Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijkerk

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1 gemeente Nijkerk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1 gemeente Nijkerk
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1 gemeente Nijkerk
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de verordening maatschappelijk ondersteuning 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. artikel 2.1.4, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. artikel 2.1.5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  9. artikel 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  10. artikel 3.8, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  11. artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

25-11-2021

gmb-2021-437549

2021-071a

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1 gemeente Nijkerk

De raad van de gemeente Nijkerk;

 

 

gelezen het collegevoorstel van 5 oktober 2021;

 

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, [eerste, tweede,] derde en zevende lid, [2.1.5, eerste lid,] 2.1.6, [2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 [en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015];

 

overwegende dat

 

de gemeente Nijkerk een inclusieve samenleving wil zijn, waar iedereen naar behoefte volwaardig kan deelnemen en naar vermogen kan bijdragen aan de samenleving.

Als dat mensen (tijdelijk) niet lukt, zorgen wij voor ondersteuning of bieden wij een vangnet. Inwoners hebben daarbij zelf een belangrijke rol en verantwoordelijkheid.

 

Een eigen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven waarbij verwacht mag worden:

 

dat inwoners elkaar naar vermogen bijstaan;

 

dat inwoners die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving, onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

 

dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, en

 

dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

 

 

b e s l u i t :

 

Vast te stellen de verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1

 

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1 gemeente Nijkerk

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die:

      • niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

      • daadwerkelijk beschikbaar is;

      • een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en;

      • financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet;

    • c.

      bijdrage: bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet;

    • d.

      cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan;

    • e.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk;

    • f.

      de gemeente: het college zoals bedoeld in sub e;

    • g.

      hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de inwoner minstens 4 of meer van de 7 dagen per week zijn of haar feitelijke woon- en verblijfplaats heeft en/of op welk adres de inwoner in de basisregistratie personen staat ingeschreven, dan wel zich gaat inschrijven;

    • h.

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de wet;

    • i.

      ingezetene: inwoner die hoofdverblijf heeft in de gemeente Nijkerk;

    • j.

      inwoner: de cliënt zoals bedoeld in sub d;

    • k.

      persoonlijk plan: plan waarin de inwoner de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

    • l.

      uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    • m.

      verslag: het verslag is bedoeld om een totaalbeeld te krijgen van de inwoner (behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren), om de problematiek in kaart te krijgen en de besluitvorming te onderbouwen. Dit verslag wordt ook wel het ondersteuningsplan genoemd. Hierin staat ook een voorstel van de gemeente om de inwoner te helpen;

    • n.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • o.

      zorgarrangement: de indicatie beschermd wonen wordt gesteld in de vorm van een arrangement. De gemeente werkt nader uit wat onder zorgarrangementen wordt verstaan in de beleidsregels.

  • 2.

    Indien en voor zover er in de verordening wordt gesproken over aanbieder, betreft dit eveneens de aanbieder die niet in contractuele relatie staat met de gemeente.

  • 3.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de daarop gebaseerde regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2: Procedure melding en onderzoek

Artikel 2.1 Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij de gemeente worden gemeld.

  • 2.

    De gemeente bevestigt de ontvangst van de melding en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft de gemeente na de melding zoals bedoeld in het eerste lid onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.5.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kan een hulpvraag voor beschermd wonen en/of opvang voor iedere inwoner van Nederland door of namens een inwoner worden gemeld. De gemeente Amersfoort heeft de centrumfunctie en toegangsfunctie (gemandateerd door de gemeente Nijkerk) ten aanzien van opvang en beschermd wonen voor gemeenten in de regio die onder de werking van de centrumgemeente Amersfoort vallen.

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar is, waarbij het belang van de inwoner uitgangspunt is.

  • 2.

    De gemeente wijst de inwoner en zijn mantelzorger voorafgaande het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.5 op de mogelijkheid zich te laten ondersteunen en gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 2.3 Persoonlijk plan

  • 1.

    De gemeente brengt de inwoner op de hoogte van de mogelijkheid om zelf een persoonlijk plan op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 2.

    De gemeente betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 2.5.

Artikel 2.4 Informatie en identificatie

  • 1.

    De inwoner of zijn vertegenwoordiger verschaft de gemeente de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    Bij het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.5, stelt de gemeente de identiteit van de inwoner vast aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.

Artikel 2.5 Onderzoek

  • 1.

    Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Dit gesprek wordt gevoerd met de inwoner of zijn vertegenwoordiger en voor zover mogelijk zijn mantelzorger.

  • 2.

    De volgende factoren maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek:

    • a.

      De behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de inwoner;

    • b.

      De mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • c.

      De mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      De behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de inwoner;

    • e.

      De mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • f.

      De mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      Welke bijdragen in de kosten de inwoner met toepassing van artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn.

  • 3.

    Tijdens het gesprek wordt aan de inwoner in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4.

    De gemeente informeert de inwoner over de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 3.1 in te dienen.

  • 5.

    De gemeente wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

  • 6.

    De gemeente geeft de inwoner een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek.

  • 7.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan de gemeente in overleg met de inwoner afzien van een gesprek.

Artikel 2.6 Verslag

  • 1.

    De gemeente zorgt voor een schriftelijke verslaglegging van het gesprek of de gesprekken en verstrekt dit verslag na het laatste gesprek aan de inwoner.

  • 2.

    Als de inwoner niet akkoord is met de inhoud van het verslag, heeft hij tien werkdagen na ontvangst van het verslag de gelegenheid aan te geven wat daarvan de reden is.

 

Hoofdstuk 3: Aanvraag maatwerkvoorziening

Artikel 3.1 Aanvraag

Een inwoner of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij de gemeente. Een aanvraag wordt ingediend door middel van:

  • a.

    een aanvraagformulier, of

  • b.

    een door de inwoner ondertekend verslag als bedoeld in artikel 2.6, lid 1.

Artikel 3.2 Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in zijn zelfredzaamheid of participatie, als de inwoner de beperkingen niet kan verminderen of wegnemen door gebruikt te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • f.

      algemene voorzieningen en/of;

    • g.

      andere voorzieningen.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vorige lid levert, rekening houdende met de uitkomsten van het in artikel 2.5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3.

    Een inwoner met psychische of psychosociale problemen en een inwoner die vanwege huiselijk geweld of om andere reden de thuissituatie heeft verlaten, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, als de inwoner de problemen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • f.

      algemene voorzieningen en/of;

    • g.

      andere voorzieningen.

  • 4.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vorige lid levert, rekening houdende met de uitkomsten van het in artikel 2.5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door de gemeente verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of;

    • c.

      tenzij de eerder verstrekt voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 6.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt de gemeente de goedkoopst adequate voorziening.

  • 7.

    De maatwerkvoorziening wordt slechts verstrekt indien deze gezien de beperkingen van de inwoner, veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.

  • 8.

    De gemeente stelt nadere regels over de maatwerkvoorzieningen die beschikbaar zijn op basis van lid 1 en lid 3 in de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 3.3 Aanvullende criteria beschermd wonen

  • 1.

    De gemeente kan de inwoner in aanmerking brengen voor beschermd wonen indien de inwoner:

    • a.

      is aangewezen op een beschermende woonomgeving, gelet op complexe problematiek; en

    • b.

      24-uurs (maatschappelijke) opvang of de ambulante maatwerkvoorziening(en) begeleiding, dagactiviteit al dan niet gecombineerd met respijtverblijf in een instelling niet als passende bijdrage kunnen worden aangemerkt;

    • c.

      deze (mede) gericht zijn op het in staat stellen van de inwoner om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    Een indicatie voor beschermd wonen wordt gesteld in de vorm van een zorgarrangement.

  • 3.

    De beschermde woonomgeving gaat gepaard met noodzakelijk verblijf in een accommodatie van een instelling waar toezicht en aangewezen ondersteuning wordt geboden.

  • 4.

    De gemeente stelt nadere regels voor beschermd wonen in de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning; met name in het geval de cliënt een persoonsgebonden budget wenst te besteden bij een niet door de gemeente gecontracteerde aanbieder voor beschermd wonen: deze regels hebben in ieder geval betrekking op de eisen die gelden voor de accommodatie waar de inwoner zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben voor wat betreft:

    • a.

      het aantal bewoners; en

    • b.

      de inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP); en

    • c.

      de eisen die gelden voor de accommodatie.

Artikel 3.4 Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De gemeente kan een financiële tegemoetkoming verstrekken voor:

    • a.

      een vervoersvoorziening, indien het gebruik van collectief vraagafhankelijk vervoer geen oplossing biedt;

    • b.

      een sportvoorziening;

    • c.

      verhuiskosten op basis van de Nibud prijzengids;

    • d.

      saneringskosten op basis van de Nibud prijzengids.

  • 2.

    De gemeente stelt nadere regels op over de manier waarop de financiële tegemoetkoming wordt uitgevoerd.

Artikel 3.5 Algemene weigeringsgronden maatwerkvoorziening

De gemeente weigert een maatwerkvoorziening als:

  • a.

    de inwoner op eigen kracht, met gebruikelijk hulp, met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk, met gebruikmaking van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, beperkingen in zelfredzaamheid en participatie of de behoefte aan beschermd wonen of opvang kan verminderen of wegnemen;

  • b.

    als deze niet hoofdzakelijk op het individu is gericht;

  • c.

    als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de inwoner rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;

  • d.

    deze niet langdurig noodzakelijk is, met uitzondering van ondersteuning in de vorm van het verlenen van diensten;

  • e.

    de kosten van de voorziening niet in redelijke verhouding staan tot de levensduur van de voorziening;

  • f.

    er geen sprake is van meerkosten ten opzichte van de situatie voordat de beperkingen of problemen bestonden;

  • g.

    de inwoner onvoldoende meewerkt aan het onderzoek, waardoor niet kan worden vastgesteld welke voorziening passend is;

  • h.

    de inwoner de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

  • i.

    de inwoner de gevraagde voorziening na de melding en vóór de datum van het besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld of de gemeente voorafgaand schriftelijk toestemming heeft verleend;

  • j.

    als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat.

Artikel 3.6 Algemene weigeringsgronden woonvoorziening

  • 1.

    De gemeente verstrekt geen woonvoorziening:

    • a.

      als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheden dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      als de inwoner zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      ten behoeve van de woonruimten die niet geschikt zijn voor permanente bewoning. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;

    • d.

      als het om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten gaat, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;

    • e.

      als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;

    • f.

      als de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door de gemeente;

    • g.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 onderdeel b van dit artikel kan voor een inwoner die het hoofdverblijf in een Wlz-instelling of in een voorziening voor beschermd wonen heeft, één woning bezoekbaar gemaakt worden.

Artikel 3.7 Inhoud beschikking

  • 1.

    De gemeente legt het besluit om wel of geen maatwerkvoorziening te verstrekken vast in een beschikking.

  • 2.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening staat of deze voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      de ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

    • c.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door de gemeente gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening;

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is bepaald;

    • d.

      de ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

    • e.

      hoe de besteding van het pgb verantwoord moet worden; en

    • f.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door de gemeente gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

  • 5.

    Bij de beschikking wordt informatie verstrekt over de rechten en plichten van de inwoner op grond van de wet, verordening en de nadere regels.

Artikel 3.8 Regels pgb

  • 1.

    Als een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, toetst de gemeente of voldaan wordt aan de voorwaarden hiervoor.

  • 2.

    Het pgb mag niet worden besteed aan:

    • a.

      Kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      Kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • d.

      Kosten voor een feestdaguitkering en een eenmalige uitkering.

  • 3.

    Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

  • 4.

    De hoogte van het pgb:

    • a.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorzieningen behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering en,

    • b.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 5.

    De hoogte van een pgb, met uitzondering van beschermd wonen, is gelijk aan het tarief dat is opgenomen in de bijlage. Het toepasselijk tarief is het tarief dat de gemeente is overeengekomen met gecontracteerde aanbieders.

  • 6.

    De aan een pgb verbonden taken kunnen door een vertegenwoordiger van de inwoner worden uitgevoerd, als deze vertegenwoordiger niet de zorgverlener is. Met uitzondering van de situaties waarin familieleden in de eerste en tweede graad (een deel van) de zorg verlenen en de gemeente dit passend vindt.

  • 7.

    Ten aanzien van een pgb voor beschermd wonen:

    • a.

      De hoogte van het pgb voor beschermd wonen vloeit voort uit het voor de inwoner van toepassing zijnde arrangement en is gebaseerd op het bij het arrangement behorende tarief in natura.

    • b.

      De hoogte van het pgb voor beschermd wonen wordt vastgesteld op basis van de het aantal geïndiceerde uren, het geldende uurtarief zoals bedoeld onder sub c en het uitvoeringsplan pgb.

    • c.

      De hoogte van het pgb uurtarief voor professionals in dienst van een instelling bedraagt 90% van het toepasselijk tarief.

    • d.

      De gemeente stelt de tarieven en de hoogte van de toeslag vast in het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning.

    • e.

      Indien sprake is van overgangsrecht geldt een tarief van 75% van het toepasselijk tarief.

Artikel 3.9 Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van een pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 2.

    Met formele hulp wordt een zorgverlener bedoeld die:

    • a.

      als zorgverlenende organisatie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en de natuurlijke persoon die werkzaam is bij deze rechtspersoon en die is opgeleid tot en deskundig voor wat betreft het ondersteunen van de cliënt, of;

    • b.

      een zelfstandige zonder personeel is die als zorgverlener staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en die is opgeleid tot en deskundig voor wat betreft het ondersteunen van de cliënt;

  • met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e en 2e graad van de inwoner.

  • 3.

    Informele hulp is:

    • a.

      hulp die geboden wordt door personen, al dan niet uit het sociaal netwerk, die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2;

    • b.

      hulp die geboden wordt door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad zijn van de inwoner.

 

Hoofdstuk 4. Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1 Resultaten huishoudelijke voorzieningen

  • 1.

    De ondersteuning bij het huishouden is gericht op een of meer van de volgende resultaten:

    • a.

      het huis is schoon en leefbaar;

    • b.

      de cliënt beschikt over primaire levensbehoeften;

    • c.

      de cliënt beschikt over maaltijden;

    • d.

      de cliënt beschikt over schone en draagbare kleding;

    • e.

      er wordt thuis gezorgd voor de minderjarige kinderen;

    • f.

      er is sprake van regie over het doen van het huishouden.

  • 2.

    Wonen in een schoon en leefbaar huis heeft uitsluitend betrekking op de ruimten in de woning die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning.

  • 3.

    Uitgezonderd zijn in ieder geval de zorg voor dieren en planten, een kelder, berging, en zolder, alsmede de buitenzijde van de woning.

  • 4.

    Bij het oordeel of en in hoeverre gebruikelijke hulp kan worden gevergd, houdt het college – onverminderd de wettelijke definitie – in ieder geval rekening met:

    • a.

      de omvang van de ondersteuningsbehoefte;

    • b.

      de leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen;

    • c.

      de omstandigheid dat een huisgenoot regelmatig en langdurig niet aanwezig is vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter.

  • 5.

    Om de genoemde resultaten en criteria uit lid 1-4 te objectiveren, stelt het college een beleidsregel vast. Daarin is in ieder geval de aard van de te verrichten activiteiten is en de frequentie ervan opgenomen.

 

Hoofdstuk 5. Bijdrage in de kosten

Artikel 5.1 Hoogte van de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel pgb of financiële tegemoetkoming, zolang de inwoner van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdrage voor een of meerdere voorzieningen tezamen is gelijk aan de op dat moment geldende rijksnorm per maand, voor de inwoner of de gehuwde inwoners tezamen

  • 3.

    De hoogte van de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 4.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening:

    • a.

      in natura is gelijk aan de kosten die de gemeente voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt;

    • b.

      in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van een pgb;

    • c.

      in de vorm van een financiële tegemoetkoming is gelijk aan de hoogte van de financiële tegemoetkoming.

  • 5.

    In afwijking van de bepalingen in dit artikel kan een inwoner op grond van hoofdstuk 3 van het uitvoeringsbesluit geen of een lagere bijdrage verschuldigd zijn.

  • 6.

    Aanvullend op lid 5 wordt in de volgende situaties geen eigen bijdrage gevraagd:

    • a.

      bij gebruik van een algemene voorziening.

    • b.

      bij woningaanpassingen voor kinderen tot 18 jaar.

  • 7.

    De eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang en voor beschermd wonen worden vastgesteld en geïnd door de gemeente Amersfoort.

Artikel 5.2 Hoogte van de bijdrage voor collectief vraagafhankelijk vervoer

  • 1.

    Een inwoner die een indicatie heeft van de gemeente voor het gebruik van collectief vraagafhankelijk vervoer is een bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 2.

    De bijdrage wordt vastgesteld door het bestuur van de gemeenschappelijke regeling BVO Valleihopper.

  • 3.

    De inwoner betaalt de bijdrage rechtstreeks aan de uitvoerder van het collectief vraagafhankelijk vervoer.

 

Hoofdstuk 6. Bestrijding misbruik

Artikel 6.1 Bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    De gemeente informeert inwoners of hun vertegenwoordigers op een begrijpelijke manier over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening in natura of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    De inwoner meldt de gemeente op verzoek of uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden, waarvan de inwoner redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van het besluit zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1 van deze verordening.

  • 3.

    De gemeente kan een beslissing als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 van deze verordening intrekken wanneer de gemeente vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening in natura of pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening in natura of pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening in natura of pgb verbonden voorwaarden; of

    • e.

      de inwoner de maatwerkvoorziening in natura of pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de maatwerkvoorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden, tenzij hierover met de gemeente andere afspraken zijn gemaakt.

  • 5.

    Als de gemeente een beslissing op grond van derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan de gemeente van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijke de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura of pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    Bij opname in een ziekenhuis of instelling mag de inwoner het pgb tot maximaal twee maanden na opname houden, ondanks de gewijzigde situatie. De gemeente heroverweegt na deze periode de maatwerkvoorziening.

  • 8.

    Bij verblijf in het buitenland van maximaal zes weken per jaar behoudt de inwoner het recht op pgb. Als de inwoner langer in het buitenland verblijft, heroverweegt de gemeente de maatwerkvoorziening.

  • 9.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een maatwerkvoorziening in natura of pgb voor een woonvoorziening heeft ontvangen, bestaande uit een aan/verbouw, is gehouden om bij verkoop van deze woning binnen een periode van tien jaar na oplevering van de aan/verbouw, de resterende waarde aan de gemeente terug te betalen. De restitutie bedraagt, te rekenen van de datum van de oplevering, gedurende het eerste jaar 100%, gedurende het tweede jaar 90%, gedurende het derde jaar 80%, gedurende het vierde jaar 70%, gedurende het vijfde jaar 60%, gedurende het zesde jaar 50%, gedurende het zevende jaar 40%, gedurende het achtste jaar 30%, gedurende het negende jaar 20% en gedurende het tiende jaar 10% van de waarde van de voorziening. Na het tiende jaar hoeft geen resterende waarde meer betaalt te worden.

Artikel 6.2 Opschorting pgb

  • 1.

    De gemeente kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de inwoner het pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.

  • 2.

    De gemeente stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste lid.

Artikel 6.3 Controle

De gemeente onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en het recht- en doelmatigheid daarvan.

 

Hoofdstuk 7. Kwaliteit

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders van maatschappelijke ondersteuning zorgen voor een goede kwaliteit van dienstverlening en voorzieningen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat professionals tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en deskundigheid van beroepskrachten, tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet de gemeente toe op de naleving van deze eisen door: periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

  • 3.

    Voor formele aanbieders, waaronder aanbieders die worden ingekocht door middel van een pgb, gelden de kwaliteitseisen vastgelegd in bijlage 2.

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    In het belang van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt de gemeente vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde of;

    • b.

      een reële prijs, die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met een derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    De gemeente stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      volgens de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening tussen diegene aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    De gemeente baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de professional;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productie uren van de professionals als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst, en

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieder waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    De gemeente treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert de gemeente over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

 

Hoofdstuk 8. Klachten en medezeggenschap

Artikel 8.1 Klachtenregeling

  • 1.

    De gemeente stelt een procedure vast voor afhandeling van klachten van inwoners die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders zijn verplicht te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van inwoners ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    De gemeente ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 8.2 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zijn verplicht te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    De gemeente ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 8.3 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    De gemeente stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    De gemeente zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    De gemeente kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

 

Hoofdstuk 9. Overige bepalingen

Artikel 9.1 Jaarlijkse mantelzorgwaardering

  • 1.

    Mantelzorgers van inwoners in de gemeente kunnen door middel van een melding bij de gemeente voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

  • 2.

    De gemeente stelt nadere regels op over de wijze waarop zorgt wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van inwoners in de gemeente.

 

Hoofdstuk 10. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10.1 Geen bepalingen

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist de gemeente.

Artikel 10.2 Hardheidsclausule

De gemeente kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze verordening als door toepassing ervan de inwoner duidelijk onrecht wordt aangedaan.

Artikel 10.3 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De verordening maatschappelijk ondersteuning 2021 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de ingetrokken verordening, totdat de gemeente een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Op aanvragen die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt beslist met inachtneming van de ingetrokken verordening, tenzij de nieuwe verordening gunstiger is voor de inwoner.

  • 4.

    Het derde lid is overeenkomstig van toepassing op bezwaarschriften tegen beschikkingen waarvoor de aanvraag is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 10.4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1 gemeente Nijkerk.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nijkerk d.d. 25 november 2021,

de griffier,

mevrouw A.G. VERHOEF-FRANKEN

de voorzitter,

de heer mr. drs. G.D. RENKEMA

Bijlage 1 – Hoogte tarieven pgb

Zoals bedoeld in artikel 3.7, lid 5 van deze verordening

Soort hulp

Soort maatwerkvoorziening

Hoogte tarief

N.v.t.

Een woonvoorziening, hulpmiddel of vervoersvoorziening

Op basis van de kostprijs van de voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten.

Formele hulp

(door persoon in dienst van een instelling)

  • Huishoudelijke hulp; of

  • Begeleiding regulier; of

  • Begeleiding specialistisch; of

  • Dagbesteding; of

  • Kortdurend verblijf.

100% van het toepasselijk tarief

Formele hulp (door persoon aangemerkt als Zelfstandig gevestigd)

  • Huishoudelijk hulp; of

  • Begeleiding regulier; of

  • Begeleiding specialistisch; of

  • Dagbesteding; of

  • Kortdurend verblijf.

85% van het toepasselijk tarief

Informele hulp

 

Huishoudelijke hulp

50% van het toepasselijk tarief

Begeleiding

€15,50 per uur

Dagbesteding

€15,- per dagdeel, maximaal €141,- per maand

Kortdurend verblijf

€30,- per etmaal, maximaal €141,- per maand

N.v.t.

Vervoer van en naar dagbesteding zonder rolstoel

100% van het toepasselijk tarief

N.v.t.

Vervoer van en naar dagbesteding met rolstoel

100% van het toepasselijk tarief

 

Bijlage 2 – Kwaliteitseisen aanbieders

Zoals bedoeld in artikel 7.2, lid 3 van deze verordening

Nr 1

Veiligheid

De voorziening is veilig (artikel 3.1, lid 2, sub a Wmo 2015)

Protocollen

 

 

 

De organisatie heeft werkinstructies en handelingsprotocollen. De instructies en protocollen zijn actueel.

De organisatie kent een agressieprotocol. Het personeel is geschoold in het omgaan met agressie.

De organisatie kent een medicatieprotocol.

De organisatie kent een protocol drang- en dwangmaatregelen.

Medicatie (indien van toepassing)

 

 

 

 

 

Alle medicatie staat op naam van cliënten. Geen voorraden zonder naam, m.u.v. een werkvoorraad die voldoet aan de ‘handreiking werkvoorraad geneesmiddelen’.

Personeel dat medicatie verstrekt is daartoe bekwaam, conform leidraad V&VN ‘Bekwaamdheid bij medicatie geven in de langdurige zorg’

Voor iedere cliënt is een actueel medicatieoverzicht (toedienlijst of deellijst) aanwezig. In het zorgplan van de cliënt is dit medicatieoverzicht (zonder doseringen) opgenomen, met vermelding van reden van gebruik.

Medicatie wordt onder de goede condities bewaard en is niet toegankelijk voor onbevoegden. Hieraan is alleen voldaan als onderstaande elementen aanwezig zijn:

  • In de koelkast gescheiden van voedingsmiddelen;

  • In een afgesloten medicijnkast;

  • Opiaten in een afgesloten kast/kist gescheiden van de overige medicatie;

  • Sleutelbeheer is adequaat geregeld;

  • Houdbaarheidsdata zijn actueel.

Elk medicijn dat wordt toegediend wordt op datum en tijdstip afgetekend op een aftekenlijst.

Bij toediening van medicatie die niet in een GDS-verpakking zit (=baxter) en waarbij sprake is van aantoonbaar risico in geval van verkeerde dosering vindt aantoonbaar controle plaats door een tweede, bekwame persoon.

Risicio-inventarisatie

 

 

Het zorgplan bevat een risico-inventarisatie op die onderwerpen die voor de cliënt van toepassing zijn

De risico-inventarisatie leidt tot concrete begeleidingsafspraken ter preventie van de genoemde risico’s.

Eventuele veiligheidsrisico’s en de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt zijn besproken met de cliënt en zijn/haar sociale netwerk.

Gebouw

 

 

De organisatie kent een brandveiligheids- en ontruimingsplan.

Periodiek wordt ontruiming geoefend.

Het gebouw en de inventaris zijn schoon en onderhouden.

Grensoverschrijdend gedrag

 

 

Medewerkers zijn bekend met het beleid en de visie rondom vriendschap, intimiteit, seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag, preventie van seksueel misbruik en het melden van seksueel misbruik.

Medewerkers kunnen aantonen dat zij aandacht besteden aan vriendschap, intimiteit, seksualiteit en het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Medewerkers zijn geïnstrueerd over en in staat tot het hanteren van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

Overig

De organisatie heeft afspraken gemaakt over het gebruik van alcohol en verdovende middelen.

 

Nr 2

Doelmatigheid voorziening

De voorziening is doelmatig, doeltreffend en cliëntgericht (artikel 3.1, lid 2, sub a, Wmo 2015)

Zorgplan

 

 

 

 

 

 

Alle cliënten hebben een actueel zorgplan. Een plan waaruit blijkt wat de kansen/mogelijkheden en ondersteuningsbehoeften zijn van de cliënt en welke voorziening wordt geboden. Dit plan is gebaseerd op de doelen die door de consulent van de gemeente zijn opgesteld in het ondersteuningsplan.

De cliënt heeft zijn/haar ondersteuningsvraag kunnen formuleren en is betrokken geweest bij het opstellen van het zorgplan. Het plan omvat een omschrijving van de vraag van het cliënt.

Het zorgplan bevat een analyse van de problematiek en omschrijft de kansen/mogelijkheden van de cliënt (eigen kracht/sociale netwerk).

Het zorgplan bevat concrete doelen en afspraken (wie, wanneer en wie) (SMART of PDCA-cyclus)

Het zorgplan heeft instemming van de cliënt en is ondertekend door de cliënt of diens vertegenwoordiger.

In het zorgplan staat de naam van de eerstverantwoordelijke vermeld. De eerstverantwoordelijke of diens vervanger is goed bereikbaar.

De afspraken uit het zorgplan worden uitgevoerd/nagekomen. Afwijkingen van het zorgplan worden gemotiveerd toegelicht in het zorgplan en besproken met de cliënt en zijn/haar sociale netwerk.

Sociaal netwerk

Het sociale netwerk van de cliënt wordt actief betrokken bij bijvoorbeeld het opstellen van het zorgplan, indien gewenst door de cliënt.

Evaluatie en verlenging

 

Het zorgplan wordt minimaal jaarlijks geëvalueerd. Van deze evaluatie wordt een verslag opgemaakt. De cliënt heeft het evaluatieverslag ondertekend. Het verslag wordt aan de gemeente gestuurd. De datum van de eerstvolgende evaluatie staat in het ondersteuningsplan genoteerd.

Een evaluatie met een aanvraag voor verlenging van de indicatie wordt uiterlijk zes weken voor afloop van de indicatie aan de gemeente opgestuurd.

Ondersteuning

De ondersteuning sluit aan op de reële behoefte en mogelijkheden van de cliënt en zijn/haar sociale netwerk.

 

De zelfredzaamheid van de cliënt is toegenomen. De maatschappelijke participatie van de cliënt is toegenomen.

Signaleren

Signalen die duiden op mogelijke decompensatie of andere incidenten/calamiteiten worden vastgelegd in een signaleringsplan.

Uitstroom

Er wordt gewerkt richting de uitstroom van cliënten waarbij aandacht is voor de eigen kracht en het sociale netwerk van de cliënt.

Afstemming

De afstemming tussen de voorzieningen op alle leefgebieden is zichtbaar in het zorgplan.

 

Nr 3

Samenwerking en afstemming

De voorziening is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en andere vormen van zorg of hulp (artikel 3.1, lid 2, sub b Wmo 2015)

 

Afspraken over de benodigde zorg/ondersteuning, alsmede over de afstemming met andere partijen, waaronder overdracht, zijn vastgelegd in het zorgplan en zijn bekend bij de cliënt en zijn/haar sociale netwerk.

 

Met andere hulp- en zorgverleners (0e, 1e en 2e lijn) vindt afstemming en de noodzakelijke gegevensuitwisseling plaats. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

 

De met andere hulp- en zorgverleners gemaakte afspraken worden regelmatig besproken met de cliënt en zijn/haar sociale netwerk en worden zo nodig bijgesteld.

 

Bij meervoudige, complexe problematiek is er samenwerking met de regisseur of coördinator die de samenhang en continuïteit bewaakt en toegang heeft tot de noodzakelijke gegevens.

 

De tweede lijn is beschikbaar. Bij mogelijke decompensatie onderneemt de begeleiding actie richting behandelaar/huisarts.

 

Er wordt een dossier opgesteld zodat overdracht mogelijk is.

 

Nr. 4

Kwaliteit van persoon en organisatie

De voorziening wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard (artikel 3.1, lid 2 , sub c Wmo 2015)

Organisatie

 

 

 

 

Er is een kwaliteitsmanagementsysteem in gebruik. Processen worden structureel volgens (een aanwezig) plan geëvalueerd en de documenten zijn niet ouder dan 3 jaar.

De organisatie heeft een kwaliteitskeurmerk.

De organisatie is aangesloten bij een beroepsvereniging/branchevereniging

De continuïteit van de geboden voorziening is gewaarborgd.

De organisatie integreert de veranderingen op het gebied van de kanteling in de zorg binnen de eigen instelling.

Personeel

 

 

 

 

 

De medewerkers zijn op de hoogte van de persoonlijk omstandigheden en levensgeschiedenis van de cliënt.

De aanbieder heeft beleid ten aanzien van verantwoorde inzet van vrijwilligers.

De verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden is duidelijk voor de medewerkers.

De aangewezen beroepskracht is vakbekwaam en is opgeleid tot en deskundig voor wat betreft het ondersteunen van de doelgroep.

Alle medewerkers en vrijwilligers hebben een verklaring omtrent gedrag (VOG) overlegd, die minimaal getoetst is op:

  • Het verlenen van diensten (nr. 41);

  • Het verlenen van diensten in de persoonlijke leefomgeving (nr. 43);

  • Belast zijn met de zorg voor (hulpbehoevende) personen, zoals ouderen en gehandicapten (nr. 85).

De aanbieder biedt de beroepskrachten passende bijscholing.

 

Nr. 5

Rechten van de cliënt

De voorziening wordt verstrekt met respect en in acht neming van de rechten van de cliënt (artikel 3.1, lid 2, sub d Wmo 2015)

Respect

 

De bejegening door de beroepskracht van de cliënt is passend en correct.

De cliënt voelt zich op zijn/haar gemak op de plaats waar de voorziening geboden wordt.

Cliëntparticipatie

 

 

 

Cliënten worden geïnformeerd over hun rechten en plichten.

De cliënt wordt gewezen op het bestaan van patiëntenverenigingen en lotgenotencontactgroepen.

De aanbieder heeft beleid ten aanzien van cliëntparticipatie/ medezeggenschap. De aanbieder reflecteert op dit beleid, evalueert dit en stelt het zo nodig bij.

De cliënt kan desgewenst participeren in een cliëntenraad of vergelijkbaar platform.

Privacy

 

De organisatie respecteert de privacy van de cliënt.

Er wordt zorgvuldig omgegaan met de uitwisseling van gevoelige informatie. De organisatie voldoet aan de algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

Incidenten en calamiteiten

 

 

 

 

Er is een intern meldingsysteem voor incidenten, fouten en bijna fouten dat operationeel is. Melden, registreren, analyse, verbeteractie en terugkoppelen aan melder en team is geregeld. Er is sprake van een lerende organisatie.

Een speciale commissie behandelt incidentmelding en brengt verbetervoorstellen uit.

Nazorg bij incidenten is geregeld.

Er is een klachtenregeling. Deze klachtenregeling is bekend bij de cliënt/gemakkelijk te vinden voor de cliënt. De aanbieder neemt eventuele klachten in behandeling en handelt die tijdig en passend af. De aanbieder brengt de cliënt op de hoogte dat hij/zij gebruik kan maken van onafhankelijke cliëntondersteuner bij het indienen van klachten.

De aanbieder doet binnen 2 werkdagen na de calamiteit of geweldsincident of overige gebeurtenissen met maatschappelijk effect melding bij de toezichthoudend ambtenaar Wmo volgens het protocol ‘toezicht calamiteiten 2021’. De aanbieder verricht eigen onderzoek binnen 6 weken bij onduidelijkheid of er sprake is van een calamiteit/geweldsincident. Het rapport voldoet aan de richtlijn calamiteitenrapportage IGJ. Minimaal 1 persoon van de onderzoekscommissie is onafhankelijk. Indien mogelijk wordt het sociaal netwerk betrokken bij het onderzoek.

Opschorten of beëindigen

Voor het opschorten of beëindigen van ondersteuning door de aanbieder is toestemming van de cliënt vereist. De aanbieder kan de ondersteuning eenzijdig opschorten of beëindigen op grond van zwaarwegende redenen. Onder zwaarwegende redenen worden ten minste verstaan:

  • Een ernstige mate van bedreiging of intimidatie geuit door de cliënt en/of zijn sociaal netwerk, waardoor de persoonlijke veiligheid of vrijheid van andere cliënten en/of personeel van de aanbieder in gevaar zijn;

  • Een onherstelbaar verstoorde vertrouwensrelatie;

  • Hygiënische omstandigheden die ernstige gezondheidsrisico’s opleveren voor andere cliënten en/of personeel van de aanbieder;

  • Het niet nakomen van essentiële verplichtingen of regels door de cliënt, ook niet na herhaaldelijk (schriftelijk) aandringen of waarschuwen door de aanbieder.

Voor het eenzijdig opschorten of beëindigen van ondersteuning door de aanbieder is toestemming van de gemeente vereist. De aanbieder draagt er zorg voor dat de reeds aangevangen ondersteuning wordt voortgezet of overgedragen tot er een definitieve oplossing gevonden is, tenzij dit naar het oordeel van de gemeente in redelijkheid niet van de aanbieder kan worden verlangd.

 

Toelichting verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Lid 1, sub a. algemeen gebruikelijke voorziening: de gemeente werkt de toepassing van dit begrip verder uit in de beleidsregels.

 

Lid 1, sub b. andere voorziening: een andere voorziening is een voorziening die de inwoner kan ontvangen op grond van een andere wet dan de Wmo 2015, bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.

 

Lid 1, sub d. bijdrage: de inwoner betaald een bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget zolang de inwoner gebruik maakt van de voorziening of gedurende de periode waarvoor het persoonsgebonden budget is verleend. Dit heet ook wel het abonnementstarief en de hoogte van deze bijdrage wordt vastgesteld in artikel 2.1.4a van de wet.

 

Lid 1, sub d. cliënt: in deze verordening wordt het begrip cliënt vervangen door inwoner. Ze hebben dezelfde betekenis.

 

Lid 1, sub e. college: in deze verordening is het begrip college vervangen door het begrip de gemeente. Ze hebben dezelfde betekenis.

 

Lid 1, sub f. de gemeente: in deze verordening is het begrip college vervangen door het begrip de gemeente. Ze hebben dezelfde betekenis.

 

Lid 1, sub j. inwoner: in deze verordening wordt het begrip cliënt vervangen door inwoner. Ze hebben dezelfde betekenis

 

Lid 1, sub k. persoonlijk plan: dit plan kan de inwoner opstellen voor het onderzoek plaatsvindt. Het plan wordt vervolgens meegenomen in het onderzoek.

 

In lid 3 wordt verwezen naar een aantal begrippen die in de Wmo 2015 te vinden zijn en daarom niet verder toegelicht zijn in deze verordening. Voor de duidelijkheid en leesbaarheid zijn hieronder een aantal van deze begrippen weergegeven:

 

algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

 

mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

 

persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens de gemeente betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een inwoner van derden heeft betrokken;

 

vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een inwoner vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

 

Hoofdstuk 2. Procedure melding en onderzoek

Dit hoofdstuk bevat de regels voor de procedure die voorafgaat aan de eventuele aanvraag voor een maatwerkvoorziening.

 

Artikel 2.1 Melding hulpvraag

De inwoner doet een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, de hulpvraag. De melding is niet gebonden aan een vorm of locatie. De melding kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan en zowel op het gemeentehuis als bijvoorbeeld op locatie bij het sociaal team Wmo. De melding kan door of namens de inwoner worden gedaan, wat betekent dat ook iemand uit de omgeving van de inwoner als vertegenwoordiging kan optreden.

 

Zoals aangegeven in lid 2 bevestigt de gemeente de ontvangst van de melding. Dit doet de gemeente schriftelijk zodat het tijdstip van de melding is geregistreerd. Met de ontvangstbevestiging kan de inwoner aantonen wanneer de melding is gedaan. Dit is van belang omdat het onderzoek naar de melding maximaal 6 weken mag duren.

 

Lid 3: voor beschermd wonen en (maatschappelijke) opvang geldt dat iedere ingezetene van Nederland zich voor deze ondersteuning tot het college van de gemeente Leusden kan wenden. De gemeente Amersfoort heeft de centrumfunctie ten aanzien van opvang en beschermd wonen voor gemeenten in de regio die onder de werking van de centrumgemeente Amersfoort vallen. Daar kan een directe melding worden gedaan, of anders zal het college de melding doorzetten. De centrale toegang voorziet (gemandateerd) in de toegang

 

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning

Deze bepalingen zijn een verwijzing naar artikel 2.2.4 en 2.3.2, lid 3 van de wet. De bepalingen zijn opgenomen in de verordening om de inwoner een compleet overzicht van de rechten en plichten te geven.

 

Artikel 2.3 Persoonlijk plan

Deze bepalingen verwijzen naar artikel 2.3.2, lid 2 van de wet. Het overleggen van een persoonlijk plan zorgt ervoor dat de gemeente direct op de hoogte is van de wijze waarop de inwoner vorm wilt geven aan zijn zelfredzaamheid en participatie. De regie komt hiermee bij de inwoner te liggen. Wanneer de inwoner een persoonlijk plan overhandigd wordt dit plan ook opgenomen op toegevoegd aan het verslag.

 

Artikel 2.4 Informatie en identificatie

Deze bepalingen verwijzen naar artikel 2.3.2, lid 7 en artikel 2.3.4 van de wet.

Het eerste lid gaat over de vraag van de gemeente naar informatie over de inwoner die helpt om het gesprek op basis van de melding voor te bereiden.

Het tweede lid gaat over de verplichting van de gemeente om de identiteit van een inwoner vast te stellen. Dit moet de gemeente doen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. De inwoner, die aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, is verplicht dit document ook aan de gemeente te laten zien.

 

Artikel 2.5 Onderzoek

Het onderzoek is de kern van de procedure die voorafgaat aan de aanvraag. Een belangrijk onderdeel hiervan is het gesprek. In het tweede lid worden de onderdelen die aan bod moeten komen tijdens het gesprek genoemd. Deze onderdelen worden ook in artikel 2.3.2, lid 4 van de wet beschreven.

Het vijfde lid geeft de gemeente de mogelijkheid om extern advies in te winnen, als dat nodig is om een zorgvuldig onderzoek te doen. Afhankelijk van de situatie en welke deskundigheid nodig is, beslist de gemeente welke adviesinstantie ingeschakeld wordt.

Het zevende lid biedt de gemeente de mogelijkheid om af te zien van een onderzoek als dit een onnodige herhaling als gevolg heeft.

 

Artikel 2.6 Verslag

De gemeente is volgens artikel 2.3.2, lid 8 van de wet verplicht om de inwoner een schriftelijke weergave van het gesprek of de gesprekken te overhandigen. Deze weergave wordt als een verslag opgesteld en bevat de uitkomst van het onderzoek. Wanneer een persoonlijk plan is ingediend wordt deze ook aan het verslag toegevoegd.

 

Hoofdstuk 3. Aanvraag maatwerkvoorziening

Dit hoofdstuk bevat de regels op basis waarvan de gemeente beslist over een aanvraag van een maatwerkvoorziening. Dit kan zowel een maatwerkvoorziening in natura zijn, als in de vorm van een pgb. De regels voor pgb en de hoogte ervan zijn ook in dit hoofdstuk opgenomen.

 

Artikel 3.1 Aanvraag

Deze bepaling spreekt voor zich

 

Artikel 3.2 Criteria voor maatwerkvoorziening

De gemeenten kan geen sluitende lijst opnemen met voorzieningen en wanneer deze worden verstrekt. De gemeente heeft juist vrijheid nodig om maatwerk te kunnen bieden. De gemeente moet wel geschikte en toepasbare criteria opstellen die gebruikt worden om te beoordelen of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. Deze criteria worden verder uitgewerkt in beleidsregels.

 

Artikel 3.3 Aanvullende criteria voor beschermd wonen

Een inwoner komt in aanmerking voor beschermd wonen als er sprake is van complexe problematiek. Hieronder wordt onder meer het psychisch en psychosociaal functioneren of een psychiatrisch ziektebeeld, die op verschillende leefgebieden invloed heef, bedoeld worden.

 

Beschermd wonen is ook gericht op inwoner die zich (nog) niet kunnen handhaven in de samenleving en daarom zijn aangewezen op noodzakelijk verblijf in een accommodatie van een instelling. Aanleiding hiervoor kan zijn dat een inwoner (nog) niet zelfstandig kan wonen zonder (de directe nabijheid van) 24 uur per dag, of een deel van een etmaal, toezicht en daarbij ondersteuning nodig heeft.

 

Artikel 3.4 Tegemoetkoming meerkosten

Een tegemoetkoming voor personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

 

Artikel 3.5 Algemene weigeringsgronden maatwerkvoorziening

 

Sub b: de maatwerkvoorziening moet gericht zijn op een individuele cliënt. Voorzieningen die gericht zijn op meerdere inwoners vallen onder algemene voorzieningen.

 

Sub c: de keuzes die een inwoner zelf maakt hebben invloed op de afweging die de gemeente maakt over toewijzing van een maatwerkvoorziening. Het gaat hierbij voornamelijk om keuzes die ervoor zorgen dat een inwoner minder goed voor zichzelf kan zorgen en minder makkelijk mee kan doen met de maatschappij. Als een inwoner bijvoorbeeld de badkamer verbouwd maar daarbij geen rekening houdt met dat hij binnenkort in een rolstoel belandt, zal een latere verbouwing van de badkamer niet vergoed worden. Deze aanvraag voor een maatwerkvoorziening had een inwoner kunnen voorkomen door rekening te houden met de beperking.

 

Sub d: een maatwerkvoorziening wordt verstrekt als een inwoner deze langere tijd nodig heeft. Wat langere tijd is hangt af van de situatie. Hierbij is vooral de prognose van de situatie van de inwoner van belang. Dienstverlening is een uitzondering. Bijvoorbeeld, een inwoner die net uit het ziekenhuis komt kan hulp bij het huishouden aanvragen.

 

Sub e: het moet de moeite waard zijn om kosten te maken. Hele oude dingen worden niet meer opgeknapt.

 

Sub f: wanneer een inwoner al van een voorziening gebruik maakte voordat de beperking ontstond, en de aanvraag vind na het ontstaan van de beperking plaats, krijgt de inwoner geen vergoeding. De beperking brengt dan geen extra kosten met zich mee, de inwoner maakte al gebruik van de voorziening.

 

Sub h: wanneer een inwoner een voorziening realiseert vóór melding bij de gemeente bestaat er feitelijk geen beperking meer waarvoor de gemeente hoeft te compenseren. Er wordt een uitzondering gemaakt als er sprake was van een acute noodsituatie, waardoor de inwoner niet in staat was om eerst contact te zoeken met de gemeente.

 

Sub i: een inwoner mag pas een voorziening aanschaffen na officiële goedkeuring door de gemeente. De gemeente wil voorkomen dat een voorziening vergoed moet worden die niet de beste prijs-kwaliteitverhouding heeft.

 

Sub j: een gemeente mag alleen rekening houden met een voorziening op grond van een andere wet als een inwoner daar daadwerkelijk aanspraak op heeft. Zvw en Wlz

 

Artikel 3.6 Algemene weigeringsgronden woonvoorziening

Lid 1:

Sub a: op deze afwijzingsgrond kan een uitzondering gemaakt worden als de inwoner goede pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder weg te laten nemen. Ook kan een uitzondering gemaakt worden als er gelet op de gezondheidstoestand van de inwoner geen zicht is op opheffing van de gebreken binnen een redelijkerwijs aanvaardbaar tijdsbestek.

 

Sub b: de gemeente treft alleen een voorziening in of aan een woning waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft (hoofdverblijf). Wanneer een inwoner over meerdere woningen beschikt, zal er maar één woning worden aangepast. Wanneer er sprake is van co-ouderschap, en inwoner zijn hoofdverblijf bij zowel vader als moeder heeft, kan een uitzondering gemaakt worden.

 

Sub c: de gemeente hoeft geen woningen aan te passen aan de beperkingen van een tijdelijk verblijvende inwoner. Bijvoorbeeld: verblijf in hotels/pensions, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen. In de genoemde situaties moet de gemeente wel een alternatieve oplossing bieden, zoals een verhuiskostenvergoeding.

 

Sub d: de gemeente verstrekt geen voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten omdat deze niet op het individu gericht zijn, zoals bedoeld in artikel 3.4, sub b. De gemeente moet de inwoner wel ondersteunen bij een beperking en daarom kan er een verhuiskostenvergoeding verstrekt worden als er een voorziening in een gemeenschappelijke ruimte moet komen.

 

Sub e: wanneer een inwoner is verhuisd en in de nieuwe woning beperkingen ervaart die er niet waren in de verlaten woning dan is de inwoner verhuisd naar een ongeschikte woning. De woning is dan de oorzaak van de problemen. Dit is voornamelijk het geval als een inwoner zonder specifieke reden verhuisd. Wanneer er een belangrijke reden voor de verhuizing aanwezig is kan er een uitzondering gemaakt worden, denk aan samenwonen/trouwen of een nieuwe baan elders. Bij een afweging worden alle feiten en omstandigheden meegenomen. Een belangrijke reden is alleen aanleiding tot toewijzing van de voorziening als de inwoner geen redelijke mogelijkheden heeft om zelf voor een passende oplossing te zorgen.

 

Sub f: een inwoner moet verhuizen naar een zo geschikt mogelijke woning. Als een inwoner naar een ongeschikte woning verhuisd en vervolgens de rekening voor aanpassingen bij de gemeente indient mag de gemeente de aanvraag weigeren. De bewijslast hiervoor ligt bij de gemeente. Deze moet kunnen aantonen dat er geschiktere woningen beschikbaar waren. Dit is omgekeerd wanneer een inwoner uit een andere gemeente verhuist. Dan moet de inwoner aantonen dat er geen geschiktere woning beschikbaar was. Onder "verhuizen” wordt niet alleen het feitelijk verhuizen bedoeld maar ook alle onomkeerbare handelingen die hieraan vooraf liggen, zoals het tekenen van een koop-, huur- of erfpachtcontract.

 

Sub g: er worden geen voorzieningen verstrekt die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.

 

Lid 2: het bezoekbaar maken van één woning wordt alleen toegekend als het gaat om een inwoner in een intramurale setting binnen de gemeente Nijkerk.

 

Artikel 3.7 Inhoud beschikking

De beschikking moet de inwoner volledig en goed informeren zodat duidelijk is waar de inwoner recht op heeft. Daarom noemt dit artikel op wat welke onderdelen een inwoner terug kan vinden in de beschikking.

 

Artikel 3.8 Regels pgb

De voorwaarden die genoemd worden in lid 1 zijn de ’10 punten pgb-vaardigheid’ van het Ministerie van VWS. Deze zijn te raadplegen over rijksoverheid.nl en op te vragen bij de gemeente.

 

Lid 2 en 3: het pgb is enkel en alleen bedoeld voor financiering van de noodzakelijke voorziening.

 

Lid 4 en 5: gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. In de bijlage 1 bij deze verordening staan de tarieven weergegeven. De hoogte van een pgb moet volgens artikel 2.1.3, lid 2, sub b van de wet in ieder geval toereikend zijn.

 

Lid 6: om belangenverstrengeling te voorkomen mag degene die de pgb taken op zich neemt, niet de zorgverlener zijn. Dit geldt niet voor bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad (voor overzicht hiervan zie artikel 3.8). In dat geval bekijkt de gemeente of de combinatie van pgb-taken en zorgverlening passend is.

 

Met betrekking tot de pgb beschermd wonen: het tarief is gebaseerd op de tarieven zoals bepaald bij de inkoop van Zorg in Natura (ZiN) 2018. Het tarief is tot stand gekomen door middel van overleg met representatieve zorgaanbieders en vinden hun basis in de cao GGZ.

 

Artikel 3.9 Onderscheid formele en informele hulp

Voor formele hulp geldt het hogere pgb-tarief en voor de informele hulp geldt het lagere tarief zoals ook te zien is in bijlage 1 bij deze verordening.

 

Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep. De hulp wordt dan verleend door een zorgaanbieder of een zelfstandige hulpverlener (ZZP-er). Uitzondering hierop is wanneer de hulpverlener een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad is van de inwoner. Dan is er sprake van informele hulp. Deze familieleden hebben namelijk in eerste instantie een affectieve relatie met de budgethouder, en dit geeft de doorslag voor het pgb-tarief.

 

Informele hulp is alle hulp die geboden wordt door bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad, of door personen die niet beroeps of bedrijfsmatig ondersteuning verlenen. Meestal zijn dit personen uit het sociale netwerk.

 

Graad

Bloedverwanten

Aanverwanten

1e graad

(adoptie)ouders;

(adoptie)kinderen.

(adoptie) ouders van partner;

(adoptie)kinderen van partner;

partner van uw (adoptie)kinderen (schoonzoon of schoondochter).

2e graad

grootouders;

kleinkinderen;

broers en zussen.

grootouders van partner;

kleinkinderen van partner;

broers en zussen van partner.

 

Hoofdstuk 4. Maatwerkvoorzieningen

In dit hoofdstuk wordt voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp de resultaten benoemd.

 

Artikel. 4.1 Resultaten huishoudelijke hulp

Met opname van dit artikel in de verordening wil de gemeente Nijkerk aangeven dat zij gebruik maakt van het normenkader huishoudelijke hulp. Dit kader richt zich op resultaatgericht indiceren waarna vervolgens de mate van professionele inzet bepaald wordt. De vaststelling gebeurt altijd individueel op maat.

 

Hoofdstuk 5. Bijdrage in de kosten

De gemeente mag van inwoners een bijdrage in de kosten vragen voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen. In dit hoofdstuk zijn de regels over deze bijdrage in de kosten opgenomen.

 

Artikel 5.1 Hoogte van de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen

In lid 2 wordt de rijksnorm genoemd. Met rijksnorm wordt hier het abonnementstarief bedoeld dat terug te vinden is in artikel 2.1.4.a, lid 4 van de wet. Het CAK stelt deze bijdrage vast en int deze.

 

Artikel 5.2 Hoogte van de bijdrage voor collectief vraagafhankelijk vervoer

Het collectief vraagafhankelijk vervoer wordt voor de gemeente Nijkerk door Valleihopper uitgevoerd. Het wordt als maatwerkvoorziening toegekend, maar heeft een eigen betaalsysteem. Daarom is het als apart artikel opgenomen. De hoogte van de eigen bijdrage aan Valleihopper wordt namelijk bepaald door haar bestuur, afgestemd met de raden van de aangesloten gemeenten.

 

Hoofdstuk 6. Bestrijding misbruik

Artikel 2.1.3, lid 4 van de wet verplicht de gemeente om regels vast te stellen in de verordening met betrekking tot de bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorziening of pgb en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. In dit hoofdstuk worden deze regels beschreven.

 

Artikel 6.1 Bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

In lid 1 wordt de informatieplicht van de gemeente richting de inwoner uitgewerkt. De gemeente moet op een begrijpelijke manier de inwoner informeren over de geldende rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik.

 

Lid 2, 3 en 5 zijn een herhaling van de wet (artikelen 2.3.8, 2.3.10 en 2.4.1). Deze zijn opgenomen in de verordening om een compleet beeld te geven van de geldende regels.

 

Lid 6: naast het terugvorderen van een geldbedrag (lid 5) heeft de gemeente ook de mogelijkheid om de verstrekte voorziening zelf terug te vorderen.

 

Artikel 6.2 Opschorting pgb

Dit artikel geeft de gemeente de mogelijkheid om de Sociale Verzekeringsbank (SVB) te verzoeken om de betaling van het pgb nog niet te doen (geheel of gedeeltelijk opschorten). Soms is (tijdelijke) opschorting van een betaling uit het pgb naar aanleiding van een declaratie beter dan beëindiging of weigering of zelfs intrekken of herzien van het pgb. Door het opschorten is er tijd voor herstelmaatregelen of verder onderzoek.

 

Artikel 6.3 Controle

De gemeente moet periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, onderzoeken of de verstrekte maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s worden gebruikt, respectievelijk besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt, of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt en of de geleverde ondersteuning van goede kwaliteit is. Een onderzoek kan zowel betrekking hebben op het handelen van een inwoner of pgb-houder, als op de ondersteuningsverlening door een aanbieder. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de inwoner, bezoek aan de locatie waar de inwoner ondersteuning krijgt en gesprekken met de aanbieder.

 

Hoofdstuk 7. Kwaliteit

In dit hoofdstuk wordt uitgewerkt hoe de gemeente invulling geeft aan de kwaliteit van voorzieningen. Daarnaast zijn regels opgenomen over de prijs en kwaliteit verhouding voor de levering van voorzieningen.

 

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

De gemeente moet in de verordening bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan de aanbieders van voorzieningen. Hierbij zijn de kwaliteitseisen die de wet zelf stelt aan de aanbieders het uitgangspunt. De kwaliteitseisen die de gemeente Nijkerk specifiek van aanbieders vraagt staan in bijlage 1. Het klanttevredenheidsonderzoek zoals genoemd in lid 2 is een verplicht onderdeel van de controle op de kwaliteitseisen.

 

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

Artikel 2.6.6, lid 1 van de wet verplicht de gemeente om regels te stellen over verhouding tussen prijs en de kwaliteitseisen van een voorziening. In artikel 5.4 van het uitvoeringsbesluit is uitgewerkt wat hierin van een gemeente wordt verwacht. Doel is dat een vaste of reële prijs wordt vastgesteld voor diensten die derden verlenen in opdracht van de gemeente. Om deze prijs vast te kunnen stellen moet de gemeente in ieder geval de kostprijselementen uit artikel 5.4, lid 3 van het uitvoeringsbesluit gebruiken. Dit is vastgelegd in lid 3 van dit artikel.

 

Lid 1: in deze bepaling wordt geregeld dat de gemeente voor het leveren van een dienst door een derde, ofwel een vaste prijs vaststelt, ofwel een reële prijs vaststelt die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met een derde of die geldt als ondergrens voor de vaste prijs. In het geval de gemeente een reële prijs vaststelt, is het mogelijk dat inschrijvers een hoger tarief dan de reële prijs neerleggen. Het is niet mogelijk een lagere prijs neer te leggen. Als de gemeente een vaste prijs vaststelt, dan zal het tarief voor de inschrijvers gelijk zijn aan de vaste prijs.

 

Lid 2: bij het vaststellen van de prijs moet de gemeente rekening houden met de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht. De gemeente moet ook rekening houden met de continuïteit in de hulpverlening, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners. De gemeente moet de invulling van de continuïteit van de hulpverleningsrelatie in financiële zin regelen. De aanbieder die de opdracht gegund krijgt moet overleggen met de aanbieder die de opdracht tot dan toe had uitgevoerd over de overname van personeel. De gedachte is dat de overname van personeel gemakkelijker verloopt als de gemeente een reële prijs betaalt voor de opdracht.

 

Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Onder ‘calamiteit’ wordt het volgende verstaan: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een inwoner heeft geleid.

Onder ‘geweld bij de verstrekking van een voorziening’ wordt het volgende verstaan: het seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een inwoner en lichamelijk en geestelijk geweld jegens de inwoner, door een beroepskracht dan wel door een andere inwoner met wie de inwoner gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van een aanbieder verblijft.

 

De gemeente Nijkerk heeft de VGGM-GGD aangewezen als toezichthoudend ambtenaar zoals genoemd in lid 3.

 

Hoofdstuk 8. Klachten en medezeggenschap

Dit hoofdstuk bevat een verplichting voor de aanbieders om een klachtenregeling te hebben en medezeggenschap te geven aan inwoners. Daarnaast wordt de manier waarop ingezetenen van Nijkerk inspraak hebben in de uitvoering van beleid door de gemeente benoemd.

 

Artikel 8.1 Klachtenregeling

Lid 1 geeft de inwoner de mogelijkheid om klachten over de afhandeling van een melding of aanvraag door de gemeente aan te kaarten bij de gemeente zelf.

 

Wanneer een inwoner niet tevreden is over de gedragingen van een aanbieder moet de inwoner dit melden bij de aanbieder. De aanbieder moet hiervoor een procedure opstellen zoals benoemd in lid 2.

 

Artikel 8.2 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

Aanbieders moeten cliënten de mogelijkheid geven om medezeggenschap uit te oefenen over besluiten die voor de cliënten van belang zijn. Dit geldt voor aanbieders van alle voorzieningen. Het gaat dus om medezeggenschap van de cliënt tegenover de aanbieder.

 

Artikel 8.3 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

De gemeente moet de ingezetenen betrekken bij het beleid door middel van inspraak. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. In de gemeente Nijkerk is hiervoor een sociaal domeinraad ingesteld.

 

Hoofdstuk 9. Overige bepalingen

 

Artikel 9.1 Jaarlijkse mantelzorgerwaardering

Dit artikel is een verwijzing naar artikel 2.1.6 van de wet.

Mantelzorgers van mantelzorgverkrijgenden die in de gemeente Nijkerk wonen komen in aanmerking voor de mantelzorgwaardering. De woonplaats van de mantelzorger hoeft dus niet Nijkerk te zijn. De procedure wordt verder uitgewerkt in de beleidsregels.

 

Hoofdstuk 10. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 10.1 Geen bepalingen

Dit artikel geeft de gemeente de mogelijkheid om in situaties die niet in deze verordening geregeld zijn, te handelen naar wat voor die situatie nodig is.

 

Artikel 10.2 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan de gemeente ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen van deze verordening (niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen). Zo nodig wordt hierbij advies ingewonnen. Afwijken kan alleen ten gunste, nooit ten nadele van de betrokken inwoner. Verder is met nadruk gemeld: bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule betreft een uitzondering en geen regel. De gemeente moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken.

 

Artikel 10.3 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Spreekt voor zich

 

Artikel 10.4 Inwerkingtreding en citeertitel

Spreekt voor zich