Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022 |
Citeertitel | Verordening Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2024 | hoofdstuk 2, paragraaf 5.3, 5.3.2, 5.3.3, 5.3.4, 5.3.5, artikel 2.4.1, 5.2.1.2, 5.2.2.2, 5.3.1.1, 5.3.2.1, 5.3.3.1, 5.3.4.1, 5.3.5.1, 5.3.5.2 | 06-02-2024 | 1242795/1242866 | ||
28-11-2023 | 01-03-2024 | hoofdstuk 8, 3, artikel 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.16, 3.17, 3.18, 3.19, 3.20, 3.21, 3.22, 3.23, 3.24, 3.25, 3.26, 3.27, 3.28, 3.29, 3.30, 3.31, 3.32 | 02-11-2023 | ||
01-01-2022 | 28-11-2023 | Nieuwe regeling | 28-09-2021 |
In de Krimpenerwaard vinden we de volgende doelstellingen belangrijk:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld. De verordening is op 20 mei 2021 en 17 juni 2021 besproken met de Cliëntenraad Participatiewet en deze heeft op 28 juni 2021 aanbevelingen gedaan. De Adviesraad Sociaal Domein heeft over deze regels op 22 juni 2021 een advies gegeven. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in Hoofdstuk 8.
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:
Eigen verantwoordelijkheid: inwoners hebben zelf regie over hun leven. Ze maken bepaalde keuzes in hun leven en zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Ze zijn ook zelf verantwoordelijk voor de oplossing van hun problemen. Zo nodig krijgen ze daarbij ondersteuning vanuit het netwerk, maatschappelijke organisaties en/of gemeente. Het zelfoplossend vermogen en de zelfredzaamheid worden ondersteund. Zoveel als mogelijk is die ondersteuning altijd gericht op het (terug) krijgen van die regie.
Resultaatgericht: de gemeente richt zich op resultaten en het vinden van duurzame oplossingen die ook op de lange termijn werken, op basis van de door de raad geformuleerde maatschappelijke effecten. De gemeente doet wat nodig is en levert maatwerk. Acties en beslissingen zijn gericht op het bereiken van het doel, ondanks problemen, afleiding of tegenslagen.
Verbinding: Verbinding ontstaat vanuit gedeelde waarden en een gezamenlijk doel. Verbinding met elkaar is ons veilig voelen bij elkaar en onszelf kunnen zijn. De gemeente wil vanuit die verbinding samen-werken met inwoners, maatschappelijke partners, bedrijven en verenigingen in de ondersteuning van de inwoner. Zo ontwikkelt de gemeente optimaal en voegt, vanuit haar rol, waarde toe.
In deze verordening is per artikel aangegeven op welke wetten (zie de wetten genoemd in artikel 1.1) het artikel is gebaseerd. Waar in deze verordening ‘Gemeentewet’ als grondslag wordt genoemd, wordt daarmee de algemene regelingsbevoegdheid van de gemeenteraad bedoeld (artikel 121 Gemeentewet). Bij een aantal artikelen wordt ook de ‘Awb’ (Algemene wet bestuursrecht) genoemd. Die verwijzing staat er als er in de Awb specifieke bepalingen zijn die op dat artikel van toepassing zijn.
PW | IOAW | IOAZ | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet | Awb | Burgerlijk Wetboek
PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet
Na de melding neemt de gemeente de hulpvraag van de inwoner in behandeling. De gemeente bevestigt de melding zo snel mogelijk per brief of email aan de inwoner en nodigt de inwoner indien wenselijk uit voor een gesprek met een medewerker. In die uitnodiging maakt de gemeente duidelijk waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan.
De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige uit voor de brede intake.
PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn en welke termijn er geldt.
2.3.2 Doel en procedure gesprek
PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet
Het doel van het gesprek is om een goed beeld te krijgen van de hulpvraag, het effect dat de inwoner wil bereiken en van zijn persoonlijke situatie. Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs. Als de inwoner dat wil, kan hij iemand (bijvoorbeeld een familielid of een cliëntondersteuner) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn.
PW | IOAW | Wgs | Gemeentewet | Awb
De gemeente kan hulp weigeren als een inwoner iets (niet) heeft gedaan waardoor hij de hulpvraag zelf heeft veroorzaakt en hij deze had kunnen voorzien. De gemeente kan hulp ook weigeren, als een inwoner de gevraagde hulp zelf heeft ingeroepen of aangeschaft, zonder dat de gemeente daarvoor toestemming heeft gegeven. Als die weigering betekent dat de inwoner grote problemen zal krijgen (onevenredig nadeel ervaart), dan kan de gemeente de hulp wel toekennen.
PW | IOAW | Wgs | Wi2021 | Gemeentewet
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die hiervoor nodig is. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat iemand die wel deskundig is een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
Om te bepalen of de gemeente hulp verleent, volgt de gemeente in principe de volgende stappen:
Stap 1: De gemeente stelt eerst vast wat de hulpvraag van de inwoner is.
Stap 2: De gemeente stelt hierna vast welke problemen, beperkingen en stoornissen er precies zijn.
Stap 3: De gemeente bepaalt welke hulp nodig is en hoeveel en voor welke duur.
Stap 4: De gemeente onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om het probleem op te lossen (eigen kracht), al dan niet met gebruikelijke hulp, met hulp van anderen uit het sociale netwerk of van andere organisaties, of met andere voorzieningen.
Stap 5: De gemeente bepaalt welke aanvullende hulp nodig is om het probleem op te lossen en het gewenste effect te bereiken.
PW | IOAW | Wgs | Wi2021 |Gemeentewet | Awb
De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen hulp wordt gegeven. Als de gemeente hulp geeft, staat in het besluit ook of de hulp als een gift of in de vorm van een geldlening wordt gegeven.
De gemeente kan voor de verschillende soorten voorzieningen budgetplafonds vaststellen. Een budgetplafond is het maximale bedrag dat de gemeente aan een bepaalde soort voorziening per kalenderjaar kan uitgeven. Als dit plafond bereikt is, verstrekt de gemeente in dat kalenderjaar geen voorziening meer waarvoor dit plafond geldt. Voor wettelijke loonkostensubsidie kan geen budgetplafond worden vastgesteld.
Artikel 3.4 Algemeen: voorzieningen werk en participatie
De gemeente beoordeelt per inwoner of het zinvol is om een voorziening in te zetten. Als dit het geval is, beoordeelt de gemeente welke voorziening zij inzet en voor hoe lang. Daarbij kijkt de gemeente naar een aantal factoren, zoals de omstandigheden van de inwoner, zijn eventuele beperkingen, de zorg voor kinderen, mantelzorg, wettelijke verplichtingen en de beschikbaarheid van voldoende budget.
De gemeente biedt de goedkoopst passende voorziening aan. Zij houdt bij het voorzieningenaanbod rekening met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn. Zij stemt het aanbod, als dat nodig is, intern af zodat het optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de inwoner. De gemeente houdt bij de afstemming ook rekening met voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen en legt dit vast in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 44a van de Participatiewet.
De gemeente kan een inwoner scholing aanbieden, als die scholing nodig is om de stap te zetten naar passend werk voor een langere periode.
De scholing kan niet voltijds zijn en duurt niet langer dan nodig is.
De scholing wordt alleen aangeboden aan inwoners die geen recht (kunnen) hebben op een andere (voorliggende) voorziening, zoals studiefinanciering.
De hoogte van de kosten van scholing moeten in verhouding te staan tot de kansen op het verkrijgen van werk. Dit wordt door de gemeente beoordeeld.
Artikel 3.9 Participatieplaats
Het doel van een participatieplaats is om de kans op betaald werk te vergroten. De inwoner kan langdurig met behoud van uitkering op een bepaalde werkplek werken en doet zo werkervaring op. Het gaat hierbij om additionele werkzaamheden. Het moet gaan om werkzaamheden die passend zijn en speciaal voor de inwoner zijn bedacht.
Artikel 3.13 Loonkostensubsidie voor kwetsbare werknemers
De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen die te maken hebben met de indiensttreding van de werknemer of als het duidelijk is dat de persoon ook zonder loonkostensubsidie kan worden aangenomen voor dat werk.
De gemeente weigert de toestemming, bedoeld in lid 1, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de inwoner ook zonder proefplaats kan worden aangenomen voor dat werk of als direct na de proefplaats sprake is van een dienstverband met forfaitaire loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet.
Specifieke bepalingen doelgroep Breed offensief (artikel 3.16 t/m 3.29)
Artikel 3.18 Aanvraagprocedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
De gemeente onderzoekt, voor zover dat nodig is, de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening. Dit met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de Participatiewet.
Artikel 3.27 Voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap
De gemeente kan, tot aan de inwerkingtreding de Wet intermediaire voorziening en visuele handicap, een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie.
5. Inkomen, armoede en schulden
De bijzondere bijstand is bedoeld als financieel vangnet voor inwoners die geen financiële buffer hebben en geen beroep kunnen doen op eigen mogelijkheden of op andere voorzieningen maar wel extra noodzakelijke uitgaven hebben. Als het inkomen van de inwoner hoger is dan 110% van de bijstandsnorm wordt gekeken naar wat de inwoner zelf kan bijdragen (draagkracht). De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht.
Door de PW zijn bepaalde inwoners uitgesloten van het recht op bijzondere bijstand. Voorbeelden hiervan zijn, de inwoner die:
5.2.2 Individuele inkomenstoeslag
Voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen, is de individuele inkomenstoeslag bedoeld. Dat is een extraatje dat jaarlijks kan worden aangevraagd en waarmee het inkomen wordt aangevuld. Hier is beschreven voor welke inwoners de individuele inkomenstoeslag is bedoeld en welke aanvullende voorwaarden er gelden. Een verzoek voor een individuele inkomenstoeslag kan eens in de 12 maanden worden ingediend.
Deze paragraaf beschrijft waar de gemeente rekening mee houdt bij het maken van beleid om armoede in de gemeente te voorkomen en tegen te gaan. Voor de regelingen genoemd in deze paragraaf wordt uitsluitend het vermogen meegenomen waar de inwoner direct over kan beschikken. Dit is het saldo op bank- en spaarrekening.
Kinderen vormen een belangrijke én kwetsbare groep waar de gemeente zich verantwoordelijk voor voelt. De gemeente heeft maatregelen genomen om armoede onder kinderen tegen te gaan en kinderen te helpen mee te doen aan maatschappelijke activiteiten. Deze maatregelen worden het kindpakket genoemd. Hier zijn de uitgangspunten benoemd die voor het kindpakket gelden.
Het kindpakket is bedoeld voor gezinnen met minderjarige kinderen die geen goede financiële buffer hebben en moeten rondkomen van een inkomen dat niet hoger is van 130% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht.
Om actief deel te kunnen nemen aan de samenleving is het belangrijk dat inwoners meedoen aan activiteiten. Hieraan zijn meestal kosten verbonden. Inwoners met een laag inkomen kunnen een vaste bijdrage krijgen. Deze bijdrage is bijvoorbeeld bestemd voor de aanschaf van een Rotterdampas of bibliotheekabonnement, of het volgen van een cursus of workshop.
Inwoners van 18 jaar of ouder:
die geen goede financiële buffer en een inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht;
Inwoners van 18 jaar of ouder:
die een inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht. Er vindt geen vermogenstoets plaats.
5.3.4 Regeling Gratis openbaar vervoer
Om actief deel te nemen aan de samenleving en ervoor te zorgen dat voorzieningen, uitstapjes en werkgelegenheid bereikbaar zijn, is het belangrijk dat alle inwoners gebruik kunnen maken van het Openbaar Vervoer. Hieraan zijn kosten verbonden. Inwoners met een laag inkomen kunnen daarom een gratis OV-pas krijgen. Met deze pas kunnen zij in de daluren gratis gebruik maken van het Openbaar Vervoer dat door de plaatselijke vervoerder wordt aangeboden binnen de regio Zuid-Holland-Noord.
Inwoners (inclusief kinderen waar kinderbijslag voor wordt ontvangen):
die een inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht. Er vindt geen vermogenstoets plaats;
5.3.5.1 Collectieve zorgverzekering
De collectieve zorgverzekering bestaat uit een basisverzekering en een aanvullende verzekering en biedt inwoners een tegemoetkoming voor de zorgkosten. Voor inwoners met hoge zorgkosten is een uitgebreid aanvullend pakket beschikbaar. De gemeente heeft hiervoor een overeenkomst afgesloten met zorgverzekeraars.
Inwoners van 18 jaar of ouder die geen goede financiële buffer hebben en een inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm geldt niet. Inwoners met een wettelijke- of minnelijke schuldsanering hebben geen draagkracht. Ook het inkomen waar beslag op is gelegd telt niet mee voor de berekening van de draagkracht. Kinderen jonger dan 18 jaar zijn gratis meeverzekerd.
6. Afspraken tussen inwoner en gemeente
PW | IOAW | IOAZ | Wi2021 | Gemeentewet | Awb
De gemeente reageert op een professionele manier op een gedraging van de inwoner dat niet door de beugel kan. De gemeente zorgt voor het volgende:
De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op de gedraging, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij de gedraging kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening zal voortzetten (in het geval het traject is stopgezet).
PW | IOAW | IOAZ | Wi2021 | Gemeentewet | Awb
6.2.2 Ingangsdatum en periode verlaging
De gemeente verlaagt de uitkering vanaf de kalendermaand na de maand waarin de gemeente het besluit tot verlaging aan de inwoner per brief bekend heeft gemaakt. Het is mogelijk dat de verlaging al in dezelfde maand of over eerdere maanden wordt toegepast. Dat kan als de uitkering voor die maand(en) nog niet is uitbetaald.
Als de inwoner maandelijks bijzondere bijstand voor kosten van levensonderhoud ontvangt, kan de gemeente de bijzondere bijstand verlagen met een percentage van de bijzondere bijstand. Gaat het om eenmalige bijzondere bijstand, dan kan de gemeente die bijstand weigeren als de bijstand nodig is vanwege verwijtbaar gedrag van de inwoner.
6.2.5 Niet nakomen andere (niet-geüniformeerde) arbeidsverplichtingen
De gemeente geeft een waarschuwing als de inwoner niet voldoet aan de verplichting om ingeschreven te staan bij meer dan één uitzendbureau en de inwoner zich wel bij één uitzendbureau heeft ingeschreven.
Het aantal uitzendbureaus waarvoor deze verplichting geldt wordt individueel bepaald. Als binnen 12 maanden voorafgaande aan de gedraging al eerder een waarschuwing is gegeven verlaagt de gemeente de uitkering een maand met 10% van de uitkeringsnorm.
6.2.12 Herhaling (recidive) bij niet-wettelijke (niet-geüniformeerde) verplichtingen
De duur van de oorspronkelijke verlaging wordt telkens verdubbeld als de uitkering binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee de verlaging is opgelegd opnieuw wordt verlaagd. De duur wordt ook verdubbeld als de gemeente de eerdere verlaging vanwege dringende redenen van de inwoner heeft vastgesteld op € 0,- (nihil). Een herhaalde verlaging op grond van artikel 6.2.4 kan maximaal 3 maanden duren.
6.2.13 Samenhang met Wet inburgering
Als een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering (PW) ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het Plan Inburgering en Participatie (PIP), waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 PW en de artikelen uit deze verordening. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP). De gemeente legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de Wi2021 op.
Als een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering (PW) ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt de gemeente bij voorkeur een boete op grond van de Wi2021 op. De gemeente verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.
Bij de keuze tussen 1) handhaving op grond van de PW door een verlaging van de uitkering en 2) handhaving op grond van de Wi2021 via een boete weegt de gemeente ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar haar oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.
Wanneer de inburgeringsplichtige een boete op grond van de Wi2021 wordt opgelegd in de periode dat de gemeente verantwoordelijk is voor het financieel ontzorgen op grond van artikel 56a PW, dan kan de gemeente de boete met de uitkering verrekenen. De gemeente houdt hierbij rekening met een fictieve draagkracht van 5% van bijstandsnorm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.
De gemeente kan controleren of de inwoner recht heeft op een uitkering of voorziening en of hij de juiste uitkering of voorziening heeft aangevraagd of ontvangt. Bij de controle worden de methodes van controle zorgvuldig toegepast en de gemeente gaat zorgvuldig om met de informatie van de inwoner. Voor de controle kan de gemeente gebruik maken van:
De gemeente stelt voor onderzoeksmethoden die vaak worden toegepast protocollen op. Het gaat in ieder geval om een protocol voor de inzet van huisbezoeken. De protocollen moeten ervoor zorgen dat er geen ongeoorloofde inbreuk op het privéleven van inwoners plaatsvindt. De gemeente maakt de protocollen openbaar bekend.
7.1 Onderzoek naar de werking van de verordening
De gemeente onderzoekt eens in de twee jaar of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt.
De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
7.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening, als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd.
|
andere (of: voorliggende) voorziening:
een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.
leeftijd waarop de AOW-uitkering ingaat.
de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet, artikel 37 van de IOAW en artikel 37 van de IOAZ.
achteruitgang in inkomen als een uitkeringsgerechtigde een baan aanneemt op of rond het minimumloon. Dit komt door het wegvallen van regelingen van de gemeente of van toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.
basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.
de vermindering van mogelijkheden als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische of psychosociale handicap, die het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied belemmert.
Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.
de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.
de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
hulpmiddel voor de gemeente om inwoners die geen vangnet hebben maar wel extra noodzakelijke uitgaven financieel te helpen op grond van artikel 35 lid 1 Participatiewet.
de brede intake, bedoeld in artikel 14 Wet inburgering 2022.
inwoners met een uitkering op grond van de wet die niet op eigen kracht de weg naar werk kunnen vinden, alsmede inwoners die geen uitkering ontvangen en die niet op eigen kracht de weg naar werk kunnen vinden;
inwoners met een arbeidsbeperking (conform wetswijziging Participatiewet 1 juli 2023)
vermogen. Een goede financiële buffer is een vermogen op of boven de vermogensgrens bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet.
het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard.
gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.
geüniformeerde verplichtingen:
de verplichtingen genoemd in artikel 18, vierde lid, Participatiewet.
grote afstand tot de arbeidsmarkt:
deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;
deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar.
ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, artikel 36 van de IOAW en artikel 36 van de IOAZ, bijstand als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, een uitkering als bedoeld in artikel 5 van de IOAW en artikel 5 van de IOAZ, bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet, inkomensondersteuning op grond van artikel 147 van de Gemeentewet, schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de ondersteuning en maatschappelijke begeleiding bij inburgering als bedoeld in Hoofdstuk 5 van de Wet inburgering 2022.
de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2022 inburgeringsplichtig is.
een extraatje voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen.
het inkomen, bedoeld in artikel 32, lid 1 van de Participatiewet, artikel 8 van de IOAW en artikel 8 van de IOAZ.
door een collega geboden dagelijkse werkbegeleiding op de werkvloer omdat de werknemer anders niet in staat is zijn werkzaamheden uit te voeren, en waarbij sprake is van meer dan de gebruikelijke begeleiding van een werknemer op een werkplek;
de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om schuldhulpverlening, dan betreft het degene die in de basisregistratie personen van de gemeente als ingezetene is ingeschreven. Voor de toepassing van hoofdstuk 6 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp van de gemeente heeft gehad maar zijn woonplaats niet meer daar heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor hulp door de gemeente.
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
door een erkende deskundige geboden methodische ondersteuning aan personen met een arbeidsbeperking en aan werkgevers, gericht op het vinden en behouden van werk;
de inwoner van 18 tot 27 jaar.
een pakket van voorzieningen, meestal in natura, dat de gemeente voor gezinnen met een laag inkomen beschikbaar stelt. Het doel van het pakket is te voorkomen dat kinderen die opgroeien in armoede niet mee kunnen doen aan bijvoorbeeld sport, culturele activiteiten of activiteiten van school.
deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar.
korte afstand tot de arbeidsmarkt:
deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;
norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen.
een persoon die onmiddellijk voorafgaand aan de indiensttreding ten minste 12 maanden werkzoekend is geweest;
inkomen tot 120% van de bijstandsnorm.
de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.
de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
hulpmiddelen die personen behorend tot de doelgroep en met een arbeidsbeperking in staat stellen om aan het werk te gaan of aan het werk te behouden.
niet-geüniformeerde verplichtingen:
alle verplichtingen die aan de belanghebbende worden opgelegd met uitzondering van de geüniformeerde verplichtingen uit artikel 18, vierde lid, Participatiewet.
voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder f, van de Participatiewet;
opleiding, educatie, inburgeringsvoorziening, taalkennisvoorziening, dagbesteding, vrijwilligerswerk of re-integratievoorziening.
een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp wordt geïnventariseerd.
persoonlijke ondersteuning bij werk:
ondersteuning als bedoeld in artikel 10, eerste en derde lid, van de Participatiewet en begeleiding op de werkplek als bedoeld in artikel 10a van de Participatiewet;
alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
het proces om de inwoner, behorend tot de doelgroep, toegang tot het doelgroepenregister te geven op basis van loonwaardevaststelling op de werkplek;
het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2022.
een gezamenlijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.
basisschool, speciale school voor basisonderwijs, of school waar speciaal of voortgezet onderwijs wordt gegeven.
huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
inwoner die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd hebben ontvangen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
het in opdracht van de gemeente verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten die niet gericht zijn op deelname op de arbeidsmarkt als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Pw, artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAZ.
een persoon - die onmiddellijk voorafgaand aan de indiensttreding ten minste 24 maanden werkzoekend is geweest;
de bijstandsuitkering, de IOAW of de IOAZ uitkering.
de voor de inwoner in zijn situatie maximale hoogte van een uitkering; dit is de bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
voortgezet algemeen volwassen onderwijs
Voorzieningen als genoemd in deze verordening worden uitsluitend verstrekt indien geen verdringing van de arbeidsmarkt plaatsvindt. Dit betekent:
totaal aan bezit in geld en goederen; het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.
onderwijs als bedoeld in de Wet op het Voortgezet Onderwijs.
een voorziening die door de gemeente als noodzakelijk wordt gezien en die gericht is op arbeidsinschakeling. Hiermee wordt ook persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van opgedragen taken bedoeld;
iemand die op basis van een arbeidsovereenkomst werk verricht bij de werkgever, ook iemand zoals bedoeld in artikel 10d eerste of tweede lid van de Participatiewet met wie de werkgever een dienstbetrekking is aangegaan, dan wel dit van plan is;
de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en Wi2021.