Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwijndrecht

STANDPLAATSENBELEID GEMEENTE ZWIJNDRECHT

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwijndrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSTANDPLAATSENBELEID GEMEENTE ZWIJNDRECHT
CiteertitelStandplaatsenbeleid gemeente Zwijndrecht
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR662901/1
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-11-2021nieuwe regeling

02-11-2021

gmb-2021-418084

Tekst van de regeling

Intitulé

STANDPLAATSENBELEID GEMEENTE ZWIJNDRECHT

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht houdende regels omtrent APV Standplaatsen;

 

gelezen het voorstel van 2 november 2021 met kenmerk 21.1011.0909.0344;

 

overwegende dat,

 

het gewenst is tot vaststelling van een beleidsregel te komen als afwegingskader voor het verlenen, weigeren of intrekken van een standplaatsvergunning;

 

iedere aanvraag om een standplaatsvergunning wordt getoetst aan de APV (Algemene Plaatselijke Verordening),

specifieke wetgeving en het afwegingskader in de beleidsregels die gelden voor standplaatsvergunningen;

 

alle aanvragen worden aan dezelfde wet- en regelgeving getoetst en op gelijke wijze afgehandeld. Dit leidt tot een grotere mate van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor burgers en ondernemers;

gelet op de artikelen 5:18 APV en 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht

(Awb);

 

b e s l u i t vast te stellen de volgende beleidsregel: Standplaatsenbeleid gemeente Zwijndrecht.

 

1. Inleiding

Vanuit het belang van een goede voorzieningenstructuur voor inwoners en bezoekers van Zwijndrecht staan permanente voorzieningen (winkels en horeca) en de twee warenmarkten voorop. Standplaatsen zijn een vorm van ambulante handel die vallen binnen de sector detailhandel en maken deel uit van de lokale economie. Vanwege hun flexibiliteit en beperkte omvang kan de ambulante handel beschouwd worden als een aanvulling op het gevestigde winkelaanbod en de horeca.

 

De standplaatsen bevinden zich in of grenzen aan de openbare ruimte waarvoor een vergunning nodig is. Om het in goede banen te leiden zijn duidelijke afspraken nodig. Dit beleidskader voorziet daarin. Het biedt regels waarbinnen de gemeente vergunningen kan afgeven, weigeren of intrekken. Indien nodig kan aan de hand van dit kader handhavend worden opgetreden.

 

De Europese Richtlijn, De Dienstenwet en jurisprudentie zijn van invloed op de afgifte van schaarse vergunningen. Bij de verlening van schaarse vergunningen moet de gemeente ruimte bieden aan gegadigden om mee te dingen naar de beschikbare vergunning(en). Het gelijkheidsbeginsel en transparantie bij de procedure bij vrijgekomen plaatsen verdienen aandacht in de uitwerking.

 

2. Wat vooraf gegaan is en nu voorligt

Naar aanleiding van bureau-onderzoek heeft het college eerder gesproken over ruimtelijke afbakening en uitgangspunten voor een nieuw beleid voor apv-standplaatsen.

Door coronamaatregelen was het niet mogelijk hierover in gesprek te gaan met direct belanghebbenden. In plaats daarvan is een schriftelijke raadpleging gehouden. De uitkomsten hiervan en het advies van de Marktcommissie zijn meegewogen in de voorliggende beleidsregel.

Het concept van de beleidsregel is toegezonden aan directe belanghebbenden en heeft van 25 augustus 2021 tot 9 oktober 2021 ter inzage gelegen. Bekendmaking hiervan heeft plaatsgevonden via de website en de weekberichten in De Brug. Hierop zijn geen reacties ontvangen.

Waar mogelijk zal dit nieuwe beleid aansluiten bij de bestaande situatie. Nadruk ligt vooral op het duidelijk stellen en uitwerken van nieuwe verdelingsregels en het herschikken van standplaatslocaties.

 

3. Beleidsuitgangspunten

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om standplaatshouders enerzijds in de gelegenheid te stellen handel te drijven, anderzijds wordt in het oog gehouden dat evenwichtige marktverhoudingen met gevestigde ondernemers gehandhaafd blijven.

Over de invulling van het standplaatsenbeleid kan een aantal uitgangspunten worden genoemd:

 

  • Maximumstelsel

    De gemeente hanteert een maximumstelsel voor standplaatsen, zodat geen wildgroei kan ontstaan. Een krimpende winkelmarkt biedt geen ruimte voor een groei van het aantal standplaatsen. Dit geeft gevestigde ondernemers een duidelijk kader waarbinnen zij hun bedrijf kunnen uitoefenen.

    Het maximumstelsel geeft verder aan op welke locaties een standplaats beschikbaar wordt gesteld. Standplaatsen zijn alleen gesitueerd nabij winkelcentra.

 

  • Selectiestelsel

    Gemeentelijk beleid richt zicht op verschillende onderwerpen en middelen om dit te bereiken.

    Aanvullend op de toetsingscriteria in de APV hebben wij met een selectiestelsel een passende invulling van standplaatsen voor ogen. Een nadere toelichting is beschreven in bijlage C.

 

  • Mobiele inrichtingen

    Voor standplaatsen geldt een mobiliteitseis (uitgezonderd de seizoenstandplaats). Dit betekent dat de aanwezige inrichting, zoals een tafel, kraam of verkoopwagen een mobiel karakter heeft en verplaatsbaar is. Het dagelijks veegschoon en leeg achterlaten van de standplaats waarborgt dat de overlast van de standplaats op de directe omgeving zoveel mogelijk wordt beperkt. Indien het door fysieke obstakels onmogelijk is om de standplaats dagelijks te verplaatsen kan dit betekenen dat de locatie niet langer geschikt is voor een standplaats, of dat de standplaats op een andere wijze dient ingevuld te worden. Hier ligt ook een verantwoordelijkheid voor de ondernemer zelf. De standplaatshouder dient zorg te dragen voor geschikt materiaal zodat blijvend kan worden voldaan aan de vergunningsvoorwaarden.

 

  • Geen uitbreiding van standplaatslocaties

    De gemeente verleent geen medewerking aan een uitbreiding van het aantal standplaatslocaties. De ambulante handel is een onderdeel van de sector detailhandel en binnen deze sector is mede als gevolg van internetverkopen een sterke terugloop van het gevestigde aanbod waar te nemen. Dit gold aanvankelijk vooral het niet-dagelijkse aanbod, maar inmiddels wordt voorzien dat ook het dagelijkse aanbod via internet steeds vaker rechtstreeks aan de consument geleverd zal worden. Om deze reden wordt geen ruimte geboden voor uitbreiding van standplaatsen

 

4. Locaties voor standplaatsen

De gemeenteraad wordt voorgesteld, met een zgn. paraplubestemmingsplan vast te leggen op welke locaties vaste en seizoenstandplaatsen zijn toegestaan. Voor incidentele standplaatsen wordt per aanvraag een locatie aangewezen.

Hiermee worden de locaties voor standplaatsen ruimtelijk vastgelegd. Het gaat om drie locaties voor vaste standplaatsen: Kort-Ambachtlaan (winkelcentrum), Kromme Nering (Heerjansdam) en Wagenveld

(winkelcentrum) en om twee locaties voor seizoenstandplaatsen: Norderstedtplein en Stationsplein. (Zie bijlage B.)

 

5. Schaarse vergunning, vergunningsduur en maximum aantal dagen

Door te werken met een maximumstelsel ontstaat schaarste in het aantal beschikbare vergunningen. Een schaarse vergunning is een vergunning waarvan er maar één of een beperkt aantal kan worden verleend. Een standplaatsvergunning is hiervan een voorbeeld.

De gemeente moet bij het verlenen van schaarse vergunningen potentiële gegadigden de mogelijkheid bieden om naar de beschikbare vergunningen mee te dingen. Dit vloeit voort uit het formele gelijkheidsbeginsel, het beginsel van gelijke kansen voor iedereen.

Een vergunning voor een vaste standplaats geldt voor maximaal drie dagen in de week op dezelfde locatie.

(Eén ondernemer neemt meer dan drie dagen per week een standplaats in gebruik. Zie overgangsregeling.) Een vaste standplaats kan zodoende gedurende de week door meerdere standplaatshouders worden gebruikt. Op deze wijze wordt de meerwaarde van standplaatsen als tijdelijke aanvulling/ verrijking ten opzichte van het permanente voorzieningenaanbod optimaal gefaciliteerd. Een vergunning voor een seizoenplaats wordt verleend voor een aaneengesloten periode van maximaal drie maanden vallende binnen de periode oktober tot januari.

We kiezen voor een vergunningsduur van maximaal tien jaar voor vast en seizoenstandplaatsen. Voor incidentele standplaatsen geldt een afwijkende termijn van één dag (promotie) tot een aantal weken (bevolkingsonderzoek).

Dit betekent wel dat er een transparant toewijzingssysteem moet zijn met een maximumstelsel. Uitgifte van vergunningen vindt plaats via een selectiestelsel, zoals beschreven in bijlage C. Handhaving is in alle gevallen van het standplaatsenbeleid een belangrijk onderdeel.

 

6. Vaste en seizoenstandplaatsen, huidige en gewenste situatie

In onderstaande twee tabellen staan het huidige en gewenste aantal standplaatsen per locatie vermeld. De wijziging van het aantal standplaatsen op locatie Wagenveld willen we bereiken met een overgangsregeling en zgn. uitsterfconstructie. Dit houdt in dat wanneer op woensdag een ondernemer vertrekt eerst een nieuwe vergunning vertrekt wordt zodra er twee standplaatsen zijn. Het maximum aantal standplaatsen per dag op het Wagenveld wordt drie. Het aantal standplaatsen op de overige locaties blijft ongewijzigd op vermelde dagen. Binnen een periode van tien jaar willen we het gewenste aantal bereikt hebben. Na 2031 wordt alleen het gewenste aantal standplaatsen vrij gegeven voor invulling.

 

Overzicht huidig (2021) aantal vaste standplaatsen per locatie

 

Locatie

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

Kort-Ambachtlaan

0

0

1

0

1

1

Kromme Nering

0

0

5

0

0

2

Wagenveld

1

2

5

1

3

3

 

 

Overzicht huidig (2021) aantal seizoenplaatsen per locatie

Norderstedtplein

oktober tot januari

Stationsplein

oktober tot januari

 

Overzicht gewenst (2032) aantal vaste standplaatsen per locatie (zie bijlage B)

Locatie

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

Kort-Ambachtlaan

0

0

1

0

1

1

Kromme Nering

0

0

5

0

0

2

Wagenveld

3

3

3

3

3

3

 

Overzicht gewenst (2032) aantal seizoenplaatsen per locatie

Norderstedtplein

oktober tot januari

Stationsplein

oktober tot januari

 

7. Grootte van de standplaats

De maximale grootte van een standplaats wordt bepaald op 35m2 voor een vaste standplaats en 55m2 voor een seizoenstandplaats. (Eén ondernemer neemt meer ruimte in dan 35m2 meteen vaste standplaats. Zie hierna onder overgangsregeling.

 

8. Incidentele standplaatsen

Een incidentele standplaats is een standplaats die er voor een kortere periode staat. De achtergrond van dit type aanvragen is zeer divers en ook de locaties waarvoor deze aanvragen worden ingediend verschillen sterk. Voorbeelden van deze aanvragen zijn stichtingen die voor het goede doel willen verkopen, bedrijven of instellingen die voorlichting willen geven over een product of onderwerp, bevolkingsonderzoeken. Welke regels hiervoor gelden staat beschreven in Bijlage C.

 

9. Standplaats op terrein dat in particulier eigendom is

Een vergunningaanvraag voor een standplaats op openbaar toegankelijk gebied dat in particulier eigendom is wordt getoetst aan de voorwaarden van dit standplaatsenbeleid. Bij een aanvraag voor een standplaats op een particulier terrein moet bij het indienen van de aanvraag een schriftelijke toestemming c.q. een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de eigenaar en de aanvrager van de standplaatsvergunning worden overgelegd. De eigenaar kan op grond van zijn eigendomsrecht eigen criteria hanteren voor het al dan niet toelaten van een vergunninghouder op zijn terrein bovenop de vergunningvoorschriften.

 

10. Verkoop streekproducten op eigen grond

Voor de verkoop van ter plaats gekweekte/geteelde streekproducten op eigen perceel vanuit een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel bij een agrarisch bedrijf is op grond van de APV geen vergunning nodig. In bepaalde gevallen kan wel een omgevingsvergunning nodig zijn.

 

11. Standplaatsen tijdens een evenement

Het uitgangspunt is dat een vaste standplaatshouder zijn plek gewoon moet kunnen blijven innemen als er op die locatie een evenement plaatsvindt. Echter, vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, kan het voorkomen dat een vaste standplaats niet kan worden ingenomen. Dit is afhankelijk van o.a. de grootte van het evenement en de inpasbaarheid van de standplaats op het evenemententerrein. Indien blijkt dat de standplaats niet inpasbaar is, zal in samenwerking tussen gemeente, organisatie en standplaatshouder naar een alternatieve locatie gezocht worden. Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn kan de standplaats niet worden ingenomen. Voorwaarde is wel dat de standplaatshouder minimaal 1 maand voor het evenement schriftelijk geïnformeerd wordt door de vergunningverlener

 

12. Branchering

Branchering schept de mogelijkheid te sturen op de verscheidenheid aan vaste standplaatsen. Op deze wijze wordt in het belang van de consument als ook de andere standplaatshouders de diversiteit aan standplaatsen behouden en daarmee de aantrekkelijkheid van het aanbod in de gemeente. Het huidige aanbod aan producten/diensten per standplaats, opgenomen in onderstaande tabel. Iedere twee jaar wordt de branchelijst geëvalueerd.

 

 

Huidig aanbod aan producten en diensten (= branchelijst)

 

branche

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

Kort-

Ambachtlaan

 

 

vis

 

vis

vis

Kromme

Nering

 

 

aardappels- groeten-fruit;

kaas; vis; bloemen en planten

 

 

vis;

buitenlandse delicatessen

Wagenveld

snacks;

snacks; grill

snacks; aardappels; aardappels-

groeten-fruit; kaas; vis; buitenlandse delicatessen

snacks;

snacks; goudwisselkantoor; buitenlandse delicatessen

snacks; vis; aardappels

 

13. Toetsing nieuwe aanvragen

Vrijkomende standplaatsen worden gepubliceerd via de website overheid.nl. Potentiële standplaatshouders kunnen zo op de hoogte worden gesteld wanneer er standplaatsen vrijkomen en zich aanmelden. Aanvragen voor een standplaats kunnen eerst ingeleverd worden nadat de vrije standplaats bekend gemaakt is via publicatie op overheid.nl. Er wordt geen wachtlijst opgesteld.

Wat er komt kijken bij een vergunningaanvraag staat beschreven in bijlage C.

 

14. Juridisch kader

Het standplaatsenbeleid is een invulling/uitwerking van artikel 5:17 t/m 5:21 van de APV. Dit vormt het wettelijk kader van dit beleid. Het beleid biedt ondernemers duidelijkheid over hun mogelijkheden en positie. Daarnaast geeft het beleid de kaders aan waarbinnen de vergunningverlening plaatsvindt en schept duidelijkheid voor het handhaven van de regelgeving.

Het doel van dit standplaatsenbeleid is om de standplaatsen zo vorm te geven dat risico’s voor de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en milieu worden voorkomen.

Naast het standplaatsenbeleid staan in de APV een aantal uitgangspunten over vergunningen in algemene zin die ook betrekking hebben op standplaatsvergunningen en specifiek betrekking hebben op standplaatsen.

 

Voor de verkoop van aanbod/diensten via standplaatsen zijn vergunninghouders daarnaast gehouden aan tal van (wettelijke) voorschriften. Daarvoor wordt verwezen naar de betreffende regelgeving, zoals de Warenwet en de Drank en Horecawet. In bijlage A is het juridisch kader nader toegelicht.

 

De processen, voorwaarden en sancties staan beschreven in Bijlage C.

 

15. Toezicht en handhaving

De marktmeester ziet toe op naleving van de voorwaarden uit dit beleid en de vergunningvoorschriften.

Daarnaast zijn politie en gemeentelijke toezichthouders/BOA bevoegd tot toezicht, controle en handhaving.

Op overtreding van de regels rusten sancties. Deze sancties kunnen bestuursrechtelijk (denk aan een waarschuwing, dwangsom of het intrekken van de vergunning) en/of strafrechtelijk van aard zijn. In bijlage C is een stappenplan voor handhaving beschreven.

 

16. Duurzaamheid

Met het Programma Duurzaamheid heeft de gemeente een begin gemaakt voor een toekomstbestendig Zwijndrecht. Hiermee wordt verbinding gezocht tussen alle aspecten van economie en samenleving. De gemeente nodigt de ondernemers in de ambulante handel uit hieraan de komende jaren mede invulling te willen geven. Wij zien dat ondernemers reeds op verschillende wijze invulling aan duurzaamheid, maar er is meer nodig.

 

17. Afspraken tussen gemeente en ondernemer

De ondernemer vindt in de APV een aantal algemene richtlijnen waar hij/zij zich op kan richten.

Voor het in gebruik nemen van een standplaats is een vergunning nodig. Deze vergunning wordt aangevraagd bij de gemeente Zwijndrecht. In principe wordt binnen acht weken na aanvraag uitsluitsel gegeven over een vergunningaanvraag.

Voor het gebruik van de grond voor vaste standplaatsen wordt een precariobelasting in rekening gebracht. De hoogte ervan wordt (jaarlijks) vastgesteld door de gemeenteraad in de Verordening op de heffing en invordering van Precariobelasting Gemeente Zwijndrecht.

Voor het in behandeling nemen van de standplaatsvergunning worden leges in rekening gebracht, daarvoor wordt verwezen naar de Verordening op de heffing en de invordering van leges’ van de gemeente Zwijndrecht. De gemeente Zwijndrecht eist van de vergunninghouder dat de standplaats voor de juiste functie, namelijk ambulante handel, wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is en de standplaats zonder opgaaf van reden langer dan zes weken niet wordt gebruikt voor ambulante handel, dan behoudt de gemeente zich het recht voor de vergunning in te trekken.

 

18. Verleende vergunningen

Op het moment van de inwerkingtreding van dit standplaatsenbeleid vervallen niet automatisch alle eerder verleende standplaatsvergunningen. De verleende standplaatsvergunningen blijven geldig tot het einde van de termijn zoals vermeld in de standplaatsvergunning.

 

19. Overgangsregeling huidige standplaatshouders

Vaste en seizoenstandplaatshouders die op 1 december 2020 een geldige standplaatsvergunning hadden worden uitgenodigd de bescheiden in te dienen voor een nieuwe vergunning, waarmee ze kunnen voldoen aan de voorwaarden van deze beleidsregel. Op dit moment voldoen twee ondernemers niet aan alle voorwaarden. Zij worden uitgenodigd voor een gesprek waarin aan de orde komt of en op welke wijze de bedrijfsvoering kan worden voortgezet.

Standplaatshouders die na 1 december 2020 een geldige standplaatsvergunning hebben ontvangen kunnen een nieuwe aanvraag indienen. Hiervoor geldt dat de aanvraag getoetst wordt aan de bepalingen van het nieuwe beleid, waaronder beschikbaarheid van locaties en het selectiestel.

 

20. Ondernemersrisico

De standplaatshouder ontvangt een vergunning voor bepaalde tijd. Bij hoge mate van uitzondering kunnen er na verlening van deze vergunningen verandering van omstandigheden of inzichten optreden die het noodzakelijk maken dat de vergunning ingetrokken of gewijzigd wordt. Deze bevoegdheid wordt ontleend aan artikel 1:6 van de APV.

 

21. Hardheidsclausule

In de praktijk kunnen er zich uitzonderlijke situaties voordoen waarbij de mogelijkheid moet kunnen bestaan om van het standplaatsenbeleid af te wijken. Het college van burgemeester en wethouders kan hiertoe dan apart besluiten. Een dergelijk besluit dient dan uitdrukkelijk gemotiveerd te worden.

In voorkomende gevallen kunnen concrete vergunningvoorschriften afwijken van die in deze beleidsregel genoemd zijn. En is het mogelijk dat er aanvullende voorschriften worden opgenomen. Dit staat ter beoordeling van het college.

 

22. Evaluatie

Drie jaar na vaststelling van het nieuwe beleid wordt een evaluatie gehouden, waarbij ontwikkelingen in regelgeving en jurisprudentie centraal staan. Daarnaast wordt gekeken naar de effecten van de nieuwe voorstellen, zoals de vergunningsduur, bezetting en gebruik van de standplaatsen, branchelijst en duurzaamheid.

 

23. Rechtskarakter van het standplaatsenbeleid

Het standplaatsbeleid is een beleidsregel in de zin van de Awb. Hetgeen betekent dat het standplaatsbeleid als besluit van algemene strekking bekend moet worden gemaakt door publicatie in het Gemeenteblad.

 

24. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag volgend op die van de bekendmaking.

 

25. Citeerartikel

Dit beleid wordt aangehaald als “Standplaatsenbeleid gemeente Zwijndrecht”.

 

 

 

Bij deze beleidsregel behoren de volgende bijlagen:

Nadere toelichting juridisch kader

Kaartmateriaal locaties

De standplaatsvergunning (processen, voorwaarden en sancties)

 

 

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht in de vergadering van 2 november 2021.

De secretaris, de burgemeester,

P.W. Croonenberg-Borst, W.H.J.M. van der Loo

Bijlage A Nadere toelichting juridisch kader

 

APV

Artikel 1:6 APV Intrekkingsgronden

Op het moment dat een vergunning verstrekt is, kan deze op grond van de in dit artikel genoemde gronden worden ingetrokken.

Artikel 1:7 Duur vergunning

In dit artikel staat dat vergunningen voor onbepaalde tijd te worden verleend. Hier zijn echter uitzonderingen op. Bij beleidsregels en naar aanleiding van jurisprudentie mag het college geen nieuwe standplaatsvergunningen meer voor onbepaalde tijd verlenen, aangezien dat een oneerlijk voordeel oplevert voor de vergunninghouder.

Artikel 5:17 Definitie

In dit artikel wordt de definitie van een standplaats gegeven. Onder een standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Hier onder vallen geen vaste plaatsen op een jaarmarkt of markt en vallen niet de kraampjes op een evenement. Deze vallen onder andere bepalingen in de APV.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

Dit artikel stelt dat het verboden is een standplaats in te nemen of te hebben zonder vergunning van het college. Het college weigert de vergunning bijvoorbeeld als er sprake is van strijd met een geldend bestemmingsplan of in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. Voorts kan het college de vergunning weigeren indien de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Het college kan daarnaast de vergunning weigeren als gevolg van bijzondere omstandigheden in (een deel van) de gemeente in verband met een dwingende reden van algemeen belang. Aan de vergunning kunnen op grond van artikel 1:4 van de APV aanvullende voorschriften worden verbonden.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Ook op privaatrechtelijk terrein mag pas een standplaats ingenomen worden als het college een vergunning heeft verleend.

 

Overige regelgeving

Naast de APV zijn er ook andere regels van toepassing op standplaatsen. Deze stellen vanuit andere motieven eisen aan standplaatsen. Voorbeelden hiervan zijn:

 

Vestigingswet bedrijven

Voor enkele branches is het verplicht te beschikken over een diploma Vaktechniek en/of Bedrijfstechniek. Dit geldt onder meer voor het slagersbedrijf, het bakkersbedrijf, het poeliersbedrijf en het visverwerkingsbedrijf. Het beschikken over een standplaatsvergunning ontslaat de vergunninghouder niet van de plicht om aan de eisen van deze wet te voldoen. Controle door de Fiscale Opsporingsdienst-Economische Controle Dienst (FIOD/ECD).

 

Warenwet

Op het drijven van handel in waren (waaronder etenswaren) is de Warenwet van toepassing. De Warenwet stelt regels met betrekking tot de hygiëne en degelijkheid van producten. Het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Warenwet wordt uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De voorschriften die uit de Warenwet voortvloeien gelden naast de voorschriften die door het college gesteld kunnen worden op basis van een standplaatsvergunning.

 

Wet ruimtelijke ordening (vanaf medio 2022 Omgevingswet)

De Wet ruimtelijke ordening geeft de gemeente een aantal instrumenten om gebruiks- en

bebouwingsmogelijkheden van gronden binnen de gemeente te regelen. Het belangrijkste instrument daartoe is vooralsnog (tot 1 juli 2022) het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is gericht op verwezenlijking van het ruimtelijk beleid en heeft daarmee een ander doel dan de APV.

Omgevingswet

De nog in werking te treden Omgevingswet (naar verwachting 1 juli 2022) bundelt en moderniseert in één wet alle wetten voor de leefomgeving. Met invoering van de Omgevingswet zullen de verschillende bestemmingsplannen, regels uit gemeentelijke verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving en de ‘bruidsschat’ (door het rijk overgehevelde regelgeving) in één omgevingsplan worden vormgegeven. Het omgevingsplan zal, net als de hiervoor genoemde bestemmingsplannen, gericht zijn op de verwezenlijking van het ruimtelijk beleid.

 

Wet milieubeheer

In de Wet Milieubeheer wordt een regeling getroffen ten aanzien van inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor standplaatshouders. Vooral aan mobiele verkoopinrichtingen van vis en snacks worden milieueisen gesteld. Deze eisen betreffen in hoofdzaak de gevolgen van het bakken. Het gaat dan om zaken als vetafscheiding van het afvalwater en voorkomen van stankoverlast. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld, afhankelijk van de situatie ter plaatse. De standplaatshouder kan verplicht worden gesteld zelf voldoende maatregelen te nemen om zwerfvuil rond de standplaats te voorkomen. Deze regels worden in de door de gemeente te verlenen vergunning opgenomen.

 

Mededingingswet

De mededingingswet stelt voorwaarden aan het economische verkeer en biedt mogelijkheden om kartelvorming en misbruik van een economische machtspositie tegen te gaan.

 

 

Bijlage B: Locaties standplaatsen

Afbeelding 1: Kort Ambachtlaan

 

Afbeelding 2: Kromme Nering

 

Afbeelding 3: Wagenveld

 

Afbeelding 4: Norderstedtplein

 

Afbeelding 5: Stationsplein

 

 

Bijlage C De standplaatsvergunning (processen, voorwaarden en sancties)

 

1. Algemeen

Een standplaatsvergunning is op grond van artikel 1:5 van de APV een persoonsgebonden vergunning. De vergunning mag niet aan een ander worden afgestaan of in gebruik worden gegeven. De artikelen 5:17tot en met 5:20van de APV hebben betrekking op de standplaatsen.

 

2. Bekendmaking vrijkomende standplaats

Wanneer een standplaats vrijkomt wordt dit door de gemeente bekend gemaakt op de website overheid.nl.

In de bekendmaking staan:

  • de locatie;

  • de beschikbare tijden;

  • de begindatum voor aanvragen (vanaf die datum kan een aanvraag worden ingediend);

  • de einddatum voor aanvragen (tot die datum kan een aanvraag worden ingediend);

  • hoe een aanvraag kan worden ingediend.

 

3. Toetsing van aanvragen

Het aanvragen van een standplaatsvergunning garandeert niet dat een vergunning ook daadwerkelijk wordt verleend. Om voor een vergunning voor een vaste of seizoenstandplaats in aanmerking te komen dient zich geen weigeringsgrond, zoals genoemd in de APV, voor te doen. Daarnaast dient de aanvraag in overeenstemming te zijn met deze beleidsregel.

Afdeling Gemeentewinkel is verantwoordelijk voor deze toets.

  • 1.

    Een aanvraag moet worden gedaan met het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 2.

    Alleen volledige aanvragen, inclusief de op het formulier gevraagde bijlagen, worden in behandeling genomen.

  • 3.

    Aanvragen die vóór de aanvang en ná de sluiting van de inschrijvingstermijn worden ontvangen worden geweigerd.

  • 4.

    Een aanvrager die een onvolledige aanvraag heeft ingediend, wordt in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan te vullen (artikel 4:5, lid 1, sub c, Awb), mits de aanvraag minimaal één week voor de einddatum is ingediend. De aanvulling moet vóór de einddatum worden ingediend. Als de aanvraag daarna nog niet volledig is, dan wordt deze buiten behandeling gelaten.

  • 5.

    Voor de beoordeling van aanvragen geldt een selectieprocedure (zie hierna onder 4).

  • 6.

    De uitslag van de selectieprocedure bepaalt of een vergunning wordt verleend of geweigerd.

 

4.a Selectieprocedure voor vaste en seizoenstandplaatsen

Om te toetsen of de aanvrager op de aangevraagde standplaatslocatie een voldoende toegevoegde waarde heeft voor de consument, wordt de aanvraag beoordeeld. Daarbij worden aan de hand van de onderstaande drie kwalitatieve criteria: ‘architectonische kwaliteitswaarde’, ‘aanvullende branche’ en ‘innovatie en duurzaamheid’, in totaal 0 tot 30 punten toegekend.

De aanvrager dient:

  • Op alle drie de kwaliteitscriteria minimaal 5 punten te scoren.

  • Over de criteria samen, in totaal minimaal 20 punten te scoren.

Bij minder dan 20 punten wordt de aanvraag geacht onvoldoende toegevoegde waarde te hebben in relatie tot het nagestreefde beleid voor standplaatsen en komt de aanvrager niet voor toewijzing van de standplaats in aanmerking.

Selectiecriteria Punten Richtlijn voor beoordeling/toekenning punten

  • 1.

    Architectonische kwaliteitswaarde van 0 tot en met 10

    • De kraam steekt af in de omgeving en er is matig en standaard materiaal gebruikt (0 punten).

    • Uitstraling van de kraam voegt zich goed in de omgeving en er is verzorgd en duurzaam materiaal gebruikt (maximaal 10 punten).

      • -

        Eén totaalconcept voor verschijning en inpassing in de omgeving.

      • -

        Eén helder volume zonder aanbouw en installaties weggewerkt.

      • -

        Transparantie, alzijdigheid en samenhang in gevelindeling naar alle zijden.

      • -

        Terughoudende uitstraling in materiaal, kleur en reclame.

  • 2.

    Aanvullende branche van 0 tot en met 10

    • Volledig al aanwezige branche (0 punten).

    • Branche (zie branchelijst) is nog niet aanwezig in de wijk of in het geval van het centrum is deze nog niet aanwezig binnen een straal van 200 meter (maximaal 10 punten).

  • 3.

    Innovatie en duurzaamheid van 0 tot en met 10

    • De ondernemer is niet vernieuwend, heeft geen oog voor het milieu en voor de buurt/omgeving (0 punten).

    • De ondernemer heeft een innovatieve en duurzame visie (maximaal 10 punten).

      • -

        Apparatuur is energiezuinig en veroorzaakt weinig overlast.

      • -

        Verkoopinrichting is eenvoudig te verwijderen.

      • -

        Afval wordt gescheiden en op verantwoorde wijze afgevoerd.

      • -

        Toekomstbestendig ontwerp.

De aanvrager voorziet zijn vergunningsaanvraag van een toelichting waar deze aspecten in beschreven staan. Als er bij de gemeente gegronde klachten of niet nagekomen verplichtingen bekend zijn, dan wordt dit meegenomen in de beoordeling.

De aanvraag wordt getoetst door medewerkers, afkomstig uit Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (stedenbouw en economie), Realisatie en Gemeentewinkel (handhaving). De medewerker van team economie is voorzitter van het selectieteam en integreert de input tot één geheel. De medewerker van team handhaving is op de hoogte van de weigeringsgronden uit de APV, en de beleidskaders voor standplaatsen en neemt deze mee in de selectie. De voorzitter stuurt het eindoordeel naar afdeling Gemeentewinkel (team Vergunningen) zodat zij weten aan welke aanvrager de vergunning moet worden verleend.

De beoordeling van deze kwalitatieve criteria gebeurt zo objectief mogelijk aan de hand van bovenstaande richtlijn, doch laat onafwendbaar ruimte voor subjectiviteit en interpretatie. Deze kwalitatieve beoordeling laat echter ook de nodige ruimte voor nuance (bijvoorbeeld 7 punten in plaats van 5 of 10) en maatwerk. In alle gevallen wordt de puntentoekenning op de afzonderlijke criteria schriftelijk gemotiveerd.

Aanvragers voor een standplaats komen in aanmerking in volgorde van het aantal toegekende punten. Op deze wijze wordt de standplaats toegekend aan de aanvrager die de grootste meerwaarde heeft voor het aanwezige voorzieningenniveau. Indien twee of meer meldingen een gelijke score hebben, dan wordt eerst een weging toegepast waarbij het selectiecriterium 'verschijningsvorm' dubbel telt. Als de scores dan nog steeds hetzelfde zijn, wordt geloot. De vergunning wordt verleend aan de geselecteerde aanvrager en wordt gepubliceerd. Het team Vergunningen van de afdeling Gemeentewinkel verzorgt dit.

 

4.b Criteria voor incidentele standplaatsen

Aanvragen voor vergunningen voor incidentele standplaatsen kunnen vanaf maximaal drie maanden voorafgaand aan de datum waarop iemand de standplaats wil innemen, worden ingediend. De aanvragen worden in volgorde van ontvangst afgehandeld. Degene die in het verleden een vergunning heeft gekregen voor een bepaalde locatie en/of product heeft geen voorrang op andere aanvragers. Er wordt geen wachtlijst bijgehouden. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt gekeken of deze voldoet aan de APV en of deze past binnen de beleidskaders voor standplaatsen. Kennisgevingen vallen door hun karakter: "het is toegestaan, tenzij…." niet onder de mededingingsregels. De meeste aanvragen worden voor 1 dag(deel) verleend. Een wagen voor bevolkingsonderzoek voor maximaal 2 maanden. Voor laatstgenoemde geldt de mobiliteitseis niet.

Gelet op de grote diversiteit van mogelijk incidentele standplaatsen wordt iedere aanvraag afzonderlijk op haar verdiensten beoordeeld. Bij de beoordeling van een locatie voor een incidentele standplaats zal onder andere worden gekeken naar de onderstaande criteria:

  • De standplaats mag het zicht op etalages en terrassen niet belemmeren;

  • De standplaats mag het uitzicht vanuit woningen en kantoren niet belemmeren;

  • De standplaats mag de toegang tot gebouwen niet belemmeren;

  • De standplaats mag de doorgang voor hulpdiensten als politie, brandweer, ambulance niet belemmeren. Er dient een minimale doorgang van 3,5 meter te worden vrijgehouden;

  • De standplaats mag niet gelegen zijn aan een belangrijke verkeersader;

  • De standplaats mag het uitzicht op kruisingen, oversteekplaatsen of uitritten en dergelijke niet belemmeren;

  • De standplaats mag niet worden ingenomen op een locatie, welke is aangewezen ten behoeve van belanghebbenden om te parkeren indien op de betreffende locatie sprake is van grote parkeerdruk;

  • De standplaats kan slechts daar worden ingenomen waar voldoende parkeergelegenheid is voor klanten met gemotoriseerd vervoer;

  • De standplaats mag de ter plaatse benodigde vrije doorgang voor het verkeer (zowel voetgangers, fietsers als gemotoriseerd verkeer) niet belemmeren;

  • De standplaats mag niet op enigerlei wijze verstorend of verwarrend werken op de verkeerskundige inrichting ter plaatse of anderszins leiden tot onveilige verkeerssituaties of onveilig verkeersgedrag;

  • In verband met de openbare orde, overlast, de verkeersveiligheid en de verkeer aanzuigende werking mogen geen standplaatsen worden ingenomen in gebieden waar uitsluitend woningen zijn gesitueerd.

 

5. Weigeringsgronden

De weigeringsgronden waarop een standplaatsvergunning kan worden geweigerd zijn geregeld in artikel 1:8 en artikel 5:18 van de APV. Artikel 1:8 van de APV regelt de generieke weigeringsgronden.

Hieronder valt specifiek voor standplaatsen bijvoorbeeld verkeersveiligheid en overlast van afval, geluid of geur.

Economische belangen mogen bij de afgifte van standplaatsvergunningen geen rol spelen. Het reguleren van concurrentieverhoudingen wordt niet als belang van de gemeente aangemerkt. De concurrentiepositie van een gevestigde winkelier is in beginsel geen reden om een standplaatsvergunning te weigeren. Een geldige weigeringsgrond is het in gevaar komen van het voorzieningenniveau van de consument ter plaatse (artikel 5:18, derde lid onder b, APV).

De uitslag van het selectiestel is een reden een aanvraag te weigeren.

 

6. Geldigheidsduur

De standplaatsvergunningen zijn op grond van de meest recente jurisprudentie schaarse vergunningen en vallen onder de Europese Dienstenrichtlijn. Dit houdt onder andere in dat de standplaatsvergunningen niet voor onbepaalde tijd mogen worden verleend. De huidige vergunningen gelden tot en met 31 december 2021.

Een voorwaarde die de Europese Dienstenrichtlijn stelt aan de duur van de verleende vergunning is dat de vergunninghouder de tijd moet krijgen om zijn investeringen terug te verdienen. Echter wordt een specifieke geldigheidsduur niet gegeven. Om de vergunninghouders de mogelijkheid te bieden om hun investeringen terug te verdienen worden de standplaatsvergunningen voor maximaal 10 jaar verleend.

Standplaatsen komen vrij wanneer de vergunningsperiode is afgelopen of wanneer de vergunning om andere redenen eerder wordt ingetrokken.

Seizoensgebonden standplaatsen gelden ook voor 10 kalenderjaren maar dan voor de maand(en) waaraan het product gebonden is. (Maximaal 3 maanden per seizoen.)

De vergunningen voor incidentele standplaatsen gelden slechts eenmalig voor bepaalde dag(en)/ periode(n) en hebben geen looptijd voor bepaald aantal jaren.

 

7. Dagen en tijden

Op grond van artikel 2, lid 2 van de Winkeltijdenwet mag een winkel op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) van 06:00 uur tot 22:00 uur worden ingenomen. Dit geldt ook voor standplaatsen.

 

8. Inhoud vergunning

Een standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

  • De NAW-gegevens en geboortedatum van de vergunninghouder;

  • Een duidelijke omschrijving van de toegewezen standplaats, met vermelding van de locatie en de afmetingen (afbakening situatieplattegrond);

  • De dag(en)en tijden voor inname van de standplaats;

  • De branchering/productgroep;

  • De looptijd van de vergunning;

  • De verschuldigde leges, precario (en eventueel verrekening gebruikerskosten gemeentelijke aansluiting op nutsvoorzieningen)

Het college heeft de mogelijkheid om aan de vergunning voorschriften of beperkingen te verbinden op grond van artikel 1.4 van de APV. Denk hierbij aan afvalverwerking rondom de standplaats en het opvolgen van bevelen van toezichthouders of politie.

 

9. Vergunninghouder

De vergunninghouder is verplicht tot het daadwerkelijk benutten van de vergunning door het persoonlijk innemen van de standplaats.

De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar. In bijzondere gevallen kan het college, op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder, toestaan of een ander persoon de vergunninghouder vervangt. Denk hierbij aan een ongeval, ziekte of overlijden.

Bij overlijden van de vergunninghouder kan de vergunning worden overgeschreven op de overblijvende echtgenoot, geregistreerde partner of één van de meewerkende kinderen, als een daartoe strekkende aanvraag binnen acht weken na het overlijden wordt ingediend. Indien dit niet gebeurt zal de vergunning worden ingetrokken.

Wanneer de standplaatshouder zijn verkoopwagen of kraam verkoopt, verhuurt of in gebruik geeft, gaat de standplaatsvergunning niet automatisch over naar de koper, huurder of gebruiker.

 

10. Wijzigen of intrekken vergunning

De vergunning wordt ingetrokken indien:

  • Gebleken is dat een ander dan de vergunninghouder de standplaats in gebruik heeft genomen zonder dat daarvoor ontheffing is verleend;

  • Bij herhaaldelijk overtreden van de vergunningvoorschriften en/of het beleid;

  • Als de vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • Als ter verkrijging van de vergunning onjuiste, dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • Bij het niet of niet tijdig betalen van de verschuldigde leges en/of marktgelden;

  • De vergunninghouder gedurende een aaneengesloten periode van twee maanden geen standplaats heeft ingenomen;

  • Indien er sprake is van onderlinge geschillen die na tussenkomst van een mediator niet zijn opgelost. Het college kan, als zij onverwijld optreden noodzakelijk acht, de vergunninghouder in afwachting van de besluitvorming, het recht ontzeggen om de standplaats gedurende een periode van maximaal vier weken daadwerkelijk te gebruiken.

Als tijdelijke of permanente omstandigheden het noodzakelijk maken, kan het college wijziging aanbrengen in de situering van de toegewezen locatie en elders een locatie aanwijzen.

 

11. Kosten

Op grond van de ‘Verordening op de heffing en de invordering van leges’ van de gemeente Zwijndrecht’ worden kosten in rekening gebracht voor het in behandeling nemen van de standplaatsvergunning.

Voor het gebruik van gronden in de openbare ruimte wordt precariobelasting opgelegd. De hoogte ervan ligt vast in de Verordening op de heffing en invordering van Precariobelasting Gemeente Zwijndrecht.

Beide verordeningen worden jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld.

De ondernemer is zelf verantwoordelijk voor aansluiting op nutsvoorzieningen. Wanneer gebruik gemaakt wordt nutsvoorzieningenvia een gemeentelijke aansluiting wordt de kosten doorberekend. Dit wordt vastgelegd in de vergunning. Voor vaste standplaatsen op een zelfde wijze als bij weekmarkten (vast bedrag). Bij seizoenstandplaatsen op basis van verbruik en verrekening van de vaste lasten. Niet alle locaties hebben gemeentelijke aansluitingen op nutsvoorzieningen.

 

12. Toezicht en handhaving

De marktmeester ziet toe op naleving van de voorwaarden uit dit beleid en de vergunningvoorschriften.

Daarnaast zijn politie en gemeentelijke toezichthouders/BOA bevoegd tot toezicht, controle en handhaving. Indien een standplaats wordt ingenomen zonder de benodigde vergunning of in strijd met de beleidsregels of met de voorwaarden uit de vergunning dan kunnen bestuursrechtelijke maatregelen worden opgelegd. Deze sancties kunnen bestuursrechtelijk (denk aan een waarschuwing, dwangsom of het intrekken van de vergunning) en/of strafrechtelijk van aard zijn, zoals in onderstaand stappenplan beschreven.

 

Voor het innemen of hebben van een standplaats zonder vergunning

 

Stap 1: Mondelinge waarschuwing

De standplaatshouder wordt ter plaatse geïnformeerd over de geconstateerde overtreding. Tevens wordt hem een termijn gesteld, waarbinnen een vergunning moet worden aangevraagd. De standplaats mag pas ingenomen worden, als er een ontvankelijke vergunning is aangevraagd en duidelijk is dat deze ook kan worden verleend.

 

Stap 2: Bestuurlijke strafbeschikking

Bij voortduring van de overtreding dan wel constatering van een nieuwe overtreding wordt een bestuurlijke strafbeschikking opgemaakt. Tevens wordt een termijn gesteld waarbinnen de exploitatie dient te worden gestaakt.

 

Stap 3: Last onder dwangsom

Indien de bestuurlijke strafbeschikking niet leidt tot beëindiging van de overtreding, dan wordt overgegaan tot bestuursrechtelijke handhaving, inhoudende dat een procedure wordt gestart tot het opleggen van een last onder dwangsom om herhaling van de overtreding te voorkomen.

 

Voor het niet naleven van de in de vergunning gestelde voorwaarden gelden de volgende stappen

 

Stap 1: Mondelinge waarschuwing

De standplaatshouder wordt ter plaatse geïnformeerd over de geconstateerde overtreding. Tevens wordt aangegeven dat de overtreding binnen een bepaalde termijn moet worden beëindigd.

 

Stap 2: Bestuurlijke strafbeschikking

Bij voortduring van de overtreding en/of constatering van een nieuwe overtreding wordt een bestuurlijke strafbeschikking opgemaakt. Hierbij wordt meegedeeld dat de overtreding binnen een bepaalde termijn moet worden beëindigd.

 

Stap 3: Last onder dwangsom

Indien de bestuurlijke strafbeschikking niet leidt tot beëindiging van de overtreding, dan wordt overgegaan tot bestuursrechtelijke handhaving, inhoudende dat een procedure wordt gestart tot het opleggen van een last onder dwangsom om herhaling van de overtreding te voorkomen.

 

Stap 4: Intrekken vergunning

Indien een last onder dwangsom geen effect sorteert, kan als ultimum remedium overgegaan worden tot het intrekken van de vergunning.

 

13. Overzicht standplaatsen

De actuele bezetting van de standplaatsen wordt weergegeven op de website van de gemeente.

 

14. Het leegmaken van de standplaats.

Vergunninghouders zijn verplicht de standplaats als een “goed huisvader” te gebruiken en aan het einde van de dag veegschoon en leeg achter te laten.