Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rheden

Beleidsregels krediethypotheek gemeente Rheden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRheden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels krediethypotheek gemeente Rheden
CiteertitelBeleidsregels krediethypotheek gemeente Rheden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 48, derde lid, van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-11-2021nieuwe regeling

06-11-2021

gmb-2021-411564

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels krediethypotheek gemeente Rheden

Het college van burgemeester en wethouders van de Rheden;

gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 48, derde lid, en 50 van de Participatiewet;

overwegende dat:

het college gebruik wil maken van zijn bevoegdheid de als geldlening verstrekte bijstand te zekeren door middel van een hypotheek- of pandovereenkomst en het in verband daarmee gewenst is regels vast te stellen

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Beleidsregels krediethypotheek gemeente Rheden

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbende: de persoon waar een krediethypotheek op van toepassing is;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

  • c.

    uitkering: een uitkering op grond van de Participatiewet;

  • d.

    wet: de Participatiewet;

  • e.

    algemene bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5 onder b van de wet;

  • f.

    bijstandsnorm: normen zoals bedoeld in paragraaf 3.2 van de wet;

  • g.

    krediethypotheek: een zekerheidsrecht in de vorm van hypotheek dan wel pandrecht indien een uitkering in de vorm van een geldlening wordt verleend op grond van artikel 50 van de wet.

Artikel 2 Vestiging hypotheek of pandrecht

  • 1.

    Als een uitkering wordt verleend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek c.q. onder vestiging van pandrecht horen daarbij ook de eventuele bijstand in de kosten, genoemd in artikel 3, derde lid.

  • 2.

    Het college verbindt aan de verlening van een uitkering in de vorm van een geldlening de verplichting dat de belanghebbende meewerkt aan de vestiging van een hypotheek.

  • 3.

    Als de belanghebbende een eigen woonwagen of eigen woonschip bewoont, heeft de meewerkverplichting als bedoeld in het derde lid betrekking op de vestiging van een pandrecht.

Artikel 3 Hoogte hypotheek, taxatie woning, vestigingskosten ten laste van belanghebbende

  • 1.

    De geldlening, bedoeld in artikel 2, is ten hoogste de waarde van de woning in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en met het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder d van de wet.

  • 2.

    Ter vaststelling van de waarde van de woning wordt de WOZ-waarde aangehouden.

  • 3.

    De kosten verbonden aan de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, de pandovereenkomst, alsmede de bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. Deze kosten worden aangemerkt als algemene bijstand.

Artikel 4 Opname voorwaarden in hypotheekakte c.q. pandovereenkomst

  • 1.

    Aan de geldlening worden in elk geval verbonden de voorwaarden, genoemd in de artikelen 5 en 6.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde voorwaarden worden samen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte c.q. pandovereenkomst.

Artikel 5 Aflossingsvoorwaarden hypotheek c.q. pand

  • 1.

    De aflossing van de geldlening duurt maximaal tien jaar.

  • 2.

    De maandelijkse aflossing begint op het moment van beëindiging van de uitkering.

  • 3.

    Het maandbedrag van de aflossing wordt steeds voor twee jaar vastgesteld.

  • 4.

    Bij een inkomen ter hoogte van de op belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt een aflossing van maximaal 5% gevraagd.

  • 5.

    Als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, stellen burgemeester en wethouders het maandbedrag van de aflossing voor een langere periode dan twee jaar vast, dan wel wordt zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vastgesteld.

  • 6.

    Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid kan rekening worden gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze kunnen in mindering worden gebracht op het inkomen.

  • 7.

    Als belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van tien jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 6 Rentevordering

  • 1.

    Als door toepassing van artikel 5, vierde tot en met het zesde lid, na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2.

    De rente, bedoeld in het eerste lid, is drie vierde deel de wettelijke rente. Als belanghebbende naar het oordeel van het college de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, maar niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 3.

    Als belanghebbende naar het oordeel van het college geen rente kan betalen, wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 4.

    Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

Artikel 7 Aflossing geldlening bij vererving en verkoop woning

  • 1.

    Bij verkoop of bij vererving van de woning en als het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 6, derde en vierde lid, bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2.

    Bij verkoop van de woning kunnen burgemeester en wethouders wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek of pandrecht voor de aankoop van een andere woning, woonwagen of woonschip, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het in het derde lid bedoelde bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning, woonwagen of woonschip.

  • 3.

    Als bij verkoop van de woning op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Artikel 8 Hernieuwde uitkering

Als binnen een periode van twee jaar na beëindiging van een uitkering onder verband van hypotheek of pandrecht opnieuw recht op een uitkering bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek c.q. het laatst gevestigde pandrecht.

Artikel 9 Jaarlijkse opgave restantschuld en rentevorderingen

Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 11 Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel treden na bekendmaking in werking.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels krediethypotheek gemeente Rheden.

  • 3.

    Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt de ‘Beleidsregels krediethypotheek WWB gemeente Rheden’, zoals vastgesteld bij collegebesluit van 27 februari 2004, ingetrokken.

 

 

Vastgesteld bij besluit van burgemeester van wethouders d.d. 6 november 2021.

De Steeg, 6 november 2021

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

burgemeester.

secretaris.