Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1 gemeente Nijkerk |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1 gemeente Nijkerk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de verordening maatschappelijk ondersteuning 2021.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | nieuwe regeling | 25-11-2021 | 2021-071a |
De raad van de gemeente Nijkerk;
gelezen het collegevoorstel van 5 oktober 2021;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, [eerste, tweede,] derde en zevende lid, [2.1.5, eerste lid,] 2.1.6, [2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 [en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015];
de gemeente Nijkerk een inclusieve samenleving wil zijn, waar iedereen naar behoefte volwaardig kan deelnemen en naar vermogen kan bijdragen aan de samenleving.
Als dat mensen (tijdelijk) niet lukt, zorgen wij voor ondersteuning of bieden wij een vangnet. Inwoners hebben daarbij zelf een belangrijke rol en verantwoordelijkheid.
Een eigen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven waarbij verwacht mag worden:
dat inwoners elkaar naar vermogen bijstaan;
dat inwoners die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving, onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;
dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, en
dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
Vast te stellen de verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1
Verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1 gemeente Nijkerk
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de inwoner minstens 4 of meer van de 7 dagen per week zijn of haar feitelijke woon- en verblijfplaats heeft en/of op welk adres de inwoner in de basisregistratie personen staat ingeschreven, dan wel zich gaat inschrijven;
verslag: het verslag is bedoeld om een totaalbeeld te krijgen van de inwoner (behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren), om de problematiek in kaart te krijgen en de besluitvorming te onderbouwen. Dit verslag wordt ook wel het ondersteuningsplan genoemd. Hierin staat ook een voorstel van de gemeente om de inwoner te helpen;
Hoofdstuk 2: Procedure melding en onderzoek
In afwijking van het eerste lid kan een hulpvraag voor beschermd wonen en/of opvang voor iedere inwoner van Nederland door of namens een inwoner worden gemeld. De gemeente Amersfoort heeft de centrumfunctie en toegangsfunctie (gemandateerd door de gemeente Nijkerk) ten aanzien van opvang en beschermd wonen voor gemeenten in de regio die onder de werking van de centrumgemeente Amersfoort vallen.
De volgende factoren maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek:
De mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
De mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
Hoofdstuk 3: Aanvraag maatwerkvoorziening
Een inwoner of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij de gemeente. Een aanvraag wordt ingediend door middel van:
Artikel 3.2 Criteria voor maatwerkvoorziening
De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vorige lid levert, rekening houdende met de uitkomsten van het in artikel 2.5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Een inwoner met psychische of psychosociale problemen en een inwoner die vanwege huiselijk geweld of om andere reden de thuissituatie heeft verlaten, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, als de inwoner de problemen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:
De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vorige lid levert, rekening houdende met de uitkomsten van het in artikel 2.5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Artikel 3.3 Aanvullende criteria beschermd wonen
De gemeente stelt nadere regels voor beschermd wonen in de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning; met name in het geval de cliënt een persoonsgebonden budget wenst te besteden bij een niet door de gemeente gecontracteerde aanbieder voor beschermd wonen: deze regels hebben in ieder geval betrekking op de eisen die gelden voor de accommodatie waar de inwoner zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben voor wat betreft:
Artikel 3.5 Algemene weigeringsgronden maatwerkvoorziening
De gemeente weigert een maatwerkvoorziening als:
de inwoner op eigen kracht, met gebruikelijk hulp, met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk, met gebruikmaking van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, beperkingen in zelfredzaamheid en participatie of de behoefte aan beschermd wonen of opvang kan verminderen of wegnemen;
Artikel 3.6 Algemene weigeringsgronden woonvoorziening
De gemeente verstrekt geen woonvoorziening:
als het om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten gaat, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorzieningen behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering en,
Hoofdstuk 4. Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.1 Resultaten huishoudelijke voorzieningen
Hoofdstuk 6. Bestrijding misbruik
Artikel 6.1 Bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
Als de gemeente een beslissing op grond van derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan de gemeente van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijke de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura of pgb.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een maatwerkvoorziening in natura of pgb voor een woonvoorziening heeft ontvangen, bestaande uit een aan/verbouw, is gehouden om bij verkoop van deze woning binnen een periode van tien jaar na oplevering van de aan/verbouw, de resterende waarde aan de gemeente terug te betalen. De restitutie bedraagt, te rekenen van de datum van de oplevering, gedurende het eerste jaar 100%, gedurende het tweede jaar 90%, gedurende het derde jaar 80%, gedurende het vierde jaar 70%, gedurende het vijfde jaar 60%, gedurende het zesde jaar 50%, gedurende het zevende jaar 40%, gedurende het achtste jaar 30%, gedurende het negende jaar 20% en gedurende het tiende jaar 10% van de waarde van de voorziening. Na het tiende jaar hoeft geen resterende waarde meer betaalt te worden.
Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
Hoofdstuk 8. Klachten en medezeggenschap
Artikel 8.3 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
De gemeente stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Hoofdstuk 10. Overgangs- en slotbepalingen
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist de gemeente.
Artikel 10.2 Hardheidsclausule
De gemeente kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze verordening als door toepassing ervan de inwoner duidelijk onrecht wordt aangedaan.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nijkerk d.d. 25 november 2021,
de griffier,
mevrouw A.G. VERHOEF-FRANKEN
de voorzitter,
de heer mr. drs. G.D. RENKEMA
Bijlage 1 – Hoogte tarieven pgb
Zoals bedoeld in artikel 3.7, lid 5 van deze verordening
Bijlage 2 – Kwaliteitseisen aanbieders
Zoals bedoeld in artikel 7.2, lid 3 van deze verordening
Toelichting verordening maatschappelijke ondersteuning 2021-1
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Lid 1, sub a. algemeen gebruikelijke voorziening: de gemeente werkt de toepassing van dit begrip verder uit in de beleidsregels.
Lid 1, sub b. andere voorziening: een andere voorziening is een voorziening die de inwoner kan ontvangen op grond van een andere wet dan de Wmo 2015, bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.
Lid 1, sub d. bijdrage: de inwoner betaald een bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget zolang de inwoner gebruik maakt van de voorziening of gedurende de periode waarvoor het persoonsgebonden budget is verleend. Dit heet ook wel het abonnementstarief en de hoogte van deze bijdrage wordt vastgesteld in artikel 2.1.4a van de wet.
Lid 1, sub d. cliënt: in deze verordening wordt het begrip cliënt vervangen door inwoner. Ze hebben dezelfde betekenis.
Lid 1, sub e. college: in deze verordening is het begrip college vervangen door het begrip de gemeente. Ze hebben dezelfde betekenis.
Lid 1, sub f. de gemeente: in deze verordening is het begrip college vervangen door het begrip de gemeente. Ze hebben dezelfde betekenis.
Lid 1, sub j. inwoner: in deze verordening wordt het begrip cliënt vervangen door inwoner. Ze hebben dezelfde betekenis
Lid 1, sub k. persoonlijk plan: dit plan kan de inwoner opstellen voor het onderzoek plaatsvindt. Het plan wordt vervolgens meegenomen in het onderzoek.
In lid 3 wordt verwezen naar een aantal begrippen die in de Wmo 2015 te vinden zijn en daarom niet verder toegelicht zijn in deze verordening. Voor de duidelijkheid en leesbaarheid zijn hieronder een aantal van deze begrippen weergegeven:
algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;
mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens de gemeente betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een inwoner van derden heeft betrokken;
vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een inwoner vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
Hoofdstuk 2. Procedure melding en onderzoek
Dit hoofdstuk bevat de regels voor de procedure die voorafgaat aan de eventuele aanvraag voor een maatwerkvoorziening.
De inwoner doet een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, de hulpvraag. De melding is niet gebonden aan een vorm of locatie. De melding kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan en zowel op het gemeentehuis als bijvoorbeeld op locatie bij het sociaal team Wmo. De melding kan door of namens de inwoner worden gedaan, wat betekent dat ook iemand uit de omgeving van de inwoner als vertegenwoordiging kan optreden.
Zoals aangegeven in lid 2 bevestigt de gemeente de ontvangst van de melding. Dit doet de gemeente schriftelijk zodat het tijdstip van de melding is geregistreerd. Met de ontvangstbevestiging kan de inwoner aantonen wanneer de melding is gedaan. Dit is van belang omdat het onderzoek naar de melding maximaal 6 weken mag duren.
Lid 3: voor beschermd wonen en (maatschappelijke) opvang geldt dat iedere ingezetene van Nederland zich voor deze ondersteuning tot het college van de gemeente Leusden kan wenden. De gemeente Amersfoort heeft de centrumfunctie ten aanzien van opvang en beschermd wonen voor gemeenten in de regio die onder de werking van de centrumgemeente Amersfoort vallen. Daar kan een directe melding worden gedaan, of anders zal het college de melding doorzetten. De centrale toegang voorziet (gemandateerd) in de toegang
Artikel 2.2 Cliëntondersteuning
Deze bepalingen zijn een verwijzing naar artikel 2.2.4 en 2.3.2, lid 3 van de wet. De bepalingen zijn opgenomen in de verordening om de inwoner een compleet overzicht van de rechten en plichten te geven.
Deze bepalingen verwijzen naar artikel 2.3.2, lid 2 van de wet. Het overleggen van een persoonlijk plan zorgt ervoor dat de gemeente direct op de hoogte is van de wijze waarop de inwoner vorm wilt geven aan zijn zelfredzaamheid en participatie. De regie komt hiermee bij de inwoner te liggen. Wanneer de inwoner een persoonlijk plan overhandigd wordt dit plan ook opgenomen op toegevoegd aan het verslag.
Artikel 2.4 Informatie en identificatie
Deze bepalingen verwijzen naar artikel 2.3.2, lid 7 en artikel 2.3.4 van de wet.
Het eerste lid gaat over de vraag van de gemeente naar informatie over de inwoner die helpt om het gesprek op basis van de melding voor te bereiden.
Het tweede lid gaat over de verplichting van de gemeente om de identiteit van een inwoner vast te stellen. Dit moet de gemeente doen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. De inwoner, die aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, is verplicht dit document ook aan de gemeente te laten zien.
Het onderzoek is de kern van de procedure die voorafgaat aan de aanvraag. Een belangrijk onderdeel hiervan is het gesprek. In het tweede lid worden de onderdelen die aan bod moeten komen tijdens het gesprek genoemd. Deze onderdelen worden ook in artikel 2.3.2, lid 4 van de wet beschreven.
Het vijfde lid geeft de gemeente de mogelijkheid om extern advies in te winnen, als dat nodig is om een zorgvuldig onderzoek te doen. Afhankelijk van de situatie en welke deskundigheid nodig is, beslist de gemeente welke adviesinstantie ingeschakeld wordt.
Het zevende lid biedt de gemeente de mogelijkheid om af te zien van een onderzoek als dit een onnodige herhaling als gevolg heeft.
De gemeente is volgens artikel 2.3.2, lid 8 van de wet verplicht om de inwoner een schriftelijke weergave van het gesprek of de gesprekken te overhandigen. Deze weergave wordt als een verslag opgesteld en bevat de uitkomst van het onderzoek. Wanneer een persoonlijk plan is ingediend wordt deze ook aan het verslag toegevoegd.
Hoofdstuk 3. Aanvraag maatwerkvoorziening
Dit hoofdstuk bevat de regels op basis waarvan de gemeente beslist over een aanvraag van een maatwerkvoorziening. Dit kan zowel een maatwerkvoorziening in natura zijn, als in de vorm van een pgb. De regels voor pgb en de hoogte ervan zijn ook in dit hoofdstuk opgenomen.
Deze bepaling spreekt voor zich
Artikel 3.2 Criteria voor maatwerkvoorziening
De gemeenten kan geen sluitende lijst opnemen met voorzieningen en wanneer deze worden verstrekt. De gemeente heeft juist vrijheid nodig om maatwerk te kunnen bieden. De gemeente moet wel geschikte en toepasbare criteria opstellen die gebruikt worden om te beoordelen of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. Deze criteria worden verder uitgewerkt in beleidsregels.
Artikel 3.3 Aanvullende criteria voor beschermd wonen
Een inwoner komt in aanmerking voor beschermd wonen als er sprake is van complexe problematiek. Hieronder wordt onder meer het psychisch en psychosociaal functioneren of een psychiatrisch ziektebeeld, die op verschillende leefgebieden invloed heef, bedoeld worden.
Beschermd wonen is ook gericht op inwoner die zich (nog) niet kunnen handhaven in de samenleving en daarom zijn aangewezen op noodzakelijk verblijf in een accommodatie van een instelling. Aanleiding hiervoor kan zijn dat een inwoner (nog) niet zelfstandig kan wonen zonder (de directe nabijheid van) 24 uur per dag, of een deel van een etmaal, toezicht en daarbij ondersteuning nodig heeft.
Artikel 3.4 Tegemoetkoming meerkosten
Een tegemoetkoming voor personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Artikel 3.5 Algemene weigeringsgronden maatwerkvoorziening
Sub b: de maatwerkvoorziening moet gericht zijn op een individuele cliënt. Voorzieningen die gericht zijn op meerdere inwoners vallen onder algemene voorzieningen.
Sub c: de keuzes die een inwoner zelf maakt hebben invloed op de afweging die de gemeente maakt over toewijzing van een maatwerkvoorziening. Het gaat hierbij voornamelijk om keuzes die ervoor zorgen dat een inwoner minder goed voor zichzelf kan zorgen en minder makkelijk mee kan doen met de maatschappij. Als een inwoner bijvoorbeeld de badkamer verbouwd maar daarbij geen rekening houdt met dat hij binnenkort in een rolstoel belandt, zal een latere verbouwing van de badkamer niet vergoed worden. Deze aanvraag voor een maatwerkvoorziening had een inwoner kunnen voorkomen door rekening te houden met de beperking.
Sub d: een maatwerkvoorziening wordt verstrekt als een inwoner deze langere tijd nodig heeft. Wat langere tijd is hangt af van de situatie. Hierbij is vooral de prognose van de situatie van de inwoner van belang. Dienstverlening is een uitzondering. Bijvoorbeeld, een inwoner die net uit het ziekenhuis komt kan hulp bij het huishouden aanvragen.
Sub e: het moet de moeite waard zijn om kosten te maken. Hele oude dingen worden niet meer opgeknapt.
Sub f: wanneer een inwoner al van een voorziening gebruik maakte voordat de beperking ontstond, en de aanvraag vind na het ontstaan van de beperking plaats, krijgt de inwoner geen vergoeding. De beperking brengt dan geen extra kosten met zich mee, de inwoner maakte al gebruik van de voorziening.
Sub h: wanneer een inwoner een voorziening realiseert vóór melding bij de gemeente bestaat er feitelijk geen beperking meer waarvoor de gemeente hoeft te compenseren. Er wordt een uitzondering gemaakt als er sprake was van een acute noodsituatie, waardoor de inwoner niet in staat was om eerst contact te zoeken met de gemeente.
Sub i: een inwoner mag pas een voorziening aanschaffen na officiële goedkeuring door de gemeente. De gemeente wil voorkomen dat een voorziening vergoed moet worden die niet de beste prijs-kwaliteitverhouding heeft.
Sub j: een gemeente mag alleen rekening houden met een voorziening op grond van een andere wet als een inwoner daar daadwerkelijk aanspraak op heeft. Zvw en Wlz
Artikel 3.6 Algemene weigeringsgronden woonvoorziening
Sub a: op deze afwijzingsgrond kan een uitzondering gemaakt worden als de inwoner goede pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder weg te laten nemen. Ook kan een uitzondering gemaakt worden als er gelet op de gezondheidstoestand van de inwoner geen zicht is op opheffing van de gebreken binnen een redelijkerwijs aanvaardbaar tijdsbestek.
Sub b: de gemeente treft alleen een voorziening in of aan een woning waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft (hoofdverblijf). Wanneer een inwoner over meerdere woningen beschikt, zal er maar één woning worden aangepast. Wanneer er sprake is van co-ouderschap, en inwoner zijn hoofdverblijf bij zowel vader als moeder heeft, kan een uitzondering gemaakt worden.
Sub c: de gemeente hoeft geen woningen aan te passen aan de beperkingen van een tijdelijk verblijvende inwoner. Bijvoorbeeld: verblijf in hotels/pensions, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen. In de genoemde situaties moet de gemeente wel een alternatieve oplossing bieden, zoals een verhuiskostenvergoeding.
Sub d: de gemeente verstrekt geen voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten omdat deze niet op het individu gericht zijn, zoals bedoeld in artikel 3.4, sub b. De gemeente moet de inwoner wel ondersteunen bij een beperking en daarom kan er een verhuiskostenvergoeding verstrekt worden als er een voorziening in een gemeenschappelijke ruimte moet komen.
Sub e: wanneer een inwoner is verhuisd en in de nieuwe woning beperkingen ervaart die er niet waren in de verlaten woning dan is de inwoner verhuisd naar een ongeschikte woning. De woning is dan de oorzaak van de problemen. Dit is voornamelijk het geval als een inwoner zonder specifieke reden verhuisd. Wanneer er een belangrijke reden voor de verhuizing aanwezig is kan er een uitzondering gemaakt worden, denk aan samenwonen/trouwen of een nieuwe baan elders. Bij een afweging worden alle feiten en omstandigheden meegenomen. Een belangrijke reden is alleen aanleiding tot toewijzing van de voorziening als de inwoner geen redelijke mogelijkheden heeft om zelf voor een passende oplossing te zorgen.
Sub f: een inwoner moet verhuizen naar een zo geschikt mogelijke woning. Als een inwoner naar een ongeschikte woning verhuisd en vervolgens de rekening voor aanpassingen bij de gemeente indient mag de gemeente de aanvraag weigeren. De bewijslast hiervoor ligt bij de gemeente. Deze moet kunnen aantonen dat er geschiktere woningen beschikbaar waren. Dit is omgekeerd wanneer een inwoner uit een andere gemeente verhuist. Dan moet de inwoner aantonen dat er geen geschiktere woning beschikbaar was. Onder "verhuizen” wordt niet alleen het feitelijk verhuizen bedoeld maar ook alle onomkeerbare handelingen die hieraan vooraf liggen, zoals het tekenen van een koop-, huur- of erfpachtcontract.
Sub g: er worden geen voorzieningen verstrekt die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.
Lid 2: het bezoekbaar maken van één woning wordt alleen toegekend als het gaat om een inwoner in een intramurale setting binnen de gemeente Nijkerk.
Artikel 3.7 Inhoud beschikking
De beschikking moet de inwoner volledig en goed informeren zodat duidelijk is waar de inwoner recht op heeft. Daarom noemt dit artikel op wat welke onderdelen een inwoner terug kan vinden in de beschikking.
De voorwaarden die genoemd worden in lid 1 zijn de ’10 punten pgb-vaardigheid’ van het Ministerie van VWS. Deze zijn te raadplegen over rijksoverheid.nl en op te vragen bij de gemeente.
Lid 2 en 3: het pgb is enkel en alleen bedoeld voor financiering van de noodzakelijke voorziening.
Lid 4 en 5: gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. In de bijlage 1 bij deze verordening staan de tarieven weergegeven. De hoogte van een pgb moet volgens artikel 2.1.3, lid 2, sub b van de wet in ieder geval toereikend zijn.
Lid 6: om belangenverstrengeling te voorkomen mag degene die de pgb taken op zich neemt, niet de zorgverlener zijn. Dit geldt niet voor bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad (voor overzicht hiervan zie artikel 3.8). In dat geval bekijkt de gemeente of de combinatie van pgb-taken en zorgverlening passend is.
Met betrekking tot de pgb beschermd wonen: het tarief is gebaseerd op de tarieven zoals bepaald bij de inkoop van Zorg in Natura (ZiN) 2018. Het tarief is tot stand gekomen door middel van overleg met representatieve zorgaanbieders en vinden hun basis in de cao GGZ.
Artikel 3.9 Onderscheid formele en informele hulp
Voor formele hulp geldt het hogere pgb-tarief en voor de informele hulp geldt het lagere tarief zoals ook te zien is in bijlage 1 bij deze verordening.
Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep. De hulp wordt dan verleend door een zorgaanbieder of een zelfstandige hulpverlener (ZZP-er). Uitzondering hierop is wanneer de hulpverlener een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad is van de inwoner. Dan is er sprake van informele hulp. Deze familieleden hebben namelijk in eerste instantie een affectieve relatie met de budgethouder, en dit geeft de doorslag voor het pgb-tarief.
Informele hulp is alle hulp die geboden wordt door bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad, of door personen die niet beroeps of bedrijfsmatig ondersteuning verlenen. Meestal zijn dit personen uit het sociale netwerk.
Hoofdstuk 4. Maatwerkvoorzieningen
In dit hoofdstuk wordt voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp de resultaten benoemd.
Artikel. 4.1 Resultaten huishoudelijke hulp
Met opname van dit artikel in de verordening wil de gemeente Nijkerk aangeven dat zij gebruik maakt van het normenkader huishoudelijke hulp. Dit kader richt zich op resultaatgericht indiceren waarna vervolgens de mate van professionele inzet bepaald wordt. De vaststelling gebeurt altijd individueel op maat.
Hoofdstuk 5. Bijdrage in de kosten
De gemeente mag van inwoners een bijdrage in de kosten vragen voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen. In dit hoofdstuk zijn de regels over deze bijdrage in de kosten opgenomen.
Artikel 5.1 Hoogte van de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen
In lid 2 wordt de rijksnorm genoemd. Met rijksnorm wordt hier het abonnementstarief bedoeld dat terug te vinden is in artikel 2.1.4.a, lid 4 van de wet. Het CAK stelt deze bijdrage vast en int deze.
Artikel 5.2 Hoogte van de bijdrage voor collectief vraagafhankelijk vervoer
Het collectief vraagafhankelijk vervoer wordt voor de gemeente Nijkerk door Valleihopper uitgevoerd. Het wordt als maatwerkvoorziening toegekend, maar heeft een eigen betaalsysteem. Daarom is het als apart artikel opgenomen. De hoogte van de eigen bijdrage aan Valleihopper wordt namelijk bepaald door haar bestuur, afgestemd met de raden van de aangesloten gemeenten.
Hoofdstuk 6. Bestrijding misbruik
Artikel 2.1.3, lid 4 van de wet verplicht de gemeente om regels vast te stellen in de verordening met betrekking tot de bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorziening of pgb en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. In dit hoofdstuk worden deze regels beschreven.
Artikel 6.1 Bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
In lid 1 wordt de informatieplicht van de gemeente richting de inwoner uitgewerkt. De gemeente moet op een begrijpelijke manier de inwoner informeren over de geldende rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik.
Lid 2, 3 en 5 zijn een herhaling van de wet (artikelen 2.3.8, 2.3.10 en 2.4.1). Deze zijn opgenomen in de verordening om een compleet beeld te geven van de geldende regels.
Lid 6: naast het terugvorderen van een geldbedrag (lid 5) heeft de gemeente ook de mogelijkheid om de verstrekte voorziening zelf terug te vorderen.
Dit artikel geeft de gemeente de mogelijkheid om de Sociale Verzekeringsbank (SVB) te verzoeken om de betaling van het pgb nog niet te doen (geheel of gedeeltelijk opschorten). Soms is (tijdelijke) opschorting van een betaling uit het pgb naar aanleiding van een declaratie beter dan beëindiging of weigering of zelfs intrekken of herzien van het pgb. Door het opschorten is er tijd voor herstelmaatregelen of verder onderzoek.
De gemeente moet periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, onderzoeken of de verstrekte maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s worden gebruikt, respectievelijk besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt, of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt en of de geleverde ondersteuning van goede kwaliteit is. Een onderzoek kan zowel betrekking hebben op het handelen van een inwoner of pgb-houder, als op de ondersteuningsverlening door een aanbieder. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de inwoner, bezoek aan de locatie waar de inwoner ondersteuning krijgt en gesprekken met de aanbieder.
In dit hoofdstuk wordt uitgewerkt hoe de gemeente invulling geeft aan de kwaliteit van voorzieningen. Daarnaast zijn regels opgenomen over de prijs en kwaliteit verhouding voor de levering van voorzieningen.
Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
De gemeente moet in de verordening bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan de aanbieders van voorzieningen. Hierbij zijn de kwaliteitseisen die de wet zelf stelt aan de aanbieders het uitgangspunt. De kwaliteitseisen die de gemeente Nijkerk specifiek van aanbieders vraagt staan in bijlage 1. Het klanttevredenheidsonderzoek zoals genoemd in lid 2 is een verplicht onderdeel van de controle op de kwaliteitseisen.
Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
Artikel 2.6.6, lid 1 van de wet verplicht de gemeente om regels te stellen over verhouding tussen prijs en de kwaliteitseisen van een voorziening. In artikel 5.4 van het uitvoeringsbesluit is uitgewerkt wat hierin van een gemeente wordt verwacht. Doel is dat een vaste of reële prijs wordt vastgesteld voor diensten die derden verlenen in opdracht van de gemeente. Om deze prijs vast te kunnen stellen moet de gemeente in ieder geval de kostprijselementen uit artikel 5.4, lid 3 van het uitvoeringsbesluit gebruiken. Dit is vastgelegd in lid 3 van dit artikel.
Lid 1: in deze bepaling wordt geregeld dat de gemeente voor het leveren van een dienst door een derde, ofwel een vaste prijs vaststelt, ofwel een reële prijs vaststelt die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met een derde of die geldt als ondergrens voor de vaste prijs. In het geval de gemeente een reële prijs vaststelt, is het mogelijk dat inschrijvers een hoger tarief dan de reële prijs neerleggen. Het is niet mogelijk een lagere prijs neer te leggen. Als de gemeente een vaste prijs vaststelt, dan zal het tarief voor de inschrijvers gelijk zijn aan de vaste prijs.
Lid 2: bij het vaststellen van de prijs moet de gemeente rekening houden met de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht. De gemeente moet ook rekening houden met de continuïteit in de hulpverlening, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners. De gemeente moet de invulling van de continuïteit van de hulpverleningsrelatie in financiële zin regelen. De aanbieder die de opdracht gegund krijgt moet overleggen met de aanbieder die de opdracht tot dan toe had uitgevoerd over de overname van personeel. De gedachte is dat de overname van personeel gemakkelijker verloopt als de gemeente een reële prijs betaalt voor de opdracht.
Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Onder ‘calamiteit’ wordt het volgende verstaan: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een inwoner heeft geleid.
Onder ‘geweld bij de verstrekking van een voorziening’ wordt het volgende verstaan: het seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een inwoner en lichamelijk en geestelijk geweld jegens de inwoner, door een beroepskracht dan wel door een andere inwoner met wie de inwoner gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van een aanbieder verblijft.
De gemeente Nijkerk heeft de VGGM-GGD aangewezen als toezichthoudend ambtenaar zoals genoemd in lid 3.
Hoofdstuk 8. Klachten en medezeggenschap
Dit hoofdstuk bevat een verplichting voor de aanbieders om een klachtenregeling te hebben en medezeggenschap te geven aan inwoners. Daarnaast wordt de manier waarop ingezetenen van Nijkerk inspraak hebben in de uitvoering van beleid door de gemeente benoemd.
Lid 1 geeft de inwoner de mogelijkheid om klachten over de afhandeling van een melding of aanvraag door de gemeente aan te kaarten bij de gemeente zelf.
Wanneer een inwoner niet tevreden is over de gedragingen van een aanbieder moet de inwoner dit melden bij de aanbieder. De aanbieder moet hiervoor een procedure opstellen zoals benoemd in lid 2.
Artikel 8.2 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
Aanbieders moeten cliënten de mogelijkheid geven om medezeggenschap uit te oefenen over besluiten die voor de cliënten van belang zijn. Dit geldt voor aanbieders van alle voorzieningen. Het gaat dus om medezeggenschap van de cliënt tegenover de aanbieder.
Artikel 8.3 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
De gemeente moet de ingezetenen betrekken bij het beleid door middel van inspraak. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. In de gemeente Nijkerk is hiervoor een sociaal domeinraad ingesteld.
Hoofdstuk 9. Overige bepalingen
Artikel 9.1 Jaarlijkse mantelzorgerwaardering
Dit artikel is een verwijzing naar artikel 2.1.6 van de wet.
Mantelzorgers van mantelzorgverkrijgenden die in de gemeente Nijkerk wonen komen in aanmerking voor de mantelzorgwaardering. De woonplaats van de mantelzorger hoeft dus niet Nijkerk te zijn. De procedure wordt verder uitgewerkt in de beleidsregels.
Hoofdstuk 10. Overgangs- en slotbepalingen
Dit artikel geeft de gemeente de mogelijkheid om in situaties die niet in deze verordening geregeld zijn, te handelen naar wat voor die situatie nodig is.
Artikel 10.2 Hardheidsclausule
In bijzondere gevallen kan de gemeente ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen van deze verordening (niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen). Zo nodig wordt hierbij advies ingewonnen. Afwijken kan alleen ten gunste, nooit ten nadele van de betrokken inwoner. Verder is met nadruk gemeld: bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule betreft een uitzondering en geen regel. De gemeente moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken.
Artikel 10.3 Intrekking oude verordening en overgangsrecht