Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpenerwaard

Verordening Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpenerwaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022
CiteertitelVerordening Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2024hoofdstuk 2, paragraaf 5.3, 5.3.2, 5.3.3, 5.3.4, 5.3.5, artikel 2.4.1, 5.2.1.2, 5.2.2.2, 5.3.1.1, 5.3.2.1, 5.3.3.1, 5.3.4.1, 5.3.5.1, 5.3.5.2

06-02-2024

gmb-2024-82714

1242795/1242866
28-11-202301-03-2024hoofdstuk 8, 3, artikel 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.16, 3.17, 3.18, 3.19, 3.20, 3.21, 3.22, 3.23, 3.24, 3.25, 3.26, 3.27, 3.28, 3.29, 3.30, 3.31, 3.32

02-11-2023

gmb-2023-493941

01-01-202228-11-2023Nieuwe regeling

28-09-2021

gmb-2021-412426

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022

De raad van de gemeente Krimpenerwaard,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 juli 2021;

gehoord de commissie van 7 september 2021;

besluit:

De raad wordt voorgesteld om:

  • -

    De Verordening Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022 vast te stellen.

1. Inleiding

Deze verordening geeft gemeentelijke regels over de volgende onderwerpen:

  • Werken en Participeren

  • Inburgeren

  • Inkomen en Handhaving

  • Armoede en Schulden

Deze verordening ondersteunt de werkwijze van de gemeente waarbij meegedacht wordt met de inwoner over het effect dat hij wil bereiken. Ook wordt bekeken of dit past binnen de doelstelling van de wetten van het sociaal domein. Vervolgens wordt onderzocht welke wettelijke instrumenten de gemeente heeft om dit doel met en voor de inwoner te realiseren.

 

1.1 Waarom deze regels?

In de Krimpenerwaard vinden we de volgende doelstellingen belangrijk:

  • inwoners kunnen actief meedoen aan het maatschappelijk leven of aan het werk gaan;

  • inwoners hebben een inkomen waarmee ze rond kunnen komen;

  • inwoners hebben hun financiën op orde;

  • inwoners kunnen een eigen huishouding voeren en voor zichzelf zorgen.

Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:

  • Participatiewet (PW);

  • Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

  • Wet inburgering 2021 (Wi2021);

  • Gemeentewet.

De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld. De verordening is op 20 mei 2021 en 17 juni 2021 besproken met de Cliëntenraad Participatiewet en deze heeft op 28 juni 2021 aanbevelingen gedaan. De Adviesraad Sociaal Domein heeft over deze regels op 22 juni 2021 een advies gegeven. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in Hoofdstuk 8.

 

1.2 Uitgangspunten

De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. De regels:

  • 1.

    zijn bedoeld om de doelen die beschreven zijn in paragraaf 1.1. te bereiken;

  • 2.

    zijn goed leesbaar;

  • 3.

    regelen niet meer dan nodig is;

  • 4.

    houden de administratieve lasten van de gemeente en inwoners zo laag mogelijk;

  • 5.

    kunnen goed uitgevoerd worden en zijn duidelijk voor inwoners; zijn onderling afgestemd op elkaar;

  • 6.

    respecteren de wetten. Als het nodig is kan hiervan worden afgeweken.

  • 7.

    Het doel van de wetgever en het doel van belangrijke internationale regels blijven het uitgangspunt.

1.3 Kernwaarden

Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:

  • 1.

    Vertrouwen: de gemeente benadert de inwoners en maatschappelijke partners vanuit een positieve insteek, met waardering en zonder vooroordelen. Er is respect voor de ander. Daarbij hoort ook het vertrouwen dat de inwoner en haar/zijn netwerk zelf tot oplossingen (kunnen) komen.

  • 2.

    Betrouwbaar: De gemeente komt afspraken na. Maatschappelijke partners/organisaties en de inwoner weten wat ze aan de gemeente hebben.

  • 3.

    Eigen verantwoordelijkheid: inwoners hebben zelf regie over hun leven. Ze maken bepaalde keuzes in hun leven en zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Ze zijn ook zelf verantwoordelijk voor de oplossing van hun problemen. Zo nodig krijgen ze daarbij ondersteuning vanuit het netwerk, maatschappelijke organisaties en/of gemeente. Het zelfoplossend vermogen en de zelfredzaamheid worden ondersteund. Zoveel als mogelijk is die ondersteuning altijd gericht op het (terug) krijgen van die regie.

  • 4.

    Resultaatgericht: de gemeente richt zich op resultaten en het vinden van duurzame oplossingen die ook op de lange termijn werken, op basis van de door de raad geformuleerde maatschappelijke effecten. De gemeente doet wat nodig is en levert maatwerk. Acties en beslissingen zijn gericht op het bereiken van het doel, ondanks problemen, afleiding of tegenslagen.

  • 5.

    Verbinding: Verbinding ontstaat vanuit gedeelde waarden en een gezamenlijk doel. Verbinding met elkaar is ons veilig voelen bij elkaar en onszelf kunnen zijn. De gemeente wil vanuit die verbinding samen-werken met inwoners, maatschappelijke partners, bedrijven en verenigingen in de ondersteuning van de inwoner. Zo ontwikkelt de gemeente optimaal en voegt, vanuit haar rol, waarde toe.

  • 6.

    Respect: er is waardering voor de kwaliteiten, vaardigheden en/of prestaties van de ander. Vanuit gelijkwaardigheid en zonder vooroordeel wordt naar situaties gekeken. Er wordt naar elkaar om gekeken en we houden vandaar uit rekening met de ander.

1.4 Artikel en wet

In deze verordening is per artikel aangegeven op welke wetten (zie de wetten genoemd in artikel 1.1) het artikel is gebaseerd. Waar in deze verordening ‘Gemeentewet’ als grondslag wordt genoemd, wordt daarmee de algemene regelingsbevoegdheid van de gemeenteraad bedoeld (artikel 121 Gemeentewet). Bij een aantal artikelen wordt ook de ‘Awb’ (Algemene wet bestuursrecht) genoemd. Die verwijzing staat er als er in de Awb specifieke bepalingen zijn die op dat artikel van toepassing zijn.

 

PW | IOAW | IOAZ | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet | Awb | Burgerlijk Wetboek

2. Melding en Aanvraag

Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp kan vragen als het gaat om één of meer onderwerpen uit deze verordening. Aanvragen voor een IOAZ- of Bbz- uitkering kunnen inwoners indienen bij het Regionaal Bureau Zelfstandigen in Rotterdam. De inwoner maakt een hulpvraag kenbaar met een melding. Met een aanvraag wordt een voorziening aangevraagd. In die gevallen waarin het indienen van een aanvraag niet noodzakelijk is voor de toekenning van een voorziening, wordt dit uitdrukkelijk vermeld.

 

2.1 Stap 1: melding bij de gemeente

 

2.1.1 Indienen hulpvraag

PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet

Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente. De inwoner kan deze melding op de volgende manieren doen:

  • schriftelijk;

  • mondeling;

  • telefonisch; of

  • digitaal.

Nieuwe inwoners die inburgeringsplichtig zijn worden door de gemeente benaderd.

 

2.2 Procedure melding

PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet

Na de melding neemt de gemeente de hulpvraag van de inwoner in behandeling. De gemeente bevestigt de melding zo snel mogelijk per brief of email aan de inwoner en nodigt de inwoner indien wenselijk uit voor een gesprek met een medewerker. In die uitnodiging maakt de gemeente duidelijk waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan.

De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige uit voor de brede intake.

 

2.2.1 Gegevens

PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet

De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn en welke termijn er geldt.

 

2.3 Stap 2: gesprek na de melding (indien wenselijk)

 

2.3.1 Uitnodiging voor gesprek

PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet

Een inwoner die zich heeft gemeld bij de gemeente, krijgt een uitnodiging voor een gesprek met een medewerker van de gemeente.

 

2.3.2 Doel en procedure gesprek

PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet

Het doel van het gesprek is om een goed beeld te krijgen van de hulpvraag, het effect dat de inwoner wil bereiken en van zijn persoonlijke situatie. Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs. Als de inwoner dat wil, kan hij iemand (bijvoorbeeld een familielid of een cliëntondersteuner) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn.

 

2.3.3 Inhoud gesprek

PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet

  • 1.

    De medewerker bespreekt met de inwoner de hulpvraag en welk effect hij wil bereiken. In het gesprek onderzoekt de medewerker:

    • a.

      de behoefte van de inwoner: wat is er nodig?

    • b.

      de persoonlijke situatie van de inwoner: hoe ziet die eruit en wat betekent dit voor het gewenste effect?

    • c.

      de (on)mogelijkheden van de inwoner: (hoe) kan de inwoner zelf bijdragen aan de oplossing van het probleem?

    • d.

      de omgeving van de inwoner: welke hulp kan het sociale netwerk of kunnen organisaties bieden?

  • 2.

    De medewerker informeert de inwoner over de mogelijkheden van de gemeente om de persoonlijke situatie van de inwoner te verbeteren.

    De medewerker betrekt deze zaken bij het onderzoek naar de hulpvraag.

De gemeente stelt met de inburgeringsplichtige een persoonlijk inburgeringsplan op na de brede intake.

 

2.4 Stap 3: aanvraag

 

2.4.1 Aanvraag

PW | IOAW | Wgs | Gemeentewet | Awb

  • 1.

    De inwoner kan een aanvraag indienen volgens de regels die daarvoor gelden. Deze regels staan beschreven op de gemeentelijke website. De aanvraag kan schriftelijk of digitaal worden ingediend. Het doel van de aanvraag is te bepalen of de gemeente hulp gaat verlenen en welke vorm die hulp dan heeft.

  • 2.

    De gemeente kan besluiten dat de inwoner voor sommige vormen van hulp direct (zonder eerst een melding te hoeven doen) een aanvraag kan indienen. De inwoner dient een aanvraag in met een aanvraagformulier van de gemeente.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat en onder welke voorwaarden voor specifieke voorzieningen het indienen van een aanvraag achterwege gelaten kan worden.

2.4.2 Aanvraag voor hulp

PW | IOAW | Wgs | Gemeentewet | Awb

  • 1.

    Vraagt de inwoner hulp, dan gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:

    • a.

      de hulp is noodzakelijk om (één van) de doelen van de in 1.1 genoemde wetten te bereiken;

    • b.

      de inwoner heeft geen mogelijkheden om het gewenste effect op eigen kracht te bereiken. Hij kan dit effect ook niet bereiken met gebruikelijke hulp van huisgenoten, met hulp vanuit het sociale netwerk of met behulp van andere voorzieningen of organisaties;

    • c.

      en de hulp past bij het gewenste effect en de persoonlijke situatie van de inwoner.

  • 2.

    Voor sommige vormen van hulp zijn er in de wet of in deze verordening extra voorwaarden gesteld.

  • 3.

    De hulp is niet duurder dan nodig en duurt niet langer dan nodig. De gemeente kiest daarom voor de goedkoopste voorziening die passend is om het probleem van de inwoner langdurig te verminderen of op te lossen.

  • 4.

    De gemeente kan hulp weigeren als een inwoner iets (niet) heeft gedaan waardoor hij de hulpvraag zelf heeft veroorzaakt en hij deze had kunnen voorzien. De gemeente kan hulp ook weigeren, als een inwoner de gevraagde hulp zelf heeft ingeroepen of aangeschaft, zonder dat de gemeente daarvoor toestemming heeft gegeven. Als die weigering betekent dat de inwoner grote problemen zal krijgen (onevenredig nadeel ervaart), dan kan de gemeente de hulp wel toekennen.

2.4.3 Advisering

PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet

De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die hiervoor nodig is. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat iemand die wel deskundig is een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.

 

2.4.4 Beoordelen aanvraag

PW | IOAW | Wgs | Gemeentewet

  • 1.

    Bij het beoordelen van de aanvraag betrekt de gemeente alle gegevens die van belang zijn. Het gaat onder meer om gegevens over:

    • a.

      de behoeften van de inwoner;

    • b.

      de (on)mogelijkheden van de inwoner;

    • c.

      de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • d.

      de mogelijkheden van het sociale netwerk, andere organisaties en de gemeente.

  • 2.

    Om te bepalen of de gemeente hulp verleent, volgt de gemeente in principe de volgende stappen:

    Stap 1: De gemeente stelt eerst vast wat de hulpvraag van de inwoner is.

    Stap 2: De gemeente stelt hierna vast welke problemen, beperkingen en stoornissen er precies zijn.

    Stap 3: De gemeente bepaalt welke hulp nodig is en hoeveel en voor welke duur.

    Stap 4: De gemeente onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om het probleem op te lossen (eigen kracht), al dan niet met gebruikelijke hulp, met hulp van anderen uit het sociale netwerk of van andere organisaties, of met andere voorzieningen.

    Stap 5: De gemeente bepaalt welke aanvullende hulp nodig is om het probleem op te lossen en het gewenste effect te bereiken.

  • 3.

    Voor iedere stap geldt, dat de gemeente de deskundigheid inzet die nodig is om die stap goed te kunnen afronden. Is er bijzondere deskundigheid nodig, dan zet de gemeente die in. De gemeente stelt de inwoner op de hoogte van welke deskundigheid er op welk moment nodig is en ingezet wordt.

2.4.5 Beslistermijn

PW | IOAW | Wgs | Gemeentewet | Awb

  • 1.

    De gemeente beslist zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen, of na 8 weken nadat de hulpvraag voor schuldhulpverlening is vastgesteld.

  • 2.

    De beslistermijn kan schriftelijk worden opgeschoven als de inwoner niet voldoende gegevens heeft verstrekt. Als de gemeente een besluit niet binnen de vastgestelde termijn kan nemen, dan noemt de gemeente een nieuwe termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

2.5 Stap 4: beslissing

 

2.5.1 Inhoud besluit

PW | IOAW | Wgs | Wi2021 |Gemeentewet | Awb

  • 1.

    De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen hulp wordt gegeven. Als de gemeente hulp geeft, staat in het besluit ook of de hulp als een gift of in de vorm van een geldlening wordt gegeven.

  • 2.

    In het besluit wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat de hulp inhoudt en waarvoor de hulp bedoeld is;

    • b.

      wanneer de hulp ingaat en, indien van toepassing, hoe lang de hulp duurt;

    • c.

      hoe en door wie de hulp wordt gegeven; en

    • d.

      welke voorwaarden en verplichtingen er voor de hulp gelden; en

    • e.

      welke voorwaarden en verplichtingen er gelden.

  • 3.

    Indien van toepassing wordt in het besluit ook vermeld:

    • a.

      voor welk doel het geld wordt gegeven;

    • b.

      wanneer het geld wordt betaald;

    • c.

      hoe vaak het geld wordt betaald.

  • 4.

    De gemeente informeert de inwoner in het besluit ook, indien van toepassing, over wat de inwoner zelf moet betalen.

2.6 Uitzonderingen

 

2.6.1 Spoedeisende gevallen

PW | Wgs

In spoedeisende gevallen zorgt de gemeente ervoor dat de inwoner de hulp krijgt die nodig is. De gemeente kan dan afwijken van de normale procedure, als dat nodig is. Het kan gaan om de volgende (tijdelijke) hulp in afwachting van een onderzoek van de gemeente:

  • a.

    schuldhulpverlening;

  • b.

    het verstrekken van een voorschot op een uitkering die nog niet is toegekend.

3. Werken en Participatie

De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een uitkering worden geholpen bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid als zij kunnen werken. Welke hulp dat kan zijn wordt in dit hoofdstuk beschreven. De hulpmiddelen die worden ingezet heten voorzieningen. Deze voorzieningen moeten op een goede manier worden verdeeld over verschillende doelgroepen. Hoe de voorzieningen worden verdeeld wordt vooral bepaald door de kansen op betaald werk van de inwoners. Voor statushouders geldt dat de voorzieningen samen worden ingezet met een taaltraject en maatschappelijke begeleiding. Dit hoofdstuk gaat verder over de tegenprestatie die kan worden gevraagd en over het meedoen aan activiteiten in de samenleving voor inwoners met een beperking. Het is belangrijk dat deze inwoners ook volwaardig kunnen meedoen en dat hun positie in de samenleving verbetert.

 

Artikel 3.1 Doelgroep

PW | Wi2021 |IOAW | IOAZ

De gemeente helpt de volgende inwoners op weg naar werk:

  • 1.

    inwoners met een gemeentelijke uitkering die niet op eigen kracht en met de hulp van het sociale netwerk, uitzendbureaus en andere organisaties de weg naar werk kunnen vinden.

  • 2.

    inwoners die geen hulp kunnen krijgen van andere instanties, zoals het UWV, SVB of werkgevers. Per geval beoordeelt de gemeente of er hulp wordt gegeven.

  • 3.

    jongeren tot 27 jaar die geen werk en geen havo of vwo-diploma of mbo-diploma vanaf niveau 2 hebben. De gemeente helpt hen een passende opleiding of algemeen geaccepteerde arbeid te vinden, of leidt hen naar hulpverlening of zorg.

  • 4.

    Statushouders, in combinatie met een taaltraject.

Artikel 3.2 Samenwerking

PW | IOAW | IOAZ

De gemeente werkt samen met het UWV, regiogemeenten en andere organisaties om inwoners te helpen algemeen geaccepteerde arbeid te vinden. De gemeente zorgt ervoor dat werkgevers ondersteund worden als zij inwoners die onder de doelgroep van de gemeente vallen, werk willen aanbieden.

 

Artikel 3.3 Budget

PW | IOAW | IOAZ

De gemeente kan voor de verschillende soorten voorzieningen budgetplafonds vaststellen. Een budgetplafond is het maximale bedrag dat de gemeente aan een bepaalde soort voorziening per kalenderjaar kan uitgeven. Als dit plafond bereikt is, verstrekt de gemeente in dat kalenderjaar geen voorziening meer waarvoor dit plafond geldt. Voor wettelijke loonkostensubsidie kan geen budgetplafond worden vastgesteld.

 

Artikel 3.4 Algemeen: voorzieningen werk en participatie

  • 1.

    De gemeente stemt de hulp aan de inwoner af op de persoonlijke situatie en op de positie op de arbeidsmarkt.

  • 2.

    De gemeente beoordeelt per inwoner of het zinvol is om een voorziening in te zetten. Als dit het geval is, beoordeelt de gemeente welke voorziening zij inzet en voor hoe lang. Daarbij kijkt de gemeente naar een aantal factoren, zoals de omstandigheden van de inwoner, zijn eventuele beperkingen, de zorg voor kinderen, mantelzorg, wettelijke verplichtingen en de beschikbaarheid van voldoende budget.

  • 3.

    De gemeente biedt hulp aan in de vorm van voorzieningen, zoals diensten, geld of goederen. Het doel daarvan is het vinden of behouden van werk. De gemeente kan nadere regels, voorwaarden en verplichtingen verbinden aan de voorzieningen.

  • 4.

    De gemeente kan een voorziening weigeren als:

    • a.

      de inwoner aan wie de voorziening zou worden verstrekt niet behoort tot de doelgroep;

    • b.

      de inwoner onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek dat nodig is voor het beoordelen van het recht op de voorziening;

    • c.

      de inwoner een beroep kan doen op een voorziening op basis van een andere wettelijke regeling, waardoor er sprake is van een voorliggende voorziening;

    • d.

      de voorziening onvoldoende bijdraagt aan de arbeidsinschakeling; of

    • e.

      er niet wordt voldaan aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • 5.

    De gemeente kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de inwoner die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ niet nakomt;

    • b.

      de inwoner niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de inwoner algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening die in deze verordening genoemd is. Inwoners die vallen onder artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Participatiewet zijn uitgezonderd.

    • d.

      de voorziening niet langer voldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening niet meer geschikt is voor de inwoner die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de inwoner die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening; of

    • g.

      de inwoner die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • 6.

    De gemeente biedt de goedkoopst passende voorziening aan. Zij houdt bij het voorzieningenaanbod rekening met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn. Zij stemt het aanbod, als dat nodig is, intern af zodat het optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de inwoner. De gemeente houdt bij de afstemming ook rekening met voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen en legt dit vast in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 44a van de Participatiewet.

  • 7.

    Re-integratie en participatietrajecten mogen niet leiden tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en ook niet leiden tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties.

Artikel 3.5 Werkstage

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner een werkstage gericht op werk aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep; en

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid.

  • 2.

    Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3.

    De werkstage wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de gemeente, de werkgever en de inwoner.

  • 4.

    In de overeenkomst wordt ook vastgelegd wat het doel is van de werkstage en op welke wijze de begeleiding plaatsvindt

Artikel 3.6 Sociale activering

PW | IOAW | IOAZ

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner die een kleine kans heeft op werk zinvolle activiteiten aanbieden die de inwoner dichter bij werk brengen. Dit heet sociale activering.

  • 2.

    Het doel van sociale activering is om inwoners te helpen moeilijkheden op weg naar werk te overwinnen.

  • 3.

    De gemeente stemt de duur van de activiteiten af op de mogelijkheden van de inwoner.

Artikel 3.7 Detacheringsbaan

PW | IOAW | IOAZ

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner via een andere organisatie laten werken bij een werkgever. Dit heet detachering. Die detachering wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de werkgever en de inlenende organisatie, en in een andere overeenkomst tussen de inlenende organisatie en de inwoner.

  • 2.

    De duur van het dienstverband bedraagt maximaal 36 maanden.

  • 3.

    Het doel van een detacheringsbaan is dat de inwoner na afloop in dienst komt van de werkgever.

Artikel 3.8 Scholing

PW | IOAW | IOAZ

De gemeente kan een inwoner scholing aanbieden, als die scholing nodig is om de stap te zetten naar passend werk voor een langere periode.

De scholing kan niet voltijds zijn en duurt niet langer dan nodig is.

De scholing wordt alleen aangeboden aan inwoners die geen recht (kunnen) hebben op een andere (voorliggende) voorziening, zoals studiefinanciering.

De hoogte van de kosten van scholing moeten in verhouding te staan tot de kansen op het verkrijgen van werk. Dit wordt door de gemeente beoordeeld.

 

Artikel 3.9 Participatieplaats

PW | IOAW | IOAZ

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner met een uitkering op grond van de wet, die een grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt en voorlopig niet aan het werk kan, een participatieplaats aanbieden. De inwoner moet 27 jaar of ouder zijn.

  • 2.

    De participatieplaats wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de gemeente, de werkgever en de inwoner.

  • 3.

    Het doel van een participatieplaats is om de kans op betaald werk te vergroten. De inwoner kan langdurig met behoud van uitkering op een bepaalde werkplek werken en doet zo werkervaring op. Het gaat hierbij om additionele werkzaamheden. Het moet gaan om werkzaamheden die passend zijn en speciaal voor de inwoner zijn bedacht.

  • 4.

    De inwoner kan na iedere zes maanden een premie van € 100,- ontvangen. Een voorwaarde voor de premie is dat de inwoner voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op werk. De gemeente beoordeelt dit.

  • 5.

    De duur van een participatieplaats bedraagt maximaal 24 maanden.

Artikel 3.10 Beschut werk

  • 1.

    De gemeente biedt een inwoner een beschutte werkplek aan als het UWV heeft geadviseerd vast te stellen dat deze inwoner alleen kan werken als het werk en de werkplek zijn aangepast aan zijn mogelijkheden. Daarbij gelden de voorwaarden die in de Participatiewet zijn genoemd in artikel 10b.

  • 2.

    De datum van het (positief) advies van het UWV, genoemd in lid 1, is bepalend voor de volgorde van het aanbod van de voorziening beschut werk.

  • 3.

    De gemeente kan de volgende voorzieningen aanbieden:

    • a.

      Fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      Uitsplitsing van taken, of;

    • c.

      Aanpassingen in de wijze van de werkbegeleiding, het werktempo of de arbeidsduur.

  • 4.

    De gemeente kan, aan inwoners van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden kunnen werken, de volgende voorzieningen aanbieden tot aan het moment dat de arbeidsovereenkomst in gaat:

    • a.

      Arbeidsmatige dagbesteding

    • b.

      Sociale activering zoals bedoeld in artikel 3.6

    • c.

      Scholing zoals bedoeld in artikel 3.8

    • d.

      Persoonlijke ondersteuning zoals bedoeld in artikel 3.12

  • 5.

    In aanvulling op het aantal ten minste te realiseren dienstbetrekkingen, bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de wet, worden ten hoogste 5 additionele plekken per jaar gerealiseerd.

  • 6.

    In de additionele plekken wordt bij voorrang voorzien aan jongeren van 18 tot 27 jaar, op volgorde van het (positief) advies van het UWV. Voor eventueel resterende additionele plekken wordt voorzien in volgorde van het (positief) advies van het UWV.

Artikel 3.11 Ondersteuning bij leer-werktraject

De gemeente kan ondersteuning bieden aan een inwoner voor wie volgens de gemeente een leer-werktraject nodig is, de ondersteuning nodig is en het een inwoner betreft:

  • a.

    van 16 of 17 jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd; of

  • b.

    van 18 tot 27 jaar die nog geen havo of vwo-diploma of mbo-diploma vanaf niveau 2 hebben behaald.

Artikel 3.12 Persoonlijke ondersteuning bij werk

  • 1.

    De gemeente kan persoonlijke ondersteuning bij werk aanbieden aan inwoners behorend tot de doelgroep.

  • 2.

    Persoonlijke ondersteuning bij werk als bedoeld in lid 1, wordt verstrekt overeenkomstig de voorzieningen in artikel 3.16 tot en met 3.29.

Artikel 3.13 Loonkostensubsidie voor kwetsbare werknemers

  • 1.

    De gemeente kan een loonkostensubsidie, anders dan de loonkostensubsidie bedoeld in artikel 3.16, verstrekken aan werkgevers die met een kwetsbare, of uiterst kwetsbare werknemer (niet zijnde een werknemer die is opgenomen in het doelgroepregister) een arbeidsovereenkomst sluiten.

  • 2.

    De loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor kwetsbare werknemers maximaal 30% van de loonkosten gedurende maximaal 6 maanden.

  • 3.

    De loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor uiterst kwetsbare werknemers maximaal 50% van de loonkosten gedurende maximaal 6 maanden.

  • 4.

    De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen die te maken hebben met de indiensttreding van de werknemer of als het duidelijk is dat de persoon ook zonder loonkostensubsidie kan worden aangenomen voor dat werk.

Artikel 3.14 Uitstroompremie

  • 1.

    De gemeente kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een inwoner die gedurende een aangesloten periode van 12 maanden of langer op een uitkering op grond van de wet was aangewezen en duurzaam is uitgestroomd naar algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Onder duurzame uitstroom wordt verstaan: een periode van uitkeringsonafhankelijkheid van ten minste 6 maanden door het uitvoeren van algemeen geaccepteerde arbeid, ook in eigen bedrijf of beroep.

  • 3.

    De premie kan worden aangevraagd vanaf de 7e maand tot de 18e maand nadat de werkzaamheden zijn gestart.

  • 4.

    De hoogte van de premie is vastgesteld in de beleidsregels.

Artikel 3.15 Proefplaats

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner die behoort tot de doelgroep toestemming verlenen om op een proefplaats bij een werkgever onbetaalde werkzaamheden te verrichten met behoud van uitkering. Dit kan voor de duur van twee maanden, met de mogelijkheid tot verlenging met maximaal vier maanden.

  • 2.

    Het doel van een proefplaats is het voor een korte duur opdoen van werkervaring in een specifieke functie.

  • 3.

    Voor een proefplaats wordt uitsluitend toestemming verleend als:

    • a.

      de inwoner, gelet op zijn vaardigheden en capaciteiten, tot de werkzaamheden in staat is;

    • b.

      de plaatsing bijdraagt aan het vergroten van de kans op werk

    • c.

      de werkzaamheden van de inwoner niet al eerder onbetaald door hem bij die werkgever, of diens rechtsvoorganger, zijn verricht; en

    • d.

      de werkgever bij aanvang van de proefplaats schriftelijk de intentie heeft uitgesproken dat hij de inwoner, bij gebleken geschiktheid, direct aansluitend aan zijn proefplaats, voor minimaal zes maanden, zonder proeftijd, in dienst zal nemen.

  • 4.

    De gemeente weigert de toestemming, bedoeld in lid 1, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de inwoner ook zonder proefplaats kan worden aangenomen voor dat werk of als direct na de proefplaats sprake is van een dienstverband met forfaitaire loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet.

  • 5.

    Als de werkzaamheden op de proefplaats wegens ziekte worden onderbroken, dan wordt deze ziekteperiode niet meegenomen bij de berekening van de maximale periode genoemd in lid 1.

  • 6.

    De gemeente kan de inwoner op een proefplaats persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen toekennen overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.16 tot en met 3.29

Specifieke bepalingen doelgroep Breed offensief (artikel 3.16 t/m 3.29)

Artikel 3.16 Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie

  • 1.

    De gemeente verstrekt ambtshalve of op aanvraag loonkostensubsidie aan de werkgever die het voornemen heeft een baan aan te bieden aan een inwoner die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Als er een aanvraag is dan zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.

  • 2.

    De gemeente bevestigt de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de werkgever, of als de aanvraag wordt gedaan door de inwoner, aan de werkgever en de inwoner.

  • 3.

    Indien nodig, wordt vastgesteld of de inwoner behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Als deze aanvraag is gedaan na het begin van de dienstbetrekking, wordt de vaststelling of de inwoner behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie bepaald door middel van de Praktijkroute.

  • 4.

    De gemeente stelt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag de loonwaarde vast, tenzij in overleg met de werkgever artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet van toepassing is.

  • 5.

    Bij het verstrekken van de loonkostensubsidie houdt de gemeente zich aan het preferente werkproces voor loonkostensubsidie

Artikel 3.17 Voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

  • 1.

    De gemeente kan persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen geven aan een inwoner met een arbeidsbeperking.

  • 2.

    Bij de toekenning van persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de inwoner behoort tot de doelgroep en is minimaal achttien jaar oud, tenzij hij VSO/PRO-onderwijs heeft gevolgd;

    • b.

      de inwoner kan zonder deze vorm van ondersteuning niet werken.

    • c.

      de werkgever biedt een baan aan van minimaal 6 maanden, met een minimale arbeidsduur van 12 uur per week;

    • d.

      er is geen sprake van een voorliggende voorziening via de zorgverzekeraar, UWV, Wsw, WMO of een andere regeling;

    • e.

      het gaat niet om een Arbo-taak waarvoor de werkgever verantwoordelijk is;

    • f.

      het gaat niet om een meeneembare voorziening die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoort of algemeen gebruikelijk is in een organisatie;

    • g.

      er is naar het oordeel van de gemeente geen sprake van een werkplekaanpassing die in zijn algemeenheid van de werkgever kan worden verlangd; en

    • h.

      de kosten van de voorziening(en) zijn naar het oordeel van de gemeente proportioneel.

Artikel 3.18 Aanvraagprocedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

  • 1.

    Een aanvraag om persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen kan bij de gemeente worden ingediend door de inwoner of zijn werkgever.

  • 2.

    De gemeente bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    De gemeente onderzoekt, zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 8 weken na de aanvraag, de mogelijkheden en ondersteuningsbehoefte van de inwoner.

  • 4.

    De gemeente kan een deskundig oordeel en advies vragen, als dit nodig is bij de beoordeling van de aanvraag.

  • 5.

    De gemeente bepaalt na overleg met de inwoner, en zo nodig met de werkgever, welke ondersteuning of voorziening(en) het beste kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

  • 6.

    De gemeente onderzoekt, voor zover dat nodig is, de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening. Dit met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de Participatiewet.

Artikel 3.19 Wat moet er in de beschikking staan

  • 1.

    De gemeente geeft in een beschikking tot toekenning van persoonlijke ondersteuning of een overige voorziening in ieder geval aan:

    • a.

      welke persoonlijke ondersteuning of overige voorziening wordt gegeven;

    • b.

      als subsidie wordt verstrekt, wat de omvang is van het subsidiebedrag;

    • c.

      de duur en intensiteit van de ondersteuning;

    • d.

      de ingangsdatum van de ondersteuning of overige voorziening;

    • e.

      als de toekenning afwijkt van wat is aangevraagd, wat de reden is van de afwijking; en

    • f.

      voor zover van toepassing, welke andere ondersteuning of voorziening nodig is, of kan zijn, waaronder de wijze waarop de inwoner integraal kan worden ondersteund.

Artikel 3.20 Persoonlijke ondersteuning bij werk

  • 1.

    De gemeente kan persoonlijke ondersteuning bij werk in de vorm van jobcoaching in natura verstrekken door middel van een jobcoach die werkzaam is in een dienstverband bij of in opdracht van de gemeente of bij een partij waar de gemeente de jobcoaching heeft ingekocht.

  • 2.

    De gemeente kan persoonlijke ondersteuning bij werk in de vorm van een subsidie toekennen aan de werkgever voor:

    • a.

      jobcoaching door een interne of externe jobcoach; of

    • b.

      interne werkbegeleiding door een interne werkbegeleider.

  • 3.

    De in het eerste of tweede lid genoemde ondersteuning kan ook worden aangeboden met het oog op het verrichten van werkzaamheden, anders dan in dienstverband, zoals bij een proefplaats of een leer-werktraject.

Artikel 3.21 Speciale voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk

  • 1.

    De aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk moet binnen 4 weken na de ingangsdatum van de dienstbetrekking zijn ontvangen. Dit hoeft niet als voorafgaand aan of op het moment van aanvang van het dienstverband de noodzaak voor die ondersteuning redelijkerwijs nog niet bekend kon zijn.

  • 2.

    De gemeente besluit op basis van individueel maatwerk, waarbij de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke ondersteuning wordt gewogen.

Artikel 3.22 Kwaliteit Jobcoaching

  • 1.

    Een jobcoach die de persoonlijke ondersteuning bij werk verzorgt, moet gecertificeerd zijn en voldoen aan de kwaliteitseisen die in de Beleidsregel Erkennings- en Intrekkingskader uitvoering persoonlijke ondersteuning UWV worden gehanteerd.

  • 2.

    De in te zetten jobcoaching wordt bepaald op basis van de Beleidsregel Protocol Jobcoach UWV, waarbij de daarin vermelde tarieven als maximum gelden.

  • 3.

    De gemeente kan in het individuele geval bij dringende redenen afwijken van lid 1 en 2.

  • 4.

    Een jobcoach kan maximaal 2 jaar worden ingezet. Als de gemeente oordeelt dat dit nodig is kan deze periode met 1 jaar worden verlengd.

Artikel 3.23 Jobcoaching in natura

  • 1.

    De gemeente kan ambtshalve, of op aanvraag, jobcoaching in natura aanbieden.

  • 2.

    Bij aanvragen om jobcoaching in natura en de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag zijn de artikelen 3.17 tot en met 3.22 van toepassing.

Artikel 3.24 Subsidie voor het organiseren van jobcoaching

  • 1.

    De gemeente kan op aanvraag subsidie voor het organiseren van jobcoaching verlenen aan de werkgever.

  • 2.

    Subsidie voor het organiseren van jobcoaching kan, gelet op de artikelen 3.17 tot en met 3.22, worden verleend als:

    • a.

      de jobcoaching wordt geborgd door middel van een coachingsplan;

    • b.

      de omvang en de kwaliteit van de georganiseerde jobcoaching passend is;

    • c.

      de continuïteit van de jobcoaching geborgd is; en

    • d.

      de inwoner voor wie de subsidie wordt gevraagd daarvan op de hoogte is en schriftelijk instemt met het organiseren van jobcoaching door de werkgever.

  • 3.

    De gemeente hanteert voor jobcoaching een maximumtarief per uur dat toereikend is voor de organisatie van jobcoaching, conform de Beleidsregel Protocol Jobcoach UWV, waarbij de daarin vermelde tarieven als maximum gelden.

Artikel 3.25 Interne werkbegeleiding

  • 1.

    Als een inwoner uit de doelgroep extra begeleiding nodig heeft bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden, kan de gemeente een subsidie verlenen aan de werkgever voor de aangetoonde meerkosten die verbonden zijn aan het organiseren van de interne extra werkbegeleiding.

  • 2.

    De gemeente kan aan de werkgever ambtshalve of op aanvraag een training aanbieden voor een of meer medewerkers om hen in staat te stellen aan inwoners behorend tot de doelgroep interne werkbegeleiding te bieden.

Artikel 3.26 Speciale voorwaarden toekenning vervoersvoorziening

  • 1.

    De gemeente kan een vervoersvoorziening toekennen aan een inwoner die behoort tot de doelgroep, die door zijn beperking niet zelfstandig naar zijn werkplek, proefplaats of opleidingslocatie kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een vergoeding worden verstrekt.

  • 2.

    De gemeente biedt een vervoersvoorziening aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de inwoner kan door zijn beperking niet zelfstandig reizen of gebruik maken van het openbaar vervoer; en

    • b.

      het vervoer is beperkt tot woon-werkverkeer.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding hangt af van het aantal dagen dat moet worden gewerkt en bedraagt het in de markt reguliere tarief voor een taxi of een andere vorm van vervoer.

  • 4.

    De gemeente brengt een eventuele vergoeding van reiskosten van de werkgever aan de inwoner in mindering op de te verstrekken vervoersvoorziening.

Artikel 3.27 Voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap

De gemeente kan, tot aan de inwerkingtreding de Wet intermediaire voorziening en visuele handicap, een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie.

Artikel 3.28 Speciale voorwaarden meeneembare voorzieningen

  • 1.

    De gemeente kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de inwoner om te kunnen werken.

  • 2.

    Elk product wordt als een meeneembare voorziening beschouwd, als de noodzaak en meerwaarde in de werkomgeving aantoonbaar is.

  • 3.

    De meeneembare voorziening wordt in beginsel in bruikleen beschikbaar gesteld. In bijzondere gevallen kan de gemeente besluiten de voorziening in eigendom te verstrekken.

Artikel 3.29 Speciale voorwaarden werkplekaanpassingen

De gemeente kan een aanpassing van de werkplek toekennen aan een inwoner, als dit noodzakelijk is om zijn werk uit te voeren. Een product of aanpassing kan als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar zijn.

 

Artikel 3.30 Uitsplitsing van taken

  • 1.

    De gemeente kan een inwoner met een lichamelijke-, verstandelijke-, of psychische beperking aanbieden om met een werkgever de mogelijkheden van een nieuwe functie door uitsplitsing van taken te onderzoeken.

  • 2.

    Doel van uitsplitsing van taken is dat door het bundelen van eenvoudige taken in nieuwe functies, waardoor lager geschoold personeel of deelnemers uit het doelgroepenregister in staat zijn om de functie uit te voeren.

Artikel 3.31 Solliciteren

De gemeente organiseert diverse trainingen en activiteiten om sollicitatievaardigheden te verbeteren.

Artikel 3.32 Kinderopvang

  • 1.

    De gemeente zorgt voor passende ondersteuning bij kinderopvang indien dit nodig is en:

    • a.

      als de inwoner meedoet aan een activiteit die nodig is om dichter bij de arbeidsmarkt te komen of om aan het werk te gaan, en

    • b.

      opvang niet mogelijk is binnen het sociale netwerk van de inwoner.

  • 2.

    De inwoner die kinderopvangtoeslag ontvangt, kan voor de kosten van:

    • a.

      kinderopvang die voor zijn rekening blijven, van de gemeente een bijdrage krijgen, als hij voldoet aan de volgende voorwaarden: kinderopvang is nodig om mee te kunnen doen aan een activiteit van de gemeente die de inwoner dichter bij werk brengt (een voorziening), of

    • b.

      de inwoner volgt voltijds HBO, MBO (BOL)- of universitair onderwijs, voortgezet onderwijs of vavo-onderwijs, en

    • c.

      de kinderopvang vindt plaats in een geregistreerd kindercentrum of via een (gecertificeerd) gastouderbureau.

4. Tegenprestatie

 

4.1 Doel van de tegenprestatie

PW | IOAW | IOAZ

  • 1.

    De gemeente legt een inwoner met een gemeentelijke uitkering een tegenprestatie op als de gemeente dit een passende manier voor de inwoner vindt om iets terug te doen voor de samenleving.

  • 2.

    Het doel van de tegenprestatie is dat de inwoner zich inzet voor de samenleving als reactie op de inspanningen van de gemeente voor de inwoner.

4.2 Duur en omvang tegenprestatie

PW | IOAW | IOAZ

  • 1.

    De tegenprestatie die de gemeente van de inwoner verwacht duurt maximaal 6 maanden met een mogelijke verlenging van maximaal 6 maanden voor tenminste 8 uur met een maximum van 16 uur per week. Dit is om de volgende redenen:

    • a.

      de tegenprestatie mag het vinden van betaald werk niet in de weg zitten;

    • b.

      oneerlijke concurrentie;

    • c.

      het moet gaan om activiteiten die maatschappelijk nuttig zijn, maar waarvoor geen beloning kan worden gevraagd.

4.3 Voorwaarden tegenprestatie

PW | IOAW | IOAZ

  • 1.

    Bij het opleggen van een tegenprestatie houdt de gemeente rekening met alle persoonlijke omstandigheden van de inwoner, zoals de gezinssituatie, de duur van de werkloosheid, eventuele beperkingen en vrijwilligerswerk.

  • 2.

    De gemeente legt in ieder geval geen tegenprestatie op als de inwoner mantelzorg verleent en dit niet te combineren is met de tegenprestatie.

5. Inkomen, armoede en schulden

Voor inwoners zonder of met weinig inkomen en vermogen die de dagelijkse kosten niet kunnen betalen heeft de gemeente een financieel vangnet: een maandelijkse bijstandsuitkering. Om deze inwoners en andere inwoners met een laag besteedbaar inkomen extra te ondersteunen kunnen zij bij de gemeente een aantal aanvullende uitkeringen en regelingen aanvragen. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste extra’s geregeld. Ook worden er enkele basisregels gegeven voor de hulp die de gemeente kan bieden bij schulden.

 

5.1 Doelstellingen

PW | Wgs | Gemeentewet

  • 1.

    De gemeente wil dat inwoners met een laag besteedbaar inkomen en zonder goede financiële buffer hun noodzakelijke bestaanskosten kunnen betalen en kunnen meedoen aan de samenleving.

  • 2.

    De gemeente biedt inwoners die moeite hebben om rond te komen of schulden hebben hulp aan bij het op orde krijgen van hun financiën. Het doel van die hulp is dat inwoners blijvend een gezonde financiële huishouding krijgen.

  • 3.

    De gemeente werkt bij het voorkomen en bestrijden van armoede en schulden zoveel mogelijk samen met andere organisaties. De gemeente stimuleert initiatieven die zijn gericht op het tegengaan van armoede en schulden.

  • 4.

    De gemeente legt in een Maatschappelijke Agenda Sociaal Domein vast hoe het armoede- en schuldenbeleid voor een bepaalde periode ingevuld wordt. De gemeente geeft daarbij aan welke groepen kwetsbare inwoners op welke manier financieel ondersteund worden.

5.2 Inkomen

In deze paragraaf worden de mogelijkheden van de gemeente beschreven om inwoners extra te ondersteunen met aanvullende uitkeringen en regelingen.

 

5.2.1 Bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand is een belangrijk hulpmiddel voor de gemeente om inwoners financieel te helpen. Hier worden de uitgangspunten beschreven waarmee de gemeente rekening houdt bij het toepassen van de regels over bijzondere bijstand uit de PW.

 

5.2.1.1 Vangnet

PW

De gemeente biedt bijzondere bijstand actief aan als een financieel vangnet voor inwoners die geen beroep kunnen doen op eigen mogelijkheden of op andere voorzieningen. Bijzondere bijstand is ervoor bedoeld dat inwoners met een laag inkomen en zonder goede financiële buffer:

  • a.

    extra noodzakelijke uitgaven kunnen betalen. Het gaat dan om uitgaven die niet uit het maandelijks inkomen kunnen worden betaald, en

  • b.

    voldoende mogelijkheden hebben om mee te doen aan maatschappelijke activiteiten.

5.2.1.2 Doelgroep

PW | Gemeentewet

De bijzondere bijstand is bedoeld als financieel vangnet voor inwoners die geen financiële buffer hebben en geen beroep kunnen doen op eigen mogelijkheden of op andere voorzieningen maar wel extra noodzakelijke uitgaven hebben. Als het inkomen van de inwoner hoger is dan 110% van de bijstandsnorm wordt gekeken naar wat de inwoner zelf kan bijdragen (draagkracht). De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht.

Door de PW zijn bepaalde inwoners uitgesloten van het recht op bijzondere bijstand. Voorbeelden hiervan zijn, de inwoner die:

  • -

    gedetineerd is;

  • -

    niet als Nederlander wordt aangemerkt, tenzij er sprake is van een uitzondering zoals bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid van de PW;

  • -

    18 jaar of ouder is en in een inrichting verblijft zoals bedoeld in de Wet op de langdurige zorg.

5.2.2 Individuele inkomenstoeslag

Voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen, is de individuele inkomenstoeslag bedoeld. Dat is een extraatje dat jaarlijks kan worden aangevraagd en waarmee het inkomen wordt aangevuld. Hier is beschreven voor welke inwoners de individuele inkomenstoeslag is bedoeld en welke aanvullende voorwaarden er gelden. Een verzoek voor een individuele inkomenstoeslag kan eens in de 12 maanden worden ingediend.

 

5.2.2.1 Doelgroep

PW

  • 1.

    De individuele inkomenstoeslag is bedoeld voor een inwoner die in een ononderbroken periode van 36 maanden, voorafgaand aan de aanvraagdatum, een inkomen heeft gehad dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm wordt niet toegepast.

  • 2.

    De inwoner moet 21 jaar of ouder zijn maar moet jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd en mag een vermogen hebben tot de grens die voor algemene bijstand geldt.

5.2.2.2 Hoogte van de individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    De individuele inkomenstoeslag is per kalenderjaar:

    • a.

      € 500,- voor een alleenstaande;

    • b.

      € 625,- voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      € 750,- voor gehuwden of samenwonenden.

  • 2.

    Deze bedragen worden jaarlijks per 1 januari aangepast aan de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau van de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

  • 3.

    Bij gehuwden en samenwonenden geldt dat als één van de partners geen recht op inkomenstoeslag heeft, de ander het bedrag voor een alleenstaande of alleenstaande ouder krijgt. De situatie op de aanvraagdatum is leidend.

5.3 Armoede

Deze paragraaf beschrijft waar de gemeente rekening mee houdt bij het maken van beleid om armoede in de gemeente te voorkomen en tegen te gaan. Voor de regelingen genoemd in deze paragraaf wordt uitsluitend het vermogen meegenomen waar de inwoner direct over kan beschikken. Dit is het saldo op bank- en spaarrekening.

 

5.3.1 Kindpakket

Kinderen vormen een belangrijke én kwetsbare groep waar de gemeente zich verantwoordelijk voor voelt. De gemeente heeft maatregelen genomen om armoede onder kinderen tegen te gaan en kinderen te helpen mee te doen aan maatschappelijke activiteiten. Deze maatregelen worden het kindpakket genoemd. Hier zijn de uitgangspunten benoemd die voor het kindpakket gelden.

 

5.3.1.1 Doelgroep

Gemeentewet

Het kindpakket is bedoeld voor gezinnen met minderjarige kinderen die geen goede financiële buffer hebben en moeten rondkomen van een inkomen dat niet hoger is van 130% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht.

 

5.3.1.2 Inhoud kindpakket

Gemeentewet

  • 1.

    De gemeente stelt de inhoud van het kindpakket vast, in overleg met andere organisaties die het gezond opgroeien van kinderen tot doel hebben.

  • 2.

    Het kindpakket bestaat uit:

    • a.

      voorzieningen om kinderen van 0 tot 18 jaar mee te laten doen aan culturele of sportieve activiteiten;

    • b.

      voorzieningen om kinderen van 4 tot 18 jaar in het basis- of voortgezet onderwijs mee te laten doen op school;

    • c.

      andere voorzieningen om kinderen en jongvolwassenen van 0 tot 21 jaar mee te laten doen.

  • 3.

    Het kindpakket wordt uitgevoerd door andere organisaties.

5.3.2 Meedoenregeling

Om actief deel te kunnen nemen aan de samenleving is het belangrijk dat inwoners meedoen aan activiteiten. Hieraan zijn meestal kosten verbonden. Inwoners met een laag inkomen kunnen een vaste bijdrage krijgen. Deze bijdrage is bijvoorbeeld bestemd voor de aanschaf van een Rotterdampas of bibliotheekabonnement, of het volgen van een cursus of workshop.

 

5.3.2.1 Doelgroep

Gemeentewet

Inwoners van 18 jaar of ouder:

  • -

    die geen goede financiële buffer en een inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht;

  • -

    die geen recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

5.3.2.2 Inhoud participatie en werk

Gemeentewet

De bijdrage is bedoeld voor maatschappelijke activiteiten zoals sportieve, sociaal-culturele of educatieve activiteiten. De activiteiten dienen direct of indirect bij te dragen aan participatie en/of werk.

 

5.3.3 Regeling Sport en cultuur voor volwassenen

Alle inwoners moeten kunnen deelnemen aan sport- of culturele activiteiten. Hieraan zijn kosten verbonden. Inwoners met een laag inkomen kunnen daarom hiervoor een bijdrage ontvangen van het Volwassenenfonds Sport & Cultuur.

 

5.3.3.1 Doelgroep

Gemeentewet

Inwoners van 18 jaar of ouder:

  • -

    die een inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht. Er vindt geen vermogenstoets plaats.

  • -

    die geen recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

5.3.3.2 Inhoud maatschappelijke deelname

Gemeentewet

De bijdrage is bedoeld voor maatschappelijke deelname, zoals voor sportieve, sociaal-culturele of educatieve activiteiten.

 

5.3.4 Regeling Gratis openbaar vervoer

Om actief deel te nemen aan de samenleving en ervoor te zorgen dat voorzieningen, uitstapjes en werkgelegenheid bereikbaar zijn, is het belangrijk dat alle inwoners gebruik kunnen maken van het Openbaar Vervoer. Hieraan zijn kosten verbonden. Inwoners met een laag inkomen kunnen daarom een gratis OV-pas krijgen. Met deze pas kunnen zij in de daluren gratis gebruik maken van het Openbaar Vervoer dat door de plaatselijke vervoerder wordt aangeboden binnen de regio Zuid-Holland-Noord.

 

5.3.4.1 Doelgroep

Gemeentewet

Inwoners (inclusief kinderen waar kinderbijslag voor wordt ontvangen):

  • -

    die een inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht. Er vindt geen vermogenstoets plaats;

  • -

    die geen recht hebben op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

5.3.5 Zorgkosten

PW | Wmo

Voor inwoners met veel medische kosten heeft de gemeente de volgende voorzieningen:

  • a.

    Een collectieve zorgverzekering. De gemeente biedt samen met een of meerdere zorgverzekeraars een collectieve zorgverzekering voor inwoners met een laag inkomen aan.

  • b.

    Een bijdrage voor meerkosten die chronisch zieken en inwoners met een beperking hebben. De mogelijkheid tot het verstrekken van deze bijdrage is in de Wmo-verordening vastgelegd.

5.3.5.1 Collectieve zorgverzekering 

PW

De collectieve zorgverzekering bestaat uit een basisverzekering en een aanvullende verzekering en biedt inwoners een tegemoetkoming voor de zorgkosten. Voor inwoners met hoge zorgkosten is een uitgebreid aanvullend pakket beschikbaar. De gemeente heeft hiervoor een overeenkomst afgesloten met zorgverzekeraars.

5.3.5.2 Doelgroep

PW

  • 1.

    Inwoners van 18 jaar of ouder die geen goede financiële buffer hebben en een inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht. Kinderen jonger dan 18 jaar zijn gratis meeverzekerd.

  • 2.

    De doelgroep is voor het overige gelijk aan de doelgroep van de bijzondere bijstand.

5.4 Schulden

Wgs

De gemeente heeft de taak om inwoners met schuldproblemen te helpen. Inwoners kunnen daarom de gemeente om hulp vragen bij het vinden van een oplossing voor hun schulden. Hier worden de belangrijkste uitgangspunten genoemd die de gemeente toepast als inwoners om hulp vragen.

 

5.4.1 Doelen schuldhulpverlening

Wgs

  • 1.

    De gemeente werkt samen met andere organisaties om te voorkomen dat inwoners problematische schulden opbouwen.

  • 2.

    De gemeente zorgt ervoor dat inwoners op een eenvoudige manier om hulp kunnen vragen bij het vinden van een oplossing voor schulden.

  • 3.

    De gemeente informeert inwoners over de hulp die zij kan aanbieden en zorgt ervoor dat die hulp ook echt beschikbaar is.

  • 4.

    De gemeente sluit geen enkele inwoner bij voorbaat uit van hulp.

    Een uitzondering op die regel is de inwoner die geen geldige verblijfstitel heeft.

  • 5.

    De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner die hulp kan krijgen bij het oplossen van schulden, die hulp zo snel mogelijk krijgt.

6. Afspraken tussen inwoner en gemeente

Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, en houdt hij zich verwijtbaar niet aan de gemaakte afspraken, dan is er sprake van ontoelaatbaar gedrag of gedrag dat niet deugt. In dit hoofdstuk wordt hierbij kortweg over gedraging gesproken. Als sprake is van een gedraging kan de gemeente de uitkering of voorziening beëindigen, of verlagen.

 

6.1 Hoe gaan we met elkaar om?

 

6.1.1 De rol van de gemeente

PW | IOAW | IOAZ | Wi2021 | Gemeentewet | Awb

  • 1.

    De gemeente zoekt samen met de inwoner naar een oplossing voor zijn probleem. Gemeente en inwoner gaan daarbij op een respectvolle manier met elkaar om.

    De gemeente zorgt voor het volgende:

    • a.

      Voor de inwoner is het duidelijk wie er namens de gemeente contact met hem onderhoudt. De gemeente houdt het aantal contactpersonen zo beperkt mogelijk.

    • b.

      De inwoner heeft, om zijn probleem te bespreken, altijd recht op een gesprek op het gemeentekantoor, bij de inwoner thuis, of telefonisch.

    • c.

      De gemeente helpt de inwoner om zijn probleem bij een andere organisatie te bespreken, als het bieden van hulp bij dit probleem een taak is voor die organisatie.

    • d.

      De website van de gemeente voldoet aan erkende kwaliteitseisen.

    • e.

      De gemeente informeert de inwoner op een passende manier over procedures die worden gevolgd en zorgt ervoor dat deze procedures zo eenvoudig mogelijk zijn.

    • f.

      De gemeente respecteert de privacy van de inwoner.

    • g.

      De gemeente maakt binnen de wettelijke mogelijkheden gebruik van gegevens die al binnen de gemeente aanwezig zijn en vraagt alleen gegevens die nodig zijn voor het beoordelen van de hulpvraag.

    • h.

      De gemeente wijst de inwoner op beschikbare deskundige hulp.

  • 2.

    De gemeente reageert op een professionele manier op een gedraging van de inwoner dat niet door de beugel kan. De gemeente zorgt voor het volgende:

    • a.

      De inwoner wordt op tijd geïnformeerd over:

      • -

        zijn rechten en plichten;

      • -

        wat er van hem wordt verwacht;

      • -

        welke gedraging niet deugt;

      • -

        wat de reactie van de gemeente is op de gedraging; en

      • -

        waarom de gemeente tegen de gedraging optreedt.

    • b.

      De gemeente geeft de inwoner de kans om zijn mening te geven vóórdat de gemeente beslist om op de gedraging van de inwoner te reageren. De inwoner kan dat op de volgende manier doen:

      • -

        telefonisch;

      • -

        in een persoonlijk gesprek met de medewerker op het gemeentekantoor;

      • -

        schriftelijk;

      • -

        via e-mail.

    • c.

      De reactie van de gemeente op een gedraging past bij:

      • -

        de ernst van de gedraging;

      • -

        de mate waarin dat de inwoner verweten kan worden;

      • -

        de persoonlijke situatie van de inwoner;

      • -

        de mogelijkheden van de inwoner om middelen te verkrijgen, en

      • -

        dringende redenen.

    • d.

      De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op de gedraging, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij de gedraging kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening zal voortzetten (in het geval het traject is stopgezet).

    • e.

      De gemeente hoeft de inwoner geen kans te geven om zijn eigen mening te geven als de inwoner zich onacceptabel heeft gedragen als bedoeld in artikel 6.2.9 van deze verordening.

6.1.2 De rol van de inwoner

PW | IOAW | IOAZ | Wi2021 | Gemeentewet | Awb

  • 1.

    De inwoner is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het oplossen van zijn probleem. De gemeente vult de mogelijkheden van de inwoner en zijn sociale netwerk aan als dat nodig is. De inwoner zorgt voor het volgende:

    • a.

      De inwoner spant zichzelf naar vermogen in om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien (eigen kracht);

    • b.

      De inwoner werkt mee aan de oplossing van zijn probleem als de gemeente hulp verleent.

    • c.

      De inwoner zorgt ervoor dat de hulp van de gemeente niet langer duurt dan nodig is.

  • 2.

    De inwoner werkt mee zodat snel duidelijk is op welke manier zijn probleem zo snel mogelijk kan worden opgelost. Dat betekent het volgende:

    • a.

      De inwoner informeert de gemeente zo snel en zo volledig mogelijk over alles wat van belang is voor het beoordelen van de hulpvraag, de persoonlijke situatie en de rechten en plichten van de inwoner. Dit geldt ook als de hulp al is toegekend.

    • b.

      De gemeente ontvangt alle documenten en bewijsstukken die zij nodig heeft binnen twee weken nadat de gemeente om de informatie heeft gevraagd van de inwoner.

    • c.

      De inwoner brengt de gemeente zo snel mogelijk op de hoogte van zijn beperkingen, als die van belang zijn in het contact met de gemeente.

6.2 Afspraken en verplichtingen

 

6.2.1 Geen schuld en verjaring

PW | IOAW | IOAZ | Awb

De gemeente verlaagt de uitkering niet als het gedrag van de inwoner meer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden of als het gedrag hem niet te verwijten is. De gemeente kan ook besluiten om de uitkering (gedeeltelijk) niet te verlagen of te weigeren als daarvoor dringende redenen zijn.

 

6.2.2 Ingangsdatum en periode verlaging

PW | IOAW | IOAZ | Awb

  • 1.

    De gemeente verlaagt de uitkering vanaf de kalendermaand na de maand waarin de gemeente het besluit tot verlaging aan de inwoner per brief bekend heeft gemaakt. Het is mogelijk dat de verlaging al in dezelfde maand of over eerdere maanden wordt toegepast. Dat kan als de uitkering voor die maand(en) nog niet is uitbetaald.

  • 2.

    Soms kan de gemeente de uitkering niet of maar voor een deel verlagen omdat deze wordt beëindigd. Dan zal de gemeente het overgebleven deel van de verlaging alsnog opleggen als de inwoner binnen 12 maanden na de beëindiging opnieuw een uitkering gaat ontvangen.

6.2.3 Berekening verlaging

PW | IOAW | IOAZ | Awb

  • 1.

    De verlaging is een percentage van de uitkeringsnorm die van toepassing is op de inwoner.

  • 2.

    Als de inwoner maandelijks bijzondere bijstand voor kosten van levensonderhoud ontvangt, kan de gemeente de bijzondere bijstand verlagen met een percentage van de bijzondere bijstand. Gaat het om eenmalige bijzondere bijstand, dan kan de gemeente die bijstand weigeren als de bijstand nodig is vanwege verwijtbaar gedrag van de inwoner.

6.2.4 Niet nakomen wettelijke (geüniformeerde) arbeidsverplichtingen

PW | Awb

  • 1.

    De gemeente verlaagt de uitkering een maand als de inwoner een arbeidsverplichting uit artikel 18, vierde lid, van de PW niet voldoende nakomt. Die verlaging is 100% van de uitkeringsnorm.

  • 2.

    De verlaging wordt in gelijke stukken verdeeld over de maand van oplegging en de twee daaropvolgende kalendermaanden, als er volgens de gemeente sprake is van bijzondere omstandigheden.

6.2.5 Niet nakomen andere (niet-geüniformeerde) arbeidsverplichtingen

PW | IOAW | IOAZ | Awb

  • 1.

    De gemeente geeft een waarschuwing als de inwoner niet voldoet aan de verplichting om ingeschreven te staan bij meer dan één uitzendbureau en de inwoner zich wel bij één uitzendbureau heeft ingeschreven.

    Het aantal uitzendbureaus waarvoor deze verplichting geldt wordt individueel bepaald. Als binnen 12 maanden voorafgaande aan de gedraging al eerder een waarschuwing is gegeven verlaagt de gemeente de uitkering een maand met 10% van de uitkeringsnorm.

  • 2.

    De gemeente verlaagt de uitkering een maand met 20% van de uitkeringsnorm, voor het volgende gedrag:

    • a.

      het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting om mee te werken, waaronder:

      • -

        meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden om te werken of te participeren;

      • -

        het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep van de gemeente of van een door de gemeente aangewezen bedrijf of instantie om op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen in verband met arbeidsinschakeling of participatievoorziening;

      • -

        het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak;

    • b.

      het onvoldoende nakomen van verplichtingen in de zoektermijn van vier weken, die voor jongeren tot 27 jaar geldt na melding;

    • c.

      bij de inwoner die alleenstaande ouder is: het uit houding en gedrag laten blijken geen gebruik te willen maken van een voorziening bedoeld om de kans op werk te vergroten, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de PW;

    • d.

      het niet voldoende leveren van een door de gemeente opgedragen tegenprestatie.

  • 3.

    De gemeente verlaagt de uitkering een maand met 40% van de uitkeringsnorm, voor het volgende gedrag:

    • a.

      het onvoldoende proberen werk te verkrijgen voor zover deze verplichting niet behoort tot de wettelijke verplichtingen;

    • b.

      het niet voldoen aan de nadere verplichtingen verbonden aan een door de gemeente aangeboden voorziening.

  • 4.

    De gemeente verlaagt de uitkering een maand met 100% van de uitkeringsnorm, voor het volgende gedrag:

    • a.

      het niet naar vermogen proberen werk te verkrijgen in de gemeente van inwoning voor zover dit niet voortvloeit uit een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de PW voor zover het geen uitkering op grond van de IOAW/IOAZ betreft omdat dan artikel 6.2.8 van toepassing is;

    • b.

      het onvoldoende gebruik maken van een door de gemeente aangeboden voorziening;

    • c.

      gedragingen die het behoud van een aangeboden participatievoorziening met zicht op algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren.

6.2.6 Niet meewerken aan taaltoets

PW | Awb

  • 1.

    Als een inwoner niet meewerkt aan het afleggen van de taaltoets als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, van de PW, legt de gemeente een schriftelijke waarschuwing op, tenzij in 12 maanden voorafgaand aan de gedraging al een waarschuwing is opgelegd.

  • 2.

    Als een inwoner niet meewerkt aan het afleggen van de taaltoets als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, van de PW, en een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid al opgelegd is, wordt een maatregel toegepast van 20% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand.

6.2.7 Blijvend en tijdelijk weigeren IOAW- of IOAZ-uitkering

IOAW | IOAZ | Awb

  • 1.

    De gemeente weigert de uitkering tijdelijk naar de mate waarin de inwoner inkomen als bedoeld in artikel 8 van de IOAW of artikel 8 van de IOAZ zou hebben kunnen verwerven, als:

    • a.

      de inwoner op staande voet is ontslagen, of

    • b.

      een dienstverband heeft beëindigd, zonder dat er grote bezwaren waren verbonden aan de voortzetting, of

    • c.

      de inwoner nalaat algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden, of

    • d.

      de inwoner door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.

  • 2.

    De tijdelijke weigering als bedoeld in het eerste lid wordt gedurende één maand opgelegd.

  • 3.

    De gemeente weigert de uitkering blijvend indien de inwoner zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een weigering van de uitkering als bedoeld in het eerste lid is toegepast, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als genoemd in het eerste lid.

6.2.8 Te weinig besef van verantwoordelijkheid

PW | Awb

  • 1.

    De gemeente verlaagt de uitkering van de inwoner die zich te weinig realiseert dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen levensonderhoud. De verlaging duurt een maand en wordt vastgesteld op 100% van de uitkeringsnorm.

  • 2.

    Naast een verlaging op grond van te weinig besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in dit artikel bestaat ook de mogelijkheid de bijstand te verstrekken in de vorm van een geldlening, zoals bedoeld in artikel 48, tweede lid van de PW.

6.2.9 Onacceptabel gedrag

PW | IOAW | IOAZ | Awb

  • 1.

    De gemeente verlaagt de uitkering van een inwoner die zich onacceptabel gedraagt tegenover personen en instanties die de PW, de IOAW en IOAZ uitvoeren.

  • 2.

    De uitkering wordt verlaagd met:

    • a.

      50% van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij fysiek geweld tegen materiële zaken en bij mondelinge of schriftelijke bedreigingen gericht tegen de in het eerste lid genoemde personen;

    • b.

      100% van de uitkeringsnorm gedurende 3 maanden bij fysiek geweld tegen de in het eerste lid genoemde personen.

6.2.10 Niet nakomen van andere verplichtingen

PW | Awb

  • 1.

    De gemeente verlaagt de uitkering van een inwoner die een opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 55, 56, 57 van de PW niet voldoende nakomt.

  • 2.

    De verlaging is 20% van de uitkeringsnorm voor een maand als het gaat om:

    • a.

      verplichtingen die gericht zijn op werk;

    • b.

      verplichtingen in verband met bijstand die in een bepaalde vorm (bijvoorbeeld in natura) of voor een specifiek doel wordt verstrekt.

  • 3.

    De verlaging is 40% van de uitkeringsnorm voor een maand als het gaat om:

    • a.

      een opgelegde verplichting om een noodzakelijke medische behandeling te volgen;

    • b.

      verplichtingen die zijn gericht op vermindering van de bijstand.

  • 4.

    De verlaging is 100% van de uitkeringsnorm voor een maand als het gaat om verplichtingen die gericht zijn op beëindiging van de bijstand.

6.2.11 Samenloop van gedragingen

PW | IOAW | IOAZ | Awb

  • 1.

    Gedrag waardoor de inwoner meerdere verplichtingen uit deze paragraaf niet nakomt, leidt tot één verlaging. De grootste verlaging die van toepassing is voor het gedrag geldt dan, en ook de duur die bij die verlaging hoort.

  • 2.

    Als sprake is van meerdere gedragingen die ertoe leiden dat één of meerdere verplichtingen niet worden nagekomen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden gelijktijdig of – als dat niet mogelijk is – na elkaar opgelegd.

6.2.12 Herhaling (recidive) bij niet-wettelijke (niet-geüniformeerde) verplichtingen

PW | IOAW | IOAZ | Awb

De duur van de oorspronkelijke verlaging wordt telkens verdubbeld als de uitkering binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee de verlaging is opgelegd opnieuw wordt verlaagd. De duur wordt ook verdubbeld als de gemeente de eerdere verlaging vanwege dringende redenen van de inwoner heeft vastgesteld op € 0,- (nihil). Een herhaalde verlaging op grond van artikel 6.2.4 kan maximaal 3 maanden duren.

 

6.2.13 Samenhang met Wet inburgering

PW | Wi2021 | Awb

  • 1.

    Als een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering (PW) ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het Plan Inburgering en Participatie (PIP), waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 PW en de artikelen uit deze verordening. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP). De gemeente legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de Wi2021 op.

  • 2.

    Als een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering (PW) ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt de gemeente bij voorkeur een boete op grond van de Wi2021 op. De gemeente verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 3.

    Bij de keuze tussen 1) handhaving op grond van de PW door een verlaging van de uitkering en 2) handhaving op grond van de Wi2021 via een boete weegt de gemeente ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar haar oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

  • 4.

    In de brief aan de inburgeringsplichtige vermeldt de gemeente of er een boete op grond van de Wi2021 wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de PW.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige een boete op grond van de Wi2021 wordt opgelegd in de periode dat de gemeente verantwoordelijk is voor het financieel ontzorgen op grond van artikel 56a PW, dan kan de gemeente de boete met de uitkering verrekenen. De gemeente houdt hierbij rekening met een fictieve draagkracht van 5% van bijstandsnorm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.

6.3 Terugvorderen uitkering

 

6.3.1 Terugvordering en incasso

PW | IOAW | IOAZ

  • 1.

    De gemeente vordert gemeentelijke uitkeringen terug in de gevallen die in de wet zijn beschreven en doet dat volgens de regels van de wet.

    De gemeente vordert niet terug als terugvordering onaanvaardbare gevolgen heeft voor de inwoner.

  • 2.

    Bij een klein bedrag kan de gemeente besluiten om dit niet terug te vorderen, als dit te veel tijd en geld kost. De gemeente vordert een klein bedrag wél terug als er te veel uitkering is betaald omdat de inwoner onvoldoende informatie heeft gegeven aan de gemeente.

  • 3.

    Bij de incasso zorgt de gemeente ervoor dat inwoners een inkomen blijven houden dat past bij hun persoonlijke situatie. Dit inkomen is in ieder geval gelijk aan de beslagvrije voet.

6.4 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?

 

6.4.1 Controle

PW | IOAW | IOAZ

  • 1.

    De gemeente kan controleren of de inwoner recht heeft op een uitkering of voorziening en of hij de juiste uitkering of voorziening heeft aangevraagd of ontvangt. Bij de controle worden de methodes van controle zorgvuldig toegepast en de gemeente gaat zorgvuldig om met de informatie van de inwoner. Voor de controle kan de gemeente gebruik maken van:

    • a.

      huisbezoeken: medewerkers van de gemeente gaan langs bij de inwoner en kijken in en om de woning. De gemeente kan een huisbezoek aankondigen, maar dat hoeft niet;

    • b.

      heimelijke waarnemingen: medewerkers van de gemeente verzamelen gegevens over de inwoner zonder dat de inwoner hierover vooraf is geïnformeerd. Dat verzamelen gebeurt bijvoorbeeld door buurtonderzoek;

    • c.

      bestandsvergelijkingen: de gemeente vergelijkt de gegevens van de inwoner met de gegevens die bekend zijn over deze inwoner bij andere organisaties, zoals bij het UWV, de Belastingdienst en andere gemeenten;

    • d.

      signalen en tips van organisaties of particulieren;

    • e.

      andere passende onderzoeksmethoden.

  • 2.

    De controle van de voorzieningen is ook bedoeld om de kwaliteit van de voorziening te beoordelen en om te kijken of de voorziening op de juiste manier wordt gebruikt.

  • 3.

    Bij de controle van uitkeringen en voorzieningen zorgt de gemeente ervoor dat de regels die horen bij de opsporing van strafbare feiten worden nageleefd.

  • 4.

    Bij beëindiging van de uitkering of voorziening op verzoek van de inwoner, onderzoekt de gemeente wat de reden is van de beëindiging. De gemeente gaat ook na of de uitkering of voorziening tot de einddatum terecht is verstrekt.

6.4.2 Voorkomen van fraude

PW | IOAW | IOAZ

De gemeente stelt alles in het werk om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen en voorzieningen.

 

6.4.3 Privacy

PW | IOAW | IOAZ

  • 1.

    De gemeente stelt voor onderzoeksmethoden die vaak worden toegepast protocollen op. Het gaat in ieder geval om een protocol voor de inzet van huisbezoeken. De protocollen moeten ervoor zorgen dat er geen ongeoorloofde inbreuk op het privéleven van inwoners plaatsvindt. De gemeente maakt de protocollen openbaar bekend.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van onderzoek zorgt de gemeente ervoor dat inbreuk op persoonlijkheidsrechten, zoals op de bescherming van het privé leven, niet verder gaat dan wat noodzakelijk, passend en wettelijk toegestaan is.

6.4.4 Toezichthouders

PW | IOAW | IOAZ

De gemeente wijst een of meer medewerkers aan die de taak hebben erop toe te zien dat de wetten en de bijbehorende regels worden nageleefd.

7. Van oud naar nieuw

In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen. Met regelmaat wordt beoordeeld of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.

 

7.1 Onderzoek naar de werking van de verordening

Gemeentewet

  • 1.

    De gemeente onderzoekt eens in de twee jaar of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

  • 2.

    De gemeenteraad bespreekt een verslag van dit onderzoek en past de verordening aan als dat nodig is.

7.2 Uitvoeringsregels

Gemeentewet

De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt.

De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.

 

7.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)

Gemeentewet

De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening, als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.

 

7.4 Intrekken oude verordeningen

Gemeentewet

De volgende verordeningen worden ingetrokken op de datum dat deze verordening ingaat:

  • De Verordening Tegenprestatie 2017 gemeente Krimpenerwaard;

  • Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAZ en IOAZ Gemeente Krimpenerwaard;

  • Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Gemeente Krimpenerwaard 2015;

  • Verordening Re-integratie en Loonkostensubsidie Krimpenerwaard 2018;

  • Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2018 gemeente Krimpenerwaard;

  • Eerste wijziging Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2018 Gemeente Krimpenerwaard;

  • Verordening Maatschappelijke Participatie 2018 gemeente Krimpenerwaard;

  • Eerste wijziging Verordening Maatschappelijke Participatie 2018 Gemeente Krimpenerwaard.

7.5 Overgangsrecht

Gemeentewet

Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van een van de bij 7.4 genoemde ingetrokken verordeningen, past de gemeente die ingetrokken verordening toe, tenzij deze verordening gunstiger is voor de inwoner.

 

7.6 Ingangsdatum en naam

Gemeentewet

  • 1.

    Deze verordening wordt genoemd: Verordening Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

8. Begrippen

In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt.

Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd.

Waarom deze begrippenlijst?

  • Soms worden bepaalde begrippen in meerdere wetten gebruikt en hebben ze in die wetten een verschillende betekenis. Hier staat wat de betekenis van deze begrippen in deze verordening is.

  • Voor een aantal begrippen geldt dat ze in deze verordening een ruimere betekenis hebben dan in de genoemde wetten, omdat zoveel mogelijk is aangesloten bij het normale, dagelijkse taalgebruik.

  • Ook staan er voor de duidelijkheid enkele wettelijke begrippen in de lijst, die in deze verordening wel dezelfde betekenis hebben, maar hier in andere woorden zijn omschreven.

  • Ten slotte worden in deze verordening ook begrippen gebruikt die niet zijn terug te vinden in de wetten. Ook die zijn hier omschreven.

 

andere (of: voorliggende) voorziening:

een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.

 

Aow leeftijd:

leeftijd waarop de AOW-uitkering ingaat.

 

arbeidsinschakeling:

aan het werk (kunnen) gaan.

 

arbeidsverplichting:

de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet, artikel 37 van de IOAW en artikel 37 van de IOAZ.

 

armoedeval:

achteruitgang in inkomen als een uitkeringsgerechtigde een baan aanneemt op of rond het minimumloon. Dit komt door het wegvallen van regelingen van de gemeente of van toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.

 

Awb:

Algemene wet bestuursrecht.

 

basisonderwijs:

basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

 

beperking:

de vermindering van mogelijkheden als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische of psychosociale handicap, die het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied belemmert.

 

BBZ 2004:

Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

 

bijstandsnorm:

de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.

 

bijstandsuitkering:

de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.

 

bijzondere bijstand:

hulpmiddel voor de gemeente om inwoners die geen vangnet hebben maar wel extra noodzakelijke uitgaven financieel te helpen op grond van artikel 35 lid 1 Participatiewet.

 

brede intake:

de brede intake, bedoeld in artikel 14 Wet inburgering 2022.

 

doelgroep:

inwoners met een uitkering op grond van de wet die niet op eigen kracht de weg naar werk kunnen vinden, alsmede inwoners die geen uitkering ontvangen en die niet op eigen kracht de weg naar werk kunnen vinden;

 

doelgroep breed offensief:

inwoners met een arbeidsbeperking (conform wetswijziging Participatiewet 1 juli 2023)

 

effect:

het resultaat of het doel.

 

financiële buffer:

vermogen. Een goede financiële buffer is een vermogen op of boven de vermogensgrens bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet.

 

fraude:

het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.

 

gemeente:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard.

 

gesprek:

gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.

 

geüniformeerde verplichtingen:

de verplichtingen genoemd in artikel 18, vierde lid, Participatiewet.

 

grote afstand tot de arbeidsmarkt:

deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

 

grote kans op betaald werk:

deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar.

 

hulp:

ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, artikel 36 van de IOAW en artikel 36 van de IOAZ, bijstand als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, een uitkering als bedoeld in artikel 5 van de IOAW en artikel 5 van de IOAZ, bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet, inkomensondersteuning op grond van artikel 147 van de Gemeentewet, schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de ondersteuning en maatschappelijke begeleiding bij inburgering als bedoeld in Hoofdstuk 5 van de Wet inburgering 2022.

 

hulpvraag:

de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.

 

inburgeringsplichtige:

de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2022 inburgeringsplichtig is.

 

individuele inkomenstoeslag:

een extraatje voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen.

 

inkomen:

het inkomen, bedoeld in artikel 32, lid 1 van de Participatiewet, artikel 8 van de IOAW en artikel 8 van de IOAZ.

 

interne werkbegeleiding:

door een collega geboden dagelijkse werkbegeleiding op de werkvloer omdat de werknemer anders niet in staat is zijn werkzaamheden uit te voeren, en waarbij sprake is van meer dan de gebruikelijke begeleiding van een werknemer op een werkplek;

 

inwoner:

de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om schuldhulpverlening, dan betreft het degene die in de basisregistratie personen van de gemeente als ingezetene is ingeschreven. Voor de toepassing van hoofdstuk 6 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp van de gemeente heeft gehad maar zijn woonplaats niet meer daar heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor hulp door de gemeente.

 

IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

 

IOAZ:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

 

jobcoaching:

door een erkende deskundige geboden methodische ondersteuning aan personen met een arbeidsbeperking en aan werkgevers, gericht op het vinden en behouden van werk;

 

jongere:

de inwoner van 18 tot 27 jaar.

 

kindpakket:

een pakket van voorzieningen, meestal in natura, dat de gemeente voor gezinnen met een laag inkomen beschikbaar stelt. Het doel van het pakket is te voorkomen dat kinderen die opgroeien in armoede niet mee kunnen doen aan bijvoorbeeld sport, culturele activiteiten of activiteiten van school.

 

kleine kans op betaald werk:

deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar.

 

korte afstand tot de arbeidsmarkt:

deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;

 

kostendelersnorm:

norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen.

 

kwetsbare werknemer:

een persoon die onmiddellijk voorafgaand aan de indiensttreding ten minste 12 maanden werkzoekend is geweest;

 

laag inkomen:

inkomen tot 120% van de bijstandsnorm.

 

levensonderhoud:

de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.

 

maatregel:

  • 1.

    een verlaging van de uitkering als bedoeld in de artikelen 18, tweede, vijfde, zesde, zevende en achtste lid, van de Participatiewet, de artikelen 20, tweede lid, en 38, twaalfde lid, van de IOAW of de artikelen 20, tweede lid, en 38, twaalfde lid, van de IOAZ; respectievelijk

  • 2.

    een blijvende of tijdelijke weigering van de uitkering als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de IOAW of artikel 20, eerste lid, van de IOAZ.

medewerker:

de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.

 

meeneembare voorzieningen:

hulpmiddelen die personen behorend tot de doelgroep en met een arbeidsbeperking in staat stellen om aan het werk te gaan of aan het werk te behouden.

 

niet-geüniformeerde verplichtingen:

alle verplichtingen die aan de belanghebbende worden opgelegd met uitzondering van de geüniformeerde verplichtingen uit artikel 18, vierde lid, Participatiewet.

 

overige voorzieningen:

voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder f, van de Participatiewet;

 

participatievoorziening:

opleiding, educatie, inburgeringsvoorziening, taalkennisvoorziening, dagbesteding, vrijwilligerswerk of re-integratievoorziening.

 

persoonlijk plan:

een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp wordt geïnventariseerd.

 

persoonlijke ondersteuning bij werk:

ondersteuning als bedoeld in artikel 10, eerste en derde lid, van de Participatiewet en begeleiding op de werkplek als bedoeld in artikel 10a van de Participatiewet;

 

persoonlijke situatie:

alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.

 

praktijkroute:

het proces om de inwoner, behorend tot de doelgroep, toegang tot het doelgroepenregister te geven op basis van loonwaardevaststelling op de werkplek;

 

PIP:

het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2022.

 

PW:

Participatiewet.

 

samenwonen:

een gezamenlijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.

 

school:

basisschool, speciale school voor basisonderwijs, of school waar speciaal of voortgezet onderwijs wordt gegeven.

 

sociaal netwerk:

huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).

 

statushouder:

inwoner die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd hebben ontvangen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

 

tegenprestatie:

het in opdracht van de gemeente verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten die niet gericht zijn op deelname op de arbeidsmarkt als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Pw, artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAZ.

 

uiterst kwetsbare werknemer:

een persoon - die onmiddellijk voorafgaand aan de indiensttreding ten minste 24 maanden werkzoekend is geweest;

 

uitkering:

de bijstandsuitkering, de IOAW of de IOAZ uitkering.

 

uitkeringsnorm:

de voor de inwoner in zijn situatie maximale hoogte van een uitkering; dit is de bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.

 

vavo-onderwijs:

voortgezet algemeen volwassen onderwijs

 

verdringing:

Voorzieningen als genoemd in deze verordening worden uitsluitend verstrekt indien geen verdringing van de arbeidsmarkt plaatsvindt. Dit betekent:

  • het opvullen van een vacature is niet mogelijk indien deze is ontstaan door afvloeiing;

  • het opvullen van een vacature is alleen indien de vacature is ontstaan door ontslag op grond van een van de volgende redenen:

    • a.

      eigen initiatief van de werknemer;

    • b.

      handicap;

    • c.

      ouderdomspensioen;

    • d.

      vermindering van werktijd op initiatief van de werknemer, of

    • e.

      gewettigd ontslag om dringende redenen.

vermogen:

totaal aan bezit in geld en goederen; het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.

 

voortgezet onderwijs:

onderwijs als bedoeld in de Wet op het Voortgezet Onderwijs.

 

voorziening:

een voorziening die door de gemeente als noodzakelijk wordt gezien en die gericht is op arbeidsinschakeling. Hiermee wordt ook persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van opgedragen taken bedoeld;

 

werknemer:

iemand die op basis van een arbeidsovereenkomst werk verricht bij de werkgever, ook iemand zoals bedoeld in artikel 10d eerste of tweede lid van de Participatiewet met wie de werkgever een dienstbetrekking is aangegaan, dan wel dit van plan is;

 

wet:

de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en Wi2021.

 

Wi2021:

Wet inburgering 2021.

 

wgs:

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

 

woning:

hoofdverblijf.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op 28 september 2021.

de griffier,

dr. M-L vanMuijen

de voorzitter,

mr. R.S.Cazemier