Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemert-Bakel

Verordening regelende de samenstelling, taken en bevoegdheden van de commissie van onderzoek als bedoeld in artikel 155a Gemeentewet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGemert-Bakel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening regelende de samenstelling, taken en bevoegdheden van de commissie van onderzoek als bedoeld in artikel 155a Gemeentewet
CiteertitelVerordening raadsonderzoek Rooije Hoefsedijk 41
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 155a van de Gemeentewet
  2. artikel 84 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-11-2021nieuwe regeling

10-06-2021

gmb-2021-422756

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening regelende de samenstelling, taken en bevoegdheden van de commissie van onderzoek als bedoeld in artikel 155a Gemeentewet

De Raad van de gemeente Gemert-Bakel,

 

Gezien het besluit van de gemeenteraad d.d. 7 juni om onderzoek in te stellen naar alternatieve ruimtelijke ontwikkeling van Rooije Hoefsedijk 41 te Gemert,

 

gelet op artikel 155a en 84 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de verordening regelende de samenstelling, taken en bevoegdheden van de commissie van onderzoek als bedoeld in artikel 155a Gemeentewet

Artikel 1 Algemeen. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet;

    • b.

      commissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet;

  • 2.

    De Verordening op de raadscommissies Gemert-Bakel is op deze commissie niet van toepassing.

Artikel 2 Instelling, samenstelling en taken.

  • 1.

    De raad heeft op 7 juni 2021 in zijn openbare vergadering besloten tot het instellen van een onderzoek alsmede tot instellen van een onderzoekscommissie. Hij heeft daarbij als onderwerp van onderzoek alternatieve ruimtelijke ontwikkeling van Rooije Hoefsedijk 41 bepaald, en dit van een toelichting voorzien. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek op voorstel van de commissie door de raad worden gewijzigd.

  • 2.

    De commissie komt binnen de in lid 1 gegeven opdracht, toelichting en omschrijving, tot een nadere uitwerking in de concrete onderzoeksopdracht en/of onderzoeksvraag/vragen. De commissie stelt de raad onmiddellijk in kennis van deze nadere uitwerking. Na afronden van het onderzoek, uitgevoerd met inzet van een onafhankelijk partij, rapporteert de commissie onmiddellijk aan de raad en legt daarbij tevens haar aanbevelingen voor.

  • 3.

    De commissie bestaat uit de raadsleden die voorzitter zijn van de in de raad vertegenwoordigde raadsfracties. Een commissielid-fractievoorzitter kan desgewenst een (1) hem / haar vervangend raadslid aanwijzen. In geval van vervanging meldt een commissielid- fractievoorzitter dit vooraf bij de commissievoorzitter en griffier.

  • 4.

    De commissie werkt op basis van consensus. Indien consensus niet bereikt wordt komt de commissie via stemming tot standpuntbepaling. De raadsleden in de commissie hebben een stem, gewogen naar het aantal zetels dat de door hen vertegenwoordigde fractie in de raad inneemt. Indien de stemmen staken, is de stem van de commissievoorzitter1 doorslaggevend. De griffier en andere personen hebben geen stem in de commissie.

  • 5.

    De artikelen 22 en 82, derde lid van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de commissie.

  • 6.

    De commissie kan haar bij de Gemeentewet toegekende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien ten minste vijf van haar leden, die te samen meer dan de helft vertegenwoordigen van het aantal leden in de raad, aanwezig zijn. Tenzij in deze verordening anders bepaald geldt dit ook voor haar overige bevoegdheden.

  • 7.

    De bevoegdheden en werkzaamheden van een commissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad.

Artikel 3 Bekendmaking

  • 1.

    Op het besluit tot instellen van een onderzoek en tot instellen van een commissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De besluiten tot instellen van een onderzoek en tot instellen van de commissie worden gelijktijdig bekend gemaakt en treden in werking een dag na bekendmaking.

Artikel 4 Lidmaatschap

  • 1.

    De leden van de commissie worden benoemd voor de duur van het onderzoek en de behandeling van haar aanbevelingen in de raad, dit onverminderd het tweede lid.

  • 2.

    Het lidmaatschap van de commissie eindigt:

    • a.

      door ontslag door de raad op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van het commissielid;

    • b.

      anderszins door ontslag van het commissielid door de raad in een met redenen omkleed besluit;

    • c.

      door beëindiging door het commissielid van het lidmaatschap van de raad.

  • 3.

    De raad voorziet zo spoedig mogelijk in ontstane vacatures.

Artikel 5 Voorzitter en secretaris

  • 1.

    De raad wijst de voorzitter van de commissie aan.

  • 2.

    De commissie wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 3.

    De griffier is secretaris van de commissie en kan een medewerker van de griffie aanwijzen ter ondersteuning van de commissie.

  • 4.

    De voorzitter en de secretaris tekenen de uitgaande stukken van de commissie.

Artikel 6. Plan van aanpak

  • 1.

    Zo spoedig mogelijk na instellen van de commissie en nadere uitwerking van de onderzoeksopdracht stelt de commissie een plan van aanpak vast. De voorzitter van de commissie legt daartoe een concept-plan van aanpak voor in samenwerking met de griffier.

  • 2.

    In het plan van aanpak wordt in ieder geval aandacht besteed aan:

    • a.

      de wijze van uitvoering van de onderzoeksopdracht;

    • b.

      de planning van de uit te voeren taken;

    • c.

      de taakverdeling, waaronder de taak en rol van de voorzitter;

    • d.

      een protocol over de wijze van horen;

    • e.

      de noodzaak van een informatieprotocol;

    • f.

      de beveiliging van de informatie tijdens het onderzoek;

    • g.

      de contacten met de pers;

    • h.

      de inrichting van de ambtelijke ondersteuning. Over de inschakeling ambtenaren die onder verantwoordelijkheid van het college vallen vindt overleg plaats met de gemeentesecretaris.

  • 3.

    Het plan van aanpak wordt vastgesteld door de commissie en onmiddellijk ter kennis gebracht van de raad.

Artikel 7 Verantwoordelijkheid. Inschakelen van derden

  • 1.

    De activiteiten van de leden en de aan de commissie toegevoegde medewerkers vallen onder de verantwoordelijkheid van de commissie.

  • 2.

    De commissie kan voor onderdelen van het onderzoek derden inschakelen waaronder de in de onderzoeksopdracht aangehaalde onafhankelijke partij en aan hen opdrachten verstrekken of laten verstrekken, dit onverminderd de verantwoordelijkheid van de commissie voor de verwerking van de resultaten in haar rapportages.

Artikel 8 Medewerking aan het onderzoek

  • 1.

    Met ingang van de inwerkingtreding van de besluiten tot instellen van een onderzoek en tot instellen van de commissie zijn leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de door de raad ingestelde Rekenkamercommissie, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde andere commissie dan de onderzoekscommissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, verplicht te voldoen aan een vordering van de commissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de commissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van het onderzoek nodig is.

  • 2.

    Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de commissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan.

  • 3.

    Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek alle door de commissie gevorderde medewerking als bedoeld in het eerste lid te verlenen.

  • 4.

    Een ieder die over informatie denkt te beschikken die van belang kan zijn voor het onderzoek, kan dat melden bij de voorzitter van de commissie. De voorzitter doet daarvan melding aan de commissie. Indien zij een dergelijke melding ontvangt, besluit de commissie of zij termen aanwezig acht om de betrokken mondeling of schriftelijk te horen.

Artikel 9 Wijzen van horen

  • 1.

    De in artikel 8, eerste lid bedoelde personen kunnen door de commissie worden uitgenodigd voor:

    • a.

      interviews,

    • b.

      gesprekken en

    • c.

      verhoren als bedoeld in artikel 155c van de Gemeentewet waarbij zij als getuigen of deskundigen worden gehoord, mogelijk onder ede.

  • 2.

    Interviews zijn verkennend en informatief van aard en kunnen worden gehouden door één lid van de commissie.

  • 3.

    Gesprekken, indien zij plaatsvinden met personen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, zijn gericht op het verdiepen van de kennis van de commissie omtrent feitelijke processen en gegevens.

  • 4.

    Met andere personen dan bedoeld in artikel 8, eerste lid worden in beginsel interviews en gesprekken gehouden. Een betrokken persoon kan op eigen verzoek als getuige of deskundige in het openbaar gehoord worden.

  • 5.

    Vergaderingen waarin interviews of gesprekken worden gehouden zijn niet openbaar, tenzij de commissie anders besluit.

Artikel 10 Verschijningsplicht

  • 1.

    Personen als bedoeld in artikel 8, eerste lid zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de commissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

  • 2.

    Een getuige of deskundige die door de commissie wordt gehoord, is niet tevens lid van de commissie.

  • 3.

    De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.

  • 4.

    De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen.

  • 5.

    De commissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden gehoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de commissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid spreken.

  • 6.

    De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de commissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

  • 7.

    De commissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden van de commissie en andere aanwezigen bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

  • 8.

    Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.

  • 9.

    Verklaringen die zijn afgelegd voor de commissie kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 11 Oproep

  • 1.

    Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2.

    De commissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De commissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

  • 3.

    Op een beschikking als bedoeld in het eerste en tweede lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 4.

    Personen die worden uitgenodigd voor interviews of gesprekken als bedoeld in artikel 9 worden schriftelijk uitgenodigd.

Artikel 12 Niet-verschijnen

  • 1.

    Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, dat een nauwkeurige omschrijving van de oproeping behelst en door de aanwezige leden van de commissie wordt ondertekend.

  • 2.

    Dit proces-verbaal wordt door de commissie, wanneer zij het nodig acht, in handen gesteld van het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement waarin de in gebreke gebleven getuige of deskundige woont.

Artikel 13 Weigeren eed of belofte

Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproeping verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden, of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, dat de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt, en door de aanwezige leden van de commissie wordt ondertekend.

Artikel 14 Verschoningsrecht

  • 1.

    Niemand kan genoodzaakt worden aan de commissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of geweest is.

  • 2.

    Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

  • 3.

    De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 8, eerste en derde lid,en artikel 10, derde lid te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    De commissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het derde lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.

Artikel 15 Geheimhouding

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 10, zesde en zevende lid, kan de commissie in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 10, zesde en zevende lid, kan de commissie op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur geheimhouding opleggen ten aanzien van stukken die zij aan het college overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 10, zesde en zevende lid kan de commissie kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur geheimhouding opleggen ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbenden leden is bezocht wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid van dit artikel opgelegde geheimhouding vervalt indien de commissie haar opheft. De krachtens het derde lid opgelegde geheimhouding vervalt indien de commissie, dan wel, indien de stukken aan de raad zijn voorgelegd, indien de raad haar opheft.

Artikel 16 Openbaarheid van vergaderingen

Onverminderd het bepaalde in artikel 10, zesde en zevende lid, zijn de vergaderingen van de commissie niet openbaar, tenzij de commissie anders besluit.

Artikel 17 Verslaglegging

  • 1.

    Van het in de vergaderingen van de commissie behandelde en de genomen besluiten worden door de secretaris beknopte besluitenlijsten opgesteld.

  • 2.

    Van openbare verhoren worden woordelijke verslagen gemaakt. Betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld concept verslagen van commentaar te voorzien. Deze commentaren worden met de verslagen gearchiveerd.

  • 3.

    Van interviews en gesprekken met uitgenodigde personen worden verslagen of beknopte aantekeningen gemaakt. Indien de betrokken persoon dit wenst wordt een woordelijk verslag gemaakt, met overeenkomstige toepassing van het tweede lid.

Artikel 18 Schadeloosstelling

De getuigen en deskundigen ontvangen op hun verzoek een schadeloosstelling, door de commissie op vertoon van de schriftelijke oproeping te begroten overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Hetzelfde geldt voor personen als bedoeld in artikel 8, vierde lid die door de commissie mondeling zijn gehoord.

Artikel 19 Rapportage

  • 1.

    De commissie legt haar bevindingen neer in een rapport. Het rapport van de commissie heeft de vorm van een raadsadviesnota c.q. raadsvoorstel vanuit de commissie, met het voorstel aan de raad de bevindingen van de commissie en de daarop gebaseerde aanbevelingen over te nemen. Het raadsvoorstel heeft als bijlage het in de opdracht vanuit de raad genoemde onderzoek van een onafhankelijke partij. Dit rapport wordt besproken in een vergadering van de raad op een door de raad te bepalen tijdstip.

  • 2.

    De commissie kan besluiten tussentijds in het openbaar verslag te doen van haar vorderingen en bevindingen.

Artikel 20 Archiveren van bescheiden

  • 1.

    Na de beëindiging van het onderzoek van een commissie besluit de raad, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd dan wel gedurende een door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief.

  • 2.

    Ten aanzien van bescheiden waarop ingevolge een besluit van de commissie geheimhouding rust bepaalt de commissie gedurende welke periode zij geheim moeten blijven.

  • 3.

    Gedurende de werkzaamheden van de commissie vormt de griffie het secretariaat van de commissie en beheert en archiveert de griffie de bescheiden.

Artikel 21 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening raadsonderzoek Rooije Hoefsedijk 41” en treedt in werking met ingang van de dag na die van haar bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering 10 juni 2021.

de raad voornoemd,

de griffier,

P.G.J.M. van Boxtel

de voorzitter,

Ing. M.S. van Veen


1

Bij vervanging van de voorzitter is dit de stem van de vice voorzitter.