Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Hertogenbosch

Beleidsregels SMI kinderopvang 2021 's-Hertogenbosch

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Hertogenbosch
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels SMI kinderopvang 2021 's-Hertogenbosch
CiteertitelBeleidsregels SMI kinderopvang 2021 's-Hertogenbosch
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet kinderopvang

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-12-2021Wijziging in de regeling

07-12-2021

gmb-2021-445983

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels SMI kinderopvang 2021 's-Hertogenbosch

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch,

In zijn vergadering van 7 december 2021

Gezien het voorstel met reg.nr. 11295781

gelet op de Wet Kinderopvang en gelet op artikel 14 van de Verordening Jeugdhulp ’s-Hertogenbosch 2016;

besluit:

vast te stellen Beleidsregels SMI kinderopvang 2021‘s-Hertogenbosch

 

Artikel 1 Doel van de regeling

Deze regeling heeft als doel nadere (beleids)regels op te stellen over tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie.

 

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet Kinderopvang;

  • b.

    de verordening: de Verordening Kinderopvang van de gemeente ‘s-Hertogenbosch;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch;

  • d.

    kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan kostenvrij verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen buiten de huiselijke omgeving tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint; De kinderopvangorganisatie dient ingeschreven te staan in het Landelijk Register Kinderopvang zoals bedoeld in artikel 1.47 b Wet Kinderopvang;

  • e.

    ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, overeenkomstig artikel 1.1 Wet kinderopvang;

  • f.

    partner: de gehuwde, de geregistreerde partner en de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert (tenzij het gaat om een bloedverwant in de eerste graad);

  • g.

    tegemoetkoming: bijdrage in de kosten van kinderopvang op basis van sociaal-medische gronden.

 

Artikel 3 Doelgroep

  • 1.

    Deze regeling is van toepassing op een ouder en kind woonachtig in de gemeente ’s-Hertogenbosch, die ook als zodanig staan ingeschreven in de gemeentelijke bevolkingsadministratie van de gemeente ‘s-Hertogenbosch.

  • 2.

    Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen moet voldaan worden aan de volgende voorwaarde(n):

    • a.

      het betreffende kind of de betrokken ouder behoort tot de categorie personen met een lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke of psychische beperking en ten behoeve van wie is komen vast te staan dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken voor het bevorderen van een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind, of

    • b.

      er is vastgesteld dat meervoudige gezinsproblematiek een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind in de weg staat en tijdelijke kinderopvang een functie kan vervullen bij het opheffen of verminderen van de omstandigheden en daarom noodzakelijk is voor het bevorderen van een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind, en

    • c.

      ouders niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk in de vraag om opvang kunnen voorzien, en

    • d.

      uit een plan van aanpak blijkt wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten bij ouder of kind op te lossen.

    • e.

      De opgenomen voorwaarde uit 3.2 sub d kan in individuele gevallen buiten werking worden gesteld. Het is ter beoordeling aan de professional of bij een aanvraag voor een tegemoetkoming art. 3.2 sub d -al dan niet tijdelijk- buiten werking wordt gesteld.

 

Artikel 4 Voorliggende voorzieningen

Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van

  • a.

    de Wet Kinderopvang (Wk)

  • b.

    de Zorgverzekeringswet (Zvw)

  • c.

    de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

  • d.

    algemene en in sommige gevallen individuele voorzieningen op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo)

 

Artikel 5 Voorwaarden

  • 1.

    Bij een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van een Sociaal-Medische Indicatie moeten de gegevens zoals genoemd in de Verordening worden verstrekt.

  • 2.

    Een vergoeding op basis van een psychisch-sociale aandoening wordt alleen verstrekt als professionele begeleiding wordt ingezet om de problematiek weg te nemen. Het niet inzetten of stopzetten van professionele begeleiding is een reden om de tegemoetkoming te weigeren of te beëindigen.

  • 3.

    Volledige vergoeding is mogelijk voor ouders met een inkomen tot 120% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bij een hoger inkomen betaalt de ouder een eigen bijdrage conform de geldende Kinderopvangtoeslagtabel (rijksoverheid, belastingdienst). Als een ouder een werkgeversbijdrage ontvangt, wordt deze in mindering gebracht op de vergoeding van de gemeente.

 

Artikel 6 Overige en slotbepalingen

  • 1.

    In verband met het vaststellen van de noodzaak van de gemaakte kosten kan zo nodig advies worden ingewonnen bij derden. Hieronder valt ook het opvragen van een medisch advies.

  • 2.

    In gevallen, de uitvoering van deze beleidsregels betreffende, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

  • 3.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels SMI kinderopvang 2021 ’s-Hertogenbosch.

  • 4.

    Deze beleidsregels treden in werking de dag volgend op publicatie hiervan, onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels SMI Kinderopvang 2012 ’s-Hertogenbosch.

 

 

Burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch,

De secretaris,

Drs. B. van der Ploeg

De burgemeester,

Drs. J.M.L.N. Mikkers

Toelichting

Doel van sociaal medische indicatiestelling voor kinderopvang

Ouders kunnen voor kinderopvang gebruik maken van de reguliere kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Er zijn echter gezinnen of alleenstaande ouders, die als gevolg van sociaal medische redenen niet (kunnen) werken maar ook niet zelf voor hun kinderen kunnen zorgen. Zij hebben -als zij hun kinderen naar de kinderopvang brengen- geen of beperkt recht op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst.

De SMI regeling biedt ouders een financiële tegemoetkoming om een tijdelijke oplossing voor kinderopvang mogelijk te maken. De kinderopvang dienst plaats te vinden in een geregistreerd kindercentrum of in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang.

Deze regeling is bedoeld voor ouders die vanwege ernstige lichamelijke, psychische of sociale problemen tijdelijk zelf niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen en begeleiding of hulp nodig hebben. Dit, om te voorkomen dat de ontwikkeling van het kind vanwege de thuissituatie achterstand dreigt op te lopen. Kinderopvang kan in die situaties kinderen een veilig tweede milieu bieden en bijdragen aan een positieve ontwikkeling van het kind. Bij structurele problemen is een andere vorm van begeleiding en hulp noodzakelijk.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Begripsbepalingen

  • d.

    De kinderopvang dient plaats te vinden in een geregistreerd kindercentrum of in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang. Een geregistreerd kindercentrum heeft de voorkeur.

 

Artikel 3 Doelgroep

Artikel 3 lid 2 sub a en b concretiseren de sociaal medische omstandigheden waarvan spraken moet zijn als voorwaarde om voor een tegemoetkoming kosten kinderopvang in aanmerking te komen.

Het hebben van een beperking maakt niet automatisch kinderopvang noodzakelijk. De beoordeling van de genoemde noodzakelijkheid is aan de professional. De professional is in dit geval: jeugdverpleegkundige GGD, medewerker Toegang en Regie Jeugdhulp (met SKJ-registratie), indien aan de orde na inwinnen van medisch advies bij een arts of na inwinnen van advies bij een gedragswetenschapper.

Met art. 3. lid 2 sub d willen we bereiken dat tegelijk met de indicatiestelling een plan wordt gemaakt om de knelpunten die een tijdelijke tegemoetkoming voor kinderopvang nodig maken op te heffen of te verminderen. Een tijdelijke tegemoetkoming voor kinderopvang neemt nog niet de oorzaken van knelpunten weg. (Deze oorzaken liggen vaak in de situatie van de ouders, niet in die van de kinderen). Ouders en kind(eren) zijn beter geholpen met een plan om dat wel te doen, naast de tegemoetkoming voor kinderopvang. Een plan biedt tevens een grondslag waaraan getoetst kan worden in geval van eventuele aanvraag voor verlenging/herindicatie van een toegekende SMI.

Zie ook artikel 5 lid 2: tot nu toe is in een aantal situaties een voorwaarde dat professionele begeleiding wordt ingezet om de problematiek weg te nemen. Professionele begeleiding is een middel. Met een plan wordt een doel/te behalen resultaat toegevoegd.

 

De hele regeling is een ‘maatwerkregeling’ waarbij het kind en het welbevinden van het kind centraal staat. Met artikel 3 lid 2 sub e maken we maatwerk nog meer mogelijk. Een professional kan in individuele gevallen beslissen dat de tegemoetkoming (c.q. aanvang kinderopvang/buitenschoolse opvang) al kan aanvangen, terwijl het plan van aanpak er nog niet is, of beoordelen dat het in een bepaald geval niet zinvol is een plan van aanpak te maken (omdat het niets toevoegt).

We willen voorkomen dat een kind de dupe wordt van vertraging in de totstandkoming van een plan van aanpak, of van -in sommige gevallen- onvoldoende medewerking verlenen door een ouder.

In de uitvoering zullen we aan de professionals vragen als zij gebruik maken van artikel 3 lid 2 sub e onder toepassing van het ‘vier-ogen principe’ (dit is: in overleg met een relevante collega/leidinggevende, ter invulling aan de uitvoerende organisatie).

 

4 Voorliggende voorzieningen

Hiermee wordt een niet limitatieve invulling gegeven aan art. 5.1.c van de verordening: Voorliggende voorzieningen. Daarnaast dient artikel 3.2 in ogenschouw te worden genomen.

Het is ter beoordeling aan de professional of kinderopvang in de informele sfeer in een situatie adequaat is. De professional is in dit geval: jeugdverpleegkundige GGD, medewerker Toegang en Regie Jeugdhulp, indien aan de orde na inwinnen van (medisch) advies bij een (behandelend) arts, of na inwinnen van advies bij een gedragswetenschapper.