Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsregel misbruik en oneigenlijk gebruik subsidies Gelderland 2022 |
Citeertitel | Beleidsregel misbruik en oneigenlijk gebruik subsidies Gelderland 2022 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-04-2024 | artikel 1, 2, 3, 5, 6, toelichting | 29-03-2024 | 2024-004234 | ||
01-01-2022 | 25-04-2024 | nieuwe regeling | 30-11-2021 | 021-014302 |
De subsidie wordt, op grond van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder b, van de wet, lager vastgesteld met:
100% van het verleende subsidiebedrag als:
geen financieel verslag of indien van toepassing een jaarrekening of activiteitenverslag is gevoegd bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie, voor zover de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016 dit vereist en de subsidieontvanger op grond van artikel 4:5 van de wet in de gelegenheid is gesteld dit gebrek te herstellen; of
Subsidie die is vastgesteld zonder voorafgaande subsidieverlening wordt, op grond van artikel 4:49, eerste lid, aanhef en onder c, van de wet, ten nadele van de subsidieontvanger verlaagd met:
5% van het vastgestelde subsidiebedrag, als de subsidieontvanger niet met bewijsstukken heeft kunnen aantonen dat een activiteit waarvoor de subsidie is verstrekt, is verricht, voor zover de subsidieontvanger op grond van artikel 4:5 van de wet eerst in de gelegenheid is gesteld dit gebrek te herstellen , of
Indien wij bij de toepassing van artikel 3 constateren dat strafbare feiten door de subsidieontvanger zijn gepleegd, zullen wij daarvan aangifte doen bij het Openbaar Ministerie.
Als een aanvrager in het register misbruik en oneigenlijk gebruik subsidies ten minste drie keer staat geregistreerd en niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich niet weer schuldig zal maken aan het bepaalde in artikel 3, wordt de subsidieverlening op grond van artikel 4:35 van de wet preventief geweigerd.
Gedeputeerde Staten van Gelderland
John Berends
Commissaris van de Koning
Miriam Nienhuis-van Doremaele
Secretaris
Toelichting bij de Beleidsregel misbruik en oneigenlijk gebruik subsidies Gelderland 2022
Met de invoering van het Uniform Subsidiekader per 2012 is de uitvoering en verantwoording van provinciale subsidies vereenvoudigd. Het uitgangspunt is vertrouwen in de subsidieontvanger. Er wordt er op vertrouwd dat de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteiten uitvoert in overeenstemming met de subsidieverlening en wanneer dit niet mogelijk is, dat de subsidieontvanger dit meldt. Meldt de subsidieontvanger dit bijvoorbeeld niet, dan is er sprake van misbruik of oneigenlijk gebruik van de subsidie. De subsidieontvanger heeft dan niet voldaan aan bepaalde verplichtingen die noodzakelijk zijn om te controleren of de activiteiten op de juiste wijze worden of zijn uitgevoerd. Is dit het geval dan wordt er handhavend opgetreden. Hiervoor zijn vier maatregelen mogelijk:
In de Beleidsregel misbruik en oneigenlijk gebruik subsidies Gelderland 2022 staat wanneer en op welke wijze deze maatregelen worden toegepast.
Totstandkoming van de beleidsregel
Deze beleidsregel is getoetst aan het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Uitgangspunt voor de inhoud van de beleidsregel is dat het belang van handhaving zwaarder weegt dan de gevolgen die een verlaging heeft voor de subsidieontvanger. Door de invoering van het Uniform Subsidiekader zijn de verantwoordingseisen, zeker bij lagere subsidiebedragen, versoepeld. Hierdoor zijn de administratieve lasten voor de subsidieontvanger verminderd. De keerzijde hiervan is dat subsidieontvangers misbruik kunnen maken van dit vertrouwen. Daarom is het noodzakelijk handhavend op te treden om herhaling van het misbruik te voorkomen. De maatregelen in deze beleidsregel zijn daarvoor geschikte middelen die grotendeels voortvloeien uit formele wetten. Ook voorziet de beleidsregel in bepaalde waarborgen om te voorkomen dat een maatregel onredelijk bezwarend zou zijn. Zo bevat de beleidsregel een maximum bedrag voor hoe hoog de verlaging van de subsidie mag bedragen.
Toepassing van de beleidsregel
In lijn met de laatste jurisprudentie wordt bij de uitvoering van de beleidsregel elk besluit dat met toepassing van deze beleidsregel wordt genomen, getoetst aan de norm van artikel 4:84 van de Awb Dit komt neer op de beoordeling van elk besluit aan het evenredigheidbeginsel.
Opeenstapeling van maatregelen
In de beleidsregel zijn er geen beperkingen gesteld aan het stapelen van maatregelen. Het is daarom mogelijk dat een subsidieontvanger bijvoorbeeld meerdere verlagingen wordt opgelegd en in het register misbruik en oneigenlijk gebruik subsidies wordt opgenomen. De gezamenlijke verlagingen bedragen nooit meer dan het verleende subsidiebedrag.
De Regels Ruimte voor Gelderland 2016 zijn op 1 januari 2023 vervangen door de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023. Omdat deze beleidsregel op 1 januari 2022 in werking is getreden, is het van toepassing op subsidies die zowel zijn verleend op grond van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 als de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023. Daarom is het nodig om in deze beleidsregel te verwijzen naar beide regelingen. Dit wordt gedaan met het begrip “regels”. Het is mogelijk om met één begrip te verwijzen naar beide regelingen omdat de bepalingen uit beide regelingen waar in deze beleidsregel naar wordt verwezen, dezelfde nummering hebben.
Deze beleidsregel is van toepassing op subsidies die door het college van Gedeputeerde Staten worden verstrekt bij of krachtens artikel 3, eerste, tweede en derde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016. Hieronder vallen onder meer incidentele subsidies en subsidies die zijn verstrekt op basis van de begroting (artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder c en d, van de Awb), maar ook subsidies die zijn verstrekt op grond van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 of de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023. Op subsidies voor activiteiten waarvoor het Rijk op grond van een specifieke uitkering middelen aan de provincie beschikbaar heeft gesteld en die op grond paragraaf 1.7 van de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023 worden verstrekt, is deze beleidsregel echter niet van toepassing.
In het kader van transparantie is het wenselijk dat subsidieontvangers bekend zijn met het M&O beleid. Dit beleid kan immers vergaande gevolgen hebben voor de subsidieontvanger. Daarom zal in de beschikking tot subsidieverstrekking gewezen worden op het M&O beleid en deze beleidsregel. Dit is niet mogelijk bij subsidiebeschikkingen die dateren van voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel. Deze aanvragers en subsidieontvangers zullen op andere wijze op de hoogte worden gebracht van het herijkte M&O beleid en deze beleidsregel.
In dit artikel staat wat de gevolgen zijn voor het subsidiebedrag als de subsidieontvanger misbruik of oneigenlijk gebruik maakt van subsidies. Het eerste lid is van toepassing op verleende subsidies die nog niet zijn vastgesteld. Misbruik of oneigenlijk gebruik van de subsidie heeft dan gevolgen voor de subsidievaststelling. De subsidie zal overeenkomstig de percentages van het eerste lid op een lager bedrag worden vastgesteld. Het tweede lid is van toepassing op al vastgestelde subsidies. Misbruik en oneigenlijk gebruik zal dan tot gevolg hebben dat de vaststelling ten nadele van de subsidieontvanger wordt gewijzigd. Het vastgestelde subsidiebedrag zal dan worden gewijzigd in een lager bedrag. Dit overeenkomstig de percentages van het tweede lid. Bij elk afzonderlijke toepassing van artikel 3 zal steeds een afweging worden gemaakt of bijzondere omstandigheden (zie artikelen 3:4, tweede lid en 4:84 van de Awb) nopen tot het afzien of matigen van de verlaging.
In zowel het eerste lid (onder e) als in het tweede lid (onder c) is een verlaging opgenomen voor vormen van misbruik en oneigenlijk gebruik die niet elders in artikel 3 al zijn geregeld en die betrekking hebben op het verzamelen of verstrekken van gegevens en inlichtingen. Het gaat hier om een restcategorie. Deze bepaling kan worden toegepast op vooralsnog onvoorzienbare toekomstige verplichtingen. De bepaling kan echter ook worden toegepast in andere situaties, bijvoorbeeld wanneer artikel 25 van de Algemene subsidieverordening 2016 van toepassing is verklaard op een subsidie dat hoger is dan € 25.000. Daarbij kan het wenselijk zijn dat in afwachting op de ambtshalve vaststelling de subsidieontvanger de verplichting wordt opgelegd een administratie bij te houden. Niet naleving van de administratieverplichting heeft dan tot gevolg dat het subsidiebedrag met ten minste 5% wordt verlaagd.
Belangrijke kanttekening bij deze restcategorie is dat deze niet geldt voor elke verplichting. Het gaat om verplichtingen die te maken hebben met het verzamelen of verstrekken van gegevens en inlichtingen.
De verlagingen in artikel 3 zijn aanvullend op de normale consequenties die de gedragingen van de subsidieontvanger tot gevolg hebben. Als een subsidieontvanger bijvoorbeeld voor de aanvraag tot vaststelling niet meldt dat één derde van de activiteiten niet is uitgevoerd, dan wordt de subsidie normaliter met één derde lager vastgesteld. Dit omdat de activiteiten slechts voor twee derde zijn uitgevoerd. De subsidie wordt vervolgens met toepassing van artikel 3 aanvullend met 5% lager vastgesteld omdat de subsidieontvanger de gewijzigde uitvoering niet onverwijld heeft gemeld, maar pas bij het vaststellingsverzoek. De subsidie wordt dan uiteindelijk met 38% (33% + 5%) lager vastgesteld.
Aanvulling aanvraag tot vaststelling (lid 3)
Zolang de termijn voor het indienen van een bezwaar- of (hoger) beroepschrift niet is verlopen, kan het besluit nog worden gewijzigd. Dit is soms bijvoorbeeld noodzakelijk naar aanleiding van een advies van de bezwaarschriftencommissie of een uitspraak van de rechter. Soms komt de subsidieontvanger zelf met nieuwe informatie. Bijvoorbeeld na het verstrijken van de uiterste termijn om de aanvraag tot vaststelling aan te vullen of gedurende een bezwaar- of beroepsprocedure. Het is soms noodzakelijk het (beoogde) vaststellingsbesluit naar aanleiding van deze nieuwe informatie aan te passen. Doet dit zich voor dan wordt de verlaging van 100% gewijzigd in een verlaging dat varieert tussen de 15% en 30%. De hoogte van de verlaging is gerelateerd aan het moment de nieuwe informatie aan het licht komt. Hoe later, hoe hoger de verlaging van de subsidie.
Maximum bedrag verlaging (lid 4)
Bij grote subsidies kan het bedrag van de verlaging hoog oplopen. Om te borgen dat deze verlaging niet onredelijk bezwarend is voor de subsidieontvanger, is de omvang van de verlagingen gemaximeerd. De verlaging bedraagt niet meer dan € 3.000 voor elk procent de subsidie wordt verlaagd. Dit maximum bedrag geldt steeds per toegepaste verlaging. Heeft de subsidieontvanger een wijziging niet binnen twee weken gemeld en tevens de aanvraag tot vaststelling pas na verlopen van de eerste aanmaning ingediend, dan moet de subsidie met respectievelijk 3% en 10% worden verlaagd. Deze verlagingen mogen niet meer dan respectievelijk € 9.000 en € 30.000 bedragen. De maximale verlaging van de subsidie bedraagt dan in totaal 13% tot een maximum van € 39.000.
Cumuleren van verlagingen (lid 5)
Het is mogelijk dat een subsidieontvanger aan meerdere verplichtingen niet voldoet die op grond van artikel 3 tot gevolg hebben dat de subsidie moet worden verlaagd. Indien hier sprake van is, worden de verlagingen bij elkaar opgeteld. Als de subsidieontvanger bijvoorbeeld niet tijdig een voortgangsrapportage en de aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient, dan wordt de subsidie met 15% (5% + 10%) verlaagd.
Op het cumuleren van extra verlagingen is één uitzondering. Indien de subsidieontvanger pas bij de aanvraag tot vaststelling een melding doet van een wijziging, dan wordt de subsidie alleen met 5% extra verlaagd (eerste lid, onder b, onderdeel ii). De subsidie wordt dan niet ook nog extra verlaagd met 3% omdat de melding niet binnen twee weken nadat de wijziging zich voordoet is gemeld (eerste lid, onder a). Deze uitzondering is slechts van toepassing als het dezelfde wijziging betreft. Bijvoorbeeld dat de uitvoeringstermijn moet worden gewijzigd. Betreft het twee verschillende wijzigingen in de uitvoering van de activiteit (bijvoorbeeld een wijziging van de uitvoeringstermijn en het vervallen van een aantal activiteiten) dan kan de verlagingen die per afzonderlijke wijziging worden opgelegd wel bij elkaar worden opgeteld.
De subsidieontvanger is verplicht wijzigingen in de uitvoering van de activiteiten te melden. Doet de subsidieontvanger dit niet, dan kan op grond van het eerste lid (onder a en onder b, onderdeel ii) en tweede lid (onder a) de subsidie worden verlaagd. Het is echter niet wenselijk dat een verlaging wordt toegepast bij elke niet gemelde wijziging. Een subsidieproject wordt immers zelden helemaal conform de aanvraag uitgevoerd. Het zou niet proportioneel zijn om de subsidie te verlagen als een begrotingspost met enkele euro’s wordt verlaagd. Slechts bij het niet melden van een wijziging met een zekere omvang of relevantie moet worden opgetreden. Hier is sprake van als de begroting of activiteit met meer dan 20% wordt gewijzigd. Als de wijziging niet in een percentage kan worden gekwantificeerd, dan moet worden beoordeeld of de wijziging significant is (bijvoorbeeld als de subsidieontvanger of de locatie waar de activiteit wordt uitgevoerd wordt gewijzigd). Ook het niet melden van de verlenging van de uitvoeringstermijn zal tot een verlaging van de subsidie leiden..
Wanneer op grond van artikel 3 een kortingspercentage is opgelegd of wanneer er op grond van artikel 4 aangifte is gedaan, wordt dit geregistreerd in het register misbruik en oneigenlijk gebruik subsidies. De registratie hiervan dient twee doelen. Ten eerste betreft het een maatregel ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies (eerste lid, onder a, b en c in samenhang met leden 2, 3 en 5). Het gaat hier om zwaardere gevallen van misbruik of oneigenlijk gebruik. Dit betreft situaties waarbij er aangifte is gedaan of wanneer de op grond van artikel 3 opgelegde kortingspercentages tezamen minimaal 50% bedragen. Dit betekent dat in het geval een subsidieontvanger de helft van de activiteiten niet uitvoert en dit pas bij de vaststelling wordt gemeld, alleen het kortingspercentage van 5% meetelt. De verlaging van de subsidie met 50% omdat de activiteiten slechts voor de helft zijn uitgevoerd telt niet mee. Bij zwaardere gevallen van misbruik en oneigenlijk gebruik worden de gegevens van de subsidieontvanger geregistreerd. In het geval de subsidieontvanger geen persoon is maar een onderneming, dan worden ook de gegevens van diegene die binnen de onderneming beslissingsbevoegd zijn in het register opgenomen. Met onderneming wordt elke entiteit dat geen persoon is bedoeld. Dit kan een rechtspersoon zijn zoals bijvoorbeeld een stichting of een besloten vennootschap, maar ook bijvoorbeeld vennootschappen onder firma, maatschappen en commanditaire vennootschappen.
Hoelang de gegevens van de subsidieontvanger in het register staan, hangt af van het aantal registraties van de subsidieontvanger in het register. Komt een subsidieontvanger nog niet in het register voor, dan wordt de registratie van het door hem gepleegde misbruik of oneigenlijk gebruik na drie jaar uit het register verwijderd. Als deze subsidieontvanger zich gedurende deze drie jaren weer schuldig maakt aan misbruik of oneigenlijk gebruik, dan wordt die registratie pas na vijf jaar uit het register verwijderd. Als dezelfde subsidieontvanger nadat het eerste geregistreerde feit uit het register is verwijderd, maar voordat het tweede geregistreerde feit is verwijderd, zich weer schuldig maakt aan misbruik of oneigenlijk gebruik, dan wordt die registratie niet pas na tien jaar, maar na vijf jaar uit het register verwijderd. Dit omdat op het moment van registratie de subsidieontvanger slechts een keer in het register voorkwam. Dat dit de derde keer is dat hij in de fout is gegaan maakt dan niet uit.
Het tweede doel van het register is om de effectiviteit van het M&O beleid te kunnen evalueren (eerste lid, onder d in samenhang met het vierde lid). Daarom wordt elke toepassing van een kortingspercentage op grond van artikel 3 geregistreerd. Omdat het hier gaat om minder zware gevallen van misbruik en oneigenlijk gebruik worden de gegevens van de subsidieontvanger niet geregistreerd en kunnen deze registraties niet leiden tot aanvullende maatregelen.
Het preventief weigeren van een subsidie is een vergaande bevoegdheid. Daarom eist artikel 4:35 van de Awb ook dat er concrete aanwijzingen nodig zijn die laten zien dat er voor de individuele aanvrager met een grote mate van waarschijnlijkheid later een intrekkingsgrond zal voordoen. Het enkele feit alleen dat iemand in het verleden wel eens een fout heeft begaan, is op zichzelf onvoldoende grond voor een weigering op grond van artikel 4:35 van de Awb. Dit is anders als iemand in het verleden herhaaldelijk tekort is geschoten. Dan is er sprake van een patroon. Deze situatie doet zich voor als iemand minimaal drie keer in het register misbruik en oneigenlijk gebruik staat geregistreerd. Op grond van het derde lid kunnen deze aanvragen preventief worden geweigerd. Wel moet aanvrager in de gelegenheid zijn gesteld om aannemelijk te maken dat zij niet weer in de fout zal gaan. Bijvoorbeeld omdat degene die binnen de organisatie in het verleden verantwoordelijk was voor het misbruik en oneigenlijk gebruik niet langer werkzaam is binnen de organisatie. Slaagt de aanvrager daar niet in, dan zal de aanvraag preventief worden geweigerd.
Gedeputeerde Staten van Gelderland
J.C.G.M. Berends-Commissaris van de Koning
Miriam Nienhuis-van Doremaele-secretaris
Provincieloket, telefoonnummer 026 359 99 99, emailadres: post@gelderland.nl