Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwijndrecht

Beheersverordening Gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zwijndrecht 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwijndrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeheersverordening Gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zwijndrecht 2021
CiteertitelBeheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zwijndrecht 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging
  2. artikel 147 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

26-10-2021

gmb-2021-422407

Tekst van de regeling

Intitulé

Beheersverordening Gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zwijndrecht 2021

De raad van de gemeente Zwijndrecht;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 oktober 2021;

 

Gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 147 van de Gemeentewet;

 

 

B e s l u i t

 

vast te stellen de volgende verordening: Beheersverordening Gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zwijndrecht 2021

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Begraafplaatsen: de algemene begraafplaats Jeroen Boschlaan aan de Jeroen Boschlaan, de algemene begraafplaats Munnikensteeg aan de Munnikensteeg en de algemene begraafplaats Heerjansdam aan de Molenweg;

  • b.

    Particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van overledenen

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as.

  • c.

    Algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van overledenen;

  • d.

    Graf natuurlijk begraven: een particulier graf waarbij al het materiaal dat het graf in gaat, door de natuur afgebroken moet kunnen worden en als een asbus wordt bijgezet dat alleen afbreekbare asbussen zijn toegestaan en dat een dergelijke asbus wordt gezien als verstrooiing. Het aanmerken van het graf met grafstenen, keien, voorwerpen of planten is niet toegestaan.

  • e.

    Particuliere urnenplaats: een plaats ter berging van een asbus, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen zonder urnen;

  • f.

    Algemene urnenplaats: een ondergrondse plaats ter berging van een asbus voorzien van een door het college aangewezen door derde aangebrachte sluitplaat, bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen zonder urnen;

  • g.

    Particuliere urnennis : een nis, al dan niet voorzien van een sluitplaat, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • h.

    Particulier urnengraf : een graf, al dan niet voorzien van een gedenkplaat, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as;

  • i.

    Particuliere (sier)urn : een urnenplaats, met of zonder een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen urnenzuil, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met (sier)urnen;

  • j.

    Particuliere gedenkplaats : een plaats ingericht om overledenen te gedenken, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen aanbrengen, door een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen derde, van een naamplaatje op een herdenkingszuil;

  • k.

    Urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • l.

    Asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • m.

    Grafbedekking: een gedenkteken en grafbeplanting op een graf;

  • n.

    Verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • o.

    Beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem/haar vervangt;

  • p.

    Rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • q.

    Vergunninghouder: de rechthebbende of de gebruiker aan wie een vergunning is verleend voor het plaatsen van een grafbedekking;

  • r.

    Gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnenplaats is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • s.

    Onderhoudsrecht: een verplichte bijdrage in het onderhoud van het gedenkteken voor rechthebbenden en gebruikers;

  • t.

    Wet: de Wet op de lijkbezorging en de daaruit voortvloeiende regelgeving.

  • u.

    College: college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht.

 

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder "particulier graf" mede verstaan: particuliere urnenplaats, particuliere urnennis, particulier urnengraf, particuliere (sier)urn en particuliere gedenkplaats.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder "algemeen graf" mede verstaan: algemene urnenplaats.

 

Artikel 2a Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

Een vergunning of ontheffing als bedoeld in deze verordening kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen.

 

Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaatsen

 

 

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door het college van burgemeester en wethouders bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend. De beheerder kan een ruimere openstelling toestaan.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen toegangen of delen van de begraafplaats tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of crematie, of de bezorging van as, of uitvaartplechtigheid in één van de accommodaties op de algemene begraafplaatsen.

 

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2.

    De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

 

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

 

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van stoffelijke resten en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

 

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor begraving of asbestemming

 

 

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. Zaterdag en zondag gelden voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om de overledene binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaatsen, één en ander op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. Zaterdag en zondag gelden voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

 

Artikel 8 Accommodaties en AV-installaties

  • 1.

    Het gebruik van het rouwcentrum op de algemene begraafplaats Jeroen Boschlaan en van de aula’s Jeroen Boschlaan en Heerjansdam alsmede van het in de aula’s aanwezige orgel en de AV-installatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaand aan de dag waarop van de genoemde ruimten, het orgel en de AV-installatie gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder. De zaterdag en zondag gelden voor de toepassing van deze bepaling niets als werkdag.

  • 2.

    De ruimten, het orgel en de AV-installatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

 

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1.

    Tot begraving wordt niet overgegaan nadat aan het bepaalde van artikel 7 en aan de vereisten uit de wet, is voldaan.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5.

    De beheerder onderzoekt of de overlegde stukken toereikend zijn.

 

Artikel 10 Tijd van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

    - op werkdagen van 09.00 tot 15.00 uur;

    - op zaterdag van 09.00 tot 12.00 uur.

  • 2.

    Op zondagen en algemeen erkende feestdagen wordt niet begraven of as bezorgd.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in het eerste en tweede lid afwijken.

 

Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte van de graven

 

 

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      begraafplaats Jeroen Boschlaan:

      - particuliere graven;

      - particuliere urnenplaatsen;

      - particuliere urnengraven;

      - particuliere (sier)urnen;

      - particuliere gedenkplaatsen;

    • b.

      begraafplaats Munnikensteeg:

      - particuliere graven;

      - particuliere urnennissen;

      - particuliere urnengraven;

      - particuliere (sier)urnen;

      - particuliere gedenkplaatsen;

    • c.

      begraafplaats Heerjandsdam;

      - particuliere graven;

      - partuculiere urnennissen;

      - particuliere urnengraven;

 

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overledenen en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er op de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

  • 3.

    Het college kan terreinen aanwijzen voor asverstrooiingen.

 

Artikel 12 Aantal overledenen in algemene graven

  • 1.

    In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal overledenen worden begraven.

  • 2.

    In de algemene urnenplaatsen kan een door het college te bepalen aantal asbussen zonder urn worden bijgezet.

 

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats Jeroen Boschlaan, niet bezwaarlijk is.

 

Artikel 14 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

 

Artikel 15 Termijnen

  • 1.

    Op schriftelijke aanvraag verleent het college, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dat toelaat, voor de tijd van tien, vijftien, twintig, vijfentwintig of dertig jaar het recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht kan op aanvraag van de rechthebbende verlengd worden met een termijn van vijf, tien, vijftien of twintig jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Het college stelt grafruimte ter beschikking voor algemene graven voor een termijn van 15 jaar. Verlenging van de termijn is niet mogelijk.

 

Artikel 16 Grafkelder

Het (doen) aanbrengen en hebben van een grafkelder is niet toegestaan.

 

Artikel 17 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen twaalf maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van twaalf maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van twaalf maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

 

Artikel 18 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

 

Hoofdstuk 5 Grafbedekkingen

 

 

Artikel 19 Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking op een graf, of op een urnengraf, respectievelijk een sluitplaat op een urnennis op de algemene begraafplaatsen Heerjansdam en Munnikensteeg, is een vergunning nodig die aangevraagd dient te worden bij de gemeente.

  • 2.

    De vergunning voor het hebben van een grafbedekking op een particulier graf of op een particulier urnengraf, respectievelijk een sluitplaat op de urnennis op de algemene begraafplaatsen Heerjansdam en Munnikensteeg, kan uitsluitend worden aangevraagd door de rechthebbende. De vergunning voor het hebben van een grafbedekking op een algemeen graf kan uitsluitend worden aangevraagd door de gebruiker.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 4.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 5.

    In het geval van overschrijving van het recht op een particulier graf als bedoeld in artikel 17 (Overschrijving van verleende rechten) wordt de nieuwe rechthebbende beschouwd als houder van de vergunning.

  • 6.

    In het geval degene aan wie vergunning tot het hebben van een grafbedekking op een algemeen graf is verleend, komt te overlijden, dan zal als nieuwe houder van de vergunning worden beschouwd als degene die zich binnen twaalf maanden na het overlijden daartoe aanmeldt.

 

Artikel 19a Sluitplaten op urnenplaatsen, urnennissen, urnengraven en naamplaatje op gedenkplaatsen

  • 1.

    Urnenplaatsen, urnennissen en urnengraven kunnen worden afgesloten door een door het college aan te wijzen derde verstrekte en aan te brengen sluitplaat. De particuliere urnennissen op de begraafplaatsen Heerjansdam en deels op de Munnikensteeg zijn van deze verplichting uitgesloten. De mogelijkheid tot het aanbrengen van een sluitplaat bestaat wel. Hiertoe is een vergunning vereist op grond van artikel 19.

  • 2.

    Op de particuliere gedenkplaatsen kunnen naamplaatjes worden aangebracht door een door het college aan te wijzen derde voor een termijn van 10 jaar.

  • 3.

    Andere sluitplaten en naamplaatjes dan de in het eerste en tweede lid bedoelde urnenplaats, urnennis, urnengraf op de begraafplaats Munnikensteeg, c.q. gedenkplaats zijn niet toegestaan.

 

Artikel 20 Onderhoud door de gemeente

  • 1.

    Het college voorziet in het één maal per jaar schoonhouden en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken.

  • 2.

    Het college voorziet in het onderhoud van door de gemeente aangebrachte beplanting. Het is niet toegestaan om de door de gemeente aangebrachte beplanting te verwijderen.

 

Artikel 21 Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1.

    Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2.

    De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3.

    Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5.

    Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

 

Artikel 22 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

 

Artikel 23 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3.

    Eventueel op het graf aanwezige grafbedekking en andere voorwerpen kunnen gedurende een maand voor het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd in overleg met de beheerder. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

 

Hoofdstuk 6 Ruiming van graven, urnenplaatsen en urnennissen

 

 

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2.

    De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met stoffelijke resten worden geconfronteerd.

  • 3.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke resten worden herbegraven in een verzamelgraf en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaatsen.

  • 4.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de burgemeester een aanvraag indienen om bij ruiming van stoffelijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders.

  • 5.

    De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de stoffelijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis of particulieren urnenplaats of particuliere (sier) urn kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

 

Artikel 25 Rooms Katholiek Kerkgenootschap

  • 1.

    Het gedeelte van de algemene begraafplaats Jeroen Boschlaan dat op de bij deze verordening behorende tekening rood omlijnd is aangegeven en het gedeelte dat op de algemene begraafplaats Heerjansdam is gelegen op vak A, 2 t/m 9, is ter beschikking gesteld aan het Rooms Katholieke Kerkgenootschap.

  • 2.

    In de in lid 1 genoemde gedeelten mogen uitsluitend leden van het Rooms Katholieke Kerkgenootschap worden begraven en/of bijgezet.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

 

 

Artikel 26 Intrekking oude regeling

De verordening Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zwijndrecht 2011, vastgesteld op 9 november 2010, wordt ingetrokken.

 

Artikel 27 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zwijndrecht 2011 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zwijndrecht 2011 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

 

Artikel 28 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 3, lid 3 (Openstelling begraafplaatsen), 4, leden 1 en 3 (Ordemaatregelen) en 16 (Grafkelder) wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

 

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

 

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zwijndrecht 2021.

 

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 26 oktober 2021.

De griffier, De voorzitter,

I. Odinot, W.H.J.M. van der Loo

Nota-toelichting

 

Artikelsgewijze toelichting Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Zwijndrecht 2021

 

Artikel 1.

In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

 

b. Een particulier graf werd in een vorige beheersverordening aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ nog altijd gebezigd. Het nieuwe model volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.

 

b. en h. De mogelijkheid wordt geboden as te doen verstrooien in de particuliere graven.

 

c. en f. In een vorige beheersverordening was bij de definitie van algemene graven opgenomen dat ‘aan eenieder’ gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van overledenen. De passage ‘aan eenieder’ is overbodig en daarom geschrapt. Volgens artikel 23, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging is het aan de houder van de begraafplaats te bepalen wie in een algemeen graf wordt begraven.

 

f. Het begrip 'graf natuurlijk begraven' is toegevoegd aan dit artikel. Aangezien deze mogelijkheid wordt geboden op de algemene begraafplaats Munnikensteeg

 

p. en r. De termen rechthebbende en gebruiker zijn nader gedefinieerd.

 

Artikel 2.

Voor een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

 

Artikel 3.

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

 

Artikel 4.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 5.

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

 

Artikel 6.

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van één of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

 

Artikel 7.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de Lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats.

In de vorige beheersverordening was de bepaling opgenomen dat het overledene bij aankomst op de begraafplaats voorzien diende te zijn van een identiteitskenmerk. Deze bepaling is geschrapt, aangezien dit vereiste volgt uit artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging. 

 

Artikel 8.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 9.

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

 

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

 

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 17, tweede lid.

 

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn.

 

Artikel 10.

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven of cremeren op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven of cremeren. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

 

In lid 2 wordt het begraven of bezorgen van as op zondagen en algemeen erkende feestdagen voor de drie begraafplaatsen uitgesloten. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken. 

 

Artikel 11.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 12.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 13.

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats Jeroen Boschlaan. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

Voor de begraafplaatsen Heerjansdam en Munnikensteeg geldt dat een particulier graf alleen voor directe begraving wordt uitgegeven. Het is dus op deze begraafplaats niet mogelijk een recht te verkrijgen zonder dat dit particuliere graf nodig is voor directe begraving. De reden om dit voor deze begraafplaatsen uit te sluiten is, omdat veel inwoners dan een recht willen verkrijgen en dat hierdoor de begraafplaats geen capaciteit meer heeft.

 

Artikel 14.

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

 

Artikel 15.

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar.

Voor de verlenging wordt de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een periode van vijf, tien, vijftien of twintig jaar.

 

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 15, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.

 

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Zie verder voor de bekendmakingen de toelichting op artikel 23.

Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

 

Artikel 16.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 17.

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om overledenen in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om overledenen in een bepaald graf – vroeger aangeduid als 'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

 

In een vorige beheersverordening was bepaald dat het recht op een graf slechts kon worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige redenen bestonden was overschrijving op naam van een ander mogelijk. Uit de praktijk bleek dat deze beperking niet of lastig te handhaven is en bovendien administratieve lasten veroorzaakt. Daarom is deze regel geschrapt. Wel wordt nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven op naam van een rechtspersoon.

 

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op twaalf maanden na het overlijden van de rechthebbende.

 

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

 

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

 

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

 

Artikel 18.

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

 

Artikel 19.

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd.

Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen.

Deze beheersverordening geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels van het college.

 

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en voor die op particuliere graven, urnengraven, respectievelijk een sluitplaat op de algemene begraafplaats Heerjansdam en Munnikensteeg.

 

De mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing van de vastgestelde nadere regels voor de grafbedekking, zoals was opgenomen in art. 19 van een vorige beheersverordening, is overbodig. De bevoegdheid van het college om te beslissen op een vergunningsaanvraag die niet met de nadere regels strookt, is immers discretionair.

 

Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

 

In artikel 19a wordt aangegeven hoe om te gaan met sluitplaten op urnenplaatsen, urnennissen en de urnengraven op de algemene begraafplaats Munnikensteeg en naamplaatjes op gedenkplaatsen.

 

Artikel 20.

In dit artikel is duidelijk omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. In de meeste gevallen is het voldoende de gedenktekens één maal per jaar te reinigen. Het verdient aanbeveling om het beleid dat burgemeester en wethouders ter uitvoering van dit artikel voeren mede te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en/of bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats.

 

Artikel 21.

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term ‘gebruiker’ gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).

 

De eigendom- en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Het onderhoud dat door de gemeente wordt verricht zal in een aantal gevallen voldoende zijn voor algemene graven. Hier wordt nogmaals gesteld dat het beleid dat burgemeester en wethouders ten aanzien van het onderhoud voeren duidelijk dient te worden bekend gemaakt. De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op particuliere graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn steeds te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen zeker niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente.

 

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf.

 

Artikel 22.

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals bijvoorbeeld geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

 

Artikel 23.

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen.

 

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Zie ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 24 eerste lid.

 

De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid van deze beheersverordening), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

 

In een vorige beheersverordening was voor de recht- of belanghebbende de mogelijkheid opgenomen een aanvraag in te dienen om de grafbedekking na verwijdering een bepaalde periode ter beschikking te houden. Dit bracht veel administratieve lasten met zich; daarom is deze mogelijkheid in de nieuwe beheersverordening niet meer opgenomen. Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende zaken zie artikel 8, Burgerlijk Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 24.

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid van deze beheersverordening). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

 

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 23.

  

Volgens het vijfde lid van artikel 24 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

 

Het vierde lid van artikel 24 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.

Met betrekking tot het ruimen is in de beheersverordening gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de stoffelijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met stoffelijke resten worden geconfronteerd.

 

Artikel 25.

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens artikel 39 van de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van de begraafplaats van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel (artikel 20).

 

Artikel 26.

In artikel 26 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

 

Artikel 27.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 28.

De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

 

Artikel 29.

Hier geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

 

Artikel 30.

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande.