Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Katwijk

Beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKatwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2021
CiteertitelBeleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2014.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-12-2021nieuwe regeling

01-11-2021

gmb-2021-433749

28808

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2021

Inleiding

Het vervoer van leerlingen van huis naar school en terug is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de ouders. Deze verantwoordelijkheid kunnen de ouders niet op- of overdragen aan de gemeente. Daarnaast is per 1 augustus 2014 de Wet Passend Onderwijs in werking getreden. Als het gaat om het leerlingenvervoer wordt er in deze wet gesproken van “de van ouders redelijkerwijs te vergen inzet”.

Bij de toekenning van een voorziening op grond van de verordening leerlingenvervoer wordt daarom gekeken naar de specifieke mogelijkheden en onmogelijkheden van het kind en zijn ouders. Zelfstandigheid van het kind en het streven naar de meest optimale vorm van zelfstandigheid is het uitgangspunt. De kern van de verordening leerlingenvervoer is dan ook gericht op reizen per openbaar vervoer of fiets, desnoods met (tijdelijke) begeleiding.

In sommige gevallen is het kind blijvend aangewezen op een specifieke vorm van vervoer. In andere gevallen kan met behulp van een training en/of tijdelijke begeleiding het kind leren zelfstandig naar school te gaan. Dit maakt dat het toekennen van leerlingenvervoer maatwerk is, waarbij iedere aanvraag individueel wordt beoordeeld.

De gemeente heeft een actieve rol door gesprekken aan te gaan met de school en de ouders. Vaste contactmomenten met de ouders zijn:

  • -

    Het moment van eerste aanvraag,

  • -

    Bij gewijzigde omstandigheden, bijvoorbeeld:

  • Het moment waarop een kind 9 jaar is geworden,

  • Ieder jaar nadat het kind 9 jaar is geworden en het nog niet zelfstandig reist, met uitzondering van de gevallen waarin duidelijk is dat het kind dat voorlopig of nooit zal kunnen op grond van de handicap.

Andere acties vanuit de gemeente (in samenwerking met de regiogemeenten) kunnen zijn:

  • -

    Het faciliteren van lespakketten (zoals OV4U) die kinderen leren omgaan met het openbaar vervoer,

  • -

    Het realiseren van tijdelijke begeleiding (bijv. door Stichting MEE) teneinde kinderen vertrouwd te maken met het openbaar vervoer of met het fietsen naar school.

  • -

    Het beschikbaar stellen van een openbaar vervoer-app.

Beleidsregels

Hieronder worden de beleidsregel(s) genoemd met daaronder de (onderdelen van) artikelen van de verordening bekostiging leerlingenvervoer Katwijk 2021 waarop ze betrekking hebben.

 

Beleidsregel 1: routeplanner

Artikel 1 Begripsomschrijving Afstand: de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;

 

Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de ANWB-routeplanner auto en fiets, optie kortste route. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor bekostiging van leerlingenvervoer.

 

Beleidsregel 2: handicap

Artikel 9.2 Afstandsgrens

Artikel 18 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets ten behoeve van een leerling en een begeleider

Artikel 19 Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

 

In de Wet op de expertisecentra (WEC) is bepaald dat gehandicapte leerlingen, die op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, op een passende wijze dienen te worden vervoerd. In de verordening is daarom opgenomen dat als de handicap van de leerling aangepast vervoer noodzakelijk maakt naar de school die dichterbij gelegen is dan de noodzakelijke geachte minimale afstand (vier of zes kilometer), de ouders toch in aanmerking kunnen komen voor de bekostiging van de vervoerskosten.

 

De noodzaak voor begeleiding of aangepast vervoer dient in die gevallen aangetoond te worden door middel van een nader (medisch) advies. Zo nodig kan een onafhankelijke instantie (bijvoorbeeld Salude) om dit advies worden gevraagd. Dit laatste advies is leidend bij de toekenning van een vervoersvoorziening. Bij dit advies draait het om de volgende kernvragen:

  • -

    Is het kind in staat zelfstandig te reizen?

  • -

    Is het kind in staat te reizen met het openbaar vervoer of per fiets onder begeleiding (ongeacht of de ouders in staat zijn om te begeleiden)?

  • -

    Is er sprake van een structurele handicap?

De handicap dient van langdurige aard te zijn. Een tijdelijke handicap tot 3 maanden geeft geen recht op leerlingenvervoer.

 

Beleidsregel 3: reistijd/wachttijd

Artikel 1 Begripsomschrijving: reistijd

Artikel 13 Schooltijden en wachttijden

Het vervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. Uitsluitend als een leerplichtige leerling ten gevolge van een structurele handicap of ziekte slechts een deel van het onderwijsprogramma kan volgen, kan in voorkomend geval wel tijdens de schooltijd vervoerd worden.

Als er sprake is van kortere schooltijden in verband met een ‘wenperiode’ (bijvoorbeeld vanwege de jonge leeftijd van het kind) zijn de ouders zelf verantwoordelijk voor het vervoer buiten de schooltijden.

 

Uitgangspunt is het streven naar een zo kort mogelijke reistijd en wachttijd. De gemeente heeft echter ook rekening te houden met een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer door bijvoorbeeld het combineren van vervoer. De aflever- en ophaaltijd aan school moet liggen binnen een marge van 15 minuten voor de aanvangstijd respectievelijk na de eindtijd van de school. Afwijkingen hierop zijn alleen toegestaan in overleg met en na goedkeuring van de gemeente. Alleen met het voortgezet onderwijs kunnen andere afspraken worden gemaakt in verband met de zelfstandigheid van de leerling.

De individuele verblijfstijd per kind in het voertuig mag niet meer bedragen dan 60 minuten.

Afwijking van die maximale reistijd is alleen mogelijk indien het door de afstand niet mogelijk is binnen de maximale tijdsduur te blijven. Bij dergelijke ritten geldt verder dat combinatie van leerlingen toch mogelijk is, echter alleen indien de individuele verblijfstijd van de desbetreffende leerling niet meer bedraagt dan 1½ keer de reisduur op het rechtstreekse traject van herkomst tot bestemming. Combinatie van leerlingen mag niet leiden tot overschrijding van dit individuele reistijdcriterium.

 

Beleidsregel 4: tijdelijk verblijf in andere gemeente

Artikel 6: Algemene voorwaarden voor toekenning van de vervoersvoorziening

Artikel 8: Vervoersvoorziening naar dichtstbijzijnde toegankelijke school

Artikel 14: Tijdelijk verblijf buiten gemeente

 

Als een leerling, die al gebruik maakt van het leerlingenvervoer, verblijft in een andere gemeente gedurende een kortere periode dan 6 weken en zijn eigen school blijft bezoeken, dan zal de gemeente het leerlingenvervoer voor de duur van maximaal 6 weken blijven bekostigen op basis van de eigen verordening.

Als het verblijf een langere periode in beslag neemt, wordt geen vergoeding meer verstrekt.

Men dient dan een nieuwe aanvraag voor leerlingenvervoer in te dienen bij de gemeente waar het kind gedurende die periode verblijft. Deze regeling geldt overigens niet als het een leerling betreft die vanwege een vakantie van de ouders/verzorgers tijdelijk elders verblijft.

 

Als er sprake is van een co-ouderschap en de leerling op verschillende adressen in de gemeente verblijft, worden er aan het begin van het schooljaar afspraken gemaakt over het vervoer die gelden voor het hele schooljaar.

 

Beleidsregel 5: vervoer naar stageadres

Artikel 6: Algemene voorwaarden voor toekenning van de vervoersvoorziening

Artikel 8: Vervoersvoorziening naar dichtstbijzijnde toegankelijke school

Artikel 15: Vervoersvoorziening naar stageadres

 

Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma, dan bestaat aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres, met in achtneming van de volgende punten:

 

  • a.

    In eerste instantie geldt dat de stageplek gelegen is op de route van woning of opstapplek naar de school. In de uitzonderingen geldt voor het stagevervoer het afstandscriterium tussen het woonadres en de stageplek (in dit geval het stageadres) van meer dan 6 kilometer.

  • a.

    Het stagevervoer vindt in principe plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. Het kan ook zijn dat stagevervoer op andere tijden plaatsvindt dan de reguliere schooltijden. Dit kan alleen in de situatie dat er geen mogelijkheid is de stage gedurende de schooltijden uit te voeren. De school of de ouders moeten beschrijven welke acties ondernomen zijn om de stage op een andere wijze vorm te geven en waarom dit niet lukt.

De gemeente zal scholen er op attenderen dat stageplaatsing financiële gevolgen kan hebben voor de gemeente. Scholen kunnen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen door bijvoorbeeld een stageplek te zoeken op de route van het leerlingenvervoer.

 

Beleidsregel 6 dichtstbijzijnde toegankelijke school

Artikel 8: Vervoersvoorziening naar dichtstbijzijnde toegankelijke school

 

In de verordening is expliciet bepaald dat leerlingenvervoer alleen vervoer van woning naar school en van school naar woning betreft. De volgende uitzonderingen en voorwaarden zijn van toepassing aanvullend op de verordening:

 

  • a.

    Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorginstelling, medisch kinderdagverblijf e.d. dan kan het zijn dat ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming bij de gemeente kunnen krijgen. Het moet dan gaan om onderwijs in de zin van onderwijswetgeving, dus moet de instelling die het onderwijs verzorgt een ‘school’ zijn. Hierbij geldt dat, op grond van de verordening leerlingenvervoer, de gemeente vervoert in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, volgens het schoolplan. Krijgen kinderen voor, tijdens of na schooltijd zorg/behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

  • b.

    Als er sprake is van crisisopvang dan wordt het vervoer de eerste 6 weken verzorgd door de gemeente van herkomst en daarna door de gemeente waar de opvang feitelijk plaatsvindt.

  • c.

    Vervoer van buitenschoolse opvang naar school en van school naar buitenschoolse opvang wordt alleen verzorgd als het gaat om één vast adres en het voor de gemeente geen extra kosten met zich meebrengt.

  • d.

    Als blijkt dat de dichtstbijzijnde school voor primair onderwijs niet toegankelijk is door taalproblematiek, kan een vergoeding worden verstrekt voor een internationale schakelklas.

  • Voor begeleiding en aangepast vervoer gelden dezelfde (beleids)regels als voor het basisonderwijs. Als het gaat om een schakelklas in het voortgezet onderwijs, dan komt men alleen voor bekostiging in aanmerking als de leerling vanwege een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

  • e.

    Aanvragen voor leerlingenvervoer die betrekking hebben op het bezoek aan een (deeltijd)klas voor hoogbegaafde leerlingen worden niet gehonoreerd. Dit is conform de daarvoor geldende jurisprudentie. Tot nog toe oordeelde de rechter in deze zaken dat niet voldoende is aangetoond dat hoogbegaafde leerlingen geen onderwijs op maat kunnen krijgen op een dichterbij gelegen school.

Beleidsregel 7: advies andere deskundigen

Indien niet duidelijk is voor welke vorm van vervoer een leerling in aanmerking moet komen, zal het college Salude Medisch Advies vragen om advies. Dit is alleen van toepassing in gevallen waarin het verzoek om een vervoersvergoeding te maken heeft met een medische en sociale situatie en de ouders de noodzaak niet voldoende kunnen aantonen.

 

Bij het toekennen van de vervoersvoorziening wordt het advies van de Salude Medisch Advies meegewogen.

 

Beleidsregel 8: overlast in het vervoer

Artikel 7: Herziening, opschorting, intrekking of terugvordering van de vervoersvoorziening

 

Ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van hun kind in de (taxi)bus. Zij moeten hun kinderen instrueren zich zo te gedragen dat tijdens het vervoer geen ongeregeldheden ontstaan. In principe is de chauffeur degene die de leerlingen tijdens het vervoer begeleidt. Blijkt toch aanvullende begeleiding nodig te zijn dan stelt de gemeente de ouders één of meer zitplaatsen ter beschikking. Dit wordt schriftelijk bevestigd. Daarbij worden de ouders meteen gewaarschuwd dat de gemeente het vervoer stopzet als de ouders niet voor begeleiding zorgen. Ouders dragen zelf zorg voor (de kosten van) hun terugreis.

 

Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt.

 

Beleidsregel 9: inkomensgegevens/drempelbedrag

Artikel 23 Eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag

 

Om te kunnen bepalen of het drempelbedrag als bedoeld in artikel 23 van de verordening moet worden geheven, is het noodzakelijk dat door de aanvrager bij de aanvraag inkomensgegevens worden overgelegd. Indien deze gegevens ontbreken of niet (volledig) kunnen worden beoordeeld, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen 2 weken alsnog deze gegevens aan te leveren. Als na afloop van deze termijn de gegevens nog niet ontvangen zijn, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (Awb art. 4:15). Het is mogelijk om de eigen bijdrage in (maximaal 4) termijnen te betalen.

 

Beleidsregel 10: begeleiding / aangepast vervoer

Artikel 19, lid 1 onder c: aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 18 en door de ouders ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.

 

Als het begeleiden van een leerling (die naar het oordeel van het college is aangewezen op openbaar vervoer of fiets onder begeleiding) door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden en een andere oplossing onmogelijk is, verstrekt het college aan de ouders van de leerling bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer. Om te kunnen beoordelen of begeleiden onmogelijk is of dat een gezin ernstig wordt benadeeld als het moet zorgen voor de begeleiding van een kind naar (speciale scholen voor) basisonderwijs of het speciaal onderwijs, zijn de onderstaande criteria opgesteld:

  • 1)

    de reistijd per openbaar vervoer gaat voor de begeleider een maximale reisduur te boven. Er wordt uitgegaan van de mogelijkheid dat het kind overblijft en de begeleider na het wegbrengen ook weer terug naar huis moet, en 's middags naar de school moet reizen om het kind weer op te halen. Indien de reistijd voor de begeleider langer is dan de maximale reisduur en er is geen aantoonbare andere mogelijkheid om vervoer te combineren met kinderen uit de buurt, dan kan het kind in aanmerking komen voor aangepast vervoer. De reisduur wordt bepaald met behulp van OV Reisinformatie (www.9292ov.nl). Indien de leerling tussen de middag naar huis gaat, telt deze reistijd niet mee bij de berekening van de reistijd per dag.

    • a)

      De begeleiding van een kind naar speciale scholen voor basisonderwijs of speciaal onderwijs mag een begeleider maximaal drie uur per dag kosten. Dit betekent dus maximaal 3/4 uur per enkele reisafstand.

    • b)

      De begeleiding van een leerling naar scholen voor basisonderwijs mag een begeleider maximaal vier uur per dag kosten. Dit betekent dus maximaal een uur per enkele reisafstand;

  • 2)

    Als een ouder een ander kind/andere kinderen in het gezin tegelijkertijd naar een andere school moet brengen en aannemelijk maakt dat hij/zij hierdoor niet in staat is de leerling naar school te begeleiden, kan de leerling in aanmerking komen voor aangepast vervoer. Er moet dan wel sprake zijn van een eenoudergezin en door de ouder moet aannemelijk worden gemaakt dat een andere oplossing (bijvoorbeeld het inschakelen van buren of familie) niet mogelijk is.

  • 3)

    Als er sprake is van een eenoudergezin en deze ouder aangeeft op medische gronden de leerling niet te kunnen begeleiden, dient dit altijd vergezeld te gaan van een (goed onderbouwde) medische verklaring. Onder een eenoudergezin wordt verstaan: een huishouden bestaande uit één volwassene met een of meer thuiswonende kinderen. Huishoudens van (on)gehuwde paren met kind(eren) worden gerekend tot de gezinnen met twee ouders.

  • 4)

    Als de leerling in een woonvoorziening/instelling woont en aannemelijk is gemaakt dat begeleiders en ouders niet in staat zijn de leerling naar school te begeleiden. Het hebben van (betaalde) werkzaamheden van één of beide ouder(s) is geen reden om tot bekostiging van aangepast vervoer over te gaan.

Ter onderbouwing bij de hierboven vermelde punten 2, 3 en 4 wordt de ouder(s)/verzorgers gevraagd dit aannemelijk te maken door het indienen van een verklaring waaruit blijkt wat de ouder(s)/verzorgers hebben ondernomen om de begeleiding van hun kind te organiseren en waarom dit niet lukt. Daarbij wordt ook gekeken naar begeleidingsmogelijkheden van mensen uit het sociale netwerk van de ouders.

 

Beleidsregel 11: bekostiging openbaar vervoer voor leerlingen voor VSO-leerlingen

Artikel 17, lid 4

 

Als aanspraak aan de afstandsgrens genoemd in artikel 9, eerste lid, en het een leerling van een school voor voortgezet speciaal onderwijs betreft, dan kunnen burgemeester en wethouders nadere beleidsregels opstellen aangaande bekostiging van openbaar vervoer. Bij de invoering van het passend onderwijs worden, als het gaat om het leerlingenvervoer, leerlingen van het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) gelijk gesteld aan leerlingen van het Voortgezet Onderwijs. Er is dan geen aanspraak meer op een bekostiging van het leerlingenvervoer.

Echter, leerlingen die aangewezen zijn op VSO, moeten vaak verder reizen dan leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs. Daarnaast vergt het voor deze leerlingen vaak enige oefening voordat zij zelfstandig kunnen reizen. Om ouders en leerlingen hierin te stimuleren verstrekt het college een vergoeding van 100% voor de kosten van het openbaar vervoer, gedurende het eerste schooljaar waarin het kind zelfstandig gaat reizen. Kinderen die in het schooljaar 2021-2022 50% vergoeding ontvangen op basis voor de kosten van het openbaar vervoer gedurende het tweede schooljaar waarin ze zelfstandig reizen, behouden deze in dit schooljaar.

 

Beleidsregel 12: declareren bekostiging openbaar vervoer en vervoer per auto, fiets of brommer

Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets Artikel 18. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets ten behoeve van een begeleider

 

Reist de leerling (al dan niet onder begeleiding) met de trein, dan kunnen de ouders een jaarabonnement afsluiten voor het te reizen traject. Het abonnement wordt na het indienen van een declaratieformulier met bijbehorend bewijsstuk vergoed aan de ouders. De gemeente vergoedt ook het abonnement voor de eventuele begeleider. Uitgangspunt is de goedkoopst mogelijke wijze van vervoer.

 

Reist de leerling (al dan niet onder begeleiding) met de bus of tram, dan is het niet bij alle vervoerders meer mogelijk om een jaarabonnement af te sluiten. Met Arriva heeft gemeente afspraken gemaakt voor het reizen met een Voor Elkaar Pas (VEP) van Arriva. Met deze pas kan zowel de leerling als de begeleider van en naar school reizen.

De goedkoopst mogelijke optie komt voor vergoeding in aanmerking. De gemeente bepaalt de wijze van declareren en uitbetalen.

 

De gemeente vergoedt ook het abonnement voor de eventuele begeleider. Ook hiervoor geldt dat het uitgangspunt de goedkoopst mogelijke wijze van vervoer is.

 

Brengt een ouder een leerling met de auto naar school of gaat hij/zij (al dan niet onder begeleiding) met de fiets of brommer, dan berekent de gemeente op grond van de reisafstand van huis naar school op welke kilometervergoeding een ouder recht heeft.

 

Desgewenst kan het college een vervoersbudget (op basis van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer) ter beschikking stellen, waarbij het aan de ouders vrij is om het te besteden aan openbaar vervoer of aan het vervoer per auto.

 

Beleidsregel 13: hardheidsclausule

Artikel 26 Hardheidsclausule

 

De Verordening Bekostiging Leerlingenvervoer 2021 kent een hardheidsclausule. In deze hardheidsclausule is bepaald dat het college in bijzondere gevallen voor het vervoer naar en van school ten gunste van de ouders kan afwijken van bepalingen in de verordening. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld.

 

Er kan alleen sprake zijn van een bijzondere omstandigheid als die omstandigheid het gezin onderscheidt van andere gezinnen.

 

Slotbepalingen

Artikel 1. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 november 2021.

Artikel 2. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels leerlingenvervoer Katwijk 2021.

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, op 1 november 2021.

Burgemeester en wethouders van Katwijk,

de secretaris,

Drs. R. Jie Sam Foek

de burgemeester,

Drs. C. Visser