Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaanstad

Subsidieregeling Voorschoolse voorzieningen en Onderwijsachterstandenbeleid gemeente Zaanstad 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaanstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling Voorschoolse voorzieningen en Onderwijsachterstandenbeleid gemeente Zaanstad 2021
CiteertitelVoorschoolse voorzieningen en onderwijsachterstandenbeleid gemeente Zaanstad
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang
  2. https://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vk4ljqpil2xx
  3. artikel 165 van de Wet op het primair onderwijs
  4. artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs
  5. artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs
  6. https://wetten.overheid.nl/BWBR0041370/2018-09-28
  7. https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR613695/1
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-12-202101-10-2021Nieuwe regeling

25-11-2021

gmb-2021-438856

2021/25832

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling Voorschoolse voorzieningen en Onderwijsachterstandenbeleid gemeente Zaanstad 2021

De raad van de gemeente Zaanstad,

 

Gelet op:

  • -

    de Wet Kinderopvang;

  • -

    de bestuurlijke afspraken ‘Een aanbod voor alle peuters’ tussen VNG en het Rijk;

  • -

    artikelen 165, 166 en 167 van de Wet op het primair onderwijs;

  • -

    het besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid;

  • -

    artikel 2, derde lid, van de Algemene subsidieregeling Zaanstad,

 

In navolging op het raadsbesluit d.d. 28 mei 2020 betreffende Onderwijsachterstandenbeleid 0 – 12 jaar voor Zaanstad 2020-2023.

 

Overwegende dat:

  • -

    de wijzigingswet Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang nieuwe kwaliteitseisen stelt aan de Kinderopvang;

  • -

    het wettelijk aantal uren voor en vroegschoolse educatie vanaf 1 augustus 2020 is uitgebreid;

 

Besluit vast te stellen:

De Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen en onderwijsachterstandenbeleid gemeente Zaanstad 2021

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    geregistreerd kindercentrum;

  • -

    kinderopvangtoeslag;

  • -

    ouder;

dat wat daaronder wordt verstaan in de Wet Kinderopvang.

 

In deze regeling wordt verder verstaan onder:

 

  • -

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad;

  • -

    Kinderen: kinderen woonachtig in gemeente Zaanstad in de leeftijd 2,5 jaar tot aan het einde van de basisschoolperiode;

  • -

    Peuters: kinderen in de leeftijd 2,5 jaar tot 4 jaar;

  • -

    Doelgroeppeuter: peuters die in aanmerking komen voor deelname aan een voorschools VVE-programma, op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie;

  • -

    Leerlingen: kinderen, die bij een basisschool zijn ingeschreven;

  • -

    Voorschoolseperiode: de periode voorafgaand aan de basisschool; voor kinderen in de leeftijd 2,5 tot 4 jaar;

  • -

    Schoolse periode: de periode dat een kind basisonderwijs geniet; meestal betrekking hebbend op kinderen in de leeftijd 4 tot en met 12 jaar;

  • -

    Voor- en vroegschoolse educatie (VVE): ontwikkelingsgericht aanbod voor doelgroeppeuters en leerlingen in de leeftijd 2,5-6 jaar, gericht op het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden.

  • -

    Voorschoolseeducatie: ontwikkelingsgericht aanbod voor doelgroeppeuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, gericht op het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden.

  • -

    Vroegschoolseeducatie: ontwikkelingsgericht aanbod voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 6 jaar, gericht op het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden

  • -

    Dagdeelvoorschoolseeducatie: voorschools VVE-programma dat gedurende 40 weken per jaar elke week een dagdeel van minimaal 4 uur en maximaal 6 uur wordt aangeboden.

  • -

    Peuteropvang: ontwikkelingsgerichte opvang voor kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar.

  • -

    Werkendeouders: ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

  • -

    Niet-werkendeouders: ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

  • -

    Ouderbetrokkenheid: educatief partnerschap tussen ouders en de voorschoolse voorziening/school van hun kind, om elkaar wederzijds te ondersteunen en elkaars bijdrage in de begeleiding van kinderen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en de ontwikkeling van kinderen te bevorderen.

  • -

    Ouderbijdrage: inkomensafhankelijke vergoeding die niet werkende ouders betalen aan de houder Kinderopvang als bijdrage in de kosten voor de plaats voor Voorschoolse educatie of Peuteropvang van hun kind.

  • -

    Voorschoolsevoorziening: Een voorziening voor alle kinderen van 2,5 tot 4 jaar van werkende en niet werkende ouders in de gemeente Zaanstad waar opvang, ontwikkelings- en taalstimulering en samen spelen centraal staan, waarbij kinderen die het nodig hebben, extra ondersteuning wordt geboden om een achterstand te voorkomen of in te lopen.

  • -

    IntegraalKindcentrum(IKC): Een netwerk voor kinderen en hun ouders dat bestaat uit verschillende basisvoorzieningen, waaronder in ieder geval basisonderwijs, een voorschoolse voorziening en welzijn. Doorgaande lijnen in educatie, ontwikkeling en opvang en zorg zijn kenmerken van de samenwerking.

  • -

    Schoolbestuur: het bevoegde gezag van een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dat een van overheidswege bekostigde basisschool in stand houdt.

  • -

    Houderkinderopvang: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert in de gemeente Zaanstad;

  • -

    CentrumJong: Het Centrum voor jeugd en gezin in de gemeente Zaanstad;

  • -

    Toezichthouder: toezichthouder als bedoeld in artikel 1.61 van de Wet kinderopvang;

  • -

    BeleidsgroepOAB: een overlegplatform tussen beleidsmedewerkers van gemeente, primair onderwijs, kinderopvang, Centrum Jong en andere organisaties die zich bezig houden met onderwijsachterstandenbeleid, waarin thema’s met betrekking tot het beleid rond worden besproken.

  • -

    StuurgroepOAB: een overlegplatform tussen bestuurders van gemeente, primair onderwijs, kinderopvang, Centrum Jong en andere organisaties die zich bezig houden met onderwijsachterstandenbeleid, waarin thema’s met betrekking tot het beleid rond worden besproken.

  • -

    Wachtlijst: registratie door de houder van peuters die de startleeftijd van voorschoolse educatie hebben bereikt en ingeschreven zijn voor plaatsing op een kindercentrum, maar voor wie geen peuteropvang of voorschoolse educatie beschikbaar is.

 

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Het bepaalde in deze subsidieregeling is alleen van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 2.1 en artikel 3.1 bedoelde activiteiten.

  • 2.

    De Algemene Subsidieregeling (ASV) Zaanstad is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

 

Artikel 1.3 Doelstelling

Het doel van deze regeling is het bevorderen dat ieder kind een optimale ontwikkeling krijgt om zijn of haar talenten te ontplooien, door het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden bij kinderen in de (voor)schoolse periode. Hiervoor worden bewezen effectieve interventies of activiteiten ingezet op het vlak van educatief aanbod en ouderbetrokkenheid.

 

Artikel 1.4 Algemene toekenningscriteria

  • 1.

    Schoolbesturen, houders Kinderopvang en maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk met aantoonbare ervaring in het organiseren van activiteiten gericht op het signaleren en bestrijden van onderwijsachterstandenkunnen voor OAB-subsidie in aanmerking komen voor zover:

    • a.

      Inzet gericht is op bereik van de doelstelling zoals genoemd in Artikel 1.3;

    • b.

      met de activiteiten zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de feitelijke onderwijsachterstand van leerlingen/kinderen;

    • c.

      het accent primair ligt op vroegtijdig opsporen en aanpakken van taalachterstanden;

    • d.

      de activiteiten passen binnen de ambities en speerpunten van het onderwijsachterstandenbeleid, de onderwijsagenda Zaanstreek, de optimale taalontwikkeling van het meertalig kind en - voor zover activiteiten betrekking hebben op de daarin betreffende wijken - het uitvoeringsplan taal, opvoeden en onderwijs.

 

Artikel 1.5 Subsidieplafond en verdeling van middelen

  • 1.

    De financiële bandbreedte van deze regeling wordt bepaald door de structurele gemeentelijke middelen voor de basisvoorziening peuterplaatsen en de financiële middelen van het Rijk voor onderwijsachterstandenbeleid.

  • 2.

    De in de regeling genoemde subsidies worden verstrekt onder voorbehoud van de jaarlijkse goedkeuring van de gemeentelijke begroting door de gemeenteraad.

  • 3.

    Bij de verdeling van middelen heeft het opzetten en uitvoeren van voorschoolse educatie prioriteit. Uit het resterende budget worden activiteiten gesubsidieerd met als doel kinderen te ondersteunen die door hun omgeving onvoldoende zijn voorbereid op het leren op school of tijdens hun schoolloopbaan onvoldoende gestimuleerd worden waardoor zij een verhoogd risico lopen op onderwijsachterstanden.

  • 4.

    Bij de verdeling van middelen gaat extra budget naar de locaties waar dat het meest nodig is om kansen te bieden en achterstanden te bestrijden. Hiertoe zijn wijken, scholen en voorschoolse voorzieningen verdeeld in A-locaties met de meeste onderwijsachterstanden, B-locaties met gemiddelde onderwijsachterstanden en C-locaties met de minste onderwijsachterstanden. De middelen en activiteiten worden zo verdeeld, dat de locaties waar het meeste nodig is de meeste inzet kunnen doen. De indeling van locaties wordt bepaald op basis van de meest recente gegevens van het CBS en de GGD. Daarbij gelden de volgende bandbreedtes:

    • a.

      Wijken

      • i.

        A = CBS-schoolscore hoger dan 523,1

      • ii.

        B = CBS-schoolscore tussen 195,6 en 523,1

      • iii.

        C = CBS-schoolscore lager dan 195,6

    • b.

      Scholen

      • i.

        A = Gemiddelde CBS-leerlingscore hoger dan 1,99

      • ii.

        B = Gemiddelde CBS-leerlingscore tussen 0,74 en 1,99

      • iii.

        C = Gemiddelde CBS-leerlingscore lager dan 0,74

    • c.

      Voorschoolse voorzieningen

      • i.

        A = Percentage doelgroeppeuters hoger dan 50%

      • ii.

        B = Percentage doelgroeppeuters tussen 25% en 50%

      • iii.

        C = Percentage doelgroeppeutrers lager dan 25%

    • d.

      In een aantal gevallen wijkt de populatie van een school en/of voorschoolse voorziening af van de populatie in de wijk. Voor de indeling van locaties worden daarom de volgende regels gehanteerd:

      • i.

        Indeling scholen: De wijk bepaalt de indeling van de school, tenzij zowel de typering van de CBS-schoolscore en de typering van de CBS-leerlingscore afwijken van de wijkscore. Dan geldt de indeling van de hoogste van deze twee typeringen.

      • ii.

        Indeling voorschoolse voorzieningen: De school bepaalt de indeling van de voorschool, tenzij de typering van het percentage VVE-kinderen hoger ligt. Dan geldt de hogere typering. Wanneer een voorschoolse locatie is gekoppeld aan meerdere scholen, dan geldt de indeling van de school met de hoogste typering.

    • e.

      Bij deze regeling is een ‘Overzicht van ABC-locaties’ opgenomen. Het college houdt zich het recht voor om, in overleg met de Stuurgroep OAB, een wijziging aan te brengen in de categorisering van een locatie op basis van ontwikkelingen bij de locatie.

  • 5.

    Indien gelijktijdig meerdere subsidieaanvragen worden ontvangen, en verstrekking van meerdere subsidies zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond, krijgen aanvragen van kinderopvangaanbieders met de meeste doelgroepkinderen voorrang.

 

Artikel 1.6 Bevoegdheden College

  • 1.

    Het College kan alle bepalingen in deze regeling uitwerken in nadere regels.

  • 2.

    Het College is bevoegd het ‘Tarievenblad’ vast te stellen met subsidiebedragen voor peuterspelen, voorschoolse educatie, dagdeelvergoedingen en maatwerkvergoedingen.

  • 3.

    Het College is bevoegd subsidies te indexeren. Hierbij wordt de jaarlijks gemeentelijke “prijs-, loon- en subsidieindexatie” toegepast zoals gemeld in de begroting voor het betreffende begrotingsjaar, tenzij door het college expliciet anders wordt besloten.

  • 4.

    Het College is bevoegd om, in overleg met de stuurgroep OAB, een wijziging aan te brengen in de categorisering van een locatie in het Overzicht van ABC-locaties op basis van ontwikkelingen bij de locatie.

  • 5.

    Het College is bevoegd de ‘Ouderbijdragentabel’ vast te stellen voor een gesubsidieerde peuter-of VVE-plaats die door de kinderopvangaanbieders het volgende jaar toegepast moet worden. Hierbij wordt jaarlijks de VNG-adviestabel overgenomen, tenzij door het college expliciet anders wordt besloten.

 

Hoofdstuk 2 Voorschoolse voorzieningen

 

 

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college verstrekt aan houders kinderopvang een bijdrage in de kosten voor het uitvoeren van de volgende activiteiten:

    • a.

      peuteropvang voor een peuter van een niet werkende ouder, voor in totaal 320 uur per jaar, verdeeld over 40 weken per jaar en verspreid over maximaal 2 dagdelen van 4 uur per week.

    • b.

      voorschoolse educatie voor een doelgroeppeuter, voor in totaal 640 uur per jaar, verdeeld over 40 weken en verspreid over maximaal 4 dagdelen van 4 uur per week. Daarbij worden de volgende kosten vergoed:

      • i.

        voor niet werkende ouders wordt voor 640 uur subsidie verstrekt.

      • ii.

        voor werkende ouders wordt voor de laatste 320 uur subsidie verstrekt.

  • 2.

    Het college verstrekt aan houders kinderopvang een subsidie als bijdrage in de kosten voor het uitvoeren van een dagdeel voorschoolse educatie op A- en B-locaties (conform artikel 1.4, sub 4). De subsidie is bedoeld voor de volgende VVE-activiteiten:

    • a.

      Alle vereiste scholing en bijscholing personeel voor VVE, inclusief vervanging/verlet uren;

    • b.

      aanschaf en onderhoud van kindvolgsysteem;

    • c.

      inzet van pedagogisch medewerkers voor coaching van medewerkers en ontwikkeling van pedagogisch beleid;

    • d.

      taakuren waaronder gebruik kindvolgsysteem, registratie, warme overdracht;

    • e.

      voorbereiding programma;

    • f.

      VVE materiaal.

  • 3.

    Het college verstrekt aan houders kinderopvang extra subsidie voor A-locaties (conform artikel 1.4, sub 4) voor een dagdeel voorschoolse educatie. De houder kinderopvang zet de extra subsidie naar eigen inzicht in, maar deze draagt tenminste bij aan de kwaliteit van de uitvoering van het VVE-programma op de groep door:

    • a.

      Meer aandacht voor taalaanbod in de groep;

    • b.

      het vergroten van de ouderbetrokkenheid;

    • c.

      signalering en ondersteuning van kinderen met opvallend gedrag.

  • 4.

    Het college verstrekt aan houders kinderopvang voor C-locaties maatwerkvergoeding voor een doelgroeppeuter die gebruikmaakt van peuterspelen. Een doelgroeppeuter kan op een C-locatie gebruik maken van 4 dagdelen peuterspelen, in het geval dat ouders niet terecht kunnen of willen bij een A-locatie of B-locatie.

  • 5.

    De subsidieontvanger mag alleen gemotiveerd en na expliciet akkoord van de gemeente afwijken van de genoemde activiteiten onder 2.1, lid 1 t/m 4.

 

Artikel 2.2 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    De voorschoolse voorziening van de houder kinderopvang voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De voorschoolse voorziening voldoet aan de bepalingen gesteld bij of krachtens:

      • i.

        De Wet Kinderopvang

      • ii.

        De Wet kwaliteitseisen kinderopvang en peuterspeelzalen

      • iii.

        De Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang

      • iv.

        De Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

      • v.

        De Wet Primair onderwijs

      • vi.

        De eisen van de Belastingdienst ten aanzien van het toekennen van een toeslag voor de groep van werkende ouders;

      • vii.

        De meldcode kindermishandeling;

  • 2.

    Het aanbod van peuterspelen voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De uitvoerende houder kinderopvang beschikt over een beleidsplan waarbij naast aandacht voor pedagogische kwaliteit er een werkwijze is voor ouderbetrokkenheid, de doorlopende leerlijn naar het onderwijs en de samenwerking met instellingen op het terrein van de zorg voor jeugd;

    • b.

      De uitvoerende houder kinderopvang handelt in voorkomende gevallen volgens de meldcode kindermishandeling;

    • c.

      Peuterspelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd wordt gerealiseerd binnen één locatie waar kinderen van werkende en niet werkende ouders gezamenlijk opgevangen worden en een ontwikkelingsgericht aanbod krijgen;

  • 3.

    Het aanbod van voorschoolse educatie voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De voorschoolse educatie voldoet aan de bepalingen gesteld of krachtens:

      • i.

        wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie;

      • ii.

        de werkafspraken zoals vastgesteld door de Stuurgroep OAB;

    • b.

      de houder kinderopvang dient bij de uitvoering van voorschoolse educatie samen te werken met een IKC in een brede voorschoolse voorziening in het kader van de doorgaande ontwikkelingslijn;

    • c.

      het aanbod vindt plaats in een door de gemeente erkende VVE-locatie. De houder kinderopvang legt het starten van een nieuwe VVE-locatie voor aan de gemeente;

    • d.

      de houder kinderopvang draagt er zorg voor dat de activiteiten worden begeleid door VVE-gecertificeerde medewerkers.

    • e.

      de uitvoerende houder kinderopvang is vertegenwoordigd in of maakt deel uit van de Beleidsgroep OAB en stuurgroep OAB;

    • f.

      de uitvoerende houder kinderopvang subsidieaanvrager komt alle door de Beleidsgroep OAB en Stuurgroep OAB gemaakte werkafspraken na, onder meer over toeleiding, overdacht, zorgstructuur en doorverwijzing;

    • g.

      er wordt gewerkt met een kindvolgsysteem dat wordt geselecteerd in overleg met de samenwerkende school;

    • h.

      de houder kinderopvang maakt gebruik van de VVE-toeleidingsmonitor en registreert daar alle deelnemende kinderen.

    • i.

      de houder kinderopvang heeft afspraken met de toeleider (Centrum Jong) over het gebruik van de toeleidingsmonitor.

    • j.

      de houder kinderopvang heeft een actieve rol bij de werving van doelgroeppeuters;

    • k.

      de houder kinderopvang heeft een actieve rol bij het voorkomen van wachtlijsten;

    • l.

      de subsidieaanvrager heeft afspraken over de zorgstructuur jeugd met het Centrum Jong.

  • 4.

    De subsidie voor het uitvoeren van een dagdeel voorschoolse educatie op A-locaties wordt alleen verstrekt wanneer wordt voldaan aan de volgende volwaarden:

    • a.

      De locatie is door de Stuurgroep OAB als A-locatie aangemerkt in het Overzicht van ABC-locaties;

    • b.

      minimaal 50% van de betreffende groep betreft een doelgroeppeuter, met een minimum van 7 doelgroeppeuters;

    • c.

      wanneer nieuwe dagdelen worden toegevoegd wordt dit aangeven bij de gemeente.

  • 5.

    De subsidie voor het uitvoeren van een dagdeel voorschoolse educatie op B-locaties wordt alleen verstrekt wanneer wordt voldaan aan de volgende volwaarden:

    • a.

      De locatie is door de Stuurgroep OAB als B-locatie aangemerkt in het Overzicht van ABC-locaties;

    • b.

      minimaal 25% van de betreffende groep betreft een doelgroeppeuter, met een minimum van 3 doelgroeppeuters;

    • c.

      wanneer nieuwe dagdelen worden toegevoegd wordt dit aangeven bij de gemeente.

  • 6.

    De ouder van een kind dat gebruik maakt van peuterspelen of voorschoolse educatie betaalt een ouderbijdrage aan de houder kinderopvang voor twee dagdelen (max 8 uur), conform de Ouderbijdragetabel.

  • 7.

    Indien geen peuterplaats of VVE plaats beschikbaar is bij de houder kinderopvang, verwijst deze de ouder door naar een andere kinderopvangaanbieder met een beschikbare plaats. De houder kinderopvang spant zich in om het ontstaan van een wachtlijst te voorkomen.

  • 8.

    De subsidieontvanger mag alleen gemotiveerd en na expliciet akkoord van de gemeente afwijken van de genoemde voorwaarden onder 2.2, lid 1 t/m 7.

 

Artikel 2.3 Toeleiding en plaatsing

  • 1.

    Toeleiding van doelgroeppeuters vindt plaats via de VVE-toeleidingsmonitor, zoals beschreven in de werkinstructie ‘Zaanstad VVE werkproces toeleiding, VVE monitor’.

  • 2.

    Bij plaatsing van kinderen gelden de volgende regels:

    • a.

      De volgende voorrangregels voor plaatsing van kinderen gelden als er op een kindcentrum sprake is van een wachtlijst. Daarbij worden kinderen die voldoen aan criterium onder 1 als eerste geplaatst, vervolgens kinderen die voldoen aan het criterium onder 2 en zo verder

      • 1.

        Peuters die naar de peuteropvang gaan en op latere leeftijd een indicatie hebben gekregen voor voorschoolse educatie.

      • 2.

        Doelgroeppeuters van de wachtlijst met een broertje of zusje op de voorschoolse voorziening of de school die binnen het IKC verbonden is met de voorschoolse voorziening.

      • 3.

        Doelgroeppeuters van de wachtlijst.

      • 4.

        Niet doelgroeppeuters van de wachtlijst met een broertje of zusje op de voorschoolse voorziening of de school die binnen het IKC verbonden is met de voorschoolse voorziening.

      • 5.

        Niet-doelgroeppeuters van de wachtlijst

      • 6.

        Nieuw aangemelde doelgroeppeuters met een broertje of zusje op de voorschoolse voorziening of de school die binnen het IKC verbonden is met de voorschoolse voorziening.

      • 7.

        Nieuw aangemelde doelgroeppeuters

      • 8.

        Nieuw aangemelde niet doelgroeppeuters met een broertje of zusje op de voorschoolse voorziening of de school die binnen het IKC verbonden is met de voorschoolse voorziening.

      • 9.

        Nieuw aangemelde niet doelgroeppeuters

    • b.

      Bij een crisisplaatsing zijn uitzonderingen op deze voorrangregels van toepassing.

 

Artikel 2.4 Subsidietarieven

  • 1.

    Het subsidiebedrag per plaats peuterspelen bedraagt het vastgestelde uurtarief, zoals vastgelegd in het Tarievenblad, minus voor 2 dagdelen de inkomensafhankelijke ouderbijdrage, zoals vastgelegd in de Ouderbijdragetabel.

  • 2.

    Het subsidiebedrag per plaats voorschoolse educatie voor niet werkende ouders bedraagt het vastgestelde uurtarief, zoals vastgelegd in het Tarievenblad, minus voor 2 dagdelen de inkomensafhankelijke ouderbijdrage, zoals vastgelegd in de Ouderbijdragetabel.

  • 3.

    Het subsidiebedrag per plaats voorschoolse educatie voor werkende ouders bedraagt het vastgestelde uurtarief, zoals vastgelegd in het Tarievenblad.

  • 4.

    Het subsidiebedrag per dagdeel voorschoolse educatie bedraagt een eenmalige bijdrage per jaar conform het bedrag de vastgestelde dagdeelvergoeding, zoals vastgelegd in het Tarievenblad. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een dagdeelvergoeding voor A-locaties en B-locaties. C-locaties ontvangen geen dagdeelvergoeding.

  • 5.

    Het subsidiebedrag voor maatwerk op c-locaties bedraagt de vastgestelde maatwerkvergoeding, zoals vastgelegd in het Tarievenblad.

 

Artikel 2.5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor de duur van een kalenderjaar. De subsidieaanvraag voor het opvolgende kalenderjaar kan tot en met 1 oktober worden ingediend via het webportaal van de gemeente Zaanstad.

  • 2.

    Het college neemt uitsluitend volledige aanvragen in behandeling. Bij onvolledige aanvragen krijgt de aanvrager een hersteltermijn van twee weken.

  • 3.

    De aanvraag bevat de naam en het adres van de houder Kinderopvang, de locatie waar de opvang plaatsvindt, de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, de wijze waarop de opvang is vermeld in het LRKP met het bijbehorende registratienummer en het bankrekeningnummer van aanvrager;

  • 4.

    Onverminderd artikel 6, tweede lid van de Algemene subsidieregeling Zaanstad 2018 overlegt de aanvrager bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens:

    • a.

      het nummer waaronder de voorschoolse voorziening in het landelijk register kindercentra geregistreerd staat;

    • b.

      een prognose van het aantal bezette kindplaatsen in het volgend kalenderjaar;

    • c.

      een prognose van het dagdelen VVE in het volgend kalenderjaar;

    • d.

      een organisatieplan dat een beschrijving bevat van de:

      • i.

        omvang en samenstelling van de groep waarvan de kindplaats waarvoor subsidie wordt aangevraagd deel uitmaakt;

      • ii.

        wijze waarop de brede ontwikkeling van het kind gevolgd wordt;

      • iii.

        wijze van evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

      • iv.

        ontwikkelpunten ten aanzien van de kwaliteit van activiteiten en de wijze waarop hieraan wordt gewerkt;

      • v.

        wijze waarop gericht beleid voor ouderbetrokkenheid gevoerd wordt;

      • vi.

        informatieoverdracht bij overgang van kindercentrum naar basisschool,

      • vii.

        wijze waarop de samenwerking met het bestuur van de basisscholen c.q. de basisschool wordt gerealiseerd,

      • viii.

        samenwerking met andere organisaties, en

      • ix.

        voor een A-locatie: de wijze waarop de extra dagdeelsubsidie wordt ingezet.

      • x.

        voor een C-locatie: de wijze waarop de maatwerkvergoeding wordt ingezet

  • 5.

    De aanvrager beschikt over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente. Het gaat daarbij om:

    • a.

      een door de ouder(s) ondertekende aanvraag waarin vermeld staan de naam en adres en bsn-nummer van de ouder(s);

    • b.

      actuele inkomensgegevens van de ouders van het kind dat de kindplaats bezet waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      een gedagtekende offerte of overeenkomst tussen de aanvrager en de ouder van het kind;

    • d.

      indien van toepassing: de naam en het bsn-nummer van de financiële partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner;

    • e.

      naam en bsn-nummer en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • f.

      inkomensgegevens van de ouder(s) en, indien van toepassing, van de financiële partner waarmee de ouderbijdrage wordt bepaald. De ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze regeling geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben. Voor de inkomensgegevens dient een kopie van een recente loonstrook, de jaaropgave van het voorgaande jaar, de definitieve aangifte van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar of een recente aanslag inkomstenbelasting van de belastingdienst te worden overlegd.

    • g.

      de wijze waarop de ouderbijdragentabel is toegepast;

    • h.

      een plaatsingsovereenkomst van de kinderopvangaanbieder dat de opvang gaat verzorgen waarin wordt aangegeven: de naam en adres van de brede voorschoolse voorziening waar de opvang plaatsvindt, de soort opvang, het aantal uren opvang per kind, de kostprijs, de aanvangsdatum en (verwachte) einddatum van de opvang;

    • i.

      indien het gaat om voorschoolse educatie, een bewijs van indicatiestelling voor VVE door het Centrum Jong of een andere door het college daartoe aangewezen organisatie met daarin een opgave van de geldigheidsduur.

  • 6.

    In aanvulling op lid 3, 4 en 5 kan het college overige gegevens opvragen die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag.

  • 7.

    Het college kan bepalen dat de subsidieaanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 8.

    Het college kan bepalen dat bij een vervolgaanvraag de gegevens bedoeld onder lid 4 sub c, d, en e niet opnieuw hoeven te worden overgelegd.

  • 9.

    Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt gelet op:

    • a.

      de mate waarin wordt voldaan aan de subsidievoorwaarden als bedoeld in artikel 2.2;

    • b.

      het subsidieplafond en de verdeelsleutel als bedoeld in artikel 1.5;

    • c.

      of de subsidie in overeenstemming is met Europese regels in het kader van staatssteun;

    • d.

      of er geen sprake is de in artikel 9 van de Algemene Subsidie Regeling Zaanstad 2018 genoemde weigeringsgronden.

 

Artikel 2.6 Evaluatie en verantwoording

  • 1.

    Gedurende de subsidieperiode verstrekt de houder kinderopvang aan het college op uiterlijk 1 september een beschrijving van de wijze waarop aan de kwaliteit wordt gewerkt van de gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.

  • 2.

    Gedurende de subsidieperiode verstrekt de houder kinderopvang aan het college middels het formulier ‘Realisatie voorschoolse voorzieningen’ een overzicht waarin de prognoses bij de aanvraag worden afgezet tegen de werkelijke realisatie, te weten:

    • a.

      Uiterlijk op 1 mei een ingevuld formulier de eerste drie maanden van het kalenderjaar (Eerste kwartaal rapportage).

    • b.

      Uiterlijk op 1 augustus een ingevuld formulier over de eerste zes maanden van het kalenderjaar (Tweede kwartaal rapportage).

    • c.

      Uiterlijk op 1 november een ingevuld formulier over de eerste negen maanden van het kalenderjaar (Derde kwartaal rapportage).

    • d.

      Uiterlijk op 1 februari een ingevuld formulier over het afgelopen kalenderjaar (Jaarrapportage).

  • 3.

    Gedurende de subsidieperiode voert de houder in de periode september met de gemeente een ontwikkelgesprek. Op basis van – in ieder geval – het formulier ‘Voortgang en ontwikkeling’ en het formulier ‘Realisatie voorschoolse voorzieningen’ wordt gesproken over de voortgang, effectiviteit en kwaliteit van de gesubsidieerde activiteiten. Signalen en ontwikkelingen op basis van de gegevens staan bij centraal. De uitkomsten van het gesprek dienen als input voor eventuele aanvragen en afspraken voor het volgende kalenderjaar.

  • 4.

    De houder kinderopvang dient uiterlijk op 1 juli, na afloop van het kalenderjaar waarop subsidie betrekking had, een aanvraag tot vaststelling in.

    • a.

      De aanvraag bevat naast de genoemde bepalingen in artikel 13, 14 en 15 van de Algemene Subsidie Regeling Zaanstad 2018 een registratie van het aantal gerealiseerde peuterplaatsen en/of VVE-plaatsen in de voorschoolse voorziening.

    • b.

      De houder kinderopvang maakt in de verantwoording de verschillende soorten omzet, vanuit publieke en private middelen, inzichtelijk.

    • c.

      Het college kan bepalen dat verantwoording geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

 

Artikel 2.7 Subsidievaststelling

  • 1.

    Bij vaststelling van de subsidie worden de prognoses bij aanvraag van de subsidie vergeleken met de werkelijke realisatie zoals opgegeven in de verantwoording. De vaststelling vindt plaats op basis van het aantal bezette kindplaatsen en het werkelijk gemiddelde gezinsinkomen van de ouder(s) wiens/wier kind een kindplaats heeft bezet.

 

Hoofdstuk 3 Overige voorzieningen onderwijsachterstandenbeleid

 

 

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Een subsidie aan een schoolbestuur kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die bijdragen aan de doelstelling zoals genoemd in artikel 1.3, door inzet op:

    • a.

      Voorzieningen voor onderwijstijdverlenging en extra leeractiviteiten;

    • b.

      Activiteiten gericht op het stimuleren en versterken van ouderbetrokkenheid;

    • c.

      Coördinatie van VVE en de daaraan gekoppelde professionalisering en optimalisatie van doorlopende leerling.

  • 2.

    Een subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die beschikbaar zijn voor kinderen op de scholen van het betreffend schoolbestuur of activiteiten die worden georganiseerd voor alle kinderen in het Zaanse onderwijs namens meerdere schoolbesturen (bovenbestuurlijk).

  • 3.

    De subsidieontvanger mag alleen gemotiveerd en na expliciet akkoord van de gemeente afwijken van de genoemde zaken onder 3.1, lid 1.

 

Artikel 3.2 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    De voorziening van het schoolbestuur voldoet aan de bepalingen gesteld bij of krachtens:

    • a.

      De Wet Primair onderwijs

  • 2.

    De activiteiten in de voorziening van het schoolbestuur voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de activiteit gericht is op het tegengaan van achterstanden op het gebied van taal, met een koppeling naar brede ontwikkeling van kinderen.

    • b.

      het schoolbestuur draagt er zorg voor dat alle onderwijsactiviteiten worden begeleid door of onder supervisie van een bevoegd leerkracht po.

    • c.

      het schoolbestuur werkt bij de uitvoering van de activiteiten samen met een houder Kinderopvang in het kader van overdracht van kinderen en het bieden van een doorgaande ontwikkelingslijn;

    • d.

      het schoolbestuur werkt bij de uitvoering van de activiteiten samen met Centrum Jong in het kader van overdracht van doelgroeppeuters;

    • e.

      het schoolbestuur is vertegenwoordigd in of maakt deel uit van de Beleidsgroep OAB en stuurgroep OAB;

    • f.

      het schoolbestuur komt alle door de Beleidsgroep OAB en de stuurgroep OAB gemaakte werkafspraken na, onder meer over toeleiding, overdacht en kwaliteit;

    • g.

      het schoolbestuur zet zich samen met andere educatieve partners in op ouderbetrokkenheid;

    • h.

      er wordt gewerkt met een kindvolgsysteem dat wordt geselecteerd in overleg met de samenwerkende houder kinderopvang;

    • i.

      de subsidieaanvrager heeft afspraken over de zorgstructuur jeugd met het Centrum Jong.

 

Artikel 3.3 Subsidiebedrag en verdeelsleutels

  • 1.

    De hoogte van het totale beschikbare subsidiebedrag voor overige voorzieningen van het onderwijsachterstandenbeleid wordt jaarlijks bepaald. Het bedrag wordt bepaald op basis van de financiële bandbreedte, zoals beschreven in Artikel 1.5, met aftrek van benodigde inzet van budget voor de organisatie en subsidiering van voorschoolse educatie.

  • 2.

    Op basis van het beschikbare subsidiebedrag voor overige voorzieningen wordt eerst bepaald welke bovenbestuurlijke activiteiten worden gesubsidieerd.

  • 3.

    Het resterende subsidiebedrag wordt verdeeld over subsidieaanvragers op basis van de CBS-schoolscore van de Zaanse scholen van de betreffende schoolbesturen. Na vaststelling van het beschikbare subsidiebedrag wordt het budget percentueel verdeelt op basis van de totale schoolscore van de besturen.

  • 4.

    De beschikbare bedragen per schoolbestuur worden jaarlijks uiterlijk 31 maart bekend gemaakt, waarna schoolbesturen subsidie aan kunnen vragen, conform de aanvraagprocedure in Artikel 3.4. Wanneer een schoolbestuur geen subsidie aanvraagt wordt het beschikbare bedrag verdeeld over andere subsidieaanvragers, conform dezelfde verdeelsleutel.

 

Artikel 3.4 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor de duur van een schooljaar. De subsidieaanvraag voor het opvolgende schooljaar kan tot en met 1 juni worden ingediend via het webportaal van de gemeente Zaanstad.

  • 2.

    Het college neemt uitsluitend volledige aanvragen in behandeling. Bij onvolledige aanvragen krijgt de aanvrager een hersteltermijn van twee weken.

  • 3.

    De aanvraag bevat de naam en het adres van het schoolbestuur, de locatie(s) waar de activiteiten plaatsvinden, de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd en het bankrekeningnummer van aanvrager;

  • 4.

    Onverminderd artikel 6, tweede lid van de Algemene subsidieregeling Zaanstad 2018 overlegt de aanvrager bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens:

    • a.

      een activiteitenplan dat een beschrijving bevat van de:

      • i.

        activiteiten die per locatie worden uitgevoerd;

      • ii.

        de wijze waarop de brede ontwikkeling van het kind gevolgd wordt;

      • iii.

        ontwikkelpunten ten aanzien van de kwaliteit van activiteiten en de wijze waarop hieraan wordt gewerkt;

      • iv.

        de wijze waarop gericht ouderbeleid gevoerd wordt;

      • v.

        de wijze waarop de samenwerking met de houder kinderopvang en eventuele andere organisaties wordt gerealiseerd;

      • vi.

        informatieoverdracht bij overgang van kindercentrum naar basisschool;

      • vii.

        de wijze van evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

 

Artikel 3.5 Evaluatie en monitoring

  • 1.

    Gedurende de subsidieperiode verstrekt het schoolbestuur aan het college op uiterlijk 1 april een beschrijving van de wijze waarop aan de kwaliteit wordt gewerkt van de gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.

  • 2.

    Om de voortgang in beeld te brengen van het bereiken van de in artikel 1.3 genoemde doelstelling verplicht de subsidieontvanger zich tot het verzamelen van hiertoe benodigde informatie, te weten in ieder geval:

    • a.

      beschikbare gegevens over leerlingen in het kindvolgsysteem

    • b.

      beschikbare CITO-toetsgegevens (Woordenschat, begrijpend lezen, Taal en/of Rekenen) voor de groepen 3 t/m 8 (d.m.v. Middentoets, Eindtoets en Peutertoets).

  • 3.

    Gedurende de subsidieperiode voert de houder in de periode maart-april met de gemeente een ontwikkelgesprek. Op basis van het formulier ‘Voortgang en ontwikkeling’ en de in lid 2 genoemde gegevens wordt gesproken over de voortgang, effectiviteit en kwaliteit van de gesubsidieerde activiteiten. Signalen en ontwikkelingen op basis van de gegevens staan bij centraal. De uitkomsten van het gesprek dienen als input voor eventuele aanvragen en afspraken voor het volgende schooljaar.

  • 4.

    Het schoolbestuur dient uiterlijk op 1 november, na afloop van het schooljaar waarop subsidie betrekking had, een aanvraag tot vaststelling in, welke is voorzien van:

    • a.

      Een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten

    • b.

      Een overzicht van de bestedingen die ten laste van de ontvangen subsidie zijn gebracht

  • 5.

    De subsidieontvanger stelt na afloop van ieder kalenderjaar waarin subsidiering heeft plaatsgevonden een algemeen jaarverslag, inclusief jaarrekening op, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      In het jaarverslag en de jaarrekening zijn de activiteiten en kosten van de gesubsidieerde voorzieningen gespecificeerd.

    • b.

      Het jaarverslag wordt gecontroleerd door de accountant, conform het controleprotocol van OCW.

 

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

 

 

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, afwijken van het bepaalde in deze regeling, indien een strikte toepassing daarvan zal leiden tot een onevenredige behandeling van de aanvrager of kinderopvangaanbieder.

 

Artikel 4.2 Onvoorziene gevallen

In de gevallen waarin in deze regeling niet voorziet beslist het college.

 

Artikel 4.3 Overgangsrecht

De tijdelijke subsidieregeling Peuteropvang en VVE 2019 blijft van kracht voor subsidies die op basis van die regeling zijn verleend.

 

Artikel 4.4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De subsidieregeling treedt in werking op 1 oktober 2021.

  • 2.

    De subsidieregeling kan worden aangehaald als: “Voorschoolse voorzieningen en onderwijsachterstandenbeleid gemeente Zaanstad”.