan het door de gemeente verstrekte vervoermiddel is veroorzaakt door verwijtbaar gedrag van de inwoner, dan komt de schade voor rekening van de inwoner.

  • 4.

    Een inwoner dient zijn volledige medewerking te verlenen aan het afhandelen van de schade door hulpmiddelenleverancier Kersten.

Hoofdstuk 19. Sport

Artikel 33. Sportvoorziening

  • 1.

    Een sportvoorziening kan worden verstrekt wanneer deze bijdraagt aan maatschappelijke participatie van de inwoner. Onder een sportvoorziening wordt een hulpmiddel om de sport te kunnen beoefenen verstaan. Voorbeelden zijn een sportrolstoel of handbike.

  • 2.

    De inwoner blijft zelf verantwoordelijk voor de aanschaf van sportattributen die nodig zijn bij sportbeoefening zoals bij ieder ander die de sport beoefent. Voorbeelden van sportattributen die niet vergoed worden door de gemeente, zijn een tennisracket, hockeystick, sportballen, paard, contributie, sportschoenen en sportkleding.

  • 3.

    Sportvoorzieningen zoals sportrolstoelen en handbikes kunnen voor verstrekking aan inwoners met een fysieke beperking in aanmerking komen als de inwoner eerst, gedurende een periode van maximaal 6 maanden, gebruik heeft gemaakt van de uitleenservice van Wheels2Sport en één of meer sporten heeft uitgeprobeerd. Wheels2Sport is een uitleenservice van sportrolstoelen en handbikes waar inwoners met een fysieke beperking kosteloos gebruik van kunnen maken. Wheels2Sport kan hierna inwoner ondersteunen bij de aanvraag voor een sportvoorziening bij de gemeente.

  • 4.

    Sportvoorzieningen voor gezamenlijk of collectief gebruik komen niet voor compensatie in aanmerking.

  • 5.

    Voor sportvoorzieningen kan een eigen bijdrage verschuldigd zijn.

Hoofdstuk 20. Wonen

Artikel 34. Woonvoorzieningen

  • 1.

    Een woonvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een bouwkundige of woontechnische voorziening, hierna: woningaanpassing;

    • b.

      een niet bouwkundige of niet woontechnische roerende voorziening, hierna: roerende woonvoorziening;

    • c.

      een pgb voor de verhuis- en inrichtingskosten.

  • 2.

    Een woningaanpassing heeft als doel het normaal gebruik van de woning mogelijk maken. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in en om de woning.

  • 3.

    Indien naar het oordeel van het college de maatwerkvoorziening voor verhuizing en herinrichting de goedkoopst compenserende voorziening vormt dan wordt geen (maatwerkvoorziening in de vorm van een) woonvoorziening verstrekt en wordt van de inwoner verwacht dat hij in beginsel omziet naar andere compenserende of op goedkopere wijze compenserend te maken woonruimte.

  • 4.

    Een woningaanpassing kan verbeteringen van de toegankelijkheid, doorgankelijkheid of de bruikbaarheid van de woning betreffen. Onder toegankelijkheid verstaan we dat de woning in ieder geval via één ingang rolstoeltoegankelijk is en de eerste verdieping (indien noodzakelijk) bereikt kan worden. Bij de beoordeling in hoeverre woningaanpassingen nodig zijn, wordt van de inwoner verwacht dat hij meewerkt aan oplossingen die binnen zijn eigen mogelijkheden liggen, zoals het anders organiseren van taken en herschikking van de inrichting.

  • 5.

    In bijvoorbeeld de volgende gevallen wordt geen woningaanpassing verstrekt, omdat er dan niet wordt voldaan aan het criterium van goedkoopst compenserend conform artikel 7 lid 2 verordening, zoals uitgelegd in artikel 12 van deze beleidsregels:

    • a.

      als er geen sprake is van langdurige noodzaak;

    • b.

      als het gaat om problemen die een incidenteel karakter hebben (bijvoorbeeld incidenteel gebruikte en niet-essentiële onderdelen van de woning);

    • c.

      voor voorzieningen die puur als noodvoorziening hebben te gelden (bijvoorbeeld vluchtvoorzieningen of branddeuren);

    • d.

      voor ruimtes die geen elementaire woonfunctie hebben, zoals zolders, hobbyruimtes en studeerkamers;

    • e.

      voor voorzieningen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden.

  • 6.

    Bij een aanvraag voor een aanpassing van een badkamer of keuken wordt rekening gehouden met de leeftijd van de badkamer of keuken en de bijbehorende afschrijvingstermijnen zoals vastgelegd in het besluit.

  • 7.

    De eigenaar van een woning die binnen 10 jaar na gereed melding van de aanbouw waarvoor het college een maatwerkvoorziening heeft verstrekt, zijn woning verkoopt, dient, volgens artikel 27 van de verordening, de meerwaarde na aanbouw van de woning terug te betalen. De waarde van de terugbetaling is de waarde van de aanbouw, verminderd met de jaarlijkse afschrijving van 10% per jaar. Ook bij een ongunstige woningmarkt is terugbetaling vereist. Ook dan heeft de eigenaar profijt van de aanbouw, omdat zonder de aanbouw de verkoopprijs lager zou zijn.

  • 8.

    Mocht de inwoner (voor het eerst) verhuizen naar een zelfstandige woonruimte, dan wordt van hem verwacht dat gekozen wordt voor de voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning. Wanneer de inwoner hier geen rekening mee heeft gehouden, kan de woningaanpassing of woonvoorziening worden geweigerd.

  • 9.

    Een woning die binnen de gemeente Renkum ligt kan bezoekbaar worden gemaakt wanneer daartoe de noodzaak bestaat, vanwege bezoek vanuit een Wlz-instelling gelegen binnen de gemeente Renkum, aan bijvoorbeeld ouders. Bezoekbaar maken houdt in dat de inwoner toegang heeft tot één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) in de woning, en het toilet. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken. De aanvraag voor het bezoekbaar maken van een woning wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 10.

    Een roerende woonvoorziening is een tillift of een losse sanitaire voorziening die niet algemeen gebruikelijk is:

    • a.

      de tillift is een hulpmiddel voor transfers in en uit het bed, van en naar het toilet, etc. Wanneer het verplaatsen van een persoon met beperkingen vanuit en naar de rolstoel problemen oplevert, kan een tillift een oplossing bieden. Voorwaarde om in aanmerking te komen voor deze voorziening is dat de inwoner niet in staat is zelfstandig in en uit bed te gaan, noch om zelfstandig in een rolstoel plaats te nemen. Daarnaast moet de inwoner langdurig op het gebruik van deze voorziening zijn aangewezen. Een mobiele tillift heeft de voorkeur als dit in de betreffende situatie de goedkoopst compenserende oplossing biedt.

    • b.

      losse sanitaire voorzieningen zijn hulpmiddelen bij het douchen en toiletgebruik. Voorwaarde om in aanmerking te komen voor deze voorziening is dat de inwoner niet staande kan douchen of problemen ondervindt bij de toiletgang of bij het gebruik van het bad, en een algemeen gebruikelijke voorziening de beperkingen niet (voldoende) opheft.

  • 11.

    Voor een verhuizing die noodzakelijk is omdat de inwoner vanwege beperkingen belemmerd wordt in het normale gebruik van zijn woning, kan de inwoner in aanmerking komen voor een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten. Voorwaarde is dat de inwoner verhuist naar een woning waarin hij, eventueel met nog enkele aanpassingen, wel compenserend kan wonen en dat dit de goedkoopst compenserende oplossing is. De noodzaak van de verhuizing en de geschiktheid van de nieuwe woning moeten door het sociaal team zijn vastgesteld.

  • 12.

    Op grond van de Huisvestingsverordening gemeente Renkum kunnen twee verklaringen worden afgegeven: de verhuisindicatie en de mantelzorgurgentieverklaring.

  • 13.

    Er is geen toestemming nodig van de eigenaar bij het aanpassen van een huurwoning om hierdoor zelfstandig te kunnen blijven wonen, maar de woningeigenaar moet dit toestaan. Het college is wel verplicht om de verhuurder te berichten over het besluit voordat de aanpassing is aangebracht. Op deze wijze kan de woningcorporatie invloed uitoefenen op de uiteindelijke uitvoering. Als de huurder de woning verlaat, hoeft deze de aanpassingen niet ongedaan te maken of de verhuurder financieel te compenseren, ook wordt de woning niet op kosten van de gemeente in de oude staat teruggebracht.

  • 14.

    Het verlagen van de stoeprand in verband met bijvoorbeeld gebruik van een scootmobiel: wanneer dit niet zelf of door het eigen netwerk kan worden opgelost, kan door het college worden verstrekt.

Artikel 35. Hoofdverblijf

  • 1.

    Een algemene of maatwerkvoorziening wordt verstrekt door de gemeente waarvan de inwoner een ingezetene is en waarin hij zijn hoofdverblijf heeft. Dit betekent dat het de woning, die een permanente woonbestemming moet hebben, betreft waar de inwoner het meest verblijft.

  • 2.

    Behalve de woning die het hoofdverblijf vormt komen in principe geen andere woningen in aanmerking voor aanpassingen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien dit voor een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie noodzakelijk is in een individuele situatie. In dat geval wordt een bezoekbaar niveau van de andere woning als voldoende beoordeeld. Daarmee wordt bedoeld het kunnen bereiken en gebruiken van de woonkamer en het toilet.

Artikel 36. Vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    Er kan alleen een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten verstrekt worden wanneer er door de gemeente ook een verhuisindicatie is afgegeven.

  • 2.

    Er wordt alleen een vergoeding verstrekt voor de werkelijke kosten. Ook hierbij geldt dat uitsluitend wordt gekeken naar de goedkoopst adequate oplossing en in hoeverre een inwoner (niet) in staat is zelf een bijdrage te leveren. Wat er vergoed wordt, staat vastgelegd in de beschikking die de inwoner ontvangt. Voorbeelden zijn:

    • a.

      eerste inschrijving bij een woningcorporatie;

    • b.

      de waarborgsom;

    • c.

      kosten voor de huur van een bus voor de verhuizing en/of de kosten van de noodzakelijke opslag van de bestaande inboedel tijdens de verhuizing;

    • d.

      de dubbele huur voor maximaal 1 maand;

    • e.

      eenmalige kosten van materiaal van het witten, schilderen en behangen van de nieuwe woning.

  • 3.

    Indien een inwoner voor het eerst op zichzelf gaat wonen, komt de inwoner niet in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding. Dit valt onder algemene gebruikelijk kosten zoals bij ieder ander.

Artikel 37. Verhuizing buiten gemeentegrenzen met individuele hulpmiddelen/ roerende (woon)voorzieningen

  • 1.

    Het convenant meeverhuizen van individuele Wmo-hulpmiddelen is van toepassing.

  • 2.

    Het convenant meeverhuizen betekent dat:

    • a.

      de gemeente het bestaande hulpmiddel van een gebruiker die naar de gemeente Renkum verhuist, overneemt;

    • b.

      en dat de gemeente het individuele hulpmiddel van deze inwoner na verhuizing overdraagt naar de gemeente waar de inwoner naar toe verhuist.

  • 3.

    Er geldt een uniforme formule voor de prijsbepaling:

    Historische catalogusprijs – korting / economische afschrijftermijn * resterende economische afschrijftermijn + restwaarde = overname hulpmiddel. Korting = 40%. Economische afschrijftermijn is opgenomen in het besluit en de restwaarde = 75,-.

    Formule =

  • 4.

    Het is aan de gebruiker, de (ex)-inwoner, om zich uit te schrijven bij de ene gemeente, zich in te schrijven bij de nieuwe gemeente en hierbij melding te maken van het gebruik van zijn mobiliteitshulpmiddel of roerende woonvoorziening.

  • 5.

    De gemeente van herkomst legt contact met de ontvangende gemeente om samen met de oude en de nieuwe hulpmiddelenleverancier voor overname van het mobiliteitshulpmiddel of de roerende woonvoorziening te zorgen.

  • 6.

    Tijdens het regelen van overname naar de gemeente waar de inwoner naar toe verhuist, geldt een overgangsperiode van maximaal 2 maanden voor de individuele hulpmiddelen of roerende (woon)voorzieningen van de inwoner die worden vergoed door de gemeente van herkomst.

  • 7.

    De financiële afwikkeling vindt plaats tussen leveranciers onderling en/of tussen leverancier en gemeente. De leverancier(s) en/ of de gemeente kiezen uit vier mogelijkheden:

    • a.

      van huur naar huur. De leverancier van de oude gemeente verkoopt de hulpmiddelen aan de leverancier van de nieuwe gemeente;

    • b.

      van huur naar koop. De leverancier van de oude gemeente verkoopt de hulpmiddelen aan de leverancier van de nieuwe gemeente die deze volgens de waarde van het convenant verkoopt aan de nieuwe gemeente;

    • c.

      van koop naar huur. De oude gemeente verkoopt de middelen aan de leverancier van de nieuwe gemeente; of

    • d.

      Van koop naar koop. De oude gemeente verkoopt de middelen aan de nieuwe gemeente.

  • 8.

    Na de verkoop of overdracht van huur van de hulpmiddelen, beëindigt de leverancier de individuele huur- of onderhoudsovereenkomst met de oude gemeente.

  • 9.

    Bij verhuizing naar een instelling met een intramurale setting (Wlz) is er sprake van een domein overschrijding in de hulpmiddelenzorg. Het verhuisconvenant ziet niet toe op het meeverhuizen van het hulpmiddel naar een instelling. Wel wordt altijd geprobeerd om het convenant te volgen met dien verstande dat de overbruggingsperiode voor de individuele hulpmiddelen of roerende (woon)voorzieningen van de inwoner van maximaal 2 maanden wordt bekostigd door de gemeente van herkomst.

  • 10.

    Voor gebruikers met een pgb geldt dat het middel mee verhuist met de gebruiker en zijn er 3 situaties denkbaar met betrekking tot onderhoud:

    • a.

      de gebruiker ontvangt periodiek een bedrag voor onderhoud. Dit bedrag verhuist voor volledig resterende duur van het pgb mee naar de nieuwe gemeente.

    • b.

      de gebruiker ontvangt onderhoud in natura. Deze wijze van onderhoud verhuist naar de nieuwe gemeente.

    • c.

      de gebruiker heeft een eenmalig bedrag ontvangen voor aanschaf en onderhoud van het middel gedurende een bepaalde periode. Als dit het geval is, regels de gebruiker alles zelf, ook wanneer deze verhuist.

Hoofdstuk 21. Persoonsgebonden budget (Pgb)

Artikel 38. Voorwaarden om een PGB toegekend te krijgen

  • 1.

    Voor maatwerkvoorzieningen zijn drie voorwaarden in de wet opgenomen (artikel 2.3.6) waar inwoners aan moeten voldoen, willen zij aanspraak kunnen maken op een pgb. Een pgb wordt verstrekt indien:

    • a.

      de inwoner bekwaam is;

    • b.

      de inwoner een gemotiveerde keuze voor het pgb maakt; en

    • c.

      de kwaliteit van de ondersteuning kan worden geborgd.

  • 2.

    Bekwaamheid van de inwoner wordt getoetst aan de tien vaardigheidseisen. Hij beschikt, al dan niet met ondersteuning, over de volgende vaardigheden:

    • a.

      De inwoner overziet de situatie en heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag;

    • b.

      de inwoner is op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb, of weet die zelf te vinden;

    • c.

      de inwoner is in staat om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden, waardoor hij/ zij inzicht heeft in de bestedingen van het pgb;

    • d.

      de inwoner is voldoende (digitaal) vaardig om te communiceren met de gemeente, de Sociale Verzekeringsbank (Svb) en ondersteuners, inclusief het gebruik van het daarvoor bestemde portaal;

    • e.

      de inwoner is in staat om zelfstandig te handelen en een onafhankelijke ondersteuner te kiezen;

    • f.

      de inwoner is in staat om afspraken te maken en (digitaal) vast te leggen om dit te verantwoorden aan het college als verstrekker van het pgb;

    • g.

      de inwoner kan beoordelen en beargumenteren of de te leveren zorg passend en kwalitatief goed is;

    • h.

      de inwoner kan de inzet van de ondersteuners coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;

    • i.

      de inwoner is in staat om als werk- of opdrachtgever de ondersteuners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren;

    • j.

      de inwoner heeft voldoende kennis over het werk- of opdrachtgeverschap, of weet deze kennis te vinden.

  • 3.

    De inwoner kan zelf testen of hij in staat is om de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren, door de pgb-test van Per Saldo op www.pgb-test.nl te doen. De test levert een persoonlijk advies op, aangevuld met waardevolle tips ter uitvoering van het budgethouderschap.

  • 4.

    Vanuit het sociaal team worden de benodigde vaardigheden, genoemd in lid 2 van dit artikel besproken met de inwoner.

  • 5.

    Argumenten om gemotiveerd een keuze voor pgb te bepalen, zijn bijvoorbeeld:

    • a.

      de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

    • b.

      de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden worden geleverd;

    • c.

      als het noodzakelijk is om 24-uurs ondersteuning op afroep te organiseren;

    • d.

      als de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste ondersteuner moet worden geboden.

    • e.

      godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond kunnen reden vormen voor een aanvrager om te kiezen voor pgb omdat er zo een aanbieder kan worden gecontracteerd, passend bij de eigen levensovertuiging.

  • 6.

    De kwaliteitseisen waaraan voldaan moet zijn, staan in artikel 21 van de verordening. In artikel 9, 11 en 12 van het besluit staat hoe deze kwaliteitseisen worden getoetst.

  • 7.

    In artikel 10 van het besluit staat opgenomen wanneer het college een pgb kan weigeren.

Hoofdstuk 22. Herziening, intrekking en terugvordering

Artikel 39. Nieuwe feiten en omstandigheden en terugvordering

  • 1.

    Inwoners dienen zelf alle nieuwe feiten en omstandigheden te melden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet eerder kenbaar konden worden gemaakt, wanneer deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beschikking zoals beschreven in artikel 25 lid 1 verordening. Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan een wijziging in gezondheid, gezinssamenstelling en/of woonsituatie.

  • 2.

    Wanneer een situatie zoals hierboven beschreven zich voordoet of wanneer het college vaststelt dat (een) situatie(s) uit artikel 25 lid 2 verordening zich voordoe(t)n, kan het college de beschikking herzien of intrekken. Dit betekent dat de inzet van het soort maatwerkvoorziening kan wijzigingen, maar dat er ook sprake kan zijn van het beëindigen van de maatwerkvoorziening en dat deze kan worden teruggevorderd.

  • 3.

    Voor het terugvorderen van de meerwaarde van een verstrekte woonvoorziening na verkoop van de woning wordt verwezen naar artikel 27 van de verordening.

Hoofdstuk 23. Slotbepalingen/ overige bepalingen

Artikel 40. Inwerkingtreding en citeertitel

Burgemeester en wethouders van Renkum,

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag van bekendmaking op overheid.nl

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021.

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum in de vergadering van 30 november 2021.

de gemeentesecretaris,

M.G.M. van de Geijn

de burgemeester,

A.M.J. Schaap

BIJLAGE 1 “Richtlijn hulp in het huishouden – Resultaten – ”: HHM

 

In artikel 26 van de beleidsregels in verwezen naar deze bijlage met daarin het normenkader huishoudelijke ondersteuning juni 2019 van HHM. Dit normenkader vormt een richtlijn die richtinggevend is voor de specifieke onderliggende situatie. Er wordt altijd rekening gehouden met specifieke individuele omstandigheden. Dat betekent dat wij nadrukkelijk de in artikel 2.3.2 lid 4 sub a tot en met g genoemde aspecten hanteren.

 

Resultaat I: Schoon en Leefbaar Huis

 

Basis-cliëntsituatie, volledige overname:

125 minuten per week

Minder inzet: Schoon en Leefbaar Huis:

 

Eigen mogelijkheden cliënt en/of netwerk

-/- 15 minuten per week

Meer inzet: Schoon en Leefbaar Huis:

 

Beperkingen en belemmeringen cliënt

 

Enig extra inzet:

+ 30 minuten per week

Veel extra inzet:

+ 60 minuten per week

Samenstelling huishouden:

+ 30 minuten per week

Extra kamer “in gebruik”:

+ 18 minuten per week

Extra kamer “niet in gebruik”:

+ 5 minuten per week

Extra vervuiling huisdier:

+ 15 minuten per week

Overige kenmerken:

+ 15 minuten per week

+

Resultaat II:

Wasverzorging

Overname was 1-pers. Huishouden

35 minuten per week

Overname was 2-pers. Huishouden

43 minuten per week

Overname strijken 1 of 2 personen

20 minuten per week

Minder inzet: Wasverzorging

 

Eigen mogelijkheden cliënt en/of netwerk

-/- 17 minuten per week

Meer inzet: Wasverzorging

 

Extra wasmachine/week ten gevolge van

 

Beperkingen en belemmeringen cliënt:

+ 16 minuten per week

+

Resultaat III: Boodschappen

 

Overname boodschappen

51 minuten per week

+

Minder inzet: Boodschappen

 

Eigen mogelijkheden cliënt en/of netwerk

-/- 10 minuten per week

+

Resultaat IV: Maaltijden

 

2 broodmaaltijden:

+ 20 minuten per dag

Warme maaltijd:

+ 20 minuten per dag

(bereken minuten/week:

)

+

Resultaat V: Regie/organisatie/ AIV

 

Regie/organisatie:

30 minuten per week

AIV

90 minuten per week maximaal

(advies, informatie, voorlichting)

 

+

Resultaat VI: kindzorg

Maatwerk (tijdelijk)

=

….. Totaal minuten per week: Resultaat Schoon Huis

+

….. Totaal minuten per week: Wasverzorging

+

….. Totaal minuten per week: Boodschappen en maaltijden

+

….. Totaal minuten per week: Regie/ organisatie, AIV en kindzorg

 

= … Totaal aantal minuten per week aan huishoudelijke ondersteuning

BIJLAGE 2 “Richtlijn hulp in het huishouden – Frequenties – ”: HHM

 

In artikel 26 van de beleidsregels in verwezen naar deze bijlage met daarin het normenkader huishoudelijke ondersteuning juni 2019 van HHM. Dit normenkader vormt een richtlijn die richtinggevend is voor de specifieke onderliggende situatie. Er wordt altijd rekening gehouden met specifieke individuele omstandigheden. Dat betekent dat wij nadrukkelijk de in artikel 2.3.2 lid 4 sub a tot en met g genoemde aspecten hanteren. Bijlage 1 + 2 worden samen gehanteerd bij het vaststellen van het aantal minuten per week aan huishoudelijke ondersteuning.

Tabel 1: frequenties benodigd voor een schoon en leefbaarhuis huis (basisactiviteiten)

Woonruimte

Basisactiviteit

Frequentie

Woonkamer

Stof afnemen hoog

1x per 2 weken

 

Stof afnemen midden

1x per week

 

Stof afnemen laag

1x per week

 

Opruimen

1x per week

 

Stofzuigen

1x per week

 

Dweilen

1x per week

Slaapkamer

Stof afnemen hoog

1x per 6 weken

 

Stof afnemen midden

1x per week

 

Stof afnemen laag

1x per week

 

Opruimen

1x per week

 

Stofzuigen

1x per week

 

Dweilen

1x per 2 weken

 

Bed verschonen

1x per 2 weken

Keuken

Stofzuigen

1x per week

 

Dweilen

1x per week

 

Keukenblok (buitenzijde) inclusief tegelwand, kookplaat, spoelbak, koelkast, eventueel tafel

1x per week

 

Keukenapparatuur (buitenzijde)

1x per week

 

Afval opruimen

1x per week

Sanitair

Badkamer schoonmaken

1x per week

 

Toilet schoonmaken

1x per week

Hal

Stof afnemen hoog

1x per week

 

Stof afnemen midden

1x per week

 

Stof afnemen laag

1x per week

 

Stofzuigen

1x per week

 

Trap stofzuigen

1x per week

 

Dweilen

1x per week

 

Tabel 2: basismodule ondersteuning bij het huishouden (incidentele activiteiten)

Woonruimte

Basisactiviteit

Frequentie

Woonkamer

Gordijnen wassen

1x per jaar

 

Reinigen lamellen/luxaflex

2x per jaar

 

Ramen binnenzijde

4x per jaar

 

Deuren/deurposten nat afdoen

2x per jaar

 

Meubels afnemen (droog/nat)

1x per 8 weken

 

Radiatoren afnemen

2x per jaar

Slaapkamer

Gordijnen wassen

1x per jaar

 

Reinigen lamellen/luxaflex

2x per jaar

 

Ramen binnenzijde

4x per jaar

 

Deuren/deurposten nat afdoen

2x per jaar

 

Radiatoren afnemen

2x per jaar

 

Matras draaien

2x per jaar

Keuken

Gordijnen wassen

2x per jaar

 

Reinigen lamellen/luxaflex

3x per jaar

 

Ramen binnenzijde

4x per jaar

 

Deuren/deurposten nat afdoen

2x per jaar

 

Radiatoren afnemen

3x per jaar

 

Keukenkastjes (binnenzijde)

2x per jaar

 

Koelkast (binnenzijde)

3x per jaar

 

Oven/magnetron (binnenzijde)

4x per jaar

 

Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid)

1x per jaar

 

Afzuigkap reinigen (binnenzijde) – vaatwasser bestendig

2x per jaar

 

Afzuigkap reinigen (binnenzijde) – niet vaatwasser bestendig

2x per jaar

 

Bovenkant keukenkastjes

1x per 6 weken

 

Tegelwand (los van keukenblok)

2x per jaar

Sanitair

Radiotoren afnemen

2x per jaar

 

Tegelwand badkamer afnemen

4x per jaar

 

Gordijnen wassen

1x per jaar

 

Reinigen lamellen/luxaflex

3x per jaar

 

Ramen binnenzijde

4x per jaar

 

Deuren/deurposten nat afdoen

2x per jaar

Hal

Radiotor afnemen

2x per jaar

 

Deuren/deurposten nat afdoen

2x per jaar

 

Activiteiten en frequenties voor de wasverzorging:

 

Wasgoed sorteren:

1x per week

Behandelen van vlekken:

5x per 2 weken (indien nodig)

Was in de wasmachine stoppen: (incl. wasmachine aanzetten)

5x per 2 weken

Wasmachine leeghalen:

5x per 2 weken

Sorteren naar droger of waslijn:

5x per 2 weken

Was in de droger stoppen:

5x per 2 weken

Droger leeghalen:

5x per 2 weken

Was ophangen:

5x per 2 weken

Was afhalen:

5x per 2 weken

Was opvouwen:

5x per 2 weken

Was strijken:

1x per week (indien nodig)

Was opbergen/ opruimen

5x per 2 weken

In een tweepersoons huishouden wordt uitgegaan van een frequentie van 5x per 2 weken voor de was, in een eenpersoonshuishouden is dat 2x per week.

 

Activiteiten en frequenties voor boodschappen:

Het opstellen van boodschappenlijst:

1x per week

Het doen van de boodschappen:

1x per week

Het opruimen van de boodschappen:

1x per week

 

Activiteiten en frequenties benodigd voor de maaltijden:

Afhankelijk van of de cliënt hierin een deel van de week zelf of met behulp van het netwerk kan voorzien.

Broodmaaltijden: tafel dekken, eten en drinken klaarzetten (1 maaltijd op tafel, 1 maaltijd in de koelkast), afruimen, afwassen of vaatwasser inruimen/ uitruimen

1x per dag

Opwarmen maaltijd: maaltijd opwarmen, tafel dekken, eten en drinken klaarzetten, afruimen, afwassen of vaatwasser in/ uitruimen

1x per dag

 

Activiteiten voor verzorgen van minderjarigen:

Was verzorgen

Kamers opruimen

Eten maken

Tasjes school

Aankleden

Wassen

Eten geven

structuur bieden

meer tijd huishoudelijke taken

Brengen school/crèche

Naar bed brengen

Afstemming met andere hulp/ informele zorg

Afstemming/ sociaal contact (aankomst, vertrek, administratie, contact met cliënt)

 

Activiteiten voor Advies, instructie en voorlichting

Aanleren van activiteiten en samen uitvoeren van de activiteiten gericht op een schoon en leefbaar huis en de wasverzorging

Aanleren van activiteiten en samen uitvoeren van activiteiten gericht op boodschappen en maaltijden