Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Holland

Financiële verordening provincie Noord-Holland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Holland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingFinanciële verordening provincie Noord-Holland
CiteertitelFinanciële verordening provincie Noord-Holland
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 216 van de Provinciewet
  2. artikel 217a van de Provinciewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202201-01-2021nieuwe regeling

08-11-2021

prb-2021-11332

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening provincie Noord-Holland

Provinciale Staten van Noord-Holland;

 

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 12 oktober 2021;

 

Gelet op de artikelen 216 en 217a van de Provinciewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

 

Overwegende dat het uit oogpunt van actualisatie wenselijk is de Financiële verordening Noord-Holland 2019 te vervangen door bijgaande Financiële verordening Provincie Noord-Holland.

 

Besluiten vast te stellen:

 

Financiële verordening provincie Noord-Holland

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepaling

  • a.

    activa: het geheel van materiële en immateriële bezittingen van een organisatie die een zekere waarde vertegenwoordigen;

  • b.

    activeren: het op de balans presenteren van de financiële waarde van het aangeschafte of vervaardigde kapitaalgoed met meerjarig nut dat vanaf dat moment als bezitting kan worden beschouwd;

  • c.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de provinciale organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • d.

    afrekeningsverschil: bedragen die bij afsluiting van het begrotingsjaar nog moeten worden betaald dan wel ontvangen worden op de balans gezet. Wanneer de definitieve betaling of ontvangst blijkt af te wijken van het balansbedrag is sprake van een afrekeningsverschil. Het afrekeningsverschil wordt ten gunste of ten laste van het lopende begrotingsjaar gebracht;

  • e.

    BBV: het besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • f.

    garantstelling: een schriftelijke verklaring van de provincie aan een geldverstrekker (doorgaans een bank) dat de geldnemer aan zijn verplichtingen zal voldoen, waarbij wordt geregeld dat wanneer de geldnemer in betalingsproblemen komt, de provincie zorgt dat de financiële verplichtingen waarvoor zij garant staat, worden nagekomen;

  • g.

    investeringen met een economisch nut: investeringen die verhandelbaar zijn of kunnen bijdragen aan het genereren van middelen, bijvoorbeeld door het vragen van heffingen, leges of prijzen;

  • h.

    investeringen met een maatschappelijk nut: investeringen in de openbare ruimte die een publieke taak vervullen en geen middelen genereren. Het betreft investeringen in bijvoorbeeld wegen, vaarwegen en groenvoorzieningen;

  • i.

    investeringskrediet: door Provinciale Staten ter beschikking gestelde middelen ter realisering van een investering;

  • j.

    verplichting: een jegens de provincie bestaande aanspraak op grond van een onvoorwaardelijke schriftelijke verbintenis/opdracht of een besluit tot subsidieverstrekking;

  • k.

    weerstandscapaciteit: de middelen en mogelijkheden waarover de provincie kan beschikken om niet begrote kosten te dekken. De weerstandscapaciteit blijkt bijvoorbeeld uit de omvang van de reserves en uit de resterende belastingcapaciteit;

  • l.

    weerstandsvermogen: de verhouding tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s die de provincie loopt;

  • m.

    doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijk inzet van middelen of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat bereiken;

  • n.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en maatschappelijke effecten van het provinciale beleid daadwerkelijk worden bereikt;

  • o.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder mede begrepen provinciale verordeningen en besluiten van Provinciale Staten.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2.1 Programma-indeling

  • 1.

    Provinciale Staten stellen bij aanvang van iedere statenperiode een programma-indeling voor die statenperiode vast.

  • 2.

    Het opnemen van extra paragrafen naast de verplichte paragrafen is voorbehouden aan Provinciale Staten.

  • 3.

    Jaarlijks zenden Gedeputeerde Staten de begroting voor het volgende jaar tijdig ter vaststelling aan Provinciale Staten.

Artikel 2.2 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De begroting en de jaarstukken bestaan uit de volgende verplichte onderdelen: het programmaplan inclusief het overzicht van algemene dekkingsmiddelen, de paragrafen, het overzicht van baten en lasten inclusief toelichting, de uiteenzetting van de financiële positie inclusief toelichting en de bijlage met het overzicht van de geraamde baten en lasten per taakveld. Daarnaast bevatten de begroting en de jaarstukken een overzicht van incidentele baten en lasten, waarbij als minimum grensbedrag € 500.000 wordt gehanteerd.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet en van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet weergegeven. Van zowel nieuwe als lopende investeringen wordt de verwachte datum van gereedkomen vermeld.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten en een prognose van de toekomstige uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 4.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

Artikel 2.3 Kaders begroting

  • 1.

    Gedeputeerde Staten bieden voor het zomerreces aan Provinciale Staten een kaderbrief aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 2.4 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    Provinciale Staten autoriseren met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    De kredieten worden in de begroting opgenomen en worden bij de vaststelling van de begroting ter besluitvorming aan Provinciale Staten voorgelegd. Deze investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten via tussentijdse rapportages voorzien van een dekkingsvoorstel als zij verwachten, dat:

    • a.

      de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden;

    • b.

      de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden;

    • c.

      de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden;

    • d.

      de dekking van een investeringskrediet wijzigt.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in Provinciale Staten bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, kunnen Gedeputeerde Staten voorstellen doen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het aanvragen van nieuwe kredieten en het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen Gedeputeerde Staten indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen Gedeputeerde Staten voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel voorzien van een investeringskrediet inclusief de dekking aan de Provinciale Staten voor.

  • 6.

    Delen van incidentele budgetten kunnen eenmalig naar een volgend jaar worden doorgeschoven als uitgestelde intentie in de laatste begrotingswijziging wanneer ze voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het betreft een (deel van een) incidenteel budget, zoals vermeld in de betreffende paragraaf Incidenteel/structureel van de begroting;

    • b.

      als gevolg van factoren van buitenaf, niet beïnvloedbaar door de provincie, zijn nog geen verplichtingen aangegaan voor het betreffende (deel)budget;

    • c.

      het (deel van) het budget kan slechts éénmaal een jaar worden doorgeschoven;

    • d.

      het door te schuiven deelbudget bedraagt maximaal het saldo van het niet bestede deel van het totale budget bij de jaarrekening.

Artikel 2.5 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten door middel van minimaal drie tussentijdse rapportages in het verslagjaar. De tussentijdse rapportage bevat tenminste een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het totale saldo van de baten en lasten;

    • c.

      de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • d.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d; en

    • e.

      de uitputting van de investeringskredieten.

  • 2.

    In de tussenrapportages worden voorgestelde bijstellingen van de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten op operationele doelen, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 100.000 toegelicht.

  • 3.

    Voor grote projecten hebben Provinciale Staten nadere spelregels vastgesteld in het “Afsprakenkader Grote Projecten”.

Artikel 2.6 Jaarstukken

  • 1.

    Jaarlijks zenden Gedeputeerde Staten het concept jaarverslag en de concept jaarrekening van het voorgaande jaar tijdig ter vaststelling aan Provinciale Staten.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

  • 3.

    In de jaarrekening worden per operationeel doel de verschillen met de ramingen in de begroting voor respectievelijk de baten en lasten, onttrekkingen en stortingen groter dan € 250.000 toegelicht.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 3.1 Financiële beleidskaders

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zenden aan Provinciale Staten ter vaststelling een voorstel voor de volgende nota’s waarin het voorgestelde beleid is beschreven:

    • a.

      ten minste eenmaal in de vier jaar Kadernota verbonden partijen, Nota Infrastructurele kapitaalgoederen, Nota Reserves en Nota Weerstandsvermogen & risicomanagement;

    • b.

      voor zover noodzakelijk Financieringstatuut; Nota Leningen en garantstellingen en Nota Grondbeleid.

Artikel 3.2 Waardering en afschrijving van vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de lineaire afschrijvingsmethodiek. De provincie kan voor de vastgestelde (sub)categorieën slechts voor één afschrijvingsmethode kiezen.

  • 2.

    De te hanteren afschrijvingsduur van de verschillende soorten activa is in onderstaande tabel vastgelegd.

     

    Soort vaste activa

    Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

    Afschrijvingstermijn

    Immateriële vaste activa

    Kosten agio en disagio geldleningen

    De looptijd van de lening met een maximum van 10 jaar

    Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief

    4 jaar

    Materiële vaste activa

    Investeringen met economisch nut

    Bedrijfsgebouwen:

    • a.

      aankoop: 40 jaar

    • b.

      renovatie: 25 jaar

    • c.

      machines, apparaten en technische installaties: 15 jaar

    ICT:

    • a.

      bekabeling en verbindingen: 10 jaar

    • b.

      overige ICT-middelen: 3 jaar

    Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

    Aanleg/reconstructie van grond-, weg en waterbouwkundige werken:

    • a.

      wegen: 50 jaar

    • b.

      kunstwerken: 50 jaar

    • c.

      technische installaties: 5, 8 of 15 jaar

    • d.

      openbaar vervoer busbanen: 50 jaar

    • e.

      oevers houten + stalendamwand koud gevormd: 40 jaar

    • f.

      oevers damwand warmgewalst: 80 jaar

    • g.

      groen natuurbrug/ecoduct: 50 jaar

    Financiële vaste activa

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden als bedoeld in artikel 61 Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

    Gelijk aan afschrijvingstermijn van eigen activa, zoals boven is opgenomen, waarbij de afschrijvingsduur maximaal de afschrijvingstermijn (gebruiksduur) is van het betreffende actief bij de derde.

  • 3.

    Activering

    • a.

      Investeringen met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs in elk geval groter dan € 500.000 worden geactiveerd;

    • b.

      Voor de investeringen in mobiliteit en groen, zoals deze zijn opgenomen in de door PS vastgestelde integrale investeringsprogramma’s voor deze beleidsterreinen en voor gronden en terreinen geldt geen drempelbedrag;

    • c.

      Directe kosten gerelateerd aan de personele capaciteit, die worden ingezet voor de realisatie van de investering, niet zijnde de overheadkosten, worden geactiveerd;

    • d.

      Er wordt geen overhead aan de investeringen toegerekend;

    • e.

      Wanneer de gebruiksduur afwijkt van de afschrijvingstermijnen in de tabel wordt in de kredietaanvraag geargumenteerd de afwijkende afschrijvingstermijn ter besluitvorming aan Provinciale Staten voorgelegd;

    • f.

      Provinciale bijdragen aan activa van derden worden in principe in de vorm van een subsidie ten laste van de exploitatie gebracht. Wanneer er geargumenteerd voor wordt gekozen deze te activeren dan zijn de afschrijvingstermijnen van toepassing.

  • 4.

    De afschrijving op vaste activa start:

    • a.

      Voor investeringen met een economisch nut of in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut, in het jaar volgend op het jaar waarin het werk in gebruik of gereed is gekomen;

    • b.

      Voor projecten in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut, waarvan de precieze datum van ingebruikname niet kan worden vastgesteld, in het jaar waarop de uitgave is gedaan.

  • 5.

    Voor nazorg op de investeringsprojecten geldt dat na het opleveren en ingebruikname van een investering een nazorgtermijn van maximaal drie jaar kan worden ingesteld wanneer verwacht wordt dat de kosten van nazorg groter zijn dan € 100.000. Deze nagekomen lasten worden nog ten laste van het investeringskrediet verantwoord. Na deze drie jaar wordt het project ook financieel afgesloten. Wanneer de ingeschatte nazorgkosten lager zijn dan € 100.000 komen deze nazorgkosten ten laste van de exploitatie. Het project wordt dan financieel afgesloten in het boekjaar waarin het werk in gebruik of gereed is gekomen.

Artikel 3.3 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 3.4 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats, tenzij dit op basis van wet- en regelgeving wordt opgelegd.

  • 2.

    Voor de instelling van elke bestemmingsreserve zenden Gedeputeerde Staten een concept instellingsbesluit ter vaststelling aan Provinciale Staten waarin wordt aangegeven:

    • a.

      de functie van de reserve;

    • b.

      de bestemming van de reserve;

    • c.

      het operationeel doel;

    • d.

      de voeding van de reserve;

    • e.

      de looptijd van de reserve;

    • f.

      de maximale hoogte van de reserve.

  • 3.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt het saldo van de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 4.

    De omvang van de algemene reserve bedraagt tenminste 25% van de structurele algemene dekkingsmiddelen zoals die verantwoord zijn in de meest recente jaarrekening, met een minimum gelijk aan het saldo van het netto risicobedrag dat voor het boekjaar waarop deze jaarrekening betrekking heeft is bepaald.

  • 5.

    Voor de stortingen in en onttrekkingen aan de reserves worden de volgende beleidsregels gehanteerd:

    • a.

      In de jaarrekening vinden stortingen plaats in de reserve voor het bedrag dat via de begroting of begrotingswijzigingen door Provinciale Staten gedurende het begrotingsjaar is geaccordeerd. Uitgezonderd zijn de stortingen in de reserves kapitaallasten en de reserves subsidies;

    • b.

      De storting in de reserves kapitaallasten is gelijk aan de lasten van de desbetreffende investering waarvan de kapitaallasten worden gedekt door een onttrekking uit de reserve kapitaallasten en is nooit hoger dan het bedrag dat door Provinciale Staten uit een reserve als dekking ter beschikking is gesteld;

    • c.

      De storting in de reserves subsidies is gelijk aan de hoogte van de verleende subsidies;

    • d.

      In de jaarrekening vinden onttrekkingen plaats aan de reserve ter dekking van een project, activiteit of subsidie tot maximaal het bedrag dat voor dat project of activiteit door Provinciale Staten beschikbaar is gesteld in het boekjaar;

    • e.

      De onttrekking is nooit hoger dan de maximaal te dekken lasten voor deze bestemming in het boekjaar.

  • 6.

    In de volgende gevallen kan van de regel in artikel 3.4 lid 5 onderdeel d worden afgeweken:

    • a.

      Indien een reserve volgens het instellingsbesluit de functie heeft van egalisatiereserve en de totale meerjarige in het bestedingsplan begrote lasten niet wijzigen;

    • b.

      Indien het een specifiek door Provinciale Staten geaccordeerd project of activiteit betreft met dekking uit een reserve en de totale lasten van het project of activiteit niet wijzigen, maar verschuiven over boekjaren;

    • c.

      Indien het een subsidie betreft waarvoor een bedrag is gestort in een reserve subsidies tot maximaal het in het boekjaar als last genomen subsidiebedrag.

Artikel 3.5 Subsidies

  • 1.

    Voor het toerekenen van een last van een verleende subsidie aan een boekjaar wordt een grensbedrag van € 1.500.000,- gehanteerd voor het ramen en verantwoorden van een subsidie voor een activiteit die boekjaar-overschrijdend is.

  • 2.

    Subsidies onder deze grens worden als last genomen in het jaar van het afgeven van de verleningsbeschikking.

  • 3.

    Bij afgifte van een verleningsbeschikking waarvan het subsidiebedrag hoger is dan het grensbedrag en de gesubsidieerde activiteit boekjaar-overschrijdend is, wordt het subsidiebedrag aan een specifieke bestemmingsreserve met als functie "verleende subsidie" toegevoegd.

Artikel 3.6 Toerekening capaciteitskosten

  • 1.

    Provinciale Staten nemen bij de begroting kennis van de verdeling van de totale capaciteitskosten over respectievelijk de vastgestelde programma’s, overhead en investeringen. Hiervoor worden in de paragraaf bedrijfsvoering de totale capaciteitskosten en de verdeelsleutel over deze onderdelen vermeld. De bij de begroting of begrotingswijziging vastgestelde verdeelsleutel wordt ook bij de jaarrekening gebruikt voor de verdeling van de totale capaciteitskosten.

  • 2.

    In afwijking van artikel 3.6, eerste lid kunnen aan investeringskredieten capaciteitskosten worden toegerekend op basis van gerealiseerde uren x tarief.

Artikel 3.7 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken. Voor de bestede of te besteden uren die onderdeel zijn van de kostprijs van het recht, de heffing, het werk of dienst worden de meest actuele uurtarieven gebruikt die jaarlijks door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gepubliceerd (de “Handleiding overheidstarieven”).

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten die geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën Salarissen en sociale lasten en Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën Salarissen en sociale lasten en Ingeleend personeel.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld, wanneer er sprake is van externe financiering. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 7.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 3.8 Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de provincie aan overheidsbedrijven en derden waarbij de provincie in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Onderdeel van de integrale kostprijs is het aantal bestede of te besteden uren. Daarbij worden voor de bedragen van deze uren de meest actuele uurtarieven gebruikt die jaarlijks door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gepubliceerd (de “Handleiding overheidstarieven”). Provinciale Staten kunnen hier vanwege publiek belang van afwijken. In dat geval doen Gedeputeerde Staten vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een besluit aan Provinciale Staten, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de provincie aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3.

    Provinciale Staten kunnen hier vanwege publiek belang van afwijken. In dat geval doen Gedeputeerde Staten vooraf een voorstel voor een besluit aan Provinciale Staten, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de provincie aan overheidsbedrijven en derden gaan Gedeputeerde Staten uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Provinciale Staten kunnen hier vanwege publiek belang van afwijken. In dat geval doen Gedeputeerde Staten vooraf een voorstel voor een besluit aan Provinciale Staten, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Besluiten van Provinciale Staten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 3.9 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen

  • 1.

    Gedeputeerde Staten doen Provinciale Staten jaarlijks een voorstel voor een besluit met betrekking tot de hoogte van de provinciale tarieven, heffingen, leges.

  • 2.

    Besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van provinciale opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting treden in werking met ingang van 1 januari van enig jaar.

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 4.1 Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de provinciale organisatie als geheel en in de directies;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, garanties en de subsidieverplichtingen;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de provinciale productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het provinciale beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 4.2 Register van bezittingen en overeenkomsten

  • 1.

    Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een actuele en volledige registratie van onroerende goederen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een actuele en volledige registratie van overeenkomsten.

Artikel 4.3 Afrekeningsverschillen

  • 1.

    Van de in de balanspost opgenomen bedragen wegens privaatrechtelijke verplichtingen wordt jaarlijks beoordeeld of de openstaande verplichting nog tot betaling zal leiden. Bedragen die niet meer betaald zullen worden, vloeien terug naar de exploitatie .

  • 2.

    In afwijking van artikel 4.3, eerste lid wordt, wanneer de factuur bij investeringen afwijkt van de verplichting, het verschil ten gunste of ten laste van de investeringen gebracht.

  • 3.

    In afwijking van artikel 4.3 eerste lid kunnen in de nota reserves nadere regels zijn opgenomen, of afrekeningsverschillen van projecten en activiteiten die gedekt worden uit reserves, terugvloeien naar de reserve waar ze oorspronkelijk uit werden onttrokken.

  • 4.

    De afrekeningsverschillen voorgaande jaren worden verantwoord en toegelicht op het taakveld waar ze betrekking op hebben.

Artikel 4.4 Financiële organisatie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten dragen zorgt voor:

    • a.

      een eenduidige indeling van de provinciale financiële organisatie en een eenduidig toewijzing van de provinciale taken aan de directies;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • e.

      de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de programma’s;

    • f.

      de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten binnen het door Provinciale Staten vastgestelde beleid;

    • g.

      het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen binnen het door Provinciale Staten vastgestelde beleid;

    • h.

      de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van provinciale regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan binnen het door Provinciale Staten vastgestelde beleid.

Artikel 4.5 Interne controle

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, voor de interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Tevens zorgen Gedeputeerde Staten ervoor dat deze interne toetsing tenminste bestaat uit een planmatige periodieke controle en dat bij afwijkingen voor zover mogelijk maatregelen tot herstel worden genomen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten zorgen voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de provincie. Bij afwijkingen in de registratie nemen Gedeputeerde Staten maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 5. Doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoek

Artikel 5.1 Opdrachtgever

Uitsluitend Gedeputeerde Staten zijn opdrachtgever voor het onderzoek bedoeld in artikel 217a van de Provinciewet.

Artikel 5.2 Opdrachtnemers

  • 1.

    Het onderzoek bedoeld in artikel 217a van de Provinciewet wordt uitgevoerd door :

    • a.

      de interne auditfunctie van de sector concerncontrol; en

    • b.

      de sector onderzoek en informatie van de directie beleid.

  • 2.

    De interne auditfunctie van de sector concerncontrol stelt de Randstedelijke Rekenkamer op de hoogte van de uit te voeren onderzoeken.

Artikel 5.3 Informatievoorziening

De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in een rapport. Gedeputeerde Staten stellen dit rapport vast en zenden dit rapport ter kennisname aan Provinciale Staten.

Hoofdstuk 6. De concerncontroller

Artikel 6.1 Benoeming

Gedeputeerde Staten benoemen een concerncontroller.

Artikel 6.2 Positie

  • 1.

    De functie van concerncontroller is onderdeel van de ambtelijke organisatie en valt hiërarchisch rechtstreeks onder de algemeen directeur/provinciesecretaris.

  • 2.

    Ter ondersteuning van zijn werkzaamheden worden aan de concerncontroller één of meer medewerkers toegevoegd. Deze medewerkers vallen hiërarchisch onder de concerncontroller.

  • 3.

    De functies van concerncontroller en van zijn medewerkers zijn onverenigbaar met enige andere functie binnen de provinciale organisatie.

Artikel 6.3 Taken

  • 1.

    De concerncontroller adviseert gevraagd en ongevraagd over het beheersmatig behalen van de provinciale doelen aan:

    • a.

      de directeuren;

    • b.

      de algemeen directeur/provinciesecretaris;

    • c.

      Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    De taakuitoefening van de concerncontroller kan niet worden ingeperkt door die van provinciale commissies of instanties met een vergelijkbare taakstelling.

  • 3.

    Onder de hiërarchische aansturing van de concerncontroller wordt:

    • a.

      de interne auditfunctie aangestuurd door de programmamanager interne audit en

    • b.

      de interne controle bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, aangestuurd door de coördinator verbijzonderde interne controle.

  • 4.

    De interne auditfunctie heeft, naast de taak genoemd in artikel 5.2, eerste lid, tot taak:

    • a.

      overige audits uit te voeren;

    • b.

      andere werkzaamheden.

  • 5.

    Voor de overige audits en andere werkzaamheden bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b, kunnen Gedeputeerde Staten, de algemeen directeur, een directeur of de concerncontroller als opdrachtgever optreden.

Artikel 6.4 Bevoegdheden

  • 1.

    De concerncontroller is bevoegd, indien het provinciaal belang dit naar zijn oordeel vereist, en gehoord Gedeputeerde Staten, zich rechtstreeks tot Provinciale Staten te richten.

  • 2.

    De coördinator verbijzonderde interne controle en de programmamanager interne audit zijn bevoegd, indien het provinciaal belang dit naar hun oordeel vereist, zich rechtstreeks tot Gedeputeerde Staten te richten.

  • 3.

    De concerncontroller en zijn medewerkers zijn te allen tijde bevoegd binnen de provinciale organisatie alles te onderzoeken en ook verder alles te doen wat hij noodzakelijk acht om zijn taken te kunnen vervullen. De concerncontroller en zijn medewerkers hebben daartoe ongehinderd toegang tot alle informatie en personen binnen de Provincie Noord-Holland die hij voor de uitoefening van zijn taken nodig acht.

  • 4.

    Provinciale ambtenaren zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan het gestelde in het derde lid.

Artikel 6.5 Nadere regels

Gedeputeerde Staten stellen een controlstatuut vast waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de concerncontroller nader worden uitgewerkt.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 7.1 Intrekken oude verordening

  • 1.

    De Financiële verordening provincie Noord-Holland (provinciaal blad 2019-8660) wordt ingetrokken

Artikel 7.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2022 en werkt terug tot 1 januari 2021 uitsluitend voor zover het betreft de vaststelling van de jaarrekening over 2021.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening provincie Noord-Holland.

Haarlem, 8 november 2021

Provinciale Staten voornoemd,

A.Th.H. van Dijk, voorzitter

M. Admiraal, plv. statengriffier

Toelichting Financiële verordening

Aangevulde toelichtingen op gewijzigde artikelen

 

Artikel 1.1 Begripsbepaling

Uit dit artikel zijn de begrippen beleidsvoornemens, boekwaarde en overheidsbedrijf verwijderd, omdat deze niet voorkwamen en voorkomen in de verordening.

 

Artikel 2.2 lid 2 Inrichting begroting

In dit artikel stond vermeld “wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.” Omdat de ingangsdatum van de afschrijvingstermijn sinds 2020 conform de voorschriften is gewijzigd van einde boekjaar naar gereedkomen actief, wordt dit artikel daarop aangepast en wordt de verwachte datum van gereedkomen vermeld.

 

Artikel 2.4 lid 3 en lid 6 Autorisatie begroting

Deze leden zijn inhoudelijk ongewijzigd, maar eenduidiger geformuleerd.

 

Artikel 2.6 lid 1, 2 en 3 Jaarstukken

Lid 1 is gesplitst in lid 1 en 2. Lid 3 leidde in de uitvoeringspraktijk tot onduidelijkheden en is daarom verduidelijkt en tevens aangepast naar aanleiding van de wijzigingen in artikel 2.2

 

Artikel 3.2 lid 3 Waardering en afschrijving

In dit artikel is een fout in de interpunctie hersteld waardoor een verkeerde interpretatie kon ontstaan. Daarnaast is de verwijzing naar de beleidsnota’s waarmee de provinciale investeringsprogramma’s worden vastgesteld, veralgemeniseerd om te voorkomen dat de verordening moet worden aangepast als zo’n programma van naam wijzigt. Op dit moment betreft het de investeringsprogramma’s iMPI en PNO. Dit artikel beoogt niet daar een wijziging in aan te brengen.

 

Artikel 3.2 lid 5 Waardering en afschrijving

In dit artikel is de nazorgtermijn gewijzigd van 1 naar 3 jaar. In de praktijk is een nazorgtermijn van 1 jaar niet realistisch gebleken. Daardoor komen te veel nazorgkosten niet bij de betreffende investering terecht. Dit wordt nu hersteld door de nazorgtermijn op 3 jaar te zetten.

 

Artikel 3.4 Reserves en voorzieningen

Dit artikel is aangevuld met de regels voor subsidiereserves (Zie ook toelichting bij artikel 3.5). Daarnaast is de nummering van de leden aangepast.

 

Artikel 3.5 Subsidies

Artikel 3.5 luidde voorheen als volgt: “Voor de lastneming van subsidies worden de regels in het BBV en de uitleg daarvan door de commissie BBV gevolgd. Vanaf het moment dat het BBV deze regels verplicht stelt, zal de provincie deze regels voor lastneming volgen.”

 

Inmiddels is er duidelijkheid over de uitleg van deze regelgeving en passen wij onze verordening hier op aan.

 

Door provincies worden veel subsidies verstrekt die een projectmatig karakter hebben. Daarbij valt onderscheid te maken in projecten binnen één boekjaar en projecten die boekjaar overschrijdend zijn.

 

In de huidige handelswijze worden subsidies die in het jaar worden verstrekt voor het gehele bedrag, dus ook als het een project betreft wat boekjaar overstijgend is, als last verantwoord in het jaar waarin de beschikking is verstrekt. De commissie BBV is van mening dat de lasten van subsidies die betrekking hebben op projecten en op verschillende boekjaren aan die verschillende jaren moeten worden toegerekend.

 

Een groot deel van de door de provincie verstrekte subsidies betreft projectsubsidies. Het standpunt van de commissie BBV zou tot een enorme administratieve lastenverzwaring, zowel bij subsidieontvangers als bij provincie, leiden. Uit oogpunt van efficiency en het voldoen aan de eisen van het BBV is door de provincies een afspraak gemaakt met de accountants van de provincies over de hoogte van een grensbedrag. Deze afspraak is zowel binnen de Sectorcommissie decentrale overheden (SDO) van de NBA (Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants) als het IPO vastgelegd. Dit voorkomt dat bij wisseling van accountantskantoor discussie kan ontstaan over de hoogte van het grensbedrag.

 

De afspraak is dat een grensbedrag moet liggen tussen de 0,00% en 0,25% van de totale lasten inclusief toevoegingen aan de reserves over het boekjaar (in de primitieve begroting), waarbij 0,25% de bovengrens is en de provincies investeren in de kwaliteit van de interne beheersing van het subsidieproces. Omdat Provincies behoefte hebben om naar subsidie ontvangers zekerheid te bieden en ook voor de bestendige gedragslijn in onze interne processen en besluitvorming voor PS, is het werken met een vast drempelbedrag gewenst. Door het SDO en het IPO is afgesproken om dit grensbedrag tenminste iedere vier jaar te actualiseren. Daarmee loopt dit veelal gelijk met periodieke herziening van de financiële verordening. Het heeft de voorkeur bij iedere vaststelling/herziening het grensbedrag te baseren op een doorkijk van de meerjarenbegroting van ook circa vier jaar zodat het risico dat het grensbedrag het maximum van 0,25% overschrijdt wordt beperkt.

 

Voor de provincie Noord-Holland leidt dit tot een grensbedrag van € 1.500.000.

 

Voor subsidies boven het bepaalde grensbedrag die tevens boekjaar overschrijdend zijn worden de daarmee gepaard gaande lasten voor de volgende jaren gereserveerd in daarvoor ingestelde bestemmingsreserve(s). De provincies hebben binnen IPO verband een voorkeur aangegeven om dit via de reserves te doen waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat deze gereserveerde gelden een verplichtend karakter hebben jegens de subsidieaanvrager. Het zijn immers toegezegde en in rechte afdwingbare bedragen: ze zijn in feite ‘beklemd’. Dus lasten in de volgende jaren worden op basis van de subsidiebeschikkingen via toevoeging en latere onttrekkingen aan deze beklemde reserve(s) via de jaarrekening verantwoord. Voordeel hiervan is dat helder is wat de hoogte van de reeds verplichte bedragen is die nog niet tot last hebben geleid. Omdat van dergelijke reserves een verloopoverzicht moet worden opgenomen in de jaarrekening, kan zo goed inzicht worden gegeven aan Provinciale Staten.

 

Artikel 3.6 Capaciteit

In de voorgaande versie van dit artikel stond dat Provinciale Staten de verdeling van de capaciteitskosten vaststelt. Inmiddels is er een vraag- en antwoord uitspraak van de commissie BBV dat dit een bevoegdheid van GS is. Daarom is de tekst gewijzigd van “vaststellen” in “kennis nemen van”. In de praktijk is verder gebleken dat het gebruiken van twee verschillende toerekeningssystemen naast elkaar tot veel onduidelijkheden leidt in de verantwoording. Daarom is de verplichting tot het gebruik van verschillende systemen geschrapt uit de verordening. Daarnaast is naar aanleiding van een opmerking van de accountant dit artikel aangepast omdat “overhead” geen programma is, maar een eigenstandig onderdeel van de begroting en jaarrekening. Daarmee is dit artikel nu beter in overeenstemming met BBV gebracht.

 

Hoofdstukken 5 t/m 7

Deze hoofdstukken zijn geheel vervangen door de hoofdstukken 5 t/m 6

 

Toelichting Hoofdstuk 5

In de financiële verordening 2019 is het onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door gedeputeerde staten gevoerde bestuur exclusief opgedragen aan de interne auditfunctie. De sector onderzoek en informatie van de directie beleid voert echter ook onderzoek uit naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in opdracht van gedeputeerde staten. De bestaande omissie dat aan die sector hiervoor geen formele opdracht is gegeven wordt hierbij hersteld.

 

Door deze toevoeging is het ook noodzakelijk om de indeling van de verordening op dit punt aan te passen. Bij deze wijziging is een nieuw hoofdstuk 5 opgenomen dat specifiek gaat over het onderzoek op grond van artikel 217a van de Provinciewet.

 

De bepaling dat het onderzoek bedoeld in artikel 217a van de Provinciewet uitsluitend door gedeputeerde staten kan worden opgedragen, staat ook al in de huidige verordening 2019. Tot slot staat in de huidige verordening een verplichting om de onderzoeken op te nemen in een jaarplan. In de praktijk kan zich echter ook lopende het jaar een noodzaak voordoen om een bepaald onderzoek op te dragen. Deze verplichting is derhalve niet meer opgenomen. Wel is nu een verplichting opgenomen om de onderzoeksrapporten aan provinciale staten te zenden. Deze verplichting is nieuw en komt overeen met de reeds bestaande praktijk.

 

Toelichting Hoofdstuk 6

In de huidige financiële verordening zijn waarborgen voor een onafhankelijke en goede uitvoering van de controlfunctie opgenomen. Bij deze wijziging zijn de huidige bepalingen herschikt zodat deze beter leesbaar zijn.

 

Verder is expliciet vastgelegd dat de interne controle als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, en de interne auditfunctie onder de hiërarchische aansturing van de concerncontroller worden uitgevoerd. Voor de interne auditfunctie is dit in de huidige verordening ook al geregeld. De rol van de verbijzonderde interne controle (vic) is nieuw toegevoegd aan de financiële verordening.

 

Sinds enkele jaren is de vic-functie binnen de provincie ingericht. Deze functie valt onder de verantwoordelijkheid van de concerncontroller. Op dit moment geeft de externe accountant het oordeel over de rechtmatigheid. De accountant steunt bij zijn oordeelsvorming hiervoor op de werkzaamheden die door de VIC functie wordt uitgevoerd. Vanaf het boekjaar 2022 dienen gedeputeerde staten zelf een rechtmatigheidsverantwoording op te stellen die is opgenomen in de jaarrekening. De onafhankelijke verbijzonderde interne controle is nodig om aan gedeputeerde staten de informatie en zekerheid te verschaffen op grond waarvan de rechtmatigheidsverantwoording kan worden afgegeven.

 

De positionering van de interne auditfunctie en de verantwoordelijkheid voor de interne controle bij de concerncontroller is van belang voor de onafhankelijke uitvoering van die taken. Om de onafhankelijke uitvoering sluitend te regelen is thans verder nog expliciet geregeld dat de coördinator verbijzonderde interne controle en de programmamanager interne audit indien nodig rechtstreeks toegang hebben tot gedeputeerde staten. Deze bevoegdheid was eerder voor de programmamanager interne audit al vastgelegd in een door gedeputeerde staten vastgesteld auditstatuut. Het auditstatuut komt te vervallen en wordt vervangen door het bredere controlstatuut genoemd in artikel 6.6 (voorheen 5.4.2). Voor de onafhankelijke uitvoering van zijn taken is het eveneens nodig te regelen dat de concerncontroller en zijn medewerkers onderzoek kunnen doen en daarvoor indien nodig ongehinderde toegang hebben tot alle informatie en personen binnen de provincie. Het huidige artikel 5.4, vijfde lid, is inhoudelijk niet gewijzigd maar wel redactioneel ingekort. De concerncontroller zal bij de raadpleging van persoonsgegevens waar nodig advies vragen van de functionaris gegevensbescherming.

 

Het bestaande artikel 5.5 over de informatievoorziening aan de directie en gedeputeerde staten is uit de verordening geschrapt. Deze bepalingen zijn meer uitvoerend van karakter en zullen derhalve worden overgebracht naar het controlstatuut dat gedeputeerde staten vaststellen. Voor de interne toetsing van de rechtmatigheid van het financiële beheer en de inrichting van de provinciale organisatie wordt jaarlijks een plan opgesteld. In het controlstatuut zal eveneens worden vastgelegd dat gedeputeerde staten dit plan vaststellen.

 

Het huidige hoofdstuk 6 over interne audit is komen te vervallen. De bepalingen uit dit hoofdstuk zijn ondergebracht in hoofdstuk 5 en de artikelen 6.2, derde lid; 6.3, derde lid, vierde en vijfde lid en 6.5. De bepalingen over de informatievoorziening van de interne auditfunctie (in de huidige verordening opgenomen in artikel 6.4) zijn geschrapt. Deze bepalingen zullen worden overgebracht naar het controlstatuut.

 

Toelichting schrappen oud hoofdstuk 7

Hoofdstuk 7 van de huidige financiële verordening over de auditstuurgroep is in zijn geheel geschrapt. De auditstuurgroep was belast met de voorbereiding van besluiten van gedeputeerde staten op het gebied van de interne auditfunctie. Dit hing samen met het feit dat de voormalige commissaris van de Koning, portefeuillehouder voor concerncontrol, geen eigen stafvergadering had om GS vergaderingen voor te bereiden. De huidige commissaris van de Koning, ook portefeuillehouder voor concerncontrol, heeft wel een eigen staf. Zodoende worden thans alle besluiten van gedeputeerde staten op het terrein van concerncontrol en daarbinnen de interne auditfunctie en de interne controlefunctie voorbereid in de staf van de portefeuillehouder. Hiermee is de noodzaak van een specifieke auditstuurgroep komen te vervallen. De auditstuurgroep had expliciet tot taak om periodiek de voornaamste bevindingen van de concerncontroller te bespreken en daarbij aandacht te geven aan eventuele verschillen van inzicht tussen de concerncontroller en gedeputeerde staten of de provinciesecretaris. Het is waardevol om dit te blijven doen. Dit zal dan ook expliciet in het controlstatuut door gedeputeerde staten worden vastgelegd.

 

In de auditstuurgroep zit thans één extern lid met een deskundige achtergrond op het gebied van auditing. Dit bood een extra zekerheid voor de kwaliteit van de onderzoeken. In plaats daarvan zal de interne auditfunctie periodiek extern worden beoordeeld.

 

Artikel 7.2

De verordening gaat in per 1 januari 2022, maar wordt ook van toepassing verklaard op de jaarrekening 2021 en daarmee op alle handelingen in 2021 die daaraan ten grondslag liggen. De verordening bevat een aantal aanpassingen die nodig zijn naar aanleiding van gewijzigde interpretatie van wetgeving op het gebied van subsidies en betrekking hebben op het gehele boekjaar 2021.

 

Ongewijzigde toelichtingen

 

Artikel 3.1 Financiële beleidskaders

De nota reserves behandeld in ieder geval het voorgestelde beleid met betrekking reserves en voorziening en de noodzaak tot het aanhouden van reserves.

 

Artikel 3.2 Waardering en afschrijving vaste activa, tweede lid materiële vaste activa

Voorbereidingskosten met aankoop of levensduur verlengend onderhoud worden geactiveerd. Technische installaties bij aankoop of nieuwbouw bedrijfsgebouw niet op levensduur activeren maar op de afschrijvingstermijn aankoop/nieuwbouw.

 

Artikel 3.2 Waardering en afschrijving vaste activa, tweede lid financiële vaste activa

Provinciale bijdragen aan activa van derden worden in principe in de vorm van een subsidie ten laste van de exploitatie gebracht. Wanneer er geargumenteerd voor wordt gekozen deze te activeren dan zijn de afschrijvingstermijnen van toepassing.

 

Volgens artikel 61 van het BBV Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:

  • a.

    er sprake is van een investering door een derde;

  • b.

    de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • c.

    de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

  • d.

    de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Aan alle vier de voorwaarden (cumulatief) moet voldaan zijn.

 

Artikel 3.2 Waardering en afschrijving vaste activa, vierde lid, start afschrijvingen

Voor een eenduidig definitie wordt als moment van technisch gereed of ingebruikname de volgende momenten gekozen:

  • Projecten welke worden uitgevoerd op basis van UAV-2012: Proces verbaal van opneming, H9, van het hoofdcontract;

  • Projecten welke worden uitgevoerd op basis van UAV-GC 2005: Proces verbaal van oplevering, H24 van het hoofdcontract.

Bij grote langlopende projecten wordt zoveel mogelijk met deelkredieten gewerkt.

 

Artikel 3.7 Kostprijsberekening

Voor de bepaling van de kostprijs van een recht, heffing, werk of dienst wordt bepaald hoeveel uren er besteed worden. Die uren worden vermenigvuldigd met een uurtarief. Daarbij is aansluiting gezocht bij de tarieven die het Rijk jaarlijks publiceert. Deze tarieven worden door veel overheidsorganisaties gebruikt voor de berekeningen van kostprijzen. Om de vergelijkbaarheid met andere overheidsorganisaties te bevorderen sluit de Provincie Noord-Holland zich hierbij aan.

 

Artikel 3.9 Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Een desbetreffend besluit wordt vóór 1 december van het voorafgaande jaar in afschrift ter kennis gebracht van Onze Minister van Financiën (artikel 222a Provinciewet, lid 1).

 

Artikel 4.3 Afrekeningsverschillen

Een verplichting bestaat als de prestatie in een boekjaar is geleverd, maar de factuur is nog niet ontvangen.

Dit artikel verwijst ook naar de nota reserves, waar op basis van de functie van een reserve (o.a. egalisatiereserve, budgetgerichte reserve, doelgerichte reserve) regels staan hoe omgegaan moet worden met goedkoper of duurder uitvallende projecten en activiteiten.