Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels artikel 13b van de Opiumwet
CiteertitelBeleidsregels artikel 13b van de Opiumwet
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13b van de Opiumwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-11-2021nieuwe regeling

22-10-2021

gmb-2021-403726

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet

 

Inhoudsopgave

 

1. Inleiding

 

2. Juridisch kader

 

3. Handhavingsbeleid artikel 13b van de Opiumwet

 

  • I

    Woningen en/of daarbij behorende erven: drugshandel/ voorbereidingshandelingen

  • II

    Lokalen en/of daarbij behorende erven: drugshandel/ voorbereidingshandelingen

 

4.Cumulatie

 

5. Afwijkingsbevoegdheid

 

6.Opheffing sluiting

 

7.Inwerkingtreding

1. Inleiding

In het Integraal Veiligheidsplan Tilburg 2019-2022 wordt de eerder ingezette aanpak van ondermijnende criminaliteit gecontinueerd. De regionale focus op de thema's synthetische drugs, hennepteelt en OMG handhaven we hierbij. In het Regionaal Beleidsplan Zeeland-West-Brabant 2019-2022 en de landelijke Veiligheidsagenda 2019-2022 van de politie wordt de komende jaren de focus gelegd op de belangrijkste verdienmodellen van de georganiseerde criminaliteit, zoals hennepteelt, synthetische drugs en (steeds vaker) cocaïne.

 

Uit alle beschikbare bronnen blijkt dat de drugsindustrie qua omvang de grootste illegale markt is. De goede logistieke voorzieningen maken ons land een goed knooppunt voor de handel in drugs. Direct gerelateerd daaraan zijn de omvangrijke criminele winsten die worden witgewassen, een onmisbaar onderdeel van het criminele bedrijfsproces en de motor van het criminele bedrijf. Maar de ondermijnende effecten van de drugsindustrie strekken zich nog verder uit. Gevaren als drugslabs en hennepkwekerijen in woonwijken, het dumpen van giftig chemisch afval, de intimiderende aanwezigheid van outlaw motorcycle gangs, het gebruik van excessief geweld in de openbare ruimte, gefaciliteerd door bezit van en handel in zware automatische vuurwapens, bedreiging van lokale bestuurders en andere overheidsdienaren, intimidatie en corruptie en het ontstaan van parallelle samenlevingen in sommige wijken hangen nauw samen met de illegale drugsindustrie.

 

Bij de aanpak van drugshandel/ voorbereidingshandelingen, hennepteelt en synthetische drugs worden naast strafrechtelijke sancties ook bestuursrechtelijke sancties ingezet (tweesporenbeleid). Strafrechtelijke sancties richten zich tegen de bij illegale drugshandel/ voorbereidingshandelingen betrokken personen. Het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel/ voorbereidingshandelingen wordt daarmee niet per definitie bereikt. Bestuursrechtelijke sancties richten zich tegen bij overtreding van de Opiumwet betrokken woningen of lokalen, waardoor het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel/ voorbereidingshandelingen kan worden bereikt. Het moment van inbeslagname van drugs, voorwerpen en/of stoffen en het effectueren van de bestuursrechtelijke sancties kan enige tijd uit elkaar liggen, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. Dit betekent niet dat er na inbeslagname geen reden meer is om bestuursrechtelijke sancties te nemen, zoals het opleggen van een last onder bestuursdwang.

2. Juridisch kader

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I), artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II), artikel 10a (verbod op voorbereidingshandelingen harddrugs) en artikel 11a (verbod op voorbereidingshandelingen softdrugs) Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen1 .

 

Artikel 13b van de Opiumwet luidt als volgt:

 

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Eveneens zijn de Aanwijzing Opiumwet, het Opiumwetbesluit en de Richtlijnen Strafvordering Opiumwet, harddrugs en softdrugs van het College van Procureurs-Generaal van het Openbaar Ministerie relevant voor de onderhavige beleidsregels.

3. Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet

Definitie drugshandel

In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

 

Op 21 april 1999 werd het door wijziging van de Opiumwet mogelijk gemaakt dat de burgemeester een last onder bestuursdwang kan opleggen indien middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in coffeeshops, cafés en andere voor het publiek toegankelijke lokalen en de daarbij behorende erven worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig zijn. Daarmee werd de rol die de burgemeester in de praktijk in feite reeds vervulde bij de handhaving van de Opiumwet ook wettelijk verankerd.

Met de wijziging van artikel 13b van de Opiumwet per 1 november 2007 is de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang uitgebreid naar woningen en niet-publiek toegankelijke lokalen. Met de wijzing van artikel 13b van de Opiumwet per 1 januari 2019 is de bevoegdheid voor het opleggen van een last onder bestuursdwang verruimd met voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerste lid, onder 3°, en/of 11a van de Opiumwet. Hiervan is sprake als er voorwerpen en/of stoffen voorhanden zijn die bestemd zijn voor onder meer de productie van en/of handel in soft- en/of harddrugs.

 

Zoals de redactie van artikel 13b van de Opiumwet aangeeft heeft de burgemeester voor het tegengaan van de productie en handel in drugs in woningen en lokalen de mogelijkheid een last onder bestuursdwang op te leggen. Om betrokkenen niet in verleiding te brengen hiervoor een financiële belangenafweging te maken en de productie van en/of handel in soft- en/of harddrugs niet te beëindigen, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het opleggen van een last onder dwangsom.

 

Handelshoeveelheid

Wanneer er sprake is van een handelshoeveelheid drugs is de burgemeester in beginsel bevoegd om van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet gebruik te maken.

  • -

    In geval van een hoeveelheid van > 5 hennepplanten/-stekken wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is in dat geval geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Een hoeveelheid van > 30 gram hennep of hasjiesj brengt het risico van overdraagbaarheid met zich mee. Vanaf 30 gram hennep/hasjiesj is er sprake van een handelshoeveelheid drugs.

  • -

    In geval van paddo's dient bij het bepalen of sprake is van een handelshoeveelheid een onderscheid te worden gemaakt in verse paddo's en gedroogde paddo's. Onder een handelshoeveelheid wordt doorgaans verstaan > 0,5 gram gedroogde paddo's en > 5 gram verse paddo's.

  • -

    In geval van qat wordt uitgegaan van het gezamenlijk gewicht van de stengel en blaadjes, omdat beiden kunnen worden gekauwd. Onder een handelshoeveelheid wordt doorgaans verstaan > 1 bundel (200 gram) qat.

  • -

    In geval van harddrugs wordt 1 tablet c.q. 1 pil c.q. 1 ampul c.q. 1 gemiddelde consumptie-eenheid gelijkgesteld met 0,5 gram.

  • -

    Voor GHB geldt 5 ml als gemiddelde consumptie-eenheid. Een hoeveelheid van > 0,5 gram/ > 5 ml harddrugs brengt het risico van overdraagbaarheid met zich mee.

De voornoemde hoeveelheden worden in deze beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid drugs, bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b van de Opiumwet. Deze opsomming is niet limitatief.

De verboden van de Opiumwet gelden niet alleen voor middelen als genoemd in lijst I en II, maar ook voor middelen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet.

 

Definitie voorbereidingshandelingen

In deze beleidsregel wordt onder voorbereidingshandelingen verstaan: het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet of artikel 11a van de Opiumwet. Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor beroeps- of bedrijfsmatige en/of grootschalige softdrugsproductie en/of -handel. De situatie zal van dien aard moeten zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.

 

Beroeps- of bedrijfsmatige en/of grootschalige hennepteelt en/of -handel

Artikel 11a van de Opiumwet stelt de voorbereiding van teelt en/of handel in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet) dan wel de voorbereiding van teelt en/of handel van/in een grote hoeveelheid (als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet) strafbaar.

 

Bij de vaststelling van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt en/of handel, spelen de volgende factoren, terug te vinden in de Aanwijzing Opiumwet, een rol:

  • -

    de schaalgrootte van de teelt; bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen;

  • -

    de mate van professionaliteit, zoals de wijze van belichting, de (wijze van) toediening van voeding, de ruimte, isolatie, ventilatie, verwarming, het gebruik van een specifieke bodem, ziektebestrijding, de wijze van verwerking, het gebruik van hennepstekken en het toevoegen van CO2;2 en/of

  • -

    of geldelijk gewin het doel van de teelt is.

Van grootschalige hennepteelt en/of -handel is sprake bij 500 gram hennep en/of 200 hennepplanten.3

 

Signaalfunctie

Van een zichtbare tijdelijke sluiting gaat een sterke signaalfunctie uit die naast een preventieve werking (anderen afschrikken en het voorkomen van herhaling) ook de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegengaat. Aan drugscriminelen wordt immers het signaal afgegeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in woningen en lokalen. Daarnaast wordt voor drugsgebruikers en -criminelen, duidelijk dat de woning of het lokaal leeg staat en er dus niets meer te halen valt. Daardoor wordt de rust rondom de woning of het lokaal voor de omgeving hersteld en worden de risico's voor omwonenden en/of gebruikers van omliggende lokalen weggenomen (zij hebben namelijk recht op een veilige woon- en leefomgeving). Aan buurtbewoners en/of gebruikers van omliggende lokalen wordt gelijktijdig het signaal afgegeven dat de overheid serieus omgaat met hun meldingen en hierop acteert, waardoor het vertrouwen en de meldingsbereidheid toenemen.

 

Een zichtbare tijdelijke sluiting heeft dus tot doel drugshandel tegen te gaan, verdere overtredingen in de woning of het lokaal te voorkomen, de bekendheid van de woning of het lokaal in kringen van handelaren en gebruikers van verdovende middelen definitief te doorbreken, risico's voor omwonenden en/of gebruikers van omliggende lokalen weg te nemen en een signaal te geven aan drugscriminelen en buurtbewoners en/of gebruikers van omliggende lokalen dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit.

 

Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang

Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt alvorens tot besluitvorming over te gaan de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze op een voorgenomen besluit kenbaar te maken. In de artikelen 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.

 

Onderverdeling beleid

Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende rubrieken:

  • I

    Woningen en/of daarbij behorende erven: drugshandel/ voorbereidingshandelingen;

  • II

    Lokalen en/of daarbij behorende erven: drugshandel/ voorbereidingshandelingen.

Het handhavingsbeleid op grond van artikel 13b Opiumwet ten aanzien van coffeeshops is opgenomen in het integrale coffeeshopbeleid.

 

Ad I Woningen en/of daarbij behorende erven: drugshandel/ voorbereidingshandelingen

 

Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer. De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning: een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning wordt en kan worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit constatering van de feitelijke situatie ter plaatse.

 

Het sluiten van een pand op grond van artikel 13b van de Opiumwet is niet bedoeld om eigenaren/bewoners van panden of personen die betrokken waren bij de drugshandel te straffen. De sluiting is een maatregel die is gericht op het pand en beoogt de negatieve effecten en risico's voor de openbare orde en veiligheid en van de handel in drugs, de productie van en het gebruik van drugs zoveel mogelijk te voorkomen of weg te nemen. Met de sluiting wil de burgemeester herhaling van de handel in drugs in of vanuit het pand voorkomen, de bekendheid van het pand als drugspand in het criminele circuit wegnemen, risico's voor omwonenden en/of gebruikers van omliggende lokalen wegnemen en het signaal afgeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit.

 

Het sluiten van een woning betekent echter wel dat die woning gedurende een aantal maanden niet beschikbaar is voor bewoning. Dit levert, in de huidige tijd van grote krapte op de markt voor sociale huurwoningen, een bepaalde spanning op in relatie tot het belang van volkshuisvesting.

De burgemeester heeft oog voor zowel het algemeen belang van bestrijding van drugshandel als voor het algemeen belang van beschikbaarheid van voldoende betaalbare huurwoningen. Sociale huurwoningen die in eigendom zijn van woningcorporaties nemen daarom in het onderhavige beleid een speciale positie in.

 

Woningen van woningcorporaties

De Woningwet bepaalt in artikel 19 dat de minister verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid én stichtingen die zich ten doel stellen uitsluitend op het gebied van volkshuisvesting werkzaam te zijn en beogen hun financiële middelen uitsluitend in het belang van volkshuisvesting in te zetten, toe kan laten als instellingen, uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam. Zo’n entiteit wordt een toegelaten instelling genoemd. De toegelaten instellingen in Tilburg zijn: TBV Wonen, Tiwos en WonenBreburg. In het normale spraakgebruik, en in het vervolg van deze beleidsregels, hebben we het dan over woningcorporaties.

 

Op het gebied van volkshuisvesting hebben woningcorporaties een bijzondere en wettelijke taak die in verscheidene regelingen is gewaarborgd. Woningcorporaties hanteren een procedure voor woningtoewijzing en voeren een adequate administratie. Identificatiebewijzen van potentiële huurders worden gecontroleerd. Ook wordt hun inkomen nagegaan zodat duidelijk is of de huursom bij het inkomen past en of de potentiële huurder op grond van het inkomen in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. Er is een getekende huurovereenkomst. En tot slot wordt de huur per bank overgemaakt. Komt een woning leeg, dan vindt een vaste en transparante procedure plaats voor woningtoewijzing. De woning wordt toegewezen aan de kandidaat die reageert op het aanbod, voldoet aan de toewijzingscriteria en het langst staat ingeschreven van de kandidaten die reageren. Personen met een urgentieverklaring krijgen hierop voorrang. Hierdoor ontstaat een transparant systeem van woningtoewijzing en worden mogelijkheden geboden aan personen die afhankelijk zijn van sociale woningbouw en voor bijzondere of kwetsbare doelgroepen.

Met woningcorporaties is in een convenant afgesproken op welke wijze eventuele drugshandel in sociale huurwoningen wordt aangepakt. Bij signalen wordt zo snel mogelijk ingegrepen en tot ontbinding van de huurovereenkomst overgegaan.

 

Woningcorporaties verhuren voornamelijk woningen onder de liberalisatiegrens (sociale huurwoningen). Deze woningen zijn schaars en de wachtlijsten hiervoor zijn lang. Het is in het belang van de gemeente Tilburg om te zorgen voor voldoende aanbod van sociale huurwoningen voor haar inwoners. Het sluiten van woningen heeft consequenties voor de beschikbaarheid daarvan.

 

Om deze consequenties te beperken en gezien de bijzondere positie van woningcorporaties bij de behartiging van het belang van volkshuisvesting, geldt voor woningen en/of bij woningen behorende erven in eigendom van woningcorporaties een beperkte sluitingstermijn.

 

Particuliere verhuurders zijn niet aan de regels gebonden die voor woningcorporaties gelden en hebben doorgaans een commercieel motief bij de verhuur. Zij hebben meer vrijheid om te bepalen aan wie zij de woning verhuren en hoe zij hun administratie vormgeven. Vanwege het commerciële motief zullen zij doorgaans niet snel verhuren aan de doelgroepen die tot de taakstelling van een woningcorporatie behoren.

Voor particuliere verhuurders gelden de reguliere sluitingstermijnen. Zij kunnen een verzoek tot opheffing van de sluiting van een woning indienen, zoals opgenomen in hoofdstuk 6.

 

Sluitingstermijnen:

 

Woningen en/of bij woningen behorende erven worden gesloten in de volgende gevallen:

 

  • -

    harddrugs in woningen en/of op bij woningen behorende erven

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of (een)

voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn, is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 3 maanden. Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een woning of bij woningen behorende erven binnen vijf jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van 6 maanden. Bij een 3de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting van 12 maanden plaats. Bij een 4de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de derde constatering, vindt er een sluiting van 24 maanden plaats. Bij een 5de constatering van de Opiumwet binnen vijf jaar na de vierde constatering, vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats.

 

Overtreding

Sluiting

In een woning (en/of op bijbehorende erven) wordt harddrugs aangetroffen met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram.

1ste constatering: 3 maanden sluiting

2de constatering: 6 maanden sluiting

3de constatering: 12 maanden sluiting

4de constatering: 24 maanden sluiting

5de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

 

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een hoeveelheid van > 1000 gram en/of > 2000 pillen is er sprake van een zeer ernstig geval waarbij de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 2deof volgende constatering.

 

Overtreding

Sluiting

In een woning (en/of op bijbehorende erven) zijn voorwerp(en) en/of stof(fen) ex artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden.

1ste constatering: 3 maanden sluiting

2de constatering: 6 maanden sluiting

3de constatering: 12 maanden sluiting

4de constatering: 24 maanden sluiting

5de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

 

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel en of drugsproductie wordt voorbereid ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), waarbij blijkt dat de aanwezige voorwerp(en) en/of stof(fen) gebruikt kan/kunnen worden voor de vervaardiging of handel van > 1000 gram en/of > 2000 pillen is er sprake van een zeer ernstig geval waarbij de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 2de of volgende constatering.

 

  • -

    harddrugs in woningen en/of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie:

  • -

    drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of;

  • -

    (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn;

is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 1 maand.

Bij een volgende constatering (recidive) of in zeer ernstige gevallen (zoals omschreven onder de twee voorgaande tabellen) is deze uitzondering niet van toepassing en wordt het reguliere beleid gevolgd.

 

  • -

    softdrugs in woningen en/of op bij woningen behorende erven

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), met een handelshoeveelheid van > 5 planten/stekken en/of > 30 gram, is het op basis van die hoeveelheid in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking en volgt bij een 1ste constatering een bestuurlijke waarschuwing. Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een woning of bij woningen behorende erven binnen vijf jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van 3 maanden. Bij een 3de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting van 6 maanden plaats. Bij een 4de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de derde constatering, vindt er een sluiting van 12 maanden plaats. Bij een 5de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de vierde constatering, vindt er een sluiting van 24 maanden plaats.

 

Overtreding

Sluiting

In een woning (en/of op bijbehorende erven) wordt softdrugs aangetroffen met een handelshoeveelheid van > 5 planten/stekken en/of > 30 gram.

1ste constatering: bestuurlijke waarschuwing

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 6 maanden sluiting

4de constatering: 12 maanden sluiting

5de constatering: 24 maanden sluiting

 

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een hoeveelheid van > 50 planten en/of > 300 gram is er sprake van een ernstig geval waarbij de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 2deof volgende constatering.

Gelet op de gebleken professionaliteit en betrokkenheid van criminelen, ook bij bijvoorbeeld kleinere hennepkwekerijen, is het noodzakelijk om een woning al bij – de 1ste constatering van – het aantreffen van 50 planten en/ of 300 gram softdrugs te sluiten. Er is bij deze hoeveelheden sprake van professionele drugshandel en gelet op de vergaande grip van de georganiseerde criminaliteit via de hennepteelt op de Tilburgse samenleving, is er in die gevallen sprake van een ernstige schending van de openbare orde en veiligheid.

 

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een hoeveelheid van > 600 planten en/of > 10.000 gram is er sprake van een zeer ernstig geval waarbij de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 3de of volgende constatering.

 

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven voorbereidingshandelingen plaatsvinden als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet (het voorhanden zijn van (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) bestemd voor de beroeps- of bedrijfsmatige- en/of grootschalige drugshandel) volgt bij een 1ste constatering een bestuurlijke waarschuwing. Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een woning of bij woningen behorende erven binnen vijf jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van 3 maanden. Bij een 3de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting van 6 maanden plaats. Bij een 4de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de derde constatering, vindt er een sluiting van 12 maanden plaats. Bij een 5de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de derde constatering, vindt er een sluiting van 24 maanden plaats

 

Overtreding

Sluiting

In een woning (en/of op bijbehorende erven) is/zijn voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) ex artikel 11a Opiumwet voorhanden.

1ste constatering: bestuurlijke waarschuwing

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 6 maanden sluiting

4de constatering: 12 maanden sluiting

5de constatering: 24 maanden sluiting

 

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven beroeps- of bedrijfsmatige softdrugsproductie en/of –handel wordt voorbereid ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), waarbij uit de inrichting, aard en/of combinatie en/of hoeveelheid van de voorwerpen en/of stoffen blijkt dat deze gebruikt kan/kunnen worden om > 50 planten te kweken en/ of 300 gram softdrugs te vervaardigen en/of sprake is van het voorbereiden van grootschalige teelt en/of handel zoals bedoeld in de Opiumwet en het Opiumwetbesluit is er sprake van een ernstig geval waarbij de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 2de constatering.

 

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven beroeps- of bedrijfsmatige softdrugsproductie en/of –handel wordt voorbereid ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), waarbij uit de inrichting, aard en/of combinatie en/of hoeveelheid van de voorwerpen en/of stoffen blijkt dat deze gebruikt kan worden om > 600 planten te kweken en/of > 10.000 gram te vervaardigen is er sprake van een zeer ernstig geval waarbij de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 3de of volgende constatering.

 

  • -

    softdrugs in woningen en/of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie

Indien in woningen of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie:

  • -

    drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), met een handelshoeveelheid van > 50 planten/stekken en/of > 300 gram, en/of;

  • -

    (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn waarbij uit de inrichting, aard en/of combinatie en/of hoeveelheid van de voorwerpen en/of stoffen blijkt dat deze gebruikt kan/kunnen worden om > 50 planten te kweken en/ of 300 gram softdrugs te vervaardigen en/of sprake is van het voorbereiden van grootschalige teelt en/of handel zoals bedoeld in de Opiumwet en het Opiumwetbesluit;

is er sprake van een ernstig geval en volgt een sluiting van 1 maand. Bij recidive of bij zeer ernstige gevallen (zoals omschreven onder de twee voorgaande tabellen) is deze uitzondering niet van toepassing en wordt het reguliere beleid gevolgd.

Deze uitzondering is tevens niet van toepassing als de eerste constatering, volgens het reguliere beleid, tot een bestuurlijke waarschuwing leidt.

 

Ad II Lokalen en/of daarbij behorende erven: drugshandel/ voorbereidingshandelingen

 

Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en garages).

 

Drugshandel en/of voorbereidingshandelingen in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid en legt een zware druk op de omgeving. De aanwezigheid wordt als zeer belastend ervaren en vormt een bedreiging voor de veiligheid in de buurt en leidt vaak tot verloedering van het straatbeeld.

 

Sluitingstermijnen:

 

Lokalen en bij lokalen behorende erven worden gesloten in de volgende gevallen:

 

  • -

    harddrugs in lokalen en/of op bij lokalen behorende erven

Indien in lokalen en/of op bij lokalen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelsvoorraad van > 0,5 gram, en/of (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn, is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 12 maanden. Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een lokaal en/of bij lokalen behorende erven binnen vijf jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van 24 maanden. Bij een 3de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats.

 

Overtreding

Sluiting

In een lokaal (en/of op bijbehorende erven) wordt harddrugs aangetroffen met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram.

1ste constatering: 12 maanden sluiting

2de constatering: 24 maanden sluiting

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

 

Overtreding

Sluiting

In een lokaal (en/of op bijbehorende erven) zijn voorwerp(en) en/of stof(fen) ex artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden.

1ste constatering: 12 maanden sluiting

2de constatering: 24 maanden sluiting

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

 

  • -

    softdrugs in lokalen en/of op bij lokalen behorende erven

Indien in lokalen en/of op bij lokalen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), met een handelsvoorraad van > 5 planten/stekken en/of > 30 gram, is het op basis van die hoeveelheid in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 6 maanden. Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een lokaal en/of bij lokalen behorende erven binnen vijf jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van 12 maanden. Bij een 3de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting van 24 maanden plaats. Bij een 4de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar naar de derde constatering, vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats.

 

Overtreding

Sluiting

In een lokaal (en/of op bijbehorende erven) wordt softdrugs aangetroffen met een handelshoeveelheid van > 5 planten/stekken en/of > 30 gram.

1ste constatering: 6 maanden sluiting

2de constatering: 12 maanden sluiting

3de constatering: 24 maanden sluiting

4de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

 

Indien in lokalen en/of op bij lokalen behorende erven voorbereidingshandelingen plaatsvinden ten aanzien van voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 6 maanden. Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in lokalen en/of bij lokalen behorende erven binnen vijf jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van 12 maanden. Bij een 3de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting van 24 maanden plaats. Bij een 4de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar naar de derde constatering, vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats.

 

Overtreding

Sluiting

In een lokaal (en/of op bijbehorende erven) is/zijn (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) ex 11a Opiumwet voorhanden.

1ste constatering: 6 maanden sluiting

2de constatering: 12 maanden sluiting

3 de constatering: 24 maanden

4de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

4. Samenloop

Bij cumulatie van op te leggen maatregelen, bijvoorbeeld als gevolg van het aantreffen van én een middel van lijst I of lijst II van de Opiumwet, én (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) ex artikel 10a, eerste lid, onder 3°, en/of 11a van de Opiumwet, is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (hoofdstuk 6).

5. Afwijkingsbevoegdheid

In beginsel wordt er overeenkomstig de bovenstaande beleidsregels besloten. De burgemeester kan op basis van feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in het onderhavige beleid (artikel 4:84 Awb, de zgn. inherente afwijkingsbevoegdheid). Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen of bij recidive die een combinatie van soft- en harddrugs en/of de combinatie van voorbereidingshandelingen voor soft- of harddrugs oplevert, de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 2de of volgende constatering.

6. Opheffing sluiting

Het sluiten van een pand op grond van artikel 13b van de Opiumwet is niet bedoeld om eigenaren/bewoners van panden of personen die betrokken waren bij de drugshandel te straffen. De sluiting is een maatregel die is gericht op het pand en beoogt de negatieve effecten en risico's voor de openbare orde en veiligheid en van de handel in drugs, de productie van en het gebruik van drugs zoveel mogelijk te voorkomen of weg te nemen. Met de sluiting wil de burgemeester herhaling van de handel in drugs in of vanuit het pand voorkomen, de bekendheid van het pand als drugspand in het criminele circuit wegnemen en het signaal afgeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit.

Het uitgangspunt is gelet hierop dat een opgelegde sluiting ook geëffectueerd wordt.

 

Het sluiten van een woning betekent echter wel dat die woning gedurende een aantal maanden niet beschikbaar is voor bewoning. Dit is, in de huidige tijd van grote krapte op de markt voor huurwoningen, niet wenselijk.

 

De burgemeester heeft oog voor zowel het algemeen belang van bestrijding van drugshandel als voor het algemeen belang van beschikbaarheid van voldoende huurwoningen. Hij is daarom onder bepaalde omstandigheden bereid welwillend te kijken naar een verzoek tot opheffing van een reeds geëffectueerde sluiting van een huurwoning. De minimale sluitingstermijn betreft in ieder geval 1 maand.

 

Bij een verzoek om opheffing van de sluiting wordt door de burgemeester steeds per geval bekeken of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Daarbij wordt beoordeeld of de doelstellingen van de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet in het concrete geval voldoende zijn bereikt. Verzoeken tot opheffing kunnen alleen door particuliere verhuurders worden ingediend, voor woningcorporaties geldt een bijzonder regime met dezelfde minimale sluitingsduur van 1 maand.

 

De burgemeester is bereid tot opheffing van de sluiting indien:

I.

  • a.

    De eigenaar/verhuurder aantoont dat hij bij het aangaan van de huurovereenkomst inspanningen heeft gepleegd om illegaal gebruik van zijn woning te voorkomen;

  • Daarbij spelen de volgende factoren een rol:

    • -

      Er is een schriftelijke huurovereenkomst en een deugdelijke huuradministratie;

    • -

      Uit de huuradministratie blijkt dat de huur wordt voldaan aan de eigenaar en door degene met wie die huurovereenkomst is gesloten. Indien de huurbetaling structureel door een ander dan de huurder wordt verricht, dient de verhuurder na te gaan of daar een goede reden voor is. Er dient sprake te zijn van bancaire huurbetalingen;

    • -

      De identiteit en kredietwaardigheid van de huurder(s) zijn geverifieerd door middel van identiteitsbewijs, werkgeversverklaring, recente loonstroken en/of een inkomensverklaring.

    • -

      De eigenaar/verhuurder wijst huurder erop dat deze zich moet inschrijven in de Basisregistratie personen (BRP) op het betreffende huuradres.

  • b.

    De eigenaar/verhuurder aannemelijk maakt dat hij actief toezicht heeft gehouden op het gebruik van zijn woning;

  • Daarbij spelen de volgende factoren een rol:

    • -

      De eigenaar/verhuurder maakt aannemelijk dat hij voldoende concreet toezicht heeft gehouden op het gebruik van zijn gehuurde woning. Van eigenaren wordt verwacht dat zij zich tot op zekere hoogte informeren over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt;

    • -

      De eigenaar/verhuurder maakt zelf actief melding van woon -en adresfraude bij de gemeente en van verdachte omstandigheden in zijn woning bij de politie, wanneer daartoe aanleiding bestaat;

  • c.

    De eigenaar/verhuurder aannemelijk maakt dat hij, na het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs of na het aantreffen van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a eerste lid onder 3 Opiumwet, of artikel 11a Opiumwet (de zogenaamde voorbereidingshandelingen) in zijn woning, uit eigen beweging actie heeft ondernomen om de negatieve effecten daarvan op de openbare orde en de woon- en leefomgeving weg te nemen en voldoende maatregelen heeft getroffen om het risico op herhaling van verstoring van de openbare orde door illegaal gebruik van zijn woning voor drugshandel te verkleinen;

  • d.

    Daarbij spelen de volgende factoren een rol:

    • -

      De eigenaar/verhuurder gaat zelf actief over tot opzegging of beëindiging van de huurovereenkomst en het toewijzen van de woning aan een nieuwe huurder.

    • -

      Een verzoek tot opheffing wordt in ieder geval niet ingewilligd indien degene tot wie de sluiting zich richtte nog steeds de feitelijke bewoner of huurder is van de woning.

en

 

II.

Niet is gebleken van zwaarwegende belangen die zich verzetten tegen opheffing van de sluiting. Van zwaarwegende belangen is in ieder geval sprake bij recidive of wanneer sprake is van een zeer ernstig geval (zoals omschreven onder de tabellen opgenomen onder ad I Woningen en/of daarbij behorende erven: drugshandel/ voorbereidingshandelingen).

7. Inwerkingtreding

De invoering van de onderhavige beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad.


1

Artikel 13b Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in het geval er alleen een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen bestemd voor eigen gebruik (softdrugs ≤ 5 gram, harddrugs ≤ 0,5 gram).

2

Opgenomen in bijlage I bij de Aanwijzing Opiumwet. Indien op twee of meer punten genoemd in de lijst van indicatoren zoals opgenomen in deze bijlage, sprake is van een gemiddelde of hoge mate van professionaliteit, wordt aangenomen dat sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen.

3

Artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet in combinatie met artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit.