Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadskanaal

Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Stadskanaal 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStadskanaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Stadskanaal 2021
CiteertitelBeleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Stadskanaal 2021
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpWoonoverlast

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 151d van de Gemeentewet
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/CVDR/CVDR7813/9/html/CVDR7813_9.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-12-2021nieuwe regeling

30-11-2021

gmb-2021-439344

B, 30-11-2021, nrZ-18-043489/D/21/227961

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Stadskanaal 2021

 

De burgemeester van de gemeente Stadskanaal:

 

gelet op artikel 151d Gemeentewet;

 

gelet op artikel 2.1.1.4 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Stadskanaal 2008;

 

gelet op artikel 4:81, lid 1, Algemene wet bestuursrecht

 

gelet op Wet aanpak woonoverlast

 

B e s l u i t :

 

vast te stellen de:

 

Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Stadskanaal 2021

 

luidende als volgt:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    ernstige en herhaaldelijke hinder: overlast, in welke vorm dan ook, die naar algemene maatstaven in het maatschappelijk verkeer als ernstig valt te kwalificeren, zo mogelijk gestaafd met feitelijke gegevens op basis van waarnemingen, al dan niet in combinatie met metingen, en die herhaaldelijk wordt veroorzaakt

  • 2.

    omwonenden: personen die in de nabijheid van het adres waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn

  • 3.

    onmiddellijke nabijheid: straal van circa 100 meter

  • 4.

    een andere geschikte wijze: handhaving, hulpverlening, bemiddeling, waarschuwen of een andere maatregel die als doel heeft de beëindiging van de overlast

  • 5.

    gedragsaanwijzing: een aanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of bestuursdwang, waarin staat welke hinderlijke gedragingen moeten worden beëindigd en binnen welke termijn

  • 6.

    begunstigingstermijn: de termijn die in de last onder bestuursdwang of dwangsom wordt gesteld waarbinnen het veroorzaken van hinder moet worden gestopt.

 

Hoofdstuk 2. Meldingen

 

 

Artikel 2. Wijze van melden van overlast

  • 1.

    De omwonenden dan wel diegenen die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente.

  • 2.

    Indien het overlast betreft waarbij het een woning betreft van een woningcorporatie, dient de overlast te worden gemeld bij de woningcorporatie.

 

Artikel 3. Procedure huurwoningen woningcorporaties

  • 1.

    Daar waar sprake is van overlast vanuit een huurwoning, zal er afstemming plaatsvinden met de betreffende woningcorporatie.

  • 2.

    De woningcorporatie draagt, tenzij sprake is van een urgente situatie, via de eigen procedure zorg voor de behandeling van de melding(en) en het beëindigen van overlast.

  • 3.

    Indien een woningcorporatie al datgene wat in hun macht ligt heeft ingezet om de overlast te beëindigen en er is nog steeds sprake van overlast, dan kan de woningcorporatie aan de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van gebruikmaking van art.151d Gemeentewet.

 

Artikel 4. Inhoud en beoordeling van een melding

  • 1.

    In de melding als bedoeld in artikel 2, moet staan:

    • a.

      Het adres van de woning/erf van waaruit de overlast wordt veroorzaakt

    • b.

      De naam/namen van de veroorzaker/veroorzakers

    • c.

      De aard van de overlast

    • d.

      De ernst van de overlast, hoe vaak het voorkomt en wanneer het is voorgekomen

    • e.

      Wat de melder heeft ondernomen om de overlast te beëindigen

    • f.

      Naam meld(st)er of namen melders en contactgegevens

  • 2.

    Om een compleet beeld te krijgen van de situatie is het mogelijk dat er aanvullende informatie wordt opgevraagd.

  • 3.

    Een melding wordt pas in behandeling genomen nadat de omwonende de overlastgever heeft aangesproken op de overlast en verzocht heeft om de overlast te doen stoppen.

 

Hoofdstuk 3. Procesbeschrijving

 

 

Artikel 5. Stappenplan

Het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel verloopt langs een aantal stappen.

 

1. Vaststellen, verificatie en kwalificatie van de woonoverlast

Meldingen die bij de gemeente binnenkomen worden geverifieerd, al dan niet door of met behulp van politie, buitengewoon opsporingsambtenaren of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. In geval van huurwoningen is een rol weggelegd voor de woningcorporatie. Het is belangrijk om de precieze aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen. Naar verwachting zal slechts bij een deel van de meldingen van woonoverlast sprake zijn van “ernstige en herhaaldelijke woonoverlast” als bedoeld in artikel 2.1.1.4, eerste lid, APV.

 

2. Dossiervorming / feitenmateriaal

Om effectief te kunnen ingrijpen in geconstateerde gevallen van “ernstige woonoverlast”, in de zin van artikel 2.1.1.4, eerste lid, APV zal een dossier moeten worden aangelegd. Hierbij kan gedacht worden aan klachten, meldingen, concreet omschreven waarnemingen, registraties en (sfeer)rapportages, de contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden en (professionele) partijen en instanties, gespreksverslagen, beoordelingen en evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen. De gemeente voert de regie en ziet erop toe dat het noodzakelijke overleg met betrokken personen en instanties plaatsvindt, eventueel via het Zorg en Veiligheidshuis Groningen.

Het beschikken over een deugdelijk dossier en dossieropbouw vormt een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtmatige toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 2.1.1.4, tweede lid, APV.

 

3. Verkenning en inventarisatie mogelijke interventies en maatregelen

Met het oog op het de-escaleren, normaliseren en tegengaan van de geconstateerde “ernstige woonoverlast” zal vervolgens, rekening houdend met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit én met de specifieke kenmerken van de voorliggende casus, worden bekeken welke interventies of maatregelen in het concrete geval het meest geschikt zijn om in te zetten.

Daarbij geldt in beginsel een voorkeursvolgorde, waarbij een volgende interventie pas aan de orde is indien de aanpak van de overlastsituatie met toepassing van andere wettelijke instrumenten niet mogelijk is of niet effectief is gebleken én een eerdere, minder ingrijpende interventiemaatregel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.

Op hoofdlijnen geldt daarbij een opbouw van ‘licht naar zwaar’:

  • 1.

    De overlastgever aanspreken op zijn gedrag, bijvoorbeeld via de wijkagent of hulpverlener, en eventueel met de overlastgever zoeken naar een oplossing.

  • 2.

    Een op schrift gestelde ‘officiële waarschuwing’ van de burgemeester in de vorm van een vrijwillige gedragsaanwijzing waarbij wordt gewezen op de bevoegdheid tot het geven van een (met een dwangsom versterkte) gedragsaanwijzing of het opleggen van een last onder bestuursdwang indien overtreding van de zorgplicht niet wordt beëindigd.

  • 3.

    Het daadwerkelijk opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een bestuursrechtelijke herstelsanctie of het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang.

 

4. Daadwerkelijke inzet van maatregelen of het geven van een gedragsaanwijzing

Bij de eerste stappen ter bestrijding van de geconstateerde ‘ernstige en herhaaldelijke woonoverlast’ – kort gezegd: het informele, althans op vrijwillige basis gelegde, contact met de betrokken bewoner(s) en het geven van een ‘officiële waarschuwing’ – geldt geen bijzondere voorbereidingsprocedure.

Bij de toepassing van de bestuursrechtelijke herstelsanctie van de gedragsaanwijzing zal de betrokken bewoner als belanghebbende op grond van artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze rondom het opleggen van de gedragsaanwijzing naar voren te brengen. Hierbij zal standaard een begunstigingstermijn van twee weken worden aangehouden, waarvan in bijzondere gevallen kan worden afgeweken. Rekening houdend met die zienswijze zal de burgemeester besluiten de gedragsaanwijzing al dan niet (of in gewijzigde vorm) op te leggen. Daarbij wordt exact omschreven wat van de betrokken overlastgever wordt verwacht, welke begunstigingstermijn daarvoor geldt en wat de gevolgen zijn bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de opgelegde last. De last zal zijn afgestemd op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden van het geval, waarbij belangrijk is dat het in het vermogen van de betrokkene moet liggen om tijdig aan de last te kunnen voldoen.

Voor zover gekozen wordt voor een gedragsaanwijzing zal deze in beginsel de juridische vorm van een last onder dwangsom aannemen. In voorkomende gevallen kan dit anders zijn, bijvoorbeeld wanneer de vereiste spoed zich verzet tegen het opleggen van een last onder dwangsom en direct optreden van overheidswege (in de vorm van de toepassing van bestuursdwang) is vereist of indien op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn. In die gevallen kan meteen worden gekozen voor een last onder bestuursdwang.

Uit de hiervoor beschreven wijze van het inzetten van het instrumentarium vloeit voort dat de wisselwerking tussen zorg en veiligheid essentieel is om casuïstiek adequaat aan te pakken. Bij multidisciplinaire casuïstiek kan het Zorg en Veiligheidshuis Groningen worden ingezet, voor zover die al niet betrokken zijn.

 

5. Tijdelijk Huisverbod

Het tijdelijk huisverbod (artikel 151, derde lid, Gemeentewet), waarbij een bewoner tien dagen de toegang tot de woning wordt ontzegd, geldt als “ultimum remedium”. Bij ernstige vrees voor verdere overtreding wordt het verbod verlengd tot maximaal vier weken.

 

6. Nazorg

De casus wordt gemonitord in het Openbare Geestelijke Gezondheidszorg(OGGZ) overleg.

 

Hoofdstuk 4. Afwegingen aanpak overlastsituatie

 

 

Artikel 6. Ontoerekeningsvatbaar

  • 1.

    Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt in eerste instantie rekening gehouden of de overlastgever(s) kamp(t)(en) met verward gedrag. Het gaat om mensen die grip op hun leven (dreigen te) verliezen, waardoor het risico aanwezig is dat zij zichzelf of anderen schade berokkenen.

  • 2.

    Als er verward gedrag aan de orde is, dan is er altijd een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

  • 3.

    De gemeente ziet toe op de belangen van de omwonenden. Indien de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de veiligheid in het geding is en er geen andere mogelijkheden meer zijn, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen.

 

Artikel 7. Hoogte dwangsom

  • 1.

    De hoogte van de dwangsom bedraagt maximaal € 500, - per keer dat binnen de begunstigingstermijn ernstige hinder is veroorzaakt met een maximum van € 5.000,-.

  • 2.

    Bij recidive binnen een termijn van 5 jaar, bedraagt de dwangsom maximaal € 1.000, - per overtreding binnen de begunstigingstermijn, met een maximum van € 10.000,-.

 

Artikel 8. Kostenverhaal

Uitgangspunt bij de toepassing van bestuursdwang is dat de kosten ervan voor rekening komen van de overtreder van de zorgplicht (artikel 2.1.1.4, eerste lid, APV).

 

Artikel 9. Hardheidsclausule

De burgemeester handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

 

Hoofdstuk 5 Toezicht en handhaving

 

 

Artikel 10 Toezicht

Het toezicht op de naleving van de opgelegde last is belegd bij de politie en de buitengewone opsporingsambtenaren van de gemeente Stadskanaal

 

Hoofdstuk 6. Inwerkingtreding en citeertitel

 

 

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt de dag na bekendmaking in werking.

 

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Stadskanaal 2021

 

Ondertekening

 

 

 

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Stadskanaal op 30 november 2021

De burgemeester,

de heer K. Sloots