Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Elburg

Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Elburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieElburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel bijzondere bijstand gemeente Elburg
CiteertitelBeleidsregel bijzondere bijstand gemeente Elburg
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageArtikelsgewijze toelichting bij Beleidsregels

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 35 van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-12-2021nieuwe beleidsregels bijzondere bijstand

30-11-2021

gmb-2021-439624

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Elburg

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg,

 

gelet op artikel 35 van de Participatiewet;

overwegende dat het college nadere regels wil vaststellen voor toekenning van bijzondere bijstand;

 

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Elburg

 

Hoofdstuk 1. Definities

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht;

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Autowaarde: de waarde van de auto conform de autokoerslijst van de ANWB/BOVAG, of, indien de auto hierop niet voorkomt, conform gemiddelde prijs van drie vergelijkbare auto’s;

    • b.

      Bovenmatige huurlasten: werkelijke huur (wh) minus de maximaal toegestane huur (th) die is verminderd met de maximale huurtoeslag (ht), dus wh-(th-ht);

    • c.

      College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg;

    • d.

      Draagkracht: het gedeelte van het inkomen, het vermogen, de individuele studietoeslag en de individuele inkomenstoeslag (bij gebruiksgoederen) dat de belanghebbende geacht wordt aan te wenden om in de bijzondere kosten te voorzien;

    • e.

      Duurzame gebruiksgoederen: goederen zoals wasmachine, koelkast, huisraad en vloerbedekking, die nodig zijn in een huishouden en regelmatig moeten worden vervangen;

    • f.

      Gemiddeld maandinkomen: gemiddeld inkomen over de afgelopen drie maanden;

    • g.

      Huurtoeslag: toeslag volgens artikel 1 onder e van de Wht;

    • h.

      Individuele inkomenstoeslag: toeslag volgens artikel 36 van de wet;

    • i.

      Inkomen: het bedrag inclusief vakantietoeslag per maand als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van de wet;

    • j.

      Passende huurwoning: huurwoning die niet ruimer of duurder is dan nodig en passend bij de situatie van belanghebbende;

    • k.

      Vermogen: het bedrag als bedoeld in artikel 34 van de wet op de eerste van de maand waar de aanvraag betrekking op heeft;

    • l.

      Voorliggende voorziening: de voorziening als bedoeld in de artikelen 5 onder e en artikel 15 van de wet;

    • m.

      Wet: Participatiewet;

    • n.

      Wht: wet op de huurtoeslag;

    • o.

      Woning: een woning als bedoeld in artikel 1 Wht, alsmede een woonwagen.

 

Hoofdstuk 2. Draagkracht

Artikel 2. Vaststelling draagkracht

  • 1.

    De individuele inkomenstoeslag wordt voor de vaststelling van de draagkracht niet in aanmerking genomen, behalve bij een aanvraag op grond van artikel 11 van deze beleidsregel;

  • 2.

    Het vermogen boven het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet wordt voor de vaststelling van de draagkracht geheel in aanmerking genomen;

  • 3.

    In aanvulling op het voorgaande lid, wordt een bedrag tot € 5.000 van de autowaarde buiten beschouwing gelaten, tenzij er dringende redenen zijn waardoor een duurdere auto absoluut onmisbaar is. In dat geval wordt het meerdere eveneens buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    Als het een aanvraag op grond van artikel 11 van deze beleidsregel betreft, geldt het inkomen over maximaal een periode van de afgelopen 36 maanden.

 

Artikel 3. Draagkrachtpercentages

  • 1.

    Bij een gemiddeld maandinkomen tot 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag, wordt aangenomen dat de belanghebbende geen draagkracht heeft;

  • 2.

    Bij een gemiddeld maandinkomen boven de 100% van de toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag, wordt een percentage van 35% van het gemiddeld maandinkomen als draagkracht aangenomen;

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt bij verstrekking van bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 8 van deze beleidsregel, aangenomen dat de belanghebbende geen draagkracht heeft bij een gemiddeld maandinkomen tot 120% van de in het eerste lid genoemde inkomen inclusief vakantietoeslag;

  • 4.

    Het tweede lid geldt niet voor verstrekking van bijzondere bijstand als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van deze beleidsregel. In die gevallen wordt 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm als draagkracht aangemerkt.

 

Artikel 4. De draagkrachtperiode en duur periodieke bijzondere bijstand

  • 1.

    De draagkracht als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregel en de duur van de bijzondere bijstand wordt in beginsel vastgesteld voor een periode van 12 maanden, vanaf het moment van aanvraag waarop de verstrekking van de bijzondere bijstand betrekking heeft.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de draagkrachtperiode en de duur van de periodieke bijzondere bijstand voor 36 maanden worden vastgesteld, vanaf het moment van aanvraag waarop de verstrekking van de bijzondere bijstand betrekking heeft, als:

    • a.

      het een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten, mentorschap of curatele betreft of

    • b.

      er sprake is van belanghebbenden met een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet of

    • c.

      er sprake is van belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en een stabiel inkomen hebben.

       

Hoofdstuk 3. Procesafspraken

Artikel 5. Moment van aanvraag

  • 1.

    Het college stelt het recht op bijzondere bijstand op aanvraag vast.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college besluiten het recht op bijzondere bijstand in specifieke situaties ambtshalve vast te stellen.

  • 3.

    Een aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten gemaakt zijn.

  • 4.

    Van het gestelde in het derde lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      de belanghebbende redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf kon indienen; of

    • b.

      er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte en nog niet betaalde kosten bijzondere bijstand te verstrekken.

  • 5.

    In geval het vierde lid van toepassing is, kan bijzondere bijstand verleend worden met een terugwerkende kracht tot maximaal 3 maanden.

     

Artikel 6. Hoogte van de bijzondere bijstand

  • 1.

    Voor de hoogte van de bijzondere bijstand, geldt dat alleen de goedkoopste noodzakelijke oplossing voor vergoeding in aanmerking komt, waarbij de richtbedragen uit de Nibud prijzengids gehanteerd worden. Voor medische kosten geldt dat de hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand niet meer bedraagt dan de bedragen die gehanteerd worden in de Zorgverzekeringswet of daarop gebaseerde regelgeving.

  • 2.

    Het richtbedrag voor inrichtingskosten voor een complete inrichting bedraagt 60% van het in de Nibud prijzengids vastgestelde bedrag.

     

Artikel 7. Wijze van verstrekken

  • 1.

    In het besluit aan belanghebbende geeft het college aan in welke vorm de bijzondere bijstand wordt verstrekt, namelijk om niet, als geldlening, borgtocht of in natura.

  • 2.

    Indien het college bijzondere bijstand verleent in de vorm van een borgtocht, geldt deze borgtocht voor het bruto bedrag van de schuld.

     

Hoofdstuk 4. Specifieke vergoedingen

Artikel 8. Premie zorgverzekering

  • 1.

    Voor deze vorm van bijzondere bijstand komt een belanghebbende in aanmerking als hij een basisverzekering, een aanvullende verzekering Optimaal aanvullend 3 en een tandartsverzekering Tand 2 bij de gemeentelijke collectieve verzekering van Zilveren Kruis heeft.

  • 2.

    Bijzondere bijstand bestaat uit: een tegemoetkoming van € 27,50 per maand in de premie per premiebetaler.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2 lid 2 wordt een vermogensgrens gehanteerd van het dubbele bedrag zoals genoemd in artikel 34 lid 3 van de wet.

  • 4.

    In afwijking van artikel 2 lid 2 wordt de waarde/vermogen van een eigen woning buiten beschouwing gelaten.

  • 5.

    In afwijking van artikel 2 lid 3 wordt de autowaarde buiten beschouwing gelaten.

     

Artikel 9. Bril of contactlenzen

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor vergoeding van een bril of contactlenzen is één keer in de drie jaar mogelijk.

  • 2.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid voor een bril of contactlenzen is maximaal € 100 per persoon.

  • 3.

    In de volgende gevallen kan belanghebbende vaker in aanmerking komen voor bijzondere bijstand:

    • a.

      als vanwege een verandering in de oogsterkte nieuwe glazen of lenzen noodzakelijk zijn; of

    • b.

      bij glas en/of montuurbreuk bij brillen v oor kinderen tot en met 12 jaar.

       

Artikel 10. Mondzorg

  • 1.

    Onder mondzorg worden tandarts- en orthodontiebehandelingen verstaan.

  • 2.

    Voor bijzondere bijstand komen in aanmerking:

    • a.

      kosten van de eigen bijdrage voor een noodzakelijke en (deels) door het college afgesloten collectieve aanvullende zorgverzekering te vergoeden behandeling; en

    • b.

      kosten die de maximum vergoeding van door het college afgesloten collectieve aanvullende zorgverzekering overschrijden, mits vooraf de medische noodzaak van de behandeling door het college is vastgesteld.

       

Artikel 11. Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Bijzondere bijstand is mogelijk voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen;

  • 2.

    De vergoeding voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen is maximaal:

    • a.

      € 700 per twee jaar voor een alleenstaande

    • b.

      € 1.000 per twee jaar voor een tweepersoonshuishouden

    • c.

      € 150 per twee jaar voor elk extra gezinslid

       

Artikel 12. Woonkostentoeslag

  • 1.

    Indien een eigen woning of een passende huurwoning wordt bewoond, waarbij geen aanspraak gemaakt kan worden op (volledige) huurtoeslag, kan de belanghebbende gedurende maximaal één jaar in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag.

  • 2.

    Voor bijzondere bijstand komt in aanmerking een belanghebbende die:

    • a.

      een passende huurwoning bewoont, waarvoor hij geen of onvoldoende huurtoeslag krijgt, en/of;

    • b.

      door een onvoorziene inkomensdaling de hoge woonlasten voor de woning niet zelf meer kan opbrengen, tenzij de inkomensdaling door eigen toedoen is ontstaan, en/of;

    • c.

      voor de woning een bijzondere medische of sociale indicatie heeft gekregen, en/of;

    • d.

      onderdeel van een huishouden is dat inclusief belanghebbende uit acht of meer personen bestaat, en/of;

    • e.

      een bbz-uitkering voor levensonderhoud heeft, maar hoge (privé) woonkosten en geen recht op huurtoeslag.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor woonkosten wordt als volgt berekend:

    • a.

      Bij huur beneden de huurtoeslaggrens: het negatief bedrag dat ontstaat als het totaal van de geldende/toepasselijke bijstandsnorm én de bijbehorende huurtoeslag in mindering wordt gebracht op het netto inkomen inclusief vakantietoeslag van de belanghebbende;

    • b.

      Bij huur boven de huurtoeslaggrens: het negatief bedrag dat ontstaat als het totaal van de geldende/toepasselijke bijstandsnorm én de bovenmatige huurlasten in mindering wordt gebracht op het netto inkomen inclusief vakantietoeslag van de belanghebbende(n);

    • c.

      Bij eigen woning: gelijk aan b., maar dan de netto hypotheeklasten in plaats van huurlasten.

  • 4.

    Indien het college overgaat tot verstrekking van bijzondere bijstand en belanghebbende woonkosten boven de maximale huurgrens heeft, wordt aan belanghebbende op grond van artikel 55 van de wet de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag.

  • 5.

    De periode als beschreven in het eerste lid, kan na afloop tijdelijk verlengd worden, indien de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt en hem dit niet te verwijten valt.

  • 6.

    Het vierde lid is niet van toepassing op belanghebbenden die voldoen aan het criterium beschreven in het tweede lid onder e.

     

Artikel 13. Rechtsbijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand is mogelijk voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand.

  • 2.

    Een diagnosedocument van bijvoorbeeld het Juridisch Loket, waaruit blijkt dat de gewenste rechtsbijstand door een advocaat noodzakelijk is, en een toevoeging gelden als bewijs van noodzaak.

     

Artikel 14. Reiskosten

  • 1.

    Bijzondere bijstand is mogelijk voor reiskosten van en naar een medisch specialist.

  • 2.

    Voor vergoeding komen in aanmerking:

    • a.

      de kosten boven de € 1.000 die niet meer door een zorgverzekering worden vergoed;

    • b.

      de kosten boven 400 kilometer (per jaar) naar de medisch specialist;

  • 3.

    Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de kosten van het openbaar vervoer en bij eigen vervoer van € 0,19 per kilometer.

     

Artikel 15. Aanvullende bijstand voor levensonderhoud voor jongeren 18 tot 21 jaar

  • 1.

    Het college verstrekt, met inachtneming van artikel 12 van de wet, bijzondere bijstand voor de noodzakelijke kosten verbonden aan zelfstandig wonen aan de jongere tot 21 jaar die zelfstandig woont.

  • 2.

    De noodzaak tot zelfstandig wonen, als bedoeld in het eerste lid, is aanwezig als:

    • a.

      de jongere aantoonbaar gedurende een periode langer dan 12 maanden direct voorafgaand aan de aanvraag niet in gezinsverband van zijn ouders heeft gewoond, of

    • b.

      de jongere met een partner en/of kind een gezin vormt, of

    • c.

      de relatie tussen de jongere en zijn ouders ernstig verstoord is.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal het verschil van de norm tussen een 18, 19 of 20 jarige en een 21 jarige.

     

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 16. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid;

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

     

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De beleidsregel bijzondere bijstand treedt na bekendmaking in werking per 8 december 2021, onder gelijktijdige intrekking van de op 24 april 2018 vastgestelde beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Elburg;

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Elburg”.

 

Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Elburg

 

Aldus vastgesteld door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg in de vergadering van 30 november 2021.

De burgemeester,

ir J.N. Rozendaal

De gemeentesecretaris,

P.W. Wanrooij