Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Jeugdhulp 2022 |
Citeertitel | Verordening Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | Nieuwe regeling | 25-11-2021 | 2021/22821 |
De raad van de gemeente Zaanstad,
gelet op artikel 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1. vierde lid en van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van gemeente Zaanstad;
Besluit de volgende verordening vast te stellen: Verordening Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2022
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten
Artikel 2.1 Transformatiedoelen
Deze verordening geef invulling aan de transformatiedoelen. Deze doelen zijn:
Artikel 2.2 Geen voorziening op grond van de Jeugdwet
Voor zover de jeugdige aanspraak heeft op ondersteuning of een voorziening op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) of de onderwijswetten, zijn deze andere wetten voorliggend op de Jeugdwet en bestaat geen recht op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.
Hoofdstuk 4 Algemene voorzieningen
Artikel 4.1 Algemene voorziening
Een algemene voorziening is een voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is, in beginsel zonder toegangsbeoordeling.
Artikel 4.3 Ondersteuning bij het maken van een familiegroepsplan
Ouders en of jeugdigen die, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren, een familiegroepsplan willen opstellen, worden op hun verzoek ondersteund door de door de gemeente ingekochte organisatie(s).
Artikel 4.4 Jeugdgezondheidszorg en opvoed- en opgroeiondersteuning Centrum Jong
Artikel 4.7 Jeugdteam en primaire samenwerkingspartners
De doelstellingen voor het Jeugdteam zijn:
Meer integraal samenwerken met andere hulpaanbieders, het onderwijs en kinderopvangorganisaties (niet alleen elkaar informeren, maar meer samen optrekken vanuit eenzelfde plan). De opgave is hierbij om nauwere samenwerking te organiseren met de Sociale Wijkteams, het onderwijs, Centrum Jong en de huisartsen;
Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen - algemeen
Artikel 5.1 Aanspraak individuele voorzieningen
Hoofdstuk 6 Soorten individuele voorzieningen
Paragraaf 2. Toegang individuele voorzieningen
Artikel 6.6 Onderzoek en aanvraag
Wanneer er een perspectiefplan opgesteld wordt, wordt ook bepaald voor welke periode er een indicatie afgegeven wordt. Ook wordt vastgelegd in welke frequentie er een evaluatie plaats vindt tussen gezin, aanbieder en Jeugdteam/GI. Evaluatie vindt altijd plaats voor de afloop van de indicatie, of eerder bij grote wijzigingen in de situatie van het gezin of jeugdigen. De evaluatie kan leiden tot het stoppen dan wel het wijzigen van de specialistische hulp.
Artikel 6.7 Inhoud beschikking
Het besluit tot toekenning van een individuele voorziening wordt vastgelegd in een beschikking en bevat dan wel vermeldt:
in geval van zorg in natura of er sprake is van specialistische, hoog specialistische jeugdhulp of verblijf, het ondersteuningsprofiel, de intensiteit bij hoog specialistische jeugdhulp en de geldigheidsduur. De maximale geldigheidsduur is tot het moment waarop de beoogde resultaten zijn behaald en/of de betrokken jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp heeft beëindigd en het college (Jeugdteam) daarvan op de hoogte heeft gesteld;
in geval van een Pgb; de hoogte van het budget en hoe dit is berekend, welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het Pgb en de wijze van verantwoording van de besteding van het Pgb. Met een in het besluit vastgestelde geldigheidsduur tot maximaal het moment waarop de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt, dit alles beschreven in een budgetplan;
Een toekenningsbesluit herleeft als een jeugdige en of zijn ouder(s) zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject, dat gericht was op herstel, opnieuw met dezelfde hulpvraag bij de jeugdhulpaanbieder meldt/melden.
In de gevallen genoemd in het voorgaande lid onder a, neemt het college het verzoek van de betrokken jeugdhulpaanbieder tot zorgtoewijzing over zonder nader onderzoek, met uitzondering van hoog-specialistische jeugdhulp, specialistische jeugdhulp voor multi problem-gezinnen en/of verblijf, of als meer dan één voorziening op grond van de wet is toegekend. In deze gevallen dient het onderzoek van artikel 6.6 te worden uitgevoerd;
Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders in het geval van hoog-specialistische jeugdhulp zwaarwegende bezwaren hebben tegen de betrokkenheid van het Jeugdteam kunnen zij gebruik maken van een opt-out-regeling. Het college neemt dan het besluit enkel op aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder dat inzet van hoog-specialistische jeugdhulp, specialistische jeugdhulp voor multi problem-gezinnen en/of verblijf noodzakelijk is. De jeugdhulpaanbieder voert dan zelf het onderzoek uit zoals bedoeld in artikel 6.6. Gebruik maken van een opt-out regeling is niet mogelijk bij een Pgb aanvraag.
Artikel 6.11 Overbruggingshulp
In het geval van een wachttijd langer dan drie maanden vanaf de toekenning van een individuele voorziening is de betreffende jeugdhulpaanbieder verplicht om binnen twee weken samen met het Jeugdteam of Gecertificeerde Instelling te bepalen of de jeugdige kan wachten of dat overbruggingshulp geboden moet worden.
Paragraaf 4 Persoonsgebonden budget
Artikel 6.14 Het Persoonsgebonden budget
Artikel 6.15 Hoogte van het Pgb
Artikel 6.16 Onderscheid professionele en niet-professionele hulp
Van professionele, ook wel formele hulp, is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken en/of werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel vijf Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moet men ten aanzien van de voor het persoonsgebonden budget uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
Hoofdstuk 7 Nieuwe feiten en omstandigheden
Artikel 7.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking, terugvordering of opschorting
Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het Jeugdteam en gemeente mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het Pgb voor ten hoogste dertien weken, als er ten aanzien van de persoon aan wie het Pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is misbruik.
Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het Pgb voor de duur van de opname.
Hoofdstuk 8 Cliëntondersteuning, vertrouwenspersoon en klachten
Artikel 8.1 Cliëntondersteuning
Het college zorgt ervoor dat een jeugdige en/of ouders een beroep kunnen doen op kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning, gericht op het geven van informatie en advies, en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening.
Artikel 9.1 Toekomstplan naar volwassenheid
Artikel 9.2 Afstemming gezondheidszorg
Het college draagt er zorg voor dat wanneer het Jeugdteam een besluit neemt over de inzet van zorg die vanaf de 18e verjaardag valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet en er de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag van de jeugdige door zal lopen, het besluit voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de zorgverzekeraars.
Artikel 9.6 Afstemming werk en inkomen
Het college zorgt ervoor dat de Lokale teams en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke of landelijke voorzieningen te verkrijgen om deze belemmeringen weg te nemen.
Wanneer een jeugdhulpaanbieder bij de jeugdige en/of zijn ouders betrokken is in het kader van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp of verblijf, ondersteunt deze de jeugdige en/of zijn ouders bij het verminderen van de belemmeringen die armoede- en schuldenproblematiek vormen voor het slagen van de jeugdhulp.
Wanneer de jeugdhulpaanbieder er niet in slaagt om de financiële belemmeringen voor het slagen van de jeugdhulp weg te nemen, stelt zij hiervan het Jeugdteam dan wel de betrokken gecertificeerde instelling op de hoogte, die zich vervolgens inspant de jeugdige en/of zijn ouders naar de betreffende gemeentelijke voorzieningen toe te leiden.
Artikel 9.9 Afstemming met het justitiedomein
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet;
Het college en de Raad voor Kinderbescherming leggen de wijze van samenwerken vast in een protocol dit conform artikel 3.1 lid 5 van de wet. In ieder geval wordt de wijze waarop het college en de Raad voor Kinderbescherming overleggen over welke gecertificeerde instelling in het verzoekschrift aan de rechter wordt opgenomen vastgelegd, dit conform artikel 3.1 lid 6 van de wet.
Hoofdstuk 10 Waarborging prijs-kwaliteit
Artikel 10 Waarborging prijs-kwaliteit
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:
Artikel 12.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het door het gemeente gevoerde beleid wordt om de vier jaar geëvalueerd. Het college levert bij een raadvoorstel voor een nieuwe - of een wijzigingsverordening een verslag op over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door haar gevoerde beleid (verordening en regelgeving) in de praktijk.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Begrippen die in de Jeugdwet (en Besluit Jeugdwet) gedefinieerd worden, worden – in de regel – niet opgenomen in de begripsbepaling van de verordening
Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten
Artikel 2.1 Transformatiedoelen
De met de Jeugdwet bedoelde transformatiedoelen zijn als algemeen uitgangspunt opgenomen in deze verordening om kenbaar maken dat deze doelen centraal staan bij alle overwegingen op grond van deze verordening.
Eén van de transformatiedoelen is de inzet van het sociaal netwerk. Tot het sociaal netwerk worden gerekend de personen uit de huiselijke kring (waaronder (ex-) partners, gezinsleden, familieleden, of mantelzorgers) en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt. Met dat laatste worden personen bedoeld, met wie de jeugdige of ouder regelmatig contacten onderhoudt, zoals buren, medeleden van een vereniging, vrienden, enz. Het begrip ‘sociaal netwerk’ komt ook voor in de Wmo 2015. Bij de uitvoering van de Jeugdwet wordt aangesloten bij deze begripsomschrijving. De vraag of er personen in het sociaal netwerk zijn die betrokken zijn bij de oplossing van de hulpvraag, komt aan de orde bij het onderzoek dat de gemeente verricht als een jeugdige of ouder zich meldt met een ondersteuningsvraag. Wanneer dit niet het geval is, kan het versterken van iemands sociaal netwerk onderdeel zijn van het perspectiefplan.
In een ander transformatiedoel wordt het woord ontzorgen gebruikt. Met ontzorgen wordt bedoeld dat kwetsbaarheid weliswaar lastig kan zijn, maar het ook hoort bij het dagelijks leven. Onnodig problematiseren en etiketteren dient te worden tegengegaan (normaliseren). Kwetsbare gezinnen hebben naast een veilige en stimulerende opvoedomgeving ook een vorm van zorg nodig die de eigen kracht weet te versterken en de sociale omgeving kan activeren en benutten (ontzorgen). Ontzorgen van dagelijkse opvoedproblemen en het (weer) zelfstandig kunnen organiseren van het gewone dagelijks leven. Dat hoeft nadrukkelijk geen zware zorg te zijn, maar ondersteuning dicht bij huis vanuit de mogelijkheden in het gezin en in een vertrouwde sociale omgeving. Ontzorgen betekent niet dat iemand of iets alles overneemt, in tegendeel. Ontzorgen betekent dat je die zaken oplost en wegneemt waardoor jeugdige en/of gezin toekomt aan het begrijpen van de situatie waarin hij zich bevindt. De principes van ontzorgen en normaliseren behoren aan de basis van de eerstelijns jeugd- en gezinszorg te liggen. Denk hierbij onder meer aan het opvoedkundig klimaat versterken in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen. Vanuit deze uitgangspunten kan gewerkt worden aan een eenvoudiger jeugdzorgsysteem, waarin de veerkracht van gezinnen de basis is en ondersteund wordt door vakbekwame en betrokken professionals.
Artikel 2.2 Geen voorziening op grond van de Jeugdwet
In dit artikel zijn de afwijzing algemene voorziening en andere voorziening opgenomen. Als de hulpvraag ook opgelost kan worden met een algemene voorziening óf er aanspraak bestaat op grond van een ander wettelijke kader, dan wordt geen voorziening getroffen op grond van de Jeugdwet.
Ouders en jeugdigen die behoefte hebben aan ondersteuning uiten hun vraag, zorgen vaak op plekken waar zij zich vertrouwt voelen zoals bijvoorbeeld op school, bij de huisarts, een sociaal wijkteam als je daar al contact mee hebt. Deze samenwerkingspartners kijken samen met elkaar en het Jeugdteam hoe de hulpvraag het beste beantwoord kan worden. Het kan beteken dat er op verschillende terreinen ondersteuning geboden kan gaan worden. Voor de ouders/en of het kind. In veel gevallen zal het Jeugdteam zelf de ondersteuning kunnen bieden. Als de beoordeling is dat er waarschijnlijk een individuele voorziening (specialistische hulp) nodig is dan wordt daar een aanmelding van gedaan. Zodat het proces van onderzoek tot een aanvraag officieel gestart wordt.
Hoofdstuk 4 Algemene Voorzieningen
Artikel 4.1 Algemene voorziening
Een groot deel van de algemene voorzieningen is vrij toegankelijk voor jongeren en/of ouders. In sommige gevallen is een lichte toegangsbeoordeling nodig. Denk bijvoorbeeld aan toegang tot een voorziening als een autisme café of een brusjes groep (groep voor broertjes of zusjes). Dit is een algemene voorziening, maar wel voor een specifieke doelgroep. Dit zijn slechts enkele voorbeelden.
De beschikbare algemene voorzieningen zijn bedoeld om eerder de juiste hulp op maat te bieden en daarmee dure specialistische hulp te verminderen.
Artikel 4.3 Ondersteuning bij het maken van een familiegroepsplan
De jeugdwet biedt jeugdigen en/of ouder de mogelijkheid om zelf een plan, het familiegroepsplan te maken en in te dienen bij een Jeugdteam. Daarbij kunnen ze ondersteuning krijgen bij door de gemeente gecontracteerde aanbieders.
In het familiegroepsplan staat welke problemen de jeugdige of het gezin heeft, welke hulp nodig is en wie die hulp geeft. Ouders, familieleden of andere direct betrokkenen kunnen een familiegroepsplan maken. Op deze manier kunnen zij meedenken en helpen aan een oplossing en wordt dus geput uit de eigen kracht.
Artikel 4.3 Jeugdgezondheidszorg en opvoed- en opgroeiondersteuning
Het Centrum Jong is de plek waar ouders/verzorgers, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals terecht kunnen met al hun vragen over opvoeden en opgroeien. Het Centrum Jong is het Centrum voor Jeugd en Gezin in de regio Zaanstreek. Het Centrum Jong is vrij toegankelijk. De meest bekende diensten zijn het consultatiebureau en de onderzoeken in de schoolleeftijd. Voor meer informatie over wat de Centra Jong doen kunt u terecht op de website van Centrum Jong Zaanstad.
Het Sociaal Wijkteam is er voor alle inwoners van 0-100 jaar. In deze Verordening is het toegespitst op ouders en/ of jeugdigen, die bij het Sociaal Wijkteam terecht kunnen met vragen betreffende opvoeden en opgroeien en/of de problemen die de jeugdige ervaart in zijn dagelijkse leven, en zo toegang kunnen krijgen tot het Jeugdteam/de Jeugdhulp. Het Sociaal Wijkteam kijkt samen met het Centrum Jong en het Jeugdteam naar de vragen en problemen. Zo wordt met een integrale kijk gekeken en beoordeelt op welke manier de jeugdige en/of ouders het beste ondersteund kunnen worden.
Artikel 4.6 huislijke geweld en kindermishandeling
Er is het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis Zaansteek-Waterland. Zij geven advies en zo nodig passende hulp(verlening) bij huiselijk geweld en kindermishandeling aan inwoners en professionals.
In de gemeente Zaanstad vormen Jeugdteams een lokaal dekkende structuur voor het bieden van jeugdhulp. De Jeugdteams zijn toegankelijk na een beperkte toegangsbeoordeling en bestaan uit specialisten op verschillende gebieden. Zij beschikken over expertise op het gebied van onder meer: maatschappelijke dienstverlening, (jeugd)gezondheidszorg, jeugdhulp, (jeugd)GGZ en jeugd met een verstandelijke beperking. De experts in de Jeugdteams hebben een integrale kijk op mogelijke ondersteuning/hulpvragen buiten hun eigen expertisegebied. Tijdens het gesprek met een medewerker van het Jeugdteam is aandacht voor de diverse omstandigheden waar een jeugdige en daarmee het gezin zich in bevindt. De ondersteuning van het Jeugdteam kan bestaan uit het verhelderen van de hulpvraag op alle leefgebieden, advisering over de beschikbare vormen van jeugdhulp en deze inzetten, hulp op andere leefgebieden inzetten en het zelf bieden van jeugdhulp.
De Jeugdteams zijn zichtbaar in de wijk, bieden advies en ondersteuning dichtbij huis en werken nauw samen met sleutelfiguren en organisaties in de wijk, met de Centra Jong, de Sociale Wijkteams, het onderwijs, de politie en andere relevante partners.
Het jeugdteam ondersteunt bij of maakt een perspectiefplan waarin doelen worden geformuleerd en waarin wordt afgestemd wie wat wanneer doet en levert. De vraag van het gezin staat centraal: wat is er nodig om weer (zo) zelfstandig (mogelijk) verder te kunnen? Het gezin krijgt altijd de mogelijkheid om hiervoor een onafhankelijk voorzitter in te schakelen (EKC, Eigen Plan). Daarbij wordt tevens de vraag gesteld of het eigen netwerk, de buurt, een ervaringsdeskundige jongere, ouders, mantelzorgers, onafhankelijke cliëntondersteuners of een eigen mentor (JIM) kunnen bijdragen in de ondersteuning. In het perspectiefplan worden de resultaten omschreven die het gezin wil bereiken.
Verwijzen naar specialistische jeugdhulp
Het jeugdteam heeft de taak om, indien nodig, specialistische jeugdhulp te betrekken bij het gezin. Als er ondersteuning nodig is, waar het jeugdteam zelf niet in kan voorzien, stelt de medewerker van het jeugdteam samen met het gezin een gezins- of ondersteuningsplan op (het perspectiefplan). Op basis van de doelen in dit plan kan passende specialistische jeugdhulp, van één van de door de gemeente Zaanstad gecontracteerde organisaties voor specialistische jeugdhulpverlening, worden gezocht en ingezet. Ondertussen kan de jeugdteammedewerker zelf ondersteuning (blijven) bieden, zodat vertrouwen ontstaat. Het jeugdteam zet alleen jeugdhulp in die inhoudelijk én financieel effectief wordt geacht (rendement). Het jeugdteam evalueert tijdig voor het aflopen van de indicatie de ingezette ondersteuning en geeft een herindicatie af indien nodig. Waar afschaling mogelijk is, pakt het jeugdteam deze rol op. Het jeugdteam wijst altijd op de mogelijkheid om een onafhankelijke cliëntondersteuner in te schakelen.
Monitoren hoe ingezette specialistische hulp bijdraagt aan het beoogde resultaat
De jeugdteammedewerker neemt hierin initiatief. Samen met jeugdige en/of gezin en de aanbieder te bespreken of de inzet adequaat, proportioneel en gericht is op het leren omgaan met de problematiek. Het gaat hier onder meer om het ontwikkelperspectief van de jeugdige. Het kan zijn dat de vooruitgang van de jeugdige niet meer in verhouding staat tot de specialistische zorg en samen met ouders en/of jeugdige gekeken wordt naar een lichtere vorm van ondersteuning.
Artikel 4.8 Intensief vrijwillige hulp
Voor gezinnen waar zorgen zijn over de veiligheid van kinderen, heeft het jeugdteam de taak om intensief vrijwillige hulp te verlenen. Gericht op het wegnemen van de (dreiging van) onveiligheid in een gezin en stabilisatie van het gezin. De begeleiding is voor de ouders niet vrijblijvend, omdat het uitgangspunt is dat daar waar kinderen bedreigd worden in hun ontwikkeling of hun veiligheid in het geding is, dit omgebogen moet worden. De intensief vrijwillige hulp is altijd vrijwillig. Veelal komen deze gezinnen binnen via een melding bij Veilig Thuis en hebben zij (nog) geen hulpvraag. Het jeugdteam zoekt actief contact met deze gezinnen, gaat met hen het gesprek aan over de situatie en kijkt hierbij naar alle leefdomeinen. De jeugdteammedewerker probeert een vertrouwensband op te bouwen, van waaruit de volgende stap naar ondersteuning kan worden vormgegeven. De jeugdteammedewerker begeleidt deze gezinnen zo lang als nodig en blijft zo lang als nodig aanspreekpunt voor hen, om zo ook op de lange termijn nieuwe escalatie van problematiek te voorkomen.
Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen algemeen
Artikel 5.1 Aanspraak individuele voorzieningen
In het eerste lid van dit artikel wordt aangegeven dat slechts een individuele voorziening kan worden toegekend voor zover jeugdigen en/of ouders niet zelf een oplossing kunnen vinden voor hun hulpvraag, waarbij gebruikelijke hulp, een aanvullende verzekering, een algemene voorziening of een andere (wettelijke) voorziening altijd aan de toekenning van een individuele voorziening vooraf gaat.
Het tweede lid ziet op de mogelijkheid om, onder voorwaarden, met terugwerkende kracht van maximaal drie maanden een voorziening toe te kennen.
Het derde lid geeft aan dat de voorziening altijd is gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening waarmee wordt bedoeld dat in het geval van meerdere oplossingen, altijd gekozen wordt voor de oplossing die zowel passend als de meest goedkope individuele voorziening is. Als een jeugdige en/of ouders een duurdere voorziening willen (die ook passend is) komen de meerkosten voor de rekening van de jeugdige/ouders.
Dit betekent ook dat als de voorziening in de vorm van PGB verstrekt wordt, het PGB-bedrag gebaseerd wordt op de goedkoopst passende voorziening.
Artikel 5.2 Gebruikelijke hulp en eigen kracht
De (visie op) gebruikelijke hulp en eigen kracht wordt in de nadere regels nader ingevuld.
Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen
Paragraaf 1 Specialistische jeugdhulp
Artikel 6.1 Specialistische jeugdhulp
Specialistische jeugdhulp (Segment B) wordt gezien als aanvullend op het vrij toegankelijke aanbod aan preventie en jeugdhulp zoals omschreven in hoofdstuk 4. De hulpverlener vanuit het Jeugdteam kan betrokken blijven bij de ondersteuning van de jeugdige en zijn ouders.
Specialistische jeugdhulp wordt voor het grootste gedeelte ambulant gegeven en in de regel dichtbij. De aard van de zorg kan heel divers zijn, van een gedragstherapeutische behandeling tot persoonlijke verzorging. Ook adviezen richting het sociale netwerk van de jeugdige kunnen behoren tot de specialistische jeugdhulp.
NB: de opsomming ‘in de thuissituatie, kinderdagverblijf, de school of de locatie van de aanbieder’ is niet limitatief. Er kunnen ook andere locaties zijn waar specialistische jeugdhulp ambulant geboden kan worden.
Specialistische Jeugdhulp wordt in de regel dichtbij geboden, in de directe leefomgeving van de jeugdige en zijn ouders: in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school, de locatie van de jeugdhulpaanbieder of op enige andere locatie. Bij dit laatste valt bijvoorbeeld te denken aan een sportveld mocht dit nodig zijn. De opsomming qua locatie is overigens niet limitatief. Zie ook de toelichting bij de begripsbepaling.
Artikel 6.2 Hoog-specialistische jeugdhulp
Ook hoog-specialistische jeugdhulp (Segment C) wordt gezien als aanvullend op het vrij toegankelijke aanbod aan preventie en jeugdhulp omschreven in hoofdstuk 4. Omdat het aanbod van hoog-specialistische jeugdhulp in de regel een stuk intensiever en veelomvattender is, zal de rol van de professionals vanuit de algemene voorzieningen (met name Jeugdteams) in de regel (in verhouding) beperkter zijn. De aard van de hoog-specialistische jeugdhulp betekent ook dat deze soms niet in de directe woonomgeving van de jeugdige geboden kan worden, hoewel dit wel het streven is. In sommige gevallen zal de jeugdige voor een (dag)behandeling moeten reizen of zelf korter of langer elders dan in het ouderlijk huis zijn. Ook in die gevallen is het streven om het Jeugdteam betrokken te houden, zodat een terugkeer naar de normale opvoedsituatie bevorderd wordt.
Artikel 6.3 Jeugdhulp met verblijf
Verblijfsvoorzieningen (Segment V) waar de jeugdige in een instelling of gezinshuis verblijft, vallen altijd onder verblijf. Ook gesloten jeugdzorg valt onder deze categorie.
Met zo thuis mogelijk opgroeien wordt als uitgangspunt genomen dat het verblijf de gezinssituatie zoveel mogelijk benadert. Ieder kind heeft een stabiele omgeving nodig. Dat betekent dat het kind zo min mogelijk heen en weer wordt geplaatst als het niet meer thuis kan wonen. En het liefst zo dichtbij mogelijk. Hiervoor is nodig dat de jeugdhulp zich naar het kind beweegt in plaats van andersom. Verblijf maakt zoveel mogelijk deel uit van een ambulant traject. Het streven is jeugdigen uit Noord Holland binnen Noord-Holland te helpen het te plaatsen
Lokaal wordt ingezet op het voorkomen van zwaardere hulp dan pleegzorg en residentiële zorg door de inzet van Buurtgezinnen. Hiermee wordt een schakel toegevoegd aan de keten van jeugdhulpverlening. Er is een aanpak in ontwikkeling gericht op het bieden van perspectief aan kinderen die verblijven in een gezinshuis of in een andere vorm van verblijf waarbij toegewerkt wordt naar een snellere en veilige terugkeer naar huis, naar het wonen bij een pleeggezin of naar (begeleid) zelfstandig wonen. Hiervoor wordt, in een vroeg stadium van de plaatsing van het kind, in bijvoorbeeld een gezinshuis een vangnet voor het kind gecreëerd, door relevante partners (zoals de school en de woningcorporatie) intensief te betrekken bij het verblijf.
Artikel 6.4 Ernstige dyslexiezorg
Dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige dyslexie viel tot 1 januari 2015 onder de Zorg-verzekeringswet en het regiem van de geestelijke gezondheidszorg. Met inwerkingtreding van de Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk geworden voor deze zorg en valt zij onder de noemer ‘jeugdhulp’. In de Jeugdwet (of het Besluit of Regeling Jeugdwet) is deze vorm van jeugdhulp niet nader afgebakend.
Vanaf 1 januari 2015 is door gemeente de voor die tijd gegroeide praktijk voortgezet. De afbakening van dyslexiezorg krijgt vorm in de nadere regels.
Artikel 6.5 Vervoersvoorziening
In beginsel zijn ouders verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind naar de locatie waar de jeugdhulp wordt gegeven. Een vervoersvoorziening kan bij uitzondering worden toegekend als sprake is van een medische noodzaak tot vervoer, of op grond van beperkingen in zelfredzaamheid van de jeugdige, gezin en/of opvoeder en/of het (sociale) netwerk. De voorwaarden voor vervoer worden in nadere regels uitgewerkt.
Paragraaf 2 Toegang individuele voorzieningen
Artikel 6.6 Onderzoek en aanvraag
Er wordt in de verordening (en nadere regels) niets vastgelegd over de wijze waarop het gesprek gevoerd wordt tussen Jeugdteam en jeugdige en/of zijn ouders (en eventuele andere betrokken). Dit zou de handelingsvrijheid van de jeugdige, zijn ouders én de professionals te veel beperken. In de verordening ligt alleen vast wat er in het gesprek aan de orde kan komen (indien van belang), niet welke methodiek of instrumentarium gebruikt moet worden of wie er precies bij betrokken dienen te zijn. Natuurlijk gelden hierbij wel de eisen die de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet stellen aan de kwaliteit van de toegang.
Belangrijk is dat onderzocht en vastgesteld wordt wat de opgroei- en opvoedingsproblemen, de psychische problemen, stoornissen van de jeugdige en omstandigheden op verschillende levensgebieden zijn om zo te kunnen bepalen welke ondersteuning passend is bij de vraag van de jeugdige en/of ouders. Hierbij moet de inbreng van ouders, documenten met adviezen van andere professionals zoals psychiaters en psychologen worden meegenomen. Een essentieel onderdeel van het onderzoek is het verkennen van de eigen kracht van de jeugdige en het gezin en ondersteuning vanuit het eigen sociaal netwerk en het eventueel creëren van een eigen sociaal netwerk. Eigen kracht en een (op te bouwen) sociaal netwerk kan voorkomen dat de inzet van specialistische jeugdhulp noodzakelijk is of kan zorgen dat die inzet maar van tijdelijke aard hoeft te zijn.
Derde lid: het familiegroepsplan
Jeugdige en/of ouders hebben de mogelijkheid om zelf een familiegroepsplan in te dienen zoals dat verder in de wet wordt toegelicht.
Vierde lid: Verzamelen van beschikbare gegevens
Doel hiervan is dat jeugdigen en/of hun ouders niet belast worden met vragen over zaken die bij het college al bekend zijn of die op grond van artikel 7.4.0 van de wet door het college opgevraagd mogen worden in het kader van het onderzoek en de toegang tot Jeugdzorg. Hierbij zijn de regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de wet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.
Vijfde tot en met zevende lid: het perspectiefplan
Ook de inhoud van het perspectiefplan is in de verordening niet in detail beschreven, behalve dat in het perspectiefplan de in het eerste lid (onderzoek) genoemde onderwerpen aan de orde komen.
Het ondertekende perspectiefplan wordt, als wordt ingezet op een individuele voorziening, beschouwd als een aanvraag. De wederzijdse ondertekening is vooral bedoeld om het karakter van het perspectiefplan als gezamenlijk plan te bekrachtigen en zeker niet om het karakter van een privaatrechtelijke overeenkomst te geven.
Het feit dat een gezamenlijk getekend perspectiefplan als aanvraag wordt beschouwd, neemt niet weg dat ook als géén perspectiefplan wordt opgesteld toch sprake kan zijn van een aanvraag in de zin van de Awb, als aan de voorwaarden van een aanvraag uit artikel 4:2 Awb is voldaan.
NB: het besluit tot inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp wordt toegevoegd aan het perspectiefplan, maar is juridisch gezien een eenzijdige, publiekrechtelijke, beslissing van het college (de facto de gemandateerde professional van het Jeugdteam). Het besluit wordt wel genomen op grond van het perspectiefplan.
Het perspectiefplan is van de jeugdige en/of zijn ouders. Als er tot de inzet van specialistische jeugdhulp besloten is, is het wel van het grootste belang dat de aldus betrokken jeugdhulpaanbieder weet heeft van de gezinssituatie en afspraken en doelen zoals vastgelegd in het perspectiefplan. De relevante informatie uit het perspectiefplan kan door de jeugdige en/of zijn ouders zelf of door het Lokale Team aan de betrokken jeugdhulpaanbieder overgedragen worden. De ouders/jeugdige zijn hier in eerste instantie zelf de verantwoordelijke partij voor.
Als het gaat om hoog-specialistische jeugdhulp heeft de gemeente ook in haar contracten met de jeugdhulp-aanbieders bepaald, dat zij niet mogen starten met de hulpverlening voordat een perspectiefplan opgesteld is. Voor deze complexe en in de regel meervoudige jeugdhulp is het brede perspectief van het grootste belang om effectieve jeugdhulp te kunnen verlenen.
Natuurlijk gelden bij het delen van het perspectiefplan de privacyregels zoals die onder andere vastgelegd zijn in de Jeugdwet zelf (zie § 7.3 rond dossiervorming). Ouders worden niet gedwongen privacygevoelige informatie te delen die niet van belang is voor de hulp aan een jeugdige. Het is aan de ouders om in samenspraak met het Jeugdteam (of arts) te bepalen welke informatie in het perspectiefplan terecht moet komen en gedeeld moet worden met de jeugdhulpaanbieder om een effectieve ondersteuning mogelijk te maken. Bij verschil van inzicht tussen de jeugdige en/of zijn ouders aan de ene kant en het Jeugdteam (of arts) aan de andere kant over de noodzaak om bepaalde informatie te delen dient het recht op privacy en het belang van de jeugdige tegen elkaar afgewogen te worden. De principes van subsidiariteit (kan het doel ook op een andere manier bereikt worden), noodzakelijkheid en proportionaliteit (staat het doorbreken van het recht op privacy in verhouding tot het doel: effectieve hulp) staan daarbij centraal. In de privacy protocollen van de uitvoerders zal hieraan aandacht besteed worden.
Negende lid: evaluatie perspectiefplan
In het perspectiefplan wordt opgenomen wanneer evaluatie van het plan plaats vindt. Afhankelijk van de problematiek kan dat na een half jaar, één jaar of nog langer zijn. Dit hangt ook samen met de duur van een afgegeven indicatie. Bij een lichamelijke handicap van een kind is er heel vaak geen sprake van verandering/ ontwikkeling en is het niet zinvol om ieder jaar te evalueren.
Artikel 6.7 Inhoud beschikking
Uit het eerste lid blijkt dat het besluit tot toekenning vastgelegd wordt in een beschikking. Een beschikking is een schriftelijk besluit dat op een concreet geval/een individuele persoon is gericht. De inhoud van de beschikking is beperkt. Alleen de keuze specialistisch of hoog specialistisch, het ondersteuningsprofiel en bij hoog-specialistische jeugdhulp ook de intensiteit, liggen in het besluit vast. Andere zaken – zoals omschrijving hulpvraag en het resultaat – worden vastgelegd in het perspectiefplan. Hiermee wordt ook voorkomen dat te veel privacygevoelige gegevens in de gemeentelijke beschikkingenadministratie vast komen te liggen. De jeugdige en/zijn ouders kunnen met het besluit zelf voor één van de door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders kiezen. Het Jeugdteam kan hierbij adviseren. De keuze voor een bepaalde aanbieder ligt niet vast in het besluit.
In lid 1 bepaalt bij specialistische jeugdhulp de jeugdhulpaanbieder (eventueel op basis van het advies van het Jeugdteam) de intensiteit van de jeugdhulp. De intensiteit voor specialistische jeugdhulp ligt daarom – in tegenstelling tot de intensiteit van hoog-specialistische jeugdhulp – niet in het besluit van het college vast. In de zorgtoewijzing die het college richting de jeugdhulpaanbieder afgeeft, ligt de intensiteit altijd wel vast. Als jeugdhulpaanbieder en college (het Jeugdteam) het niet eens zijn over de intensiteit (of het ondersteunings-profiel), is contractueel vastgelegd dat de jeugdhulpaanbieder, het Jeugdteam en het gezin er éérst in gezamenlijk overleg uit moeten komen. Indien dat om wat voor reden dan ook niet lukt, geeft een onafhankelijk deskundige een bindend advies of er sprake is van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp, en wat het ondersteuningsprofiel en/of intensiteit moet zijn. Op grond van dit advies herziet het college (d.w.z. de gemandateerde professional) dan het besluit.
In het tweede lid van dit artikel zijn de zaken/onderdelen opgenomen die in een beschikking behoren te staan. Uit de beschikking moet voor de aanvrager immers duidelijk zijn waar zij recht op hebben en hoe tot dat besluit is gekomen. Ook als geen recht bestaat op een individuele voorziening, moet dit in een beschikking worden vastgelegd en moet duidelijk blijken waarom er geen recht is.
Wat betreft de duur/looptijd van een beschikking geldt in beginsel voor zowel ZIN als bij een Pgb een maximale geldigheidsduur tot de jeugdige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. In beginsel omdat dit anders kan zijn als sprake is van verlengde jeugdzorg.
Wanneer er sprake is van pleegzorg, loopt de beschikking wettelijk gezien door tot de jeugdige de leeftijd van 21 jaar bereikt. Een pleegzorgrelatie kan alleen eindigen voor het 21e levensjaar wanneer pleegkinderen dit zelf willen.
In het vierde lid wordt aangegeven dat een besluit is niet onbeperkt geldig en moet daadwerkelijk ingezet worden. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders zich niet binnen drie maanden melden bij een aanbieder of gestart zijn met de inzet van het PGB, vervalt het besluit.
Het onderzoek zoals weergegeven in artikel 6.6 hoeft niet altijd (volledig) uitgevoerd te worden.
Dit is opgenomen in het eerste en tweede lid, waarbij sprake is van een verwijzing naar specialistische jeugdhulp.
Huisarts, jeugdarts en medisch specialist hebben op grond van de Jeugdwet de eigenstandige bevoegdheid om toegang te verlenen tot alle jeugdhulp. In deze verordening wordt deze bevoegdheid voor specialistische jeugdhulp en hoog-specialistische jeugdhulp verschillend ingevuld.
Uitgangspunt bij een artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp (dus niet zijnde hoog-specialistische jeugdhulp) is dat in de regel de afstemming met een Jeugdteam en daarmee de integrale afweging van zorgbehoeften in een perspectiefplan niet perse nodig is. Als het gaat om specialistische jeugdhulp kan een arts dus zonder betrokkenheid van een Jeugdteam naar een jeugdhulpaanbieder verwijzen. Ook de jeugdhulpaanbieder is dan niet verplicht contact op te nemen met het Jeugdteam (maar wel met de gemeente in het kader van de zorgtoewijzing).
In crisissituaties kan soms niet gewacht worden met de inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp tot een perspectiefplan is opgesteld. In dit soort gevallen is het de jeugdhulpaanbieder toegestaan de spoedhulp te verlenen voordat een gesprek met het Jeugdteam heeft plaatsgevonden en een perspectiefplan is opgesteld. NB: het gaat dan om kortdurende inzet (zie nadere regels). Wanneer daarna langdurig (hoog)specialistische jeugdhulp nodig is (vanuit een ander ondersteuningsprofiel dan profiel 11), dient alsnog een perspectiefplan opgesteld te worden
In het tweede lid is de situatie weergegeven wanneer verwezen wordt naar hoog-specialistische hulp.
Voor hoog-specialistische jeugdhulp wordt ervan uitgegaan dat altijd – ook bij een artsverwijzing –een perspectiefplan waarbij een Jeugdteam betrokken is, nodig is. Het gaat in die gevallen immers bijna altijd om hoogcomplexe en veelomvattende/meervoudige jeugdhulp, waarbij een integrale aanpak en continuïteit van het hoogste belang zijn. De arts kan wel zelfstandig verwijzen naar de jeugdhulpaanbieder, maar er zal dan vervolgens alsnog een perspectiefplan opgesteld moeten worden (door ouders zelf, al dan niet met hulp van de arts of het Jeugdteam). Dit perspectiefplan dient ook geaccordeerd te worden door het Jeugdteam, voordat de inzet van hoog-specialistische jeugdhulp kan starten. Deze afspraken zijn ook vastgelegd in de contracten met de jeugdhulpaanbieders.
In het derde lid is beschreven is wanneer de jeugdige en/of zijn ouders zwaarwegende bezwaren hebben tegen de betrokkenheid van het Jeugdteam, kunnen zij, indien er sprake is van een artsverwijzing, gebruik maken van een opt-out-regeling. Ook in die gevallen dient een perspectiefplan te worden opgesteld voordat de hoog-specialistische jeugdhulp kan starten, maar deze zal dan tot stand komen zonder betrokkenheid (accordering) van het Jeugdteam. Het college besluit dan tot de inzet van hoog-specialistische jeugdhulp op basis van de melding van de jeugdhulpaanbieder dat een arts verwezen heeft en een perspectiefplan aanwezig is, maar de jeugdige en/of zijn ouders van de opt-out-regeling gebruik wensen te maken.
Een crisis is een onverwachte acute onveiligheid. De draaglast van het systeem is groter dan de draagkracht met onveiligheid als gevolg. Een persoon is in direct fysiek gevaar. Diens veiligheid is de komende dagen niet gegarandeerd en hij of zij heeft direct bescherming nodig.
Paragraaf 3: Toegang ernstige dyslexiezorg
Artikel 6.13 Toegang tot ernstige dyslexiezorg
Het besluit tot toekennen van een individuele voorziening voor dyslexiezorg geeft recht op diagnostisch onderzoek door een erkende dyslexiebehandelaar. Wanneer op basis van het onderzoek vastgesteld wordt dat het inderdaad om ernstige dyslexie gaat, kan de dyslexiebehandelaar ook gelijk verder met de behandeling. Hiervoor is dan geen tweede besluit nodig.
Bij ernstige dyslexiezorg gaat het om een ernstig leerprobleem, die ook met extra ondersteuning in de klas niet verholpen kan worden.
Het onderzoek en de behandeling dient plaats te vinden conform de professionele (landelijk) standaard voor dyslexiezorg. Hierover worden afspraken gemaakt in de contracten met de aanbieders.
Een door het college aangewezen poortwachter of een coördinator werkzaam binnen het samenwerkingsverband of schoolbestuur, is verantwoordelijk voor de controle van het leerlingdossier. Indien dit niet volledig is, koppelt de poortwachter dit terug naar de verwijzende school zodat zij alsnog passende extra begeleiding kan inzetten. Indien het leerlingdossier op orde is geeft de poortwachter goedkeuring aan de doorverwijzing en kunnen ouders en school contact leggen met een gecontracteerde dyslexieaanbieder naar keuze. Daarnaast spreekt de poortwachter scholen aan op het moment dat zij signaleren dat er veel onvolledige dossiers worden aangeleverd.
De poortwachter werkt volgens de landelijke, professionele, standaard voor dyslexiezorg. Met dit lid wordt de mogelijkheid open gehouden dat college (kern)elementen van deze standaard ook vastlegt in nadere regels.
Paragraaf 4: Het persoonsgebonden budget
Artikel 6.14 Het Persoonsgebonden budget
Het budgetplan vormt een aanvulling op het perspectiefplan, maar vervangt deze niet. De hulpvraag en te bereiken resultaten liggen vast in het perspectiefplan. De details met betrekking tot de motivatie voor de aanvraag van een pgb, uitvoerder van de pgb-zorg en de kosten liggen vast in het budgetplan.
Artikel 6.15 Hoogte van het pgb
In dit lid is vastgelegd op welke wijze de hoogte van het pgb wordt vastgesteld door categorieën jeugdhulp te benoemen die kunnen worden ingezet bij een pgb. Aan de verschillende categorieën is een maximumtarief verbonden. Het tarief dat aan de categorie is gekoppeld, maakt de inzet van kwalitatief toereikende zorg mogelijk. In de nadere regels is nadere uitwerking gegeven aan de categorieën en maximale tarieven.
Categorie ambulante jeugdzorg: onder formele hulp als het gaat om ambulante jeugdzorg door inzet van specialistische begeleiding, wordt verstaan: specialistische begeleiding gericht op jeugdige en gezin waarbij het zwaartepunt ligt op het aanleren van vaardigheden en/of gedrag met een systemische aanpak.
Categorie dagbehandeling jeugdzorg: onder formele hulp als het gaat om dagbehandeling of –begeleiding in groepsverband door inzet van specialistische behandeling in groepsverband, wordt verstaan: specialistische begeleiding in groepsverband gericht op jeugdige en/of gezin waarbij het zwaartepunt ligt op het aanleren van vaardigheden en/of gedrag en/of waarbij de bron/oorzaak aangepakt wordt om problemen op te lossen of hanteerbaar te maken. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk.
Categorie verblijf jeugdzorg: onder formele hulp als het gaat om verblijf binnen een jeugdhulpinstelling door inzet van verblijf met specialistische begeleiding, wordt verstaan: 24-uurs verblijf gericht op jeugdige en/of gezin waarbij het zwaartepunt ligt op het aanleren van vaardigheden en/of gedrag, in groepsverband aangevuld met individuele begeleiding. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk.
Categorie generalistische basis ggz: onder formele hulp als het gaat om generalistische ggz door inzet van specialistische behandeling, wordt verstaan: (Kortdurende) GGZ-behandeling waarbij de bron/oorzaak aangepakt wordt om problemen op te lossen of hanteerbaar te maken. Bij vermoeden van een DSM-IV benoemde stoornis met lichte/matige/ernstige/ chronische symptomen. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk.
Categorie specialistische ggz: onder formele hulp als het gaat om specialistische ggz door inzet van specialistische behandeling, wordt verstaan: (kortdurende) GGZ-behandeling waarbij de bron/oorzaak aangepakt wordt om problemen op te lossen of hanteerbaar te maken. Het betreft altijd een multidisciplinaire behandeling in een gespecialiseerde setting. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk.
Categorie begeleiding individueel/groep: onder formele hulp als het gaat om begeleiding in groepsverband en/of individueel door inzet van praktische begeleiding en ondersteuning, wordt in het algemeen verstaan: het in groepsverband (langdurig) en/of individueel aansturen en/of inslijten van gedrag, sociale vaardigheden en algemene dagelijks levensverrichtingen. Één-op-één begeleiding aan het kind (geen gezinsondersteuning) betreft het bieden van activiteiten gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid. Groepsbegeleiding wordt ook wel dagbesteding of dagactiviteiten genoemd om vaardigheden te onderhouden, zoveel mogelijk zelfstandigheid te bewaren, om te het leren omgaan met gedragsproblemen.
Categorie persoonlijke verzorging: onder formele hulp als het gaat om persoonlijke verzorging door inzet van praktische ondersteuning en overname van verzorgingstaken, wordt verstaan: het verzorgen, aansturen en/of stimuleren van verzorgende taken.
Categorie kortdurend verblijf: onder formele hulp als het gaat om kortdurend verblijf, wordt verstaan: 24-uurs verblijf gericht op ontlasting van het gezin en op aansturen en/of inslijten van gedrag, sociale vaardigheden en algemene dagelijks levensverrichtingen. Inclusief begeleiding en/of persoonlijke verzorging.
Categorie behandeling (licht)verstandelijke beperking: onder formele hulp als het gaat om behandeling (licht)verstandelijke beperking door inzet van specialistische behandeling, wordt verstaan: (kortdurende) behandeling waarbij de bron/oorzaak aangepakt wordt om problemen op te lossen of hanteerbaar te maken. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk.
Categorie verblijf (licht)verstandelijke beperking: onder formele hulp als het gaat om verblijf binnen een jeugdhulpinstelling door inzet van verblijf met specialistische behandeling, wordt verstaan: 24-uurs verblijf voor jeugdigen met (ernstige) (lichamelijke) beperkingen waarbij specialistische kennis nodig is en/of medische handelingen uitgevoerd moeten worden waarbij de bron/oorzaak aangepakt wordt om problemen op te lossen of hanteerbaar te maken. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk.
In dit lid is vastgelegd dat de tarieven jaarlijks door het college worden geïndexeerd.
Voor het berekenen van de maximale hoogte van het budget wordt uitgegaan van een maximaal tarief per categorie. De in de nadere regels vastgelegde tarieven zijn rekentarieven die gebruikt worden om de hoogte van het Pgb te berekenen. Het staat budgethouders vrij om een zorgverlener te contracteren die een hoger of lager tarief hanteert. Bij een hoger tarief dan het rekentarief dient de budgethouder zelf de extra kosten voor zijn/haar rekening te nemen (of genoegen te nemen met minder uren, dagdelen of etmalen inzet). Wanneer het tarief lager is dan het rekentarief heeft de budgethouder de vrijheid om meer uren zorg in te zetten. Het college draagt zorg voor de bekendmaking van de geïndexeerde/maximale bedragen.
Artikel 6.16 Onderscheid professionele en niet professionele hulp
Voor de bepaling van het pgb-tarief wordt onderscheid gemaakt tussen professionele en niet professionele hulp. Voor professionele hulp geldt het hogere pgb-tarief en voor niet professionele hulp geldt het lagere tarief op basis van het wettelijk minimumloon. Dit sluit aan bij de systematiek die binnen de Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt gehanteerd.
Van professionele hulp is kortweg sprake als de hulp verleend wordt in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep. De hulp wordt dan verleend door een jeugdhulpaanbieder of door een zelfstandige jeugdhulpverlener (ZZP-er), die onder toezicht staat van de in de Jeugdwet aangewezen inspecties. Van professionele hulp is ook sprake, als de hulpverlener een BIG- of SKJ-registratie heeft. Hierop geldt één (belangrijke) uitzondering en dat is, als de hulpverlener een bloed- of aanverwant is in de 1ste of 2de graad, o.a. (groot)ouders, broers, zussen, en (adoptie)kinderen. Bij hulpverlening door een bloed- of aanverwant in de 1ste of 2de graad is altijd sprake van niet professionele hulp. Ook al gaat het om een hulpverlener, die bijvoorbeeld BIG-geregistreerd is en voldoet aan de criteria genoemd in lid 1 van deze bepaling; dan nog geldt dat in het kader van deze verordening als niet professionele hulp. De achtergrond daarvan is, dat ook familieleden met een zorg-gerelateerd beroep of opleiding in eerste instantie een affectieve relatie hebben met de budgethouder. Dat is dan ook doorslaggevend voor het bijbehorende BTW-tarief.
Niet professionele hulp is derhalve alle hulp, die geboden wordt door bloed- of aanverwanten in de 1ste of 2de graad, of door personen die niet beroeps- of bedrijfsmatig jeugdhulp verlenen. In de praktijk gaat het dan eigenlijk altijd om personen uit het sociale netwerk.
Bloedverwantschap ontstaat door:
Artikel 6.17 Algemene voorwaarden Pgb
Artikel 8.1.1 tweede lid aanhef en onder a van de wet stelt – voor zover van belang – als voorwaarde voor het verstrekken van een Pgb dat de cliënt naar het oordeel van het college met hulp van zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Het betreft onder andere taken als het aangaan van een overeenkomst, het aansturen van de hulpverleners en het bijhouden van een administratie. Als een hulpverlener het Pgb beheert waaruit hij tevens bekostigd wordt, kan dit leiden tot belangenverstrengeling. Dit is ongewenst, omdat het belang van de hulpverlener niet boven dat van de cliënt mag gaan. Opgemerkt wordt dat het in gevallen denkbaar is dat de dubbelrol onvermijdelijk is. Het gaat dan om gevallen van bijvoorbeeld ouders waarin er niemand anders is die het Pgb kan beheren.
Artikel 6.19 Voorwaarden Pgb niet-professionele hulp
In dit lid is opgenomen dat de informele hulpverlener beschikt over een geldige verklaring omtrent het gedrag (VOG). Uitzondering hierop is als de informele hulpverlener een ouder is, zoals bedoeld in de Jeugdwet. De verlener van informele hulp is verplicht de VOG desgevraagd te overhandigen aan het Jeugdteam. De VOG mag niet ouder zijn dan drie maanden.
Deze bepaling is opgenomen ter voorkoming van overbelasting van de informele hulp. De overbelasting wordt getoetst aan de arbeidstijdenwet. Verricht een informele hulpverlener ook betaalde arbeid dan mag hij in totaal gemiddeld 48 uur per week werken, conform de Arbeidstijdenwet. Het Pgb kan in deze gevallen (deels) geweigerd worden om zo overbelasting te voorkomen.
In dit lid is opgenomen dat als uit de toepassing van het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling blijkt dat hulp geboden moet worden door een geregistreerde professional, dit de inzet van iemand uit het sociaal netwerk uitsluit.
Hoofdstuk 7 Nieuwe feiten en omstandigheden
Artikel 7.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering
Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de wet is de gemeente verplicht bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of pgb. De tekst van dit artikel is grotendeels ontleend aan de bepalingen rond bestrijding van misbruik die de wet stelt in het kader van het verstrekken van pgb’s (artikel 8.1.2 tot en met 8.1.4). We herhalen in de verordening de wet om de leesbaarheid te vergroten. Bovendien wordt de toepassing van deze regels verbreed naar voorzieningen in natura. Ten slotte, het intrekken of herzien van een besluit kan natuurlijk ook relevant zijn als in gevallen waar geen sprake is van misbruik, maar gewoon van een gewijzigde (inschatting van de) situatie.
Hoofdstuk 8 Cliëntondersteuning, vertrouwenspersoon, second opinion en klachten
Artikel 8.1 Cliëntondersteuning
Als jeugdige en of ouder kan je vragen hebben over de problemen die je hebt, maar die je niet alleen met de professional wilt bespreken. Daarvoor kunnen jeugdigen en/of ouders gebruikmaken van onafhankelijke cliëntondersteuners. Zij geven informatie en advies en kunnen ondersteunen bij een gesprek. De cliënt-ondersteuners hebben kennis op verschillende terreinen (o.a. verstandelijke beperking en geestelijke gezondheid) en hebben in een aantal gevallen zelf ervaring met Jeugdhulp (ervaringsdeskundige jongeren en ouders).
Artikel 8.2 Vertrouwenspersoon
Als de jeugdhulp niet zo verloopt als verwacht of als er problemen zijn met de ingezette Jeugdhulp, kan er een beroep gedaan worden op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Zoals de wet dit voorschrijft, is deze persoon onafhankelijk, beschikbaar en toegankelijk om ouders en/of jeugdigen bij te staan.
De Klachtenregeling Zaanstad 2015 bevat de interne procedure voor de behandeling van klachten en verzoeken van de ombudsman, ter uitwerking van de klachtenregeling opgenomen in hoofdstuk 9 van de Awb.
Op grond van artikel 5 lid 6 van deze klachtenregeling wordt bij het opdragen van gemeentelijke taken en specifieke vormen van gemeentelijke dienstverlening, externe opdrachtnemers van de gemeente of andere overheden dat klachten over medewerkers van deze opdrachtnemers op gelijke wijze worden behandeld als klachten over medewerkers van de gemeente, tenzij wettelijke regels zich hiertegen verzetten.
De klachtenregeling Zaanstad 2015 is van toepassing op de klachten die betrekking hebben op de uitvoering door de Jeugdteams. De coördinatie van de klacht vindt vanuit de gemeente plaats.
Hoofdstuk 9 Afstemming met andere voorzieningen
Op basis van de Jeugdwet artikel 2.9 zijn gemeenten verplicht in hun verordening op te nemen hoe de afstemming met andere voorzieningen geregeld is. Afstemming met andere voorzieningen is belangrijk in het kader van het perspectiefplan, dat immers over alle domeinen heen gaat.
Artikel 9.1 Toekomstplan naar volwassenheid
De aanbieder heeft de verplichting om samen met cliënten die in zorg zijn vanaf het 16e jaar een toekomstplan naar volwassenheid op te stellen met een duidelijk omschreven en haalbare tijdslijn naar volwassenheid. Ook wordt hierin aangegeven of en zo ja welke hulp en/of ondersteuning nog nodig is en hoe deze vanuit de Wmo 2015, Wlz, Zorgverzekeringswet wordt ingezet vanaf de 18e verjaardag. De aanbieder betrekt minimaal een half jaar voordat een jongere de leeftijd van 18 jaar (voor pleegzorg en gezinshuis 21 jaar) bereikt, de verwijzer bij (het opstellen van) het toekomstplan.
Artikel 9.2 Afstemming gezondheidszorg
Hier wordt gedoeld op de specialistische jeugdhulp die voorheen viel onder de jeugd-geestelijke gezondheidszorg. Deze zorg valt vanaf de achttiende verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeraars stellen aan zorgaanbieders de eisen met betrekking tot de toegang. Er moet een rechtmatige verwijzer zijn in de vorm van een huisarts, jeugdarts of medisch specialist. Het Jeugdteam kan voor een dergelijke verwijzing zorgen, of door contact op te (laten) nemen met de huisarts, of door de jeugdarts een verwijzing te laten schrijven.
Artikel 9.3 Afstemming langdurige zorg
Wanneer jeugdigen levenslang en levens-breed zorg nodig hebben, vallen zij onder de Wet langdurige zorg. Bij kinderen is dit echter nog niet altijd makkelijk vast te stellen. Het Jeugdteam, ondersteunt de jeugdige en zijn ouders (zo nodig) bij de aanvraag bij het Centraal indicatieorgaan zorg (CIZ), die over toegang tot de langdurige zorg gaat.
Dit lid is een nadere uitwerking van de Jeugdwet, artikel 1.2 eerste lid onderdeel c:”Het college is niet gehouden een voorziening op grond van deze wet te treffen:...indien het college gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg en de jeugdige of zijn wettelijke vertegenwoordiger weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit daartoe.” Hierbij zal natuurlijk altijd het belang van de jeugdige voorop staan. De jeugdige mag nooit het slachtoffer worden van onwillige ouders.
Artikel 9.4 Afstemming voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht
Korte lijnen tussen onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de jeugdteams zijn belangrijk. Kinderen brengen immers een groot deel van hun tijd op die plekken door. Zorgen om kinderen kunnen zo makkelijk gedeeld worden, advies ingewonnen en zo nodig gestart worden met het bespreken met kind en/of ouders welke ondersteuning, jeugdhulp geboden kan worden.
Artikel 9.5 Afstemming maatschappelijke ondersteuning
Het hier gestelde betekent dat het Jeugdteam, indien de situatie zich voordoet, afstemming zoekt met het Sociaal Wijkteam. Deze afstemming start uiterlijk een half jaar voor de 18e verjaardag. De jeugdige wordt begeleid en voorbereid op de veranderingen na het 18e jaar, met als beoogd resultaat continuïteit van zorg.
Artikel 9.6 Afstemming werk en inkomen
Het hebben van schulden en/of het leven in armoede kan gezinnen veel stress opleveren. Deze stress maakt dat mensen op een andere manier beslissingen nemen. Armoede- en schuldenproblematiek kunnen zo op de voorgrond treden dat ouders hun rol als opvoeder niet meer goed kunnen invullen, maar ook dat jeugdhulp minder of niet effectief is. Het is daarom belangrijk om armoede en financiële problemen tijdig te signaleren en ouders zo nodig snel naar de juiste financiële hulp en armoedevoorzieningen toe te leiden. Hierbij kan het jeugdteam of gecertificeerde instelling een actieve rol spelen: aanvragen van armoedevoorzieningen, het voeren van een gesprek over armoede, zelf een afspraak maken voor de ouder en de drempel zo laag mogelijk maken door bijvoorbeeld samenwerking met de Sociaal Wijkteams. Het is belangrijk te toetsen of het gezin huur- en/of zorgtoeslag, kind gebonden budget ontvangt en/of aangevraagd heeft, dit om een tekort of het ontstaan van grote schulden te voorkomen. Ook van jeugd-hulpaanbieders wordt een actieve houding verwacht. Wanneer het hen echter niet lukt om financiële belemmeringen weg te nemen, kunnen zij een beroep doen op de lokale teams of (indien van toepassing) de gecertificeerde instelling.
De lokale teams kunnen samen met de ouder(s) een gezin voordragen voor urgentie. De Huisvestingswet 2014 bepaalt dat gemeenten die willen sturen op verdeling van sociale huurwoningen de regels op dat gebied moeten vastleggen in een huisvestingsverordening.
De regels over urgentie en voorrang zijn opgenomen in de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad en Beleidsregels urgentie gemeente Zaanstad 2016. De beleidsregels geven de specifieke voorwaarden en criteria per urgentiecategorie en doelgroep aan. Zo ook voor gezinnen met kinderen die dakloos dreigen te raken of een ouder met de dagelijkse zorg voor kinderen die gevlucht is voor huiselijk geweld.
Artikel 9.8 Afstemming met gecertificeerde instellingen
De gecertificeerde instellingen kunnen zelfstandig jeugdhulp inzetten bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering (gedwongen kader). Dit artikel benoemt een aantal concrete onderwerpen waarover afspraken moeten worden gemaakt. De afspraken worden vastgelegd in een samenwerkingsprotocol met de gecertificeerde instellingen.
Artikel 9.9 Afstemming met justitiedomein
In de strafrechtelijke beslissing– in het kader van een taakstraf of (gedrag beïnvloedende) maatregel – kan de rechter besluiten tot de inzet van jeugdhulp. In de regel zal de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) hierover adviseren. Bij (jeugdreclasserings)maatregelen zal de gecertificeerde instelling betrokken zijn bij de uitvoering hiervan. Gaat het om taakstraffen, dan is dat de RvdK. Daarnaast kan de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts, of directeur van de justitiële jeugdinrichting besluiten tot de inzet van jeugdhulp in het kader van het scholings‐ en trainingsprogramma in het nazorgtraject. De gemeente is betrokken in het trajectberaad. Afspraken hierover zijn vastgelegd in het samenwerkingsprotocol met de RvdK..
Hoofdstuk 10 Waarborging prijs-kwaliteit
Artikel 10 Waarborging prijs-kwaliteit
Op grond van artikel 2.12 van de wet dient de gemeente bij verordening regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermings-maatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.
Hoofdstuk 11 Cliëntparticipatie
Met de inwerkingtreding van de Verordening Cliëntenparticipatie 2017 kent de gemeente Zaanstad een nieuwe werkwijze met betrekking tot cliëntparticipatie en wordt hiermee uitvoering gegeven aan artikel 2.10 van de Jeugdwet. Voor jeugdigen en/of hun ouders moet het mogelijk zijn om invloed uit te oefenen op het lokale beleid en de uitvoering van de Jeugdwet. Cliëntenparticipatie is onmisbaar voor de totstandkoming en uitvoering van beleid waarin de cliënt centraal staat. ‘Meepraten over hulp en ondersteuning’, is een nieuwe vorm van cliëntparticipatie. De gemeente wil zo (beter) weten wat nu goed gaat, maar vooral ook wat beter kan. Op verschillende manieren wordt de inbreng van jeugdigen en/of ouders opgehaald, meer hierover kunt u vinden op de gemeentelijke website.
Artikel 12.1 Hardheidsclausule
Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders kan afwijken van de bepalingen van deze verordening (en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen). Zo nodig wordt hierbij advies ingewonnen. Afwijken kan alleen maar ten gunste, en nooit ten nadele van de betrokken jeugdige of zijn ouders.
Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. In uitzonderingsgevallen zou het bijvoorbeeld kunnen spelen bij de regels rondom het verstrekken van een pgb.
Bij toepassing van de hardheidsclausule moet het college uitgebreid motiveren waarom in de desbetreffende situatie van de verordening wordt afgeweken.
Artikel 12.3 Inwerkingtreding, citeertitel en overgangsbepalingen.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening jeugdhulp gemeente Zaanstad. Indien deze verordening niet voor of op 1 januari 2022 gepubliceerd is, treedt deze verordening in werking op de dag na die waarop het is bekendgemaakt en werkt terug tot 1 januari 2022;
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het recht op zorg dat een jeugdige heeft ontvangen op grond van de ‘oude’ verordening, en de afspraken die gemeente met jeugdhulpaanbieders maakt over de financiering van de hulp in de overgang van 2021 naar 2022. Door het recht op zorg te waarborgen is de continuïteit van jeugdhulp voor de jeugdige en/of zijn ouders gegarandeerd. Geen kind mag de dupe worden van de gewijzigde contractafspraken tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders.
Feit is wel dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders in onderling overleg en op basis van de nieuwe contractafspraken met elkaar mogen besluiten om de hulp anders te benoemen, dan wel te financieren.