Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels buitenplanse afwijkingsbevoegdheid 2021, gemeente Krimpenerwaard |
Citeertitel | Beleidsregels buitenplanse afwijkingsbevoegdheid 2021, gemeente Krimpenerwaard |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-12-2021 | Nieuwe regeling | 30-11-2021 |
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid om in bepaalde gevallen af te wijken van het door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan. Het gaat daarbij om relatief kleine ruimtelijke ingrepen, vaak aangeduid als ‘kruimelgevallen’.
Het gemeentelijke ruimtelijke ordeningsbeleid is vastgelegd in door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplannen. Aan het toekennen van bijvoorbeeld maximale bebouwingshoogtes, inhoudsmaten en oppervlaktes ligt weloverwogen ruimtelijk beleid ten grondslag. Als het college van burgemeester en wethouders gebruik wil maken van de door de wetgever aan haar toegekende beleidsvrijheid om van het door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan af te wijken, dan moet dat uiteraard zeer zorgvuldig gebeuren. Uitgangspunt is om zo dicht mogelijk bij het raadsbeleid te blijven.
Met ingang van 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. In artikel 2.12 van de Wabo is geregeld dat, als het gaat om een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 Wabo, een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (...):
De beleidsregels in deze nota hebben betrekking op de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° van de Wabo. In bijlage II, artikel 4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) wordt aangegeven welke gevallen in aanmerking komen voor het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan (buitenplanse afwijkingsbevoegdheid).
Het doel is het verschaffen van een helder en consistent beleid voor omgevingsvergunningen voor de activiteit ‘handelen in strijd met de ruimtelijke ordening’ op basis van artikel 2.12 Wabo en artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Zo verschaft de regeling inzicht in de relevante afwegingscriteria en het plaatselijke toepassingsbereik en wordt daarnaast de basis geboden voor een zorgvuldige motivering en een efficiënte afdoening van aanvragen.
Deze beleidsnotitie vervangt de Beleidsregels buitenplanse afwijkingsbevoegdheid 2015, gemeente Krimpenerwaard. De afgelopen periode is in de praktijk gebleken dat in voorkomende gevallen het beleid uit 2015 te kort schiet en dat te vaak een beroep op de hardheidsclausule gedaan moest worden. In samenhang met de uitgangspunten van de Omgevingswet die naar alle waarschijnlijkheid in 2022 inwerking treedt en diverse jurisprudentie is er behoefte ontstaan aan een nieuwe beleidsnotitie. In deze beleidsnotitie wordt meer ruimte geboden voor maatwerk en het meedenken met initiatiefnemers. Het initiatief wordt centraal gesteld en op zichzelf beoordeeld op wenselijkheid. Hiertoe zijn algemene afwegingscriteria geformuleerd. Daarnaast zijn specifieke nadere voorwaarden geformuleerd, die deels aansluiten bij de oude beleidsregels en waar mogelijk verruiming bieden. Deze verruiming is vormgegeven door het hanteren van richtlijnen. Deze richtlijnen geven aan wat in globale zin als maximale invulling gezien dient te worden. Het is een richtlijn waar dus onder voorwaarden, goed gemotiveerd en in samenspraak met de gemeente, vanaf geweken kan worden. Hierdoor is maatwerk mogelijk.
Voor de begripsomschrijvingen wordt verwezen naar Bijlage II, Hoofdstuk I, artikel 1 Besluit omgevingsrecht (Bor). In aanvulling op de begripsomschrijvingen van Bijlage II Bor:
Vooropgesteld wordt dat het verlenen van medewerking aan een afwijking van een bestemmingsplan een bevoegdheid is en geen plicht. Bij een aanvraag tot afwijking van een bestemmingsplan dient daarom zorgvuldig te worden gemotiveerd waarom wel of geen medewerking wordt verleend. Onderstaand zijn de afwegingscriteria op basis waarvan deze afweging moet plaatsvinden.
In alle gevallen dient allereerst een beoordeling plaats te vinden aan de hand van de algemene afwegingscriteria. Op basis hiervan wordt beoordeeld of een initiatief in grote lijnen wenselijk dan wel acceptabel is. Indien hierop bevestigend kan worden geantwoord vindt de verdere beoordeling plaats aan de hand van de van toepassing zijnde beleidsregel of richtlijn. Hieronder zijn per onderdeel van de kruimelgevallenregeling – mits van toepassing – beleidsregels en richtlijnen opgenomen. Er wordt alleen medewerking verleend indien voldaan wordt aan zowel de algemene afwegingscriteria als hetgeen is opgenomen bij de betreffende categorie uit de kruimelgevallenregeling (zie tabel hieronder). Het is aan de initiatiefnemer om dit bij de aanvraag tot afwijking van het bestemmingsplan aan te tonen.
2.1 Algemene afwegingscriteria
Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
Het straat en bebouwingsbeeld ofwel de specifieke stedenbouwkundige context – in het verlengde daarvan dient voldaan te worden aan redelijke eisen van welstand (w.o. ook materialisatie);
In algemene zin geldt terughoudendheid wat betreft bouwen voor de voorgevel en boven de bestaande bouwhoogtes in de directe nabije omgeving; Er dient aansluiting gezocht te worden bij omliggende bebouwing bij gelijke bouwblokken.
(Bijlage II Bor, artikel 4, eerste lid)
2.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of een gedeelte daarvan
(Bijlage II Bor, artikel 4, derde lid)
2.2.4 Dakkapellen, dakopbouwen of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw
(Bijlage II Bor, artikel 4, vierde lid)
Paragraaf 2.2.5 Antenne-installaties
(Bijlage II Bor, artikel 4, vijfde lid)
2.2.7 Installaties bij agrarische bedrijven voor duurzame energie
(Bijlage II Bor, artikel 4, zevende lid)
2.2.9 Gebruik van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten
(Bijlage II Bor, artikel 4, negende lid)
2.2.10 Gebruik recreatiewoning voor bewoning
(Bijlage II Bor, artikel 4, tiende lid)
2.2.11 Tijdelijk ander gebruik van gronden of bouwwerken
(Bijlage II Bor, artikel 4, elfde lid)
Ingevolge artikel 4:48 Algemene wet bestuursrecht blijft het college van burgemeester en wethouders bevoegd om af te wijken van de regeling wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. De algemene afwijkingscriteria blijven van toepassing.
Indien voor de uitvoering van een (bouw)plan een afwijking van het bestemmingsplan noodzakelijk is, kan de gemeente een planschadeovereenkomst eisen. Per geval zal worden bekeken of een planschadeovereenkomst gesloten dient te worden tussen initiatiefnemer en de gemeente. Dit naar oordeel van de vergunningverlener. Alleen indien evident is dat geen sprake is van planschade kan worden afgezien van de planschadeovereenkomst. De eventuele planschadekosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. Indien de initiatiefnemer niet tijdig besluit tot aangaan van de planschadeovereenkomst is het plan economisch niet uitvoerbaar. Dit is een reden om de aanvraag voor een omgevingsvergunnig te weigeren.
Indien voor de uitvoering van een (bouw)plan een afwijking van het bestemmingsplan noodzakelijk is, dient op basis van de Wet ruimtelijke ordening in voorkomende gevallen een anterieure overeenkomst gesloten te worden, Indien de financiële uitvoerbaarheid niet zeker gesteld kan worden, is de haalbaarheid van het plan onzeker. Dit is een reden om een aanvraag voor een omgevingsvergunning te weigeren.