Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijkerk

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2022
CiteertitelVerordening afvalstoffenheffing 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Deze regeling vervangt de Verordening afvalstoffenheffing 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2021nieuwe regeling

25-11-2021

gmb-2021-431857

2021-059-B

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2022

De raad van de gemeente Nijkerk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 oktober 2021;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

 

b e s l u i t vast te stellen de:

 

 

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2022

Artikel 1 Definitie

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 3.

    De afvalstoffenheffing bestaat uit:

    • a.

      een vast bedrag per jaar, vermeerderd met

    • b.

      gedifferentieerde bedragen per keer dat afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als een perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaken dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeel, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 2, onderdelen 2.1 tot en met 2.2 van de tarieventabel, wordt geheven bij wege van aanslag, waarbij per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2.

    De belasting bedoeld in Hoofdstuk 2, onderdelen 2.3 tot en met 2.8 van de tarieventabel, wordt geheven door middel van een mondelinge en dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 2, onderdelen 2.1 tot en met 2.2 van de tarieventabel, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2, onderdelen 2.3 tot en met 2.8 van de tarieventabel, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 3.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het vaste bedrag per jaar verschuldigd voor zoveel driehonderdvijfenzestigste deel van dat bedrag als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 4.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor het vaste bedrag per jaar voor zoveel driehonderdvijfenzestigste deel van dat bedrag belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing als de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt en van hetzelfde inzamelmiddel gebruik blijft maken.

  • 6.

    De belasting bedoeld in Hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt niet geheven, als het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 1,00 bedraagt.

  • 7.

    Als de belastingplicht is beëindigd na de dagtekening van de aanslag, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

Artikel 9 Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 1,00 bedraagt.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, zoals bedoeld in hoofdstuk 1, 2.1 en 2.2 van de tarieventabel, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van het kalendermaand volgens op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2.3 tot en met 2.8 van de tarieventabel bedoeld in artikel 7, tweede lid:

    • a.

      Mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      Schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval toezending daarvan binnen veertien dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Voor de invordering van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, kan kwijtschelding worden verleend.

Artikel 12 Intrekking regeling en overgangsrecht

De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2021’ wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2022, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2022.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk op

25 november 2021,

de griffier,

mevrouw A.G. Franken-Verhoef

de voorzitter,

de heer mr. drs. G.D. Renkema

Bijlage 1: Tarieventabel bij de Verordening afvalstoffenheffing 2022

 

Hoofdstuk 1

Afvalstoffenheffing, vast bedrag

1.1

Het vaste bedrag van de belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 148,70

Hoofdstuk 2

Afvalstoffenheffing, gedifferentieerde tarieven

2.1

De belasting bedraagt per lediging van:

2.1.1

een container van 240 liter voor restafval

€ 6,80

2.1.2

een container van 140 liter voor restafval

€ 3,30

2.2

De belasting bedraagt voor het gebruik van een ondergrondse afvalcontainer, per keer

€ 1,40

2.3

De belasting bedraagt voor het ter beschikking stellen van afvalzakken met een inhoud van:

2.3.1

60 liter voor restafval, per stuk

€ 1,40

2.4

De belasting bedraagt per lediging van een container voor restafval met een inhoud van:

2.4.1

800 liter

€ 18,80

2.4.2

1.100 liter

€ 25,90

2.4.3

1.300 liter

€ 30,60

2.5

De belasting bedraagt voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen:

2.5.1

per aanvraag, tot een maximum van 2 kubieke meter

€ 32,60

vermeerderd met per kubieke meter of gedeelte daarvan

€ 19,30

2.5.2

bij aanbieding in een big bag, tot een maximum van 2 stuks, per stuk

€ 32,60

2.6

De belasting bedraagt voor het achterlaten van grove huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats voor:

2.6.1

grond en zoden, per 10 kilo

€ 0,24

2.6.2

hout, per 10 kilo

€ 1,30

2.6.3

asbest, per 10 kilo

€ 2,20

2.6.4

puin, per 10 kilo

€ 0,24

2.6.5

autobanden met velg, per stuk

€ 2,20

2.6.6

brandbaar restafval, per 10 kilo

€ 2,20

2.6.7

stortbaar restafval, per 10 kilo

€ 2,20

2.6.8

ongesorteerd afval, per 10 kilo

€ 2,20

2.7

Het tarief bedraagt voor het op aanvraag omwisselen van een container, per keer:

€ 34,40

2.7a

Voor het omwisselen van een 240 liter- naar een 140 liter- restafvalcontainer worden geen kosten in rekening gebracht.

2.8

Het tarief bedraagt voor het op aanvraag plaatsen van een slot op een container:

€ 34,40

 

Behoort bij het raadsbesluit van 25 november 2021, nr. 2021-059-B

 

 

De griffier,

 

 

 

mevrouw A.G. Verhoef-Franken