Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beek

Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Beek 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Beek 2018
CiteertitelBeleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Beek 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2018Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Beek 2018

03-07-2018

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Beek 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beek

 

b e s l u i t vast te stellen de volgende beleidsregels:

 

 

 

Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Beek 2018

PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. Het college: het college van burgemeester en wethouders;

b. De wet: de Wet kinderopvang;

c. Wettelijke doelgroep: doelgroep als omschreven in artikel 1.13 van de Wet kinderopvang;

 

PARAGRAAF 2: RECHT OP TEGEMOETKOMING

Artikel 2: Recht op tegemoetkoming

Recht op een tegemoetkoming heeft de ouder die valt onder de wettelijke doelgroep.

 

PARAGRAAF 3: HOOGTE VAN DE TEGEMOETKOMING Artikel 3. Hoogte van de tegemoetkoming

1. De hoogte van de tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag, op grond van de wettelijke doelgroepbepaling, wordt vastgesteld conform artikel 1.7 van de Wet kinderopvang.

2. De kosten van kinderopvang waarvoor tegemoetkoming wordt verstrekt worden bepaald conform artikel 1.7 van de Wet kinderopvang.

 

PARAGRAAF 4: VERLENING TEGEMOETKOMING, VOORLOPIGE TOEKENNING

 

Artikel 4. Verlening tegemoetkoming, voorlopige toekenning 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:a. de toekenningsbeschikking kinderopvangtoeslag van de belastingdienst; b. Naam, adres en burgerservicenummer (BSN) van de ouder;c. Indien van toepassing: naam en burgerservicenummer (BSN) van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner;d. Naam, geboortedatum en burgerservicenummer (BSN) van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;e. Een offerte of contract van het kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum en einddatum van de opvang;f. Gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 1.13 van de wet;g. Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

2. De aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

 

Artikel 5. Beslistermijn 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.2. Het college kan de in het vorige lid bedoelde termijn met acht weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

 

Artikel 6. Inhoud van de beschikking Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:De vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;De naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;De naam en adres van het kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang waar de kinderopvang plaatsvindt;De periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;Het bedrag van de tegemoetkoming en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;De verplichtingen van de ouder. Artikel 7. Weigeringsgronden Het college weigert een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels. Artikel 8. Ingangsdatum van de tegemoetkoming

1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

2. Als op de datum waarop het college de aanvraag ontvangt nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

 

Artikel 9. De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een jaar.2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen. Artikel 10. Omvang van de kinderopvang

Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd, met een maximum zoals genoemd in artikel 1.7 lid 4 van de wet.

 

Artikel 11. De bevoorschotting van de tegemoetkoming 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting. PARAGRAAF 5: DEFINITIEVE VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING Artikel 12. Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming 1. De ouder verstrekt binnen 12 weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen 16 weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

 

Artikel 13. Verrekening van de voorschotten

1. De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

2. Teveel betaalde voorschotten worden zo mogelijk verrekend met lopende tegemoetkomingen/voorschotten dan wel teruggevorderd op grond van het bepaalde in de wet.

 

PARAGRAAF 6: VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

 

Artikel 14. Inlichtingenplicht 1. De ouder of de partner doet het college binnen vier weken na het bekend worden uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn. PARAGRAAF 7: SLOTBEPALINGEN Artikel 15. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouder afwijken van deze beleidsregels, als toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 16. Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking op 1 juli 2018.

Artikel 17. Citeertitel

De beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Beek 2018’.

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beek in de vergadering van 3 juli 2018.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1: Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang zijn ook van toepassing op deze beleidsregels. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

 

Artikel 2: Recht op tegemoetkoming

Alleen de omschreven doelgroepen hebben recht op een tegemoetkoming. De aanvrager dient een inwoner van de gemeente Beek te zijn, hetgeen blijkt uit een inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Er is alleen recht op tegemoetkoming als er gebruik wordt gemaakt van een kindercentrum of gastouderopvang die geregistreerd staat in het Landelijk register kinderopvang (LRK).

 

Artikel 3: Hoogte van de tegemoetkoming

Lid 1 behandelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de wettelijke doelgroepen. Deze is geregeld in de Wet kinderopvang. Dit betekent dat de hoogte van de tegemoetkoming afhankelijk is van de kosten van de kinderopvang per kind. Naast de kinderopvangtoeslag van het Rijk en de tegemoetkoming van de gemeente, bestaat er een eigen bijdrage voor de ouder. Voor bepaalde doelgroepen heeft de gemeente de wettelijke plicht om deze eigen bijdrage te vergoeden

Lid 2 geeft aan dat de gemeente aansluit bij de regels die de belastingdienst hanteert voor het vaststellen van de kosten kinderopvang waarvoor een tegemoetkoming wordt verstrekt. De kosten van de kinderopvang waarvoor tegemoetkoming mogelijk is, zijn aan een maximum gebonden. Enerzijds zijn er maximale uurvergoedingen vastgesteld per soort kinderopvang. Anderzijds is er een maximum gesteld aan het aantal uur dat vergoed wordt. De maximale uurvergoeding en het aantal uur worden jaarlijks door het Rijk vastgesteld. Wanneer een ouder een kinderopvangorganisatie kiest met een uurprijs boven het maximum of meer uren kinderopvang gebruikt dan het maximum, zijn de meerkosten voor eigen rekening.

Artikel 4: Te verstrekken gegevens

Onderdeel a: Een aanvraag voor een gemeentelijke tegemoetkoming kan niet eerder ingediend worden dan wanneer de aanvrager een beschikking van de Belastingdienst met betrekking tot de toekenning van de kinderopvangtoeslag heeft ontvangen.

Onderdeel e van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit geldt voor plaatsing bij een kinderopvangorganisatie waarmee de gemeente Beek geen afspraken heeft. Wanneer gekozen wordt voor een aanbieder waarmee de gemeente werkafspraken heeft gemaakt, hoeft bij de aanvraag geen offerte of contract aanwezig te zijn. De gemeente vraagt dit aan bij de kinderopvangorganisatie. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in het landelijk register kinderopvang.

 

 

 

Artikel 5: Beslistermijn

De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang.

Het feit dat het college een termijn van 8 weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal er naar streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen.

Lid 2 bepaalt dat het college de termijn met 8 weken kan verlengen. Deze mogelijkheid heeft het college omdat zij voor het nemen van het besluit afhankelijk is van de beschikbaarheid van kinderopvangplaatsen bij de aanbieder, op de door de ouder gewenste locatie en tijdstippen.

 

Artikel 6: Inhoud van de beschikking

Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.

Onderdeel f schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van de ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht:

de verplichting om binnen 12 weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht te verstrekken van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode;

de inlichtingenplicht die is opgenomen artikel 14 van deze beleidsregels.

 

Artikel 7: Weigeringsgronden

Het eerste lid bepaalt dat de tegemoetkoming wordt afgewezen wanneer de persoon niet behoort tot de doelgroepen die genoemd zijn in artikel 2 van deze beleidsregels.

 

Artikel 8: Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn twee ingangsdata mogelijk:

De datum waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen (eerste lid). In deze situatie zal de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indient reeds kinderopvang hebben.

De datum waarop de kinderopvang van start gaat. Het tweede lid bepaalt dat er alleen een tegemoetkoming wordt verleend als er kinderopvang plaatsvindt.

De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanspraak op tegemoetkoming is ontstaan.

De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang.

 

Artikel 9: De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

De tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Dit betekent dat een ouder elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente zal moeten indienen. Deze periode sluit aan bij de tegemoetkomingsperiode van de belastingdienst.

Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze een re-integratietraject voor een bepaalde periode volgt. Door de periode van verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van het re-integratietraject (of een andere vorm van arbeid), hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de verstrekking van de tegemoetkoming stop te zetten of hoeft de gemeente geen eventueel ten onrechte uitgekeerde bedragen terug te vorderen.

 

Artikel 10: Omvang van de kinderopvang

Het Rijk stelt een maximum aan het aantal uur kinderopvang waarvoor de ouder een tegemoetkoming krijgt. Dit maximum wordt jaarlijks vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. Om te voorkomen dat de ouder ervan uitgaat dat de gemeente de eventuele meerkosten vergoedt, is expliciet in deze beleidsregels opgenomen dat de gemeente het maximum aantal uur hanteert dat in de algemene maatregel van bestuur staat vernoemd.

 

Artikel 11: De bevoorschotting van de tegemoetkoming

De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele tegemoetkomingsjaar betreft).

De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op derekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Zo kan het college bepalen dat er alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau. Het college zou zo’n voorschrift kunnen stellen wanneer er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang.

 

Artikel 12: Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat het college op eigen initiatief de tegemoetkomingen vaststelt. De ouders hoeven geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij het college in te dienen.

 

De ouders zijn wel verplicht om binnen 12 weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten vankinderopvang over deze periode te verstrekken. Het overzicht van de kosten kan zowel een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of gastouderbureau wordt opgesteld of eenverzameling vanmaandoverzichten. Het college heeft vervolgens 16 weken de tijd om de tegemoetkoming vast te stellen. In deze periode kan de gemeente een onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.

In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming. Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het aantal uren kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd. Dat is het maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.

Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op grond van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; of

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Het derde lid van artikel 4:46 Awb luidt: ‘Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen’.

 

Artikel 13: Verrekening van de voorschotten

Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

 

Artikel 14: Inlichtingenplicht

De ouder is verplicht om die gegevens over te leggen die nodig zijn voor het berekenen van de tegemoetkoming. Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Ook is mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete aan de betreffende ouder op te leggen.

 

 

Artikel 15: Hardheidsclausule

Dit artikel maakt het mogelijk om in het voordeel van de ouder af te wijken van de beleidsregels op grond van bijzondere omstandigheden.

 

Artikel 16: Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 17: Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.