Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Weesp

Subsidieregeling duurzame energieprojecten Weesp

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWeesp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling duurzame energieprojecten Weesp
CiteertitelSubsidieregeling duurzame energieprojecten Weesp
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  3. https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR78115/1
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-202109-11-2021artikel 6

21-12-2021

gmb-2021-474397

08-12-202129-12-2021nieuwe regeling

09-11-2021

gmb-2021-438630

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling duurzame energieprojecten Weesp

Subsidieregeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp tot stimulering van duurzame energieprojecten (Subsidieregeling duurzame energieprojecten Weesp)

 

Het college van burgemeester en wethouders van Weesp,

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 4:23, eerste lid van de Algemene Wet Bestuursrecht en artikel 7, tweede lid, onderdeel b van de Algemene subsidieverordening Weesp 2010, verder gelet op Nota Duurzaam Weesp (2016),

 

besluit vast te stellen:

 

Subsidieregeling duurzame energieprojecten Weesp

Artikel 1 - begripsomschrijving

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aardgasvrij: een verblijfsobject waar geen aardgas of andere fossiele brandstof verbruikt wordt voor verwarmingsdoeleinden en waar geen aansluiting op het door de netbeheerder beheerde aardgasnet is;

  • b.

    aardgasvrij ready: een verblijfsobject dat niet aardgasvrij is, maar als gevolg van reeds getroffen maatregelen op het gebied van isolatie, ventilatie, warmteafgiftesystemen, vermogen van de elektriciteitsaansluiting, aansluitmogelijkheden voor elektrisch koken klaar is voor de wijziging naar een aardgasvrij warmtebron;

  • c.

    ASGW2010: algemene subsidieverordening gemeente Weesp 2010;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp;

  • e.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L 352).

  • f.

    duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Weesp: de doelstelling zoals verwoord in Nota Duurzaam Weesp (2016),

  • g.

    maatschappelijke organisatie: een organisatie met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, statutair gericht op een maatschappelijk belang met een publieke functie op het gebied van sport en cultuur.

  • h.

    maatschappelijk vastgoed: verblijfsobjecten of gronden die beheerd en gebruikt worden door een maatschappelijke organisatie ten behoeve van de realisatie van de statutaire doelen van die organisatie.

  • i.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Weesp;

  • j.

    rendabele investering: kosten voor de realisatie van een zaak die zich gedurende de technische levensduur van die zaak terugverdienen als gevolg van door die zaak gerealiseerde besparingen of opbrengsten.

  • k.

    verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is, zoals bedoeld in artikel 1, lid m van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

  • l.

    woningcorporaties: Toegelaten instellingen zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015

Artikel 2 – toepasselijkheid ASGW 2010

De algemene subsidieverordening Gemeente Weesp 2010 is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk van wordt afgeweken.

Artikel 3 – regelingsdoel

Het doel van deze regeling is het stimuleren van de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed en het stimuleren van duurzame projecten die een bijdrage leveren aan de realisatie van de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Weesp door energie te besparen of op te wekken.

Artikel 4 - doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze regeling kan worden verstrekt aan de volgende rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties:

    • a.

      bewonersinitiatieven;

    • b.

      een groep huurders of woningeigenaren

    • c.

      een stichting

    • d.

      een (wijk)vereniging

    • e.

      een coöperatie die zich specifiek richt op (bewustwording over) verduurzaming van de weesperwoning voorraad;

    • f.

      particulieren in collectief verband; en

    • g.

      initiatieven gericht op het ‘aardgasvrij-ready’ maken van wijken.

    • h.

      maatschappelijke organisaties

  • 2.

    Het college kan bij uitzondering ook subsidie aan een natuurlijke persoon geven als deze aantoonbaar een van de bovenstaande groepen vertegenwoordigd.

Artikel 5 – subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor projecten en activiteiten ter bevordering of realisatie van energiebesparing of energieopwek binnen de gemeente Weesp.

Artikel 6 – subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de in deze regeling bepaalde activiteiten, door organisaties die geen maatschappelijke organisaties zijn, zoals bedoelt in artikel 4 onderdeel h, wordt door de raad in de begroting bepaald. Tenzij in de begroting anders vermeld zijn de subsidieplafonds voor de volgende periodes als volgt:

    • a.

      voor de periode tot 31 december 2021 is het plafond voor deze regeling € 50.000,-;

    • b.

      voor de periode tussen 1 januari 2022 en 23 maart 2022 bedraagt het plafond € 50.000,- .

  • 2.

    Het subsidieplafond voor de in deze regeling bepaalde activiteiten, door organisaties die wel een maatschappelijke organisaties zijn, zoals bedoelt in artikel 4 onderdeel h, wordt door de raad in de begroting bepaald. Tenzij in de begroting anders vermeld zijn de subsidieplafonds voor de volgende periodes als volgt

    • a.

      voor de periode tot 31 december 2021 is het plafond voor deze regeling € 50.000,-;

    • b.

      voor de periode tussen 1 januari 2022 en 23 maart 2022 bedraagt het plafond € 50.000,-.

Artikel 7 – subsidiabele kosten

  • 1.

    De kosten voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten komen in aanmerking voor subsidie, daaronder worden de volgende zaken in ieder geval geacht te vallen:

    • a.

      ureninzet van werknemers en derden;

    • b.

      vergoeding van vrijwilligers en onkosten; en

    • c.

      de kosten voor te gebruiken materialen.

  • 2.

    niet in aanmerking voor subsidie komen:

    • a.

      vergoeding voor door derden geleverde diensten indien het uurtarief hoger ligt dan €125,- exclusief BTW komen niet in aanmerking voor subsidie; en

    • b.

      kosten voor activiteiten die eerder dan 8 weken vóór de indiening van de aanvraag zijn aangevangen.

    • c.

      de kosten voor biomassaverbrandingsketels, hout- of pelletkachels;

    • d.

      de kosten voor installaties of fornuizen op fossiele brandstoffen als kolen, olie, butaangas of andere brandstoffen die bij verbranding meer fijnstof produceren dan aardgas

    • e.

      de kosten voor pannen en ander keukengerei; en

    • f.

      de kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan wettelijke verplichtingen.

Artikel 8 – hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor de in deze regeling bepaalde activiteiten is als volgt:

    • a.

      deze bedraagt 50% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      deze is niet hoger dan €. 15.000,-; en

    • c.

      deze is niet lager dan €. 5.000,-.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid zou leiden dat het totaal van alle subsidies voor de activiteit hoger is dan het bedrag dat op grond van de De-minimisverordening verstrekt kan worden, zodat er geen sprake is van het overtreden van het verbod op het geven van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt het subsidiebedrag in afwijking van het eerste lid zodanig vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor de activiteit niet hoger is dan het bedrag dat op grond van de De-minimisverordening verstrekt mag worden.

Artikel 9 – bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    In aanvulling op artikel 11 van de ASGW 2010 dienen bij een aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling de volgende bescheiden te worden ingediend:

    • a.

      Indien er sprake is van een onderneming zoals bedoelt in artikel 2 tweede lid, van de de de-minimisverordening uitgezonderd woningcorporaties.

    • b.

      een bewijs van instemming met de subsidieaanvraag van partijen, niet zijnde de gemeente, van wie redelijkerwijs instemming vereist is om de subsidiabele activiteiten uit te voeren.

  • 2.

    Het activiteitenplan, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a van de ASGW 2010 bevat in ieder geval een beschrijving van de volgende zaken:

    • a.

      de beoogde subsidiabele activiteiten;

    • b.

      de doelstelling met de beoogde subsidiabele activiteiten;

    • c.

      de doelgroep voor de beoogde subsidiabele activiteiten;

    • d.

      de eigen bijdrage van de aanvrager;

    • e.

      de samenwerking met andere organisaties en partijen;

    • f.

      indien er sprake is van een rendabele investering een motivering waarom deze rendabele investeringen niet gefinancierd kunnen worden.

  • 3.

    De begroting, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b van de ASGW 2010 bevat in ieder geval ook een financieringsplan waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de met de subsidiabele activiteiten gemoeide kosten gedekt zullen worden.

Artikel 10 - weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 19 van de ASGW 2010 weigert het college subsidie te verlenen op grond van deze regeling indien:

    • a.

      de aanvraag is ingediend na 23 maart 2022;

    • b.

      de aanvrager niet één van de uitvoerders of opdrachtgevers is van de subsidiabele activiteit;

    • c.

      de subsidiabele kosten, zoals bedoelt in artikel 8, niet tenminste €10.000,- bedragen;

    • d.

      eerder dan acht weken voordat de aanvraag voor subsidie is ingediend gestart is met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • e.

      uitvoering van de subsidiabele activiteiten een onaanvaardbaar groot risico met zich meebrengt dat de organisatie haar statutaire doelstellingen minder zal kunnen realiseren.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 19 van de ASGW 2010 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren subsidie te verlenen op grond van deze regeling indien:

    • a.

      de eigen bijdrage van de aanvrager aan het project naar oordeel van het college niet noodzakelijk is voor of onvoldoende bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen uit het activiteitenplan;

    • b.

      de subsidieaanvraag meer bedraagt dan de in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, bepaalde maximum;

    • c.

      de activiteiten een overwegend commercieel belang hebben;

    • d.

      het potentiele resultaat dat met de uitvoering van de subsidie wordt beoogd naar het oordeel van het college niet in verhouding staat tot de gevraagde bijdrage;

Artikel 11 – aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikelen 9, 12 en eventueel 13 van de ASGW2010 zijn aan de subsidie op grond van deze regeling de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de activiteiten worden binnen een door het college bij verlening bepaalde termijn uitgevoerd. Deze uitvoeringstermijn is niet langer dan twee jaar. Deze uitvoeringstermijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een passende onderbouwing, binnen de uitvoeringstermijn ontvangt;

  • b.

    de subsidieontvanger draagt zorg voor de benodigde toestemmingen en vergunningen.

Artikel 12 – verantwoording en vaststelling van de subsidie

In aanvulling op artikel 22, tweede lid van de ASGW 2010 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling op grond van deze regeling de volgende stukken:

  • a.

    de betaalde facturen voor de gesubsidieerde activiteiten inclusief betaalbewijzen;

  • b.

    indien de uren van vrijwilligers en medewerkers in loondienst onderdeel uitmaken van de gesubsidieerde activiteiten: een overzicht van de uren van die vrijwilligers en medewerkers in loondienst.

Artikel 13 – inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

Artikel 14 – vervaldatum

Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2023.

Artikel 15 - citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling duurzame energieprojecten Weesp.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 9 november 2021.

De burgemeester

Bas Jan van Bochove

De gemeentesecretaris

Daphne Struijk

Algemeen toelichting  

De gemeente Weesp heeft de ambitie om binnen afzienbare tijd energieneutraal te zijn. Om meer draagvlak te creëren onder de Weespers is er in oktober 2021 een bewustwordingscampagne gestart die tevens inzet op activatie van de Weespers. Immers, hoe meer Weespers mee doen met de energietransitie hoe sneller deze transitie gaat. Deze subsidieregeling heeft als doel om een bijdrage te leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Weesp door het stimuleren van de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed en het stimuleren van duurzame projecten om energie te besparen en/of op te wekken. Zowel (bewoners)collectieven, (sport)verenigingen, (maatschappelijke) organisaties kunnen eenmalig financieel ondersteund worden voor (niet-commerciële) duurzame initiatieven en/of acties die bijdragen aan de energietransitie. Met deze financiële prikkels zetten we in op een aanzienlijke versnelling van de energietransitie in Weesp.

 

Artikelsgewijze Toelichting

 

Artikel 1 – begripsomschrijving

duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Weesp: Een overzicht van deze plannen vindt u op de duurzaamheidspagina van de gemeente: www.weesp.nl/duurzaam

 

Artikel 2. Toepasselijkheid ASGW 2010

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de algemene subsidieverordening Gemeente Weesp 2010 (ASGW 2010). Dit betekent dat een aantal aspecten niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de ASGW 2010. In de ASGW 2010 staat onder meer aan welke vereisten de aanvrager moet voldoen, welke stukken ingediend moeten worden (naast de stukken die op grond van artikel 9 van deze regeling moeten worden meegestuurd), wat de beslistermijnen zijn voor het college en welke algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger gelden. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is het nodig ook de ASGW 2010 te lezen. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die van toepassing zijn op subsidies.

 

Artikel 4 – doelgroep

Zowel (bewoners)collectieven, (sport)verenigingen, (maatschappelijke) organisaties kunnen eenmalig een subsidie aanvragen om een duurzaam project uit te voeren.

 

Artikel 5 – subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor projecten en activiteiten ter bevordering of realisatie van energiebesparing of energieopwek binnen de gemeente Weesp. De subsidie mag niet worden besteed aan algemene activiteiten die samenhangen met de bedrijfsvoering van de aanvrager.

 

Artikel 7 – subsidiabele kosten

Alleen kosten die noodzakelijk zijn komen in aanmerking. Dit betekent dat er wordt getoetst of de kosten wel redelijk zijn: als een hoge kostenpost in de begroting is opgenomen voor bijvoorbeeld externe advieskosten, maar deze post is niet gespecificeerd of een objectieve onderbouwing ontbreekt waarom de kosten nodig zijn voor het doel van de subsidie, dan kunnen de kosten afgewezen worden. Het is dus aan de aanvrager om steeds aannemelijk te maken dat de opgevoerde kosten noodzakelijk zijn voor het doel van de subsidie.

 

Eerste lid

 

Onderdeel a: Ureninzet van werknemers en derden;

De aanvrager kan subsidie vragen voor vergoeding van de ureninzet van werknemers en/of deskundigen inhuren om de haalbaarheid van een project te onderzoeken. Denk daarbij aan een financieel, juridisch, technisch of andere expert waarvan het advies noodzakelijk is om te kunnen starten met het project. Als een individu (natuurlijk persoon) subsidie aanvraagt kan dit dus niet ingezet worden als vergoeding van de eigen ureninzet. Hiermee willen we voorkomen dat mensen met behulp van subsidie hun eigen werk creëren.

 

Onderdeel b: Vergoeding van vrijwilligers en onkosten

De aanvrager kan subsidie aanvragen voor een vrijwilligersvergoeding voor mensen met een uitkering, of voor onkosten die vrijwilligers moeten maken, zoals reiskosten. Hiervoor gelden de tarieven zoals vastgesteld door de Belastingdienst. Zie: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/werk_en_inkomen/werken/werken-als-vrijwilliger/vergoeding_voor_inzet_en_voor_kosten

 

Onderdeel c: De kosten voor te gebruiken materialen.

 

Voorbeelden zijn gereedschap, meetapparatuur en/of constructiemateriaal die nodig zijn om de haalbaarheid te toetsen. Ook communicatiemateriaal (bijvoorbeeld t.b.v. draagvlakverwerving) is subsidiabel. Kantoorartikelen en kosten huisvesting vallen hier niet onder.

 

Tweede lid

 

Onderdeel a: Vergoeding voor door derden geleverde diensten indien het uurtarief hoger ligt dan €125,- exclusief BTW

 

Onderdeel b: Kosten voor activiteiten die eerder dan 8 weken vóór de indiening van de aanvraag zijn aangevangen.

 

Artikel 8 – hoogte van de subsidie

De aanvrager kan maximaal 50% van de benodigde kosten gesubsidieerd krijgen. Omdat het minimale subsidiebedrag €5000,00 is, moeten de subsidiabele kosten, zoals bedoelt in artikel 8, minimaal €10.000,- bedragen,

 

Artikel 9 – bij de aanvraag in te dienen gegevens

Lid 1

 

Onderdeel a: Op grond van de reguliere De-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- (het huidige belastingjaar en de twee voorafgaande) steunen zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun is zó minimaal (de-minimissteun) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt. Om de-minimissteun te mogen ontvangen, moet de ontvanger een de-minimisverklaring overleggen. In een de-minimisverklaring geeft de gesteunde onderneming de de-minimissteun weer die in de voorgaande twee belastingjaren is ontvangen.

 

Onderdeel b: Soms is voor de daadwerkelijke uitvoering van een project toestemming nodig van een direct betrokkene zoals een vastgoedeigenaar. Denk aan een complex waar energiemaatregelen genomen gaan worden. Om vanaf het begin af aan te werken aan het benodigde draagvlak is het verplicht om met deze partijen af te stemmen over de subsidieaanvraag. Zij moeten dit ondersteunen. Een bewijs hiervan kan een kopie van een mailwisseling zijn.

 

Lid 2

 

Onderdeel – d: De subsidie dekt niet álle activiteiten die nodig zijn om een project van de grond te krijgen. Het is geen volledige subsidiering. We dagen de aanvrager uit om zelf activiteiten uit te voeren waardoor het succes vergroot kan worden. Waar ligt de kracht van de aanvrager? Voorbeelden van activiteiten: het zelf uitvoeren van een buurtonderzoek, het verkrijgen van draagvlak het actief delen en verdiepen van kennis, of de organisatie van bijeenkomsten. Deze activiteiten maken deel uit van het activiteitenplan.

 

Onderdeel e: De samenwerking komt tot uiting in de rolverdeling en de afspraken die hierover gemaakt zijn.

 

Onderdeel f: Bij een rendabele investering kunnen onderzoekskosten meegenomen worden en is er dus geen subsidie nodig. Maar er kunnen specifieke omstandigheden zijn (bijvoorbeeld bij innovatie) dat rechtvaardigt. De aanvrager moet motiveren waarom dit het geval is.

 

Artikel 10 - weigeringsgronden

Lid 1

 

Onderdeel b: De actieve betrokkenheid van de aanvrager bij de voorbereiding maakt de kans groter dat het project dat is voorbereid ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Idealiter is de aanvrager de ‘probleemeigenaar’ van het probleem waarvoor een oplossing wordt gezocht. Bijvoorbeeld de (mede)eigenaar of gebruiker van de gebouwen / de buitenruimte / de afvalstromen die onderwerp van de aanvraag zijn.

 

Onderdeel c: De aanvrager kan maximaal 50% van de benodigde kosten gesubsidieerd krijgen. Omdat het minimale subsidiebedrag €5000,00 is (artikel 8), moeten de subsidiabele kosten, zoals bedoelt in artikel 8, minimaal €10.000,- bedragen,

 

Onderdeel d: Subsidie wordt niet verleend voor activiteiten die zijn gestart voordat een aanvraag is ingediend. Een aanvrager kan, voor eigen risico, wel starten met activiteiten als een aanvraag nog in behandeling is.

 

Lid 2

 

Onderdeel a: De activiteiten die de aanvrager zelf uitvoert moeten apart benoemd worden. Als het project ook zonder deze bijdrage uitgevoerd kan worden is de eigen bijdrage van de aanvrager onvoldoende.

 

Onderdeel c: De subsidie kan niet ingezet worden voor ten bate van het primaire bedrijfsproces van een onderneming.

 

Onderdeel d: Het aangevraagde subsidiebedrag moet redelijk in verhouding staan tot het resultaat dat hiermee bereikt kan worden.

 

Artikel 11 – aanvullende verplichtingen

Onderdeel a: Afhankelijk van de opgevoerde planning in de aanvraag wordt een bepaalde realisatietermijn vastgesteld in de beschikking.

 

Onderdeel b: Bij toestemming kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de toestemming van een gebouweigenaar voor duurzame maatregelen in of op het gebouw. Maar ook vergunningen van de gemeente en andere overheden maken hier onderdeel van uit.

 

Artikel 12 – verantwoording en vaststelling van de subsidie

Onderdeel 1: betaalde facturen worden gevraagd, omdat het college daaruit redelijkerwijs moet kunnen afleiden dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Gevraagd wordt in feite om kopieën van de facturen. Het gevraagde betaalbewijs kan bijvoorbeeld bestaan uit een bankrekeningafschrift van de betaling.