Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zevenaar

nr 01.15 Organisatie- en Beheersverordening gemeente Zevenaar 2000

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZevenaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingnr 01.15 Organisatie- en Beheersverordening gemeente Zevenaar 2000
CiteertitelOrganisatie- en Beheersverordening 2000
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Nieuwe Organisatieverordening in bewerking

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art 159 en 212 Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2000Nieuwe regeling

24-05-2000

Zevenaar Post

00-40

Tekst van de regeling

Intitulé

nr 01.15 Organisatie- en Beheersverordening gemeente Zevenaar 2000

 

 

ORGANISATIE- EN BEHEERSVERORDENING

De Raad van de Gemeente Zevenaar heeft in de vergadering van 24 mei 2000 de vernieuwde “Organisatie- en beheersverordening Gemeente Zevenaar 2000” vastgesteld. In deze verordening, die onderstaand integraal is opgenomen, worden op basis van de verplichtingen uit artikel 212 en 213 van de Gemeentewet een aantal zaken geregeld. Bij de nog volgende paragrafen wordt hierop teruggekomen.

ORGANISATIE- EN BEHEERSVERORDENING GEMEENTE ZEVENAAR 2000

De raad der gemeente Zevenaar;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 april 2000, nr. 00-40;

gelet op de artikelen 159 en 212 van de Gemeentewet

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende verordening:

VERORDENING, regelende de inrichting en de werkwijze van de gemeentelijke bestuursdienst, alsmede het financieel beheer van de bestuursdienst en de overige diensten van de gemeente Zevenaar.

Paragraaf 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de bestuursdienst: het samenhangend geheel van alle gemeentelijke diensteenheden en afdelingen met uitzondering van de overige diensten;

  • b.

    de overige diensten: de diensteenheden en afdelingen welke geen deel uitmaken van de bestuursdienst, te weten, de vrijwillige brandweer, het openbaar basisonderwijs en de Liemerse Muziekschool;

  • c.

    een sector: een binnen de bestuursdienst functionerende eenheid, welke met betrekking tot de inhoudelijke aspecten van de haar opgedragen taakvelden zelfstandig en rechtstreeks ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijkheid draagt;

  • d.

    een afdeling: een binnen een sector functionerende eenheid waaraan één of meer tot de sector behorende taakvelden zijn opgedragen;

  • e.

    een stafafdeling: een aan de gemeentesecretaris gelieerde eenheid, welke op één of meer terreinen ondersteuning verleent aan de bestuursorganen, de sectoren, de stafafdelingen of de overige diensten;

  • f.

    een stafbureau: een binnen een sector ten behoeve van die sector, rechtstreeks onder het sectorhoofd ressorterende, ondersteunende eenheid;

  • g.

    functioneel primaat: de hoedanigheid op grond waarvan de betreffende sector of stafafdeling voor een bepaalde taak zowel procedurele als inhoudelijke verantwoordelijkheid draagt;

  • h.

    additioneel primaat: de hoedanigheid op grond waarvan de betreffende sector of stafafdeling voor een bepaalde taak (aanvullende) inhoudelijke verantwoordelijkheid draagt;

  • i.

    horizontale werkverbanden: een tijdelijke of permanente vorm van samenwerking waaraan door vertegenwoordigers van verschillende sectoren en/of stafafdelingen wordt deelgenomen; naar gelang de aard van het werkverband kan daaraan tevens worden deelgenomen door één of meer leden van het college van burgemeester en wethouders, door vertegenwoordigers van de overige diensten en/of derden;

  • j.

    het managementteam: de gemeentesecretaris en de directeuren van de sectoren gezamenlijk;

  • k.

    de staf: de leden van het managementteam en de hoofden van de stafafdelingen gezamenlijk

  • l.

    de betalingsfiatteur: de ambtenaar die onder toezicht van de directeur van de sector Financiën en Control belast is met en verantwoordelijk is voor het effectueren van de betalingen;

  • m.

    de kassier: de ambtenaar die onder toezicht van de directeur van de sector Financiën en Control belast is met en verantwoordelijk is voor de bewaring van de contanten en andere geldswaarden;

  • n.

    concerncontroller: de functionaris die op concernniveau is belast met advisering omtrent geïntegreerde informatievoorziening aan de gemeentelijke bestuursorganen, het instandhouden van een systeem van besturings- en beheersinstrumenten en het systematisch bevorderen van een doelmatige bedrijfsvoering;

  • o.

    sectorcontroller: de functionaris die op sectorniveau belast is met advisering omtrent de sub n genoemde onderwerpen;

  • p.

    wijkbeheerder: de functionaris die in het bijzonder is belast met de zorg voor één op meer wijken in de gemeente.

Artikel 2
  • 1.

    Burgemeester en wethouders, respectievelijk de burgemeester kunnen - ieder voor zover hun bevoegdheid betreft - nadere regelen vaststellen met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de overige diensten, voor zover andere, terzake geldende wettelijke maatregelen daarin niet voorzien.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen richtlijnen vast teneinde de integriteit van de gemeentelijke organisatie te handhaven. Deze richtlijnen gelden voor de leden van het gemeentebestuur en het personeel van de bestuursdienst en de overige diensten.

Paragraaf 2 - De inrichting van de bestuursdienst

Artikel 3
  • 1.

    De bestuursdienst bestaat uit drie sectoren en drie stafafdelingen, te weten:

    • -

      de sector Welzijn (WE);

    • -

      de sector Grondgebied (GG);

    • -

      de sector Financiën en Control (FenC);

    • -

      de stafafdeling Bestuurs- en Burgerzaken (BBZ);

    • -

      de stafafdeling Interne Zaken (IZ);

    • -

      de stafafdeling Personeel en Organisatie (PenO);

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen op voorstel van c.q. gehoord de betreffende sectordirecteur en de gemeentesecretaris de sectoren nader indelen in afdelingen en de afdelingen en stafafdelingen in bureaus. Zij kunnen voorts stafbureaus en/of staffuncties instellen. Zij regelen alsdan de taaktoedeling per afdeling of bureau.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders zijn belast met het algemeen beheer van de bestuursdienst. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 van deze verordening is het dagelijks beheer en de leiding van iedere sector opgedragen aan de sectordirecteur. Het dagelijks beheer van de stafafdelingen berust bij de gemeentesecretaris, terwijl de leiding bij het afdelingshoofd berust.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders benoemen de sectordirecteuren en de hoofden van de stafafdelingen, gehoord de gemeentesecretaris en regelen de vervanging van elke sectordirecteur op diens aanbeveling.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders benoemen de afdelingshoofden op aanbeveling van de sectordirecteuren en gehoord de gemeentesecretaris.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders stellen de personeelsformatie per sector of stafafdeling vast.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtenaren van de bestuursdienst belasten met bijzondere taken. Zij kunnen voor die ambtenaren een instructie, nadere richtlijn of taakbeschrijving vaststellen. Zodanige instructie, nadere richtlijn of taakbeschrijving wordt - voor zover deze verordening daarin niet voorziet - in ieder geval vastgesteld voor ambtenaren, belast met interne controle werkzaamheden, voor de controlfunctie en voor de wijkbeheerders.

Artikel 4
  • 1.

    Aan de sectoren en stafafdelingen zijn de volgende taakvelden opgedragen:

    • -

      sector Welzijn:

      onderwijs en educatie, kunst en cultuur, sociaal cultureel werk w.o. jeugd- en jongerenwerk en ouderenwerk, sport en recreatie, maatschappelijke zorg en volksgezondheid, aangelegenheden m.b.t. arbeid en inkomen, gehandicaptenbeleid;

    • -

      sector Grondgebied:

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, monumentenzorg, bouwzaken en milieu, civiel- en cultuurtechniek w.o. groenbeheer, wegen en riolering, gemeentereiniging, aan- en verkoop en beheer van vastgoed, landmeetkunde en kadaster;

    • -

      sector Financiën en Control:

      financieel beleid; informatiecyclus op concernniveau, financieel beheer en financiële administraties, de urenadministratie van het concern, gemeentelijke belastingen;

    • -

      stafafdeling Bestuurs- en Burgerzaken:

      bestuurlijke organisatie, communicatie en voorlichting, algemene juridische zaken, openbare orde en veiligheidsbeleid, burgerlijke stand, GBA, overige burgerzaken;

    • -

      stafafdeling Interne Zaken:

      intern gerichte bestuurs- en managementondersteunende werkzaamheden op het gebied van documentair informatiebeheer, intern beheer (w.o. beheer van het gemeentehuis, inkoop, recepties, repro e.d.), secretariaat en centrale receptie;

    • -

      stafafdeling Personeel en Organisatie:

      personeelswerk, organisatiewerk, personeels- en salarisadministratie, informatievoorziening en automatisering.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen functieboeken vast waarin de taakvelden nader zijn uitgewerkt met de daarbij behorende functiebeschrijvingen. De binnen ieder taakveld te realiseren producten worden jaarlijks geformuleerd in de begroting.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen op voorstel van dan wel gehoord de sectordirecteur en de gemeentesecretaris op onderdelen wijzigingen in de taaktoedeling aanbrengen en de begrenzing van de taakvelden nader regelen.

  • 4.

    Nieuwe taken worden op voorstel van het managementteam toegedeeld aan de sector of stafafdeling, waar deze naar hun aard thuis horen. Deze worden vervolgens in het functieboek verwerkt.

Paragraaf 3 - De gemeentesecretaris

Artikel 5
  • 1.

    De gemeentesecretaris woont de vergaderingen van de raad bij en draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst.

  • 2.

    Hij draagt zorg voor een behoorlijke verslaglegging van de vergaderingen van de raad, zulks met inachtneming van de voorschriften van de raad terzake, als vervat in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad.

  • 3.

    De secretaris draagt zorg voor een doelmatige ondersteuning van de leden van de raad.

  • 4.

    Hij verstrekt de leden van de raad desgevraagd informatie omtrent onder het gemeentebestuur berustende documenten, waarvan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester kennis heeft genomen, voor zover bedoelde leden daarover in hun hoedanigheid van raadslid de beschikking behoeven. De informatie wordt mondeling, door inzage of in de vorm van een uittreksel of kopie verstrekt, waarbij zoveel als redelijkerwijs mogelijk is met de wens van de verzoeker rekening wordt gehouden.

  • 5.

    Het bepaalde in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur vindt bij de toepassing van het bepaalde in het vierde lid overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    De secretaris draagt er zorg voor dat de leden van de raad desgewenst bijstand verkrijgen bij het formuleren van moties, amendementen en voorstellen, interpellaties, het stellen van vragen en dergelijke in het reglement van orde voorziene initiatieven van leden van de raad.

  • 7.

    De secretaris staat de burgemeester terzijde bij zijn zorg voor een goede voorbereiding en orde van de vergaderingen van de raad.

Artikel 6
  • 1.

    De secretaris draagt, met inachtneming van de richtlijnen van burgemeester en wethouders en onverminderd de verantwoordelijkheid van de burgemeester, zorg voor een goede voorbereiding van de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Hij woont de vergaderingen bij en draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst van de vergaderingen van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Hij draagt zorg voor de vastlegging van de besluiten van het college van burgemeester en wethouders, zulks met inachtneming van het reglement van orde voor de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders en eventuele nadere richtlijnen van dit college.

  • 4.

    Hij draagt er zorg voor de besluiten van burgemeester en wethouders aan de sectordirecteuren en de hoofden van de stafafdelingen voldoende worden toegelicht. Voor zover zulks van hem afhankelijk is, zorgt hij ervoor dat de besluiten van burgemeester en wethouders met voldoende voortvarendheid worden uitgevoerd.

  • 5.

    De secretaris draagt zorg voor een doelmatige ondersteuning van de leden van het college van burgemeester en wethouders, zulks met inachtneming van eventuele nadere richtlijnen van het college.

  • 6.

    Hij draagt er desgevraagd of uit eigen beweging zorg voor dat de leden van het college van burgemeester en wethouders over alle informatie kunnen beschikken waarover zij de beschikking behoeven om hun functie goed te kunnen uitoefenen. Hij neemt hierbij eventuele nadere richtlijnen van het college van burgemeester en wethouders in acht.

Artikel 7

Het bepaalde in artikel 6 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester, voorzover het betreft de op hem rustende taken.

Artikel 8

Het bepaalde in artikel 5 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van door de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester ingestelde commissies voor zover het betreft de aan die commissies opgedragen taken. De secretaris kan zich terzake doen bijstaan, danwel doen vervangen door een ambtenaar van de bestuursdienst.

Artikel 9
  • 1.

    Onverminderd de eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de sectordirecteuren, als bedoeld in artikel 28 van deze verordening, is de secretaris belast met het toezicht op het goed en doelmatig functioneren van de bestuursdienst.

  • 2.

    Hij doet desgevraagd of uit eigen beweging aan het college van burgemeester en wethouders voorstellen ter verbetering van de procedures, de coördinatie en overigens met betrekking tot al hetgeen het functioneren van de bestuursdienst ten goede komt.

  • 3.

    Hij draagt zorg voor een voldoende kwaliteit van de ambtelijke advisering en ondersteuning.

Artikel 10
  • 1.

    Onverminderd de eigen bevoegdheid van de sectordirecteuren, het college van burgemeester en wethouders te adviseren omtrent de aan hun zorg toevertrouwde taakvelden, adviseert de secretaris het college van burgemeester en wethouders en de raad desgevraagd of uit eigen beweging omtrent alle zaken het bestuur van de gemeente betreffende. In de daarvoor in aanmerking komende gevallen pleegt hij vooraf overleg met de betreffende sectordirecteur.

  • 2.

    Indien de secretaris zich met een door een sectordirecteur uitgebracht advies niet kan verenigen, pleegt hij overleg met die sectordirecteur. Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt, legt de secretaris het advies van de sectordirecteur onverwijld en onverkort voor aan het college van burgemeester en wethouders onder toevoeging van zijn bevindingen.

Artikel 11
  • 1.

    Ten behoeve van zijn adviserende taak kan de secretaris aan alle ambtenaren van de bestuursdienst en de overige diensten alle informatie vragen. Zij verstrekken de gevraagde informatie onverwijld, tenzij enig wettelijk voorschrift zich daartegen verzet.

  • 2.

    De secretaris is bevoegd ten aanzien van de termijn van afdoening van zaken en de te volgen procedure, voorzover daartoe in het managementteam geen afspraken zijn gemaakt, aanwijzingen te geven aan de ambtenaren van de bestuursdienst.

Artikel 12

De secretaris is de burgemeester behulpzaam bij de bevordering van goede samenwerking en afstemming tussen de bestuursorganen, alsmede bij het bewaken van het functioneren als collegiaal bestuur van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 13

Met inachtneming van de eventueel door het college van burgemeester en wethouders gegeven richtlijnen is de secretaris belast met het toezicht op het beheer van het gemeentehuis en de overige gebouwen waarin de bestuursdienst is gehuisvest.

Artikel 14

Indien de secretaris meer dan twee opeenvolgende dagen verhinderd is zijn ambt te vervullen, doet hij daarvan mededeling aan het college van burgemeester en wethouders.

Paragraaf 4 - Functionarissen, belast met het financieel beheer van de bestuursdienst en de overige diensten

Artikel 15
  • 1.

    De directeur van de sector Financiën en Control is belast met en verantwoordelijk voor de op centraal niveau te vervullen taken op het gebied van financieel beleid. Hij is voorts zelfstandig verantwoordelijk voor het (doen) bijhouden van de financiële administratie van de gemeente.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders wijzen de volgende functionarissen aan:

    • a.

      de concerncontroller en de sectorcontroller;

    • b.

      de betalingsfiatteur;

    • c.

      de kassier.

  • 3.

    De onder b. en c. van lid 2 van dit artikel genoemde functies zijn onverenigbaar.

Artikel 16

Burgemeester en wethouders kunnen voor met name aangewezen inkomsten, ontvangsten en betalingen andere functionarissen als subkassiers aanwijzen, die onder toezicht van de directeur van de sector Financiën en Control belast zijn met en verantwoordelijk zijn voor de hun opgedragen bewaring van geldmiddelen.

Artikel 17

De in de artikelen 15 en 16 genoemde functionarissen worden vervangen op een door burgemeester en wethouders te bepalen wijze.

Artikel 18
  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen binnen de in deze verordening vastgestelde structuur nadere regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het beheer van geldmiddelen. Deze nadere regels worden vastgelegd in "de concernrichtlijnen" en worden ter kennisneming aan de raad en aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 2.

    De concernrichtlijnen bevatten in ieder geval:

    • a.

      de aanwijziging van de ambtenaren die de functies, bedoeld in artikel 15, lid 2, van deze verordening vervullen;

    • b.

      de aanwijzing van de ambtenaar die tezamen met de betalingsfiatteur verantwoordelijk is voor het effectueren van betalingen; dit kan niet zijn de functionaris, bedoeld in artikel 15, lid 2, sub c;

    • c.

      de instructies voor de aangewezen functionarissen;

    • d.

      de regeling van teken- en beschikkingsbevoegdheid;

    • e.

      voorschriften inzake periodieke verslaglegging en rapportering naar zowel burgemeester en wethouders als naar de beheersfunctionarissen.

  • 3.

    De accountant, bedoeld in artikel 45 van deze verordening, wordt gehoord over het ontwerp van de concernrichtlijnen.

Artikel 19
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in de concernrichtlijnen aanvullende regelen opnemen. Deze aanvullende regelen worden ter kennis gebracht van Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    De aanvullende regelen kunnen onder meer bevatten:

    • a.

      een organisatieschema dat een doelmatige functiescheiding waarborgt;

    • b.

      procesgeoriënteerde beschrijvingen van de administratieve organisatie;

    • c.

      het besturings- en beheersinstrumentarium;

    • d.

      concernrichtlijnen.

Artikel 20

De gemeentesecretaris draagt er zorg voor dat de directeur van de sector Financiën en Control tijdig schriftelijk op de hoogte worden gesteld van alle door de raad en burgemeester en wethouders genomen besluiten waaraan financiële gevolgen voor de bestuursdienst of de overige diensten zijn verbonden.

Artikel 21

De sectordirecteuren en de hoofden van de stafafdelingen verstrekken de directeur van de sector Financiën en Control alle gegevens en stukken die deze ten behoeve van een juiste verzorging van de administratie, de kredietbewaking en de verslaglegging nodig heeft.

Artikel 22

De directeur van de sector Financiën en Control is bij nalatigheid van een debiteur in de tijdige betaling van vorderingen belast met het tijdig nemen van de noodzakelijke invorderingsmaatregelen en van de wettelijke vervolgingstaken.

Artikel 23

De betalingen geschieden met inachtneming van door burgemeester en wethouders vast te stellen procedures en toe te kennen fiatteringsbevoegdheden.

Artikel 24
  • 1.

    De directeur van de sector Financiën en Control draagt zorg voor de tijdige opstelling van de begroting en de jaarrekening, alsmede van de overige rapportages welke op grond van de voorschriften, bedoeld in de artikelen 18 en 19 van deze verordening vereist zijn.

  • 2.

    De directeuren van de sectoren en de hoofden van de stafafdelingen leveren de door hen te verstrekken gegevens tijdig aan met inachtneming van de daartoe gegeven richtlijnen.

Paragraaf 5 - De controlfunctie

Artikel 25
  • 1.

    De concerncontroller is op concernniveau belast met advisering omtrent geïntegreerde informatievoorziening aan de gemeentelijke bestuursorganen, het instandhouden van een adequaat systeem van besturings- en beheersinstrumenten, het systematisch bevorderen van een doelmatige bedrijfsvoering en het toetsen van de doelmatigheid en effectiviteit van het beleid.

  • 2.

    De concerncontroller adviseert aan burgemeester en wethouders door tussenkomst van het managementteam. Indien tussen het managementteam en de concerncontroller over enig onderwerp verschil van inzicht bestaat, plegen zij daarover overleg. Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt, wordt het advies van de concerncontroller onverkort aan burgemeester en wethouders voorgelegd onder bijvoeging van de bevindingen van het managementteam.

Artikel 26
  • 1.

    De sectorcontroller is op sectorniveau belast met de taken, genoemd in artikel 25, lid 1, van deze verordening.

  • 2.

    Hij adviseert aan de sectordirecteur. Indien tussen de sectordirecteur en de sectorcontroller over enig onderwerp verschil van inzicht bestaat en de sectorcontroller van mening is dat hierdoor betekenende schade aan een doelmatige uitoefening van de dienst wordt toegebracht, rapporteert hij hierover rechtstreeks aan burgemeester en wethouders. Gelijktijdig met de verzending van zijn rapporten aan het college zendt bij een kopie daarvan aan de sectordirecteur.

Artikel 27

De concerncontroller en de sectorcontrollers plegen regelmatig overleg over de tot hun functie behorende taken. Zij doen verslag van dat overleg aan het managementteam.

Paragraaf 6 - De sectoren

Artikel 28
  • 1.

    Iedere sector draagt zorg voor de taakvelden, welke hem zijn toevertrouwd.

  • 2.

    De sectordirecteur is verantwoordelijk voor de leiding van de sector, voor de interne organisatie van de sector binnen de grenzen van deze verordening, voor een doelmatige werkplanning en voor de kwaliteitsbewaking van de geleverde producten.

  • 3.

    Met betrekking tot de interne organisatie van de sector, in het bijzonder met betrekking tot de taaktoedeling aan de binnen de sector werkzame ambtenaren, pleegt de sectordirecteur overleg met de gemeentesecretaris.

  • 4.

    Voor zover aan een sector het functionele primaat voor een taak is opgedragen, hetzij bij algemene opdracht, hetzij bij besluit van het managementteam, als bedoeld in artikel 35, lid 2, van deze verordening, draagt de sectordirecteur voor zover nodig zorg voor integrale advisering. Hij wint daartoe de adviezen in van de additionele primaathouders, de overige diensten en derden en draagt er zorg voor dat deze adviezen worden opgenomen in het uit te brengen integrale advies.

  • 5.

    Voor zover aan een sector een additioneel primaat voor een taak is opgedragen, draagt de sectordirecteur er zorg voor dat op een verzoek om advies van de functionele primaathouder tijdig en adequaat wordt gereageerd.

  • 6.

    De sectordirecteur draagt er zorg voor dat bij de voorbereiding en uitvoering van de aan de sector opgedragen taken de geldende wettelijke voorschriften, de voorschriften van deze verordening, de eventueel nader door burgemeester en wethouders gegeven richtlijnen en de in het managementteam gemaakte afspraken worden nagekomen.

  • 7.

    De sectordirecteur draagt zorg voor een voldoende voortgangscontrole binnen de sector. Hij maakt daartoe mede gebruik van de bij de stafafdeling interne zaken beschikbare systemen.

Artikel 29

De sectordirecteur is verantwoordelijk voor de bewaking van de op zijn sector betrekking hebbende budgetten en de besteding daarvan overeenkomstig de doeleinden, waarvoor zij beschikbaar zijn gesteld. Hij maakt daartoe gebruik van de systemen, welke binnen het concern beschikbaar zijn.

Artikel 30

De sectordirecteur draagt zorg voor de uitvoering van het personeelsbeleid, voor zover dit aan de sector is opgedragen.

Artikel 31
  • 1.

    De sectordirecteur regelt het werkoverleg binnen de sector.

  • 2.

    Hij draagt er zorg voor dat een ieder binnen de sector kan kennisnemen van de besluiten van burgemeester en wethouders, van de algemene voorschriften en richtlijnen, welke voor het werk binnen de sector van belang zijn en voorts van al hetgeen de uitvoering van het werk kan bevorderen.

Paragraaf 7 - De stafafdelingen

Artikel 32
  • 1.

    De stafafdelingen verlenen ondersteunende diensten aan de bestuursorganen, de sectoren, de stafafdelingen en de overige diensten.

  • 2.

    Zij ressorteren rechtstreeks onder de gemeentesecretaris en adviseren burgemeester en wethouders door tussenkomst van de gemeentesecretaris.

  • 3.

    Het in paragraaf 6 van deze verordening gestelde is overigens van overeenkomstige toepassing op de stafafdelingen.

Artikel 33

De secretaris ziet toe op een eenduidig gebruik van de diensten van de stafafdelingen en op een eenduidige toepassing van het personeelsbeleid. Hij kan ten aanzien van de advisering en de uitvoering terzake nadere aanwijzingen geven.

Paragraaf 8 - Het managementteam en de staf

Artikel 34
  • 1.

    Er is een managementteam (MT), dat bestaat uit de gemeentesecretaris als lid, tevens voorzitter, en de sectordirecteuren als leden.

  • 2.

    De voorzitter wordt vervangen door degene die hem als gemeentesecretaris vervangt. De leden worden vervangen door een door hen aan te wijzen afdelingshoofd van hun sector.

  • 3.

    De voorzitter nodigt - op verzoek van het managementteam - anderen ter vergadering uit. Deze hebben alsdan een adviserende stem.

  • 4.

    Een hoofd van een stafafdeling kan voor een vergadering van het managementteam worden uitgenodigd, indien zaken aan de orde komen, welke zijn afdeling betreffen.

  • 5.

    Als secretaris van het managementteam treedt op een ambtenaar van de bestuursdienst, door de voorzitter van het managementteam in overleg met de leden aan te wijzen.

  • 6.

    Het managementteam vergadert tenminste 1x per maand en voorts zo dikwijls de voorzitter zulks nodig acht of één der leden daarom verzoekt.

  • 7.

    Het verslag van de vergadering van het managementteam wordt overgelegd aan burgemeester en wethouders en verspreid bij de sectoren en stafafdelingen.

Artikel 35
  • 1.

    Tot de taken van het managementteam behoren in ieder geval:

    • -

      het bevorderen van een effectieve samenwerking tussen de sectoren;

    • -

      het maken van een werkplanning voor alle zaken, welke de gewone orde van de dag te boven gaan en het toezien op de uitvoering van die planning;

    • -

      het bevorderen van integrale advisering door de sectoren en de stafafdelingen;

    • -

      het initiëren van zaken, indien door de betreffende sector/stafafdeling geen initiatief wordt genomen;

    • -

      het adviseren aan het college van burgemeester en wethouders over zaken van algemene organisatorische aard;

    • -

      het adviseren over inhoudelijke en strategische aspecten, zoals nader omschreven in het volgende artikel.

  • 2.

    Voor zover uit deze verordening of anderszins niet duidelijk blijkt, danwel omstreden is, welke sector of stafafdeling ten aanzien van een bepaalde taak primaathouder is, wijst het managementteam de functionele- en/of additionele primaathouders aan.

  • 3.

    Zaken welke in de werkplanning van het managementteam voorkomen, danwel waartoe het managementteam het initiatief heeft genomen, worden door het managementteam getoetst op besluitrijpheid en volledigheid. Het managementteam kan deze toetsing overlaten aan de voorzitter.

Artikel 36
  • 1.

    Indien het managementteam van oordeel is, dat een advies van een sector of stafafdeling onvolledig is, kan het de betreffende sector of stafafdeling verzoeken aan het ontbrekende alsnog aandacht te schenken. Wordt aan dat verzoek niet voldaan, dan wordt het advies niettemin aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd. De opmerkingen van het managementteam worden op het advies vermeld.

  • 2.

    Het managementteam is bevoegd bij sectoroverschrijdende zaken en bij zaken van grote maatschappelijke, organisatorische of financiële importantie aan het advies van een sector een nader advies toe te voegen. Het advies van het managementteam is gericht op strategische aspecten en inhoudelijke beleidskeuzen, in het bijzonder voor de langere termijn.

Artikel 37

Het managementteam kan horizontale werkverbanden instellen overeenkomstig de regeling, vervat in artikel 40 van deze verordening.

Artikel 38

Indien het ontbreken van overeenstemming in het managementteam leidt tot stagnatie in de voortgang van het werk, kan de gemeentesecretaris aanwijzingen geven ten aanzien van die voortgang. Hij doet daarvan in de eerstvolgende vergadering van burgemeester en wethouders mededeling.

Artikel 39
  • 1.

    De staf bestaat uit de leden van het managementteam en de hoofden van de stafafdelingen gezamenlijk. De gemeentesecretaris is voorzitter van de staf.

  • 2.

    De staf vergadert in principe wekelijks.

  • 3.

    In de vergadering van de staf komen aan de orde:

    • -

      toelichting op en informatie over de door burgemeester en wethouders genomen besluiten;

    • -

      zaken van algemeen organisatorische en personele aard.

Afspraken welke in de vergadering van de staf en het MT worden gemaakt, worden schriftelijk vastgelegd.

Paragraaf 9 - Structuren en procedures

Artikel 40
  • 1.

    Binnen de bestuursdienst kunnen horizontale werkverbanden worden ingesteld.

  • 2.

    Zij worden onderscheiden in werkgroepen, projectgroepen en stuurgroepen al naar gelang hun aard.

  • 3.

    Met betrekking tot de instelling, de inrichting en de werkwijze van horizontale werkverbanden geldt hetgeen in de in het vorige lid genoemde bijlage is vermeld.

Artikel 41

Burgemeester en wethouders bevorderen een regelmatig overleg tussen de leden van het college en de sectordirecteuren c.q. de hoofden van de stafafdelingen. Dit overleg wordt aangeduid als portefeuille-overleg. Zij kunnen terzake nadere richtlijnen geven.

Artikel 42
  • 1.

    Burgemeester en wethouders regelen de mandaatverlening aan de sectordirecteuren en de hoofden van de stafafdelingen, als bedoeld in artikel 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Bij de mandaatverlening wordt algemeen mandaat en ondertekeningsmandaat uitdrukkelijk onderscheiden.

  • 3.

    Ondermandaat is niet toegestaan, tenzij daartoe door burgemeester en wethouders bij de mandaatverlening uitdrukkelijk toestemming is verleend.

  • 4.

    De besluiten van burgemeester en wethouders tot mandaatverlening worden opgenomen in een register.

Artikel 43
  • 1.

    Voor de voorbereiding van belangrijke zaken kunnen burgemeester en wethouders vooraf een kader vaststellen. Dit kader wordt aangeduid als bestuursopdracht.

  • 2.

    De sector, respectievelijk de stafafdeling die zulks aangaat, dient daartoe door tussenkomst van het managementteam een voorstel in bij burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Bij gebreke van een dergelijk voorstel, bevordert het managementteam de totstandkoming daarvan.

  • 4.

    De bestuursopdracht heeft in ieder geval betrekking op:

    • -

      de probleemstelling;

    • -

      het beoogde resultaat;

    • -

      de eventuele randvoorwaarden en uitgangspunten;

    • -

      de vraag wie bij de voorbereiding wordt betrokken;

    • -

      de termijnen.

  • 5.

    Het managementteam toetst het resultaat van de voorbereiding aan de bestuursopdracht.

Paragraaf 10 - Grondexploitatie

Artikel 44

Regels omtrent de exploitatie van gronden in het kader van bestemmingsplannen worden bij afzonderlijke, door de raad vast te stellen, verordening gesteld.

Paragraaf 11 - Controleregelen

Artikel 45
  • 1.

    De controle op het geldelijk beheer, de boekhouding van de gemeente en het onderzoek naar de deugdelijkheid van de gemeenterekening wordt opgedragen aan een externe accountant.

  • 1.

    Bij de in lid 1 bedoelde opdrachtverlening wordt van het bepaalde in de artikelen 46 t/m 48 melding gemaakt.

Artikel 46
  • 1.

    De controle door de accountant geschiedt eenmaal per jaar (gemeenterekening).

  • 2.

    Bovendien kunnen burgemeester en wethouders de aangewezen accountant verzoeken een controle in te stellen zo dikwijls zij dit nodig achten.

  • 3.

    De controle gebeurt in principe op afspraak, doch met name kascontrole kan geschieden zonder voorafgaande waarschuwing van de gecontroleerden en op ongeregelde tijdstippen en zo dikwijls als de accountant dit nodig acht.

Artikel 47
  • 1.

    Van iedere controle wordt een verslag gemaakt, dat door de gecontroleerde voor gezien wordt mede-ondertekend.

  • 2.

    De gecontroleerde is bevoegd aan zijn ondertekening een verklaring toe te voegen. De accountant wordt van de inhoud van deze verklaring in kennis gesteld.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders doen het controleverslag en de eventuele verklaring aan de raad en aan Gedeputeerde Staten toekomen.

Artikel 48
  • 1.

    De aangewezen accountant heeft de bevoegdheid ook van andere dan de in artikel 15 bedoelde ambtenaren mondelinge inlichtingen en schriftelijke gegevens en inlichtingen te vragen, welke hij nodig acht voor de uitoefening van zijn taak.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde ambtenaren zijn verplicht de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken.

Paragraaf 12 - Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 49
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op een nader door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip. Op dat tijdstip vervalt de Organisatie- en beheersverordening gemeente Zevenaar 1989.

  • 2.

    Tot het in het eerste lid van dit artikel genoemde tijdstip blijft de Organisatie- en beheersverordening gemeente Zevenaar van toepassing. De op grond van die verordening vastgestelde nadere regelen en voorschriften blijven van toepassing, totdat zij zijn vervangen door regelen of voorschriften, vastgesteld op grond van deze verordening.

Artikel 50

Deze verordening kan worden aangehaald als "Organisatie- en beheersverordening gemeente Zevenaar 2000".

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zevenaar in zijn openbare vergadering van 24 mei 2000.

 

Toelichting op de organisatie- en beheersverordening gemeente Zevenaar 2000.

De organisatie- en beheersverordening dateert van 1989 en kwam tot stand bij de eerste grote reorganisatie van de gemeentelijke organisatie welke formeel per 1 januari 1990 een feit werd. Sedertdien is er zowel in de structuur als in de werkwijze en het functioneren van de organisatie het nodige veranderd. Met aanpassing van de organisatie- en beheersverordening is gewacht totdat een aantal zaken uitgekristaliseerd is. Op die wijze krijgt de verordening niet het karakter van een "papieren stuk", maar kan grosso modo gelden als de formele verankering van hetgeen daadwerkelijk gewenst en ook in praktijk gebracht wordt.

Bij de herziening van de vigerende verordening is in de eerste plaats de vraag aan de orde gesteld of de structuur van de oorspronkelijke verordening nog voldoet, dan wel of voor een geheel ander model zou moeten worden gekozen. Geconcludeerd is dat het huidige model nog voldoet, mits actualisering en aanpassing aan de huidige situatie plaatsvindt. Punt van overweging daarbij is ook dat de nadruk minder moet liggen op de structuur en meer op de cultuur van de organisatie. Anders gezegd: indien de structuur van de organisatie helder en inzichtelijk is (en dat is binnen de geldende organisatieverordening het geval) dan is er geen reden daarin belangrijke wijzigingen aan te brengen, doch dient het accent veel meer te liggen op het daadwerkelijk realiseren van de daarin vervatte uitgangspunten.

Er is derhalve gekozen voor handhaving van het model van de geldende organisatie- en beheersverordening, waarbij aanpassing en aanvulling op een aantal punten heeft plaatsgevonden. Teneinde de leesbaarheid te vergroten wordt voorgesteld de tekst van de verordening in zijn geheel opnieuw vast te stellen.

Naast een aantal tekstuele aanpassingen (welke voor zichzelf spreken) zijn de belangrijkste wijzigingen/aanvullingen de volgende:

  • -

    bij de begripsomschrijvingen is een aantal begrippen toegevoegd (artikel 1);

  • -

    het vereiste dat richtlijnen worden vastgesteld ter waarborging van de integriteit van de organisatie is nieuw (artikel 2);

  • -

    de nieuwe indeling van de organisatie wordt vastgelegd (artikel 3);

  • -

    de toedeling van de taakvelden wordt in de verordening opgenomen (artikel 4); de bij de oorspronkelijke verordening behorende bijlage A vervalt;

  • -

    in paragraaf 4 is een aantal artikelen herschreven (artikel 15, 18, 19 en 24 nieuw); dit houdt o.a. verband met de nieuwe Gemeentewet, welke de functie van comptabele als in de wet omschreven functie niet meer kent;

  • -

    paragraaf 5 (nieuw) inzake de controlfunctie wordt aan de verordening toegevoegd;

  • -

    de omschrijving van de taken van het managementteam worden in overeenstemming gebracht met de gewenste praktijk (artikel 35 en 36 (nieuw));

  • -

    naast het managementteam fungeert de staf; deze wordt nu expliciet in de verordening vermeld;

  • -

    de regeling inzake mandatering wordt in overeenstemming gebracht met de Algemene wet bestuursrecht (artikel 42);

  • -

    de algemene bepalingen voor de takken van dienst en de bijzondere bepalingen voor het Grondbedrijf en het Woningbedrijf vervallen, aangezien deze takken van dienst niet meer bestaan.

Artikelsgewijze toelichting.

De artikelsgewijze toelichting op de verordening is aangepast in verband met de doorgevoerde wijzigingen/aanvullingen. Daar waar geen wijzigingen zijn aangebracht is de tekst van de toelichting op de oorspronkelijke verordening gehandhaafd, zo nodig onder een gewijzigd artikelnummer.

Artikel 1. Dit artikel bevat een aantal begripsomschrijvingen. Met name het bepaalde onder a. en b. duidt de plaats aan van de verschillende onderdelen van de gemeentelijke organisatie. Met de begrippen, genoemd onder g. en h. wordt getracht de werktoedeling en de toedeling van verantwoordelijkheid voor de voortgang van het werk te structureren. De sector of stafafdeling die het functionele primaat heeft is verantwoordelijk voor de procedurele gang van zaken met betrekking tot het onderwerp. Deze zal tevens voor bepaalde aspecten van het onderwerp inhoudelijke verantwoordelijkheid dragen. De sector of stafafdeling, die een additioneel primaat heeft, draagt voor bepaalde aspecten van het onderwerp inhoudelijke verantwoordelijkheid. Het spreekt vanzelf dat de functionele primaathouder voor de kwaliteit van de bijdrage van de houder van het additionele primaat geen verantwoordelijkheid kan dragen.

Artikel 2. De tot de "overige diensten" behorende dienstonderdelen zijn voor een deel in wettelijke voorschriften geregeld. Dit geldt met name voor het openbaar basisonderwijs. De vrijwillige brandweer vindt regeling in de Brandweerwet 1985 en de Organisatieverordening brandweer Zevenaar 1987. Voor de Liemerse Muziekschool geldt de terzake gesloten gemeenschappelijke regeling. Aan artikel 2 is een 2e lid toegevoegd dat voor burgemeester en wethouder de opdracht inhoudt richtlijnen vast te stellen ter waarborging van de integriteit van de organisatie.

Artikelen 3 en 4. Deze artikelen geven het kader voor de organisatie van de bestuursdienst aan. Zij geven tevens de verdeling van bevoegdheden aan tussen met name de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. De toedeling van de taakvelden is thans in de verordening zelf opgenomen en niet meer in een bijlage zoals in de oude verordening. Een verdere uitwerking van de taken in functies is te vinden in het vast te stellen functieboek, terwijl de te leveren producten jaarlijks in de begroting worden geformuleerd.

Artikelen 5 t/m 8. Paragraaf 3 van de verordening bevat de instructie voor de gemeentesecretaris, als bedoeld in artikel 103, lid 2, van de Gemeentewet. De bepalingen dragen een globaal karakter. Zij zijn grotendeels ontleend aan de model-instructie van de Vereniging van Gemeentesecretarissen. De artikelen 5 t/m 8 regelen de verhouding van de gemeentesecretaris tot de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester en de commissies. Men kan dit aanduiden als de eigenlijke secretariaatsfunctie en ondersteuningsfunctie ten behoeve van de bestuursorganen. De bepalingen spreken voor zichzelf.

Artikel 9. De gekozen structuur (het sectorenmodel) impliceert een grote mate van eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de sectordirecteuren. Zij zijn in principe zelf verantwoordelijk voor de organisatie van hun sector en voor de kwaliteit van het geleverde product. Met name dragen zij bij uitstek inhoudelijke verantwoordelijkheid tegenover het college van burgemeester en wethouders voor de zaken, welke tot hun sector behoren. In die structuur past niet de gemeentesecretaris als hoofd van de secretarie in traditionele zin, dat wil zeggen als degene die zowel in organisatorische zin als inhoudelijk "de dienst uitmaakt". Daarop betrekking hebbende bepalingen komen in deze paragraaf dan ook niet voor (zulks in tegenstelling tot de model-instructie van de Vereniging voor Gemeentesecretarissen). Dat wil evenwel niet zeggen dat de gemeentesecretaris in deze geen taak zou hebben. Hij is - als eerste in de ambtelijke organisatie - bij uitstek degene, die moet toezien op het goed functioneren van de bestuursdienst, doch niet meer als een soort "super-chef" doch in aanvullende zin. Hij kan dat doen vanuit een zekere afstandelijkheid, aangezien hij niet belast is met de directe leiding van een sector.

Artikel 10. Het gekozen model impliceert, dat de sectordirecteuren zelfstandig inhoudelijke verantwoordelijkheid dragen voor de zaken betreffende hun sector. De gemeentesecretaris blijft evenwel op grond van zijn wettelijk verankerde positie eveneens zijn adviesfunctie behouden. Dat betekent dat de gemeentesecretaris bij verschil van inzicht met de sectordirecteur zijn opvatting naast die van de sectordirecteur zal kunnen stellen, doch niet het advies van de sectordirecteur door het zijne zal kunnen vervangen. Dit is overigens niet meer dan een formalisering van wat reeds praktijk is geworden. De eigen advies functie van de gemeentesecretaris onderscheidt zich ook daarin van die van de sectordirecteuren, dat laatstgenoemden uitsluitend adviseren aan het college van burgemeester en wethouders, terwijl de gangbare uitleg van artikel 103 van de Gemeentewet inhoudt, dat de gemeentesecretaris ook rechtstreeks aan de raad kan adviseren.

Artikel 11. De eigen adviserende bevoegdheid van de gemeentesecretaris brengt met zich mee, dat hij over de nodige informatie moet kunnen beschikken. Daarin voorziet dit artikel.

Artikel 12. De burgemeester draagt primair verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van het bestuursproces. De secretaris ondersteunt hem daarbij.

Artikelen 13 en 14. Deze spreken voor zichzelf.

Artikelen 15 t/m 17. Paragraaf 4 van de verordening bevat bepalingen in verband met het aanwijzen van functionarissen, belast met het financieel beheer. De vorige gemeentewet bevatte voorschriften terzake. Op grond van artikel 127a van de gemeentewet kon de raad regelen stellen met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer van de gemeente, waarbij in plaats van de gemeente-ontvanger één of meer ambtenaren konden worden aangewezen, die werden belast met de vervulling van taken, welke bij of krachtens de wet aan de ontvanger waren opgedragen. De nieuwe Gemeentewet bevat een dergelijke bepaling niet langer. Artikel 212 bepaalt slechts dat de raad bij verordening regels vaststelt met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van de vermogenswaarden. Deze paragraaf bevat de hoofdlijnen van deze regels. Een nadere uitwerking vindt plaats in de concernrichtlijnen.

Artikelen 18 en 19. Deze artikelen vormen de basis voor de op te stellen concernrichtlijnen.

Artikel 20. Het bepaalde in dit artikel beoogt te bereiken dat de directeur van de sector Financiën en Control in staat wordt gesteld een volledige registratie te voeren.

Artikel 21. Regelt de algemene verantwoordelijkheid van de diverse functionarissen ten aanzien van het nemen van maatregelen die nodig zijn voor het voeren van een goede en betrouwbare administratie en een correcte financiële bedrijfsvoering.

Artikel 22. Dit artikel legt de bevoegdheid tot het nemen van invorderingsmaatregelen expliciet bij de directeur van de sector Financiën en Control neer en dus niet, zoals ook mogelijk zou zijn geweest, bij de kassier. De functie van kassier is beperkt tot het contante geldverkeer.

Artikel 23. Dit artikel is erop gericht te bewerkstelligen dat zodanige maatregelen worden genomen, dat een procesgang ontstaat die ervoor zorgt dat geen gelden ten onrechte de gemeentelijke huishouding verlaten en dat de betalingen aan de rechthebbenden plaatsvinden. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 zullen de raad en gedeputeerde staten van de op grond van dit artikel genomen besluiten in kennis worden gesteld.

Artikel 24. De oude gemeentewet kende een eigenstandige verantwoordelijkheid van de gemeente-ontvanger, later de comptabele, voor het opmaken van de gemeenterekening. De huidige Gemeentewet kent die eigenstandige verantwoordelijkheid niet meer. Het afleggen van verantwoording over het gevoerde financieel beheer ligt onverdeeld bij burgemeester en wethouders. In verband daarmede is artikel 24 van de verordening opnieuw geformuleerd.

De nieuwe ingevoegde paragraaf 5 regelt de controlfunctie zowel op concern- als op sectorniveau.

Artikel 28. Paragraaf 6 van de verordening bevat een nadere uitwerking van de bevoegdheden en taak van de sectoren. De eigen inhoudelijke verantwoordelijkheid van de sectoren wordt benadrukt. Dat houdt ook in dat de sectordirecteur primair zelf verantwoordelijk is voor de interne organisatie van zijn sector. Over bepaalde aspecten daarvan dient hij evenwel overleg te plegen met de gemeentesecretaris ter bewaking van de algemene aspecten van organisatie, personeelsbeleid e.d. Er is nadrukkelijk sprake van overleg, niet van het vragen van instemming of iets dergelijks. In dit artikel is ook de werking van de zg. primaten expliciet geregeld. Daarbij wordt er nog eens opgewezen dat de functionele primaathouders gehouden zijn er zorg voor te dragen, dat de medeadviezen van additionele primaathouders in het integrale advies onverminkt tot hun recht komen. Lid 7 van dit artikel verplicht tot het gebruik maken van centrale systemen van voortgangscontrole. Dit geldt uiteraard alleen indien dergelijke systemen voorhanden zijn. Bedoeld is te voorkomen dat allerlei "eigen" systemen worden ontwikkeld en daardoor dubbele administraties worden gehouden.

Artikel 29. De sectordirecteuren worden verantwoordelijk gesteld voor de bewaking van de budgetten, welke betrekking hebben op zaken, welke tot hun sector behoren. Zij zullen ook middels periodieke rapportage inzicht moeten geven in het verloop van een en ander en de verschillen genoegzaam moeten verklaren. Het is niet de bedoeling dat zij daartoe "eigen" bewakingssystemen gaan opzetten. De sector Financiën en Control dient voor de nodige informatie te zorgen.

Artikelen 30 en 31. In deze artikelen is expliciet gemaakt dat de sectordirecteuren zelf verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het personeelsbeleid zoals dat centraal door de stafafdeling Personeel en Organisatie wordt ontwikkeld, uiteraard met ondersteuning van die stafafdeling. Het kan evenwel niet zo zijn, dat de sectordirecteuren kunnen volstaan met voor personele aangelegenheden eenvoudig naar de stafafdeling te verwijzen. Soortgelijke verantwoordelijkheid geldt voor wat betreft het regelen van het werkoverleg binnen de eigen sector.

Artikel 32. De stafafdelingen zijn geregeld op een wijze welke te vergelijken is met de sectoren met één groot verschil, namelijk dat de stafafdelingen ook inhoudelijk ressorteren onder de gemeentesecretaris, zulks in tegenstelling tot de sectoren.

Artikel 33. Het is gewenst dat van de diensten van de stafafdelingen een eenduidig gebruik wordt gemaakt en dat eenduidigheid bestaat ten aanzien van het te voeren personeelsbeleid. De gemeentesecretaris heeft hierin een centrale taak.

Artikel 34. Paragraaf 8 van de verordening bevat bepalingen met betrekking tot het managementteam en de staf. Het onderhavige artikel heeft betrekking op de samenstelling en de werkwijze. Het behoeft geen nadere toelichting.

Artikelen 35, 36 en 37. In deze artikelen wordt (globaal) de taakstelling van het managementteam weergegeven. In tegenstelling tot de oorspronkelijke verordening noemt de thans voorgestelde regeling uitdrukkelijk de mogelijkheid dat het managementteam het advies van een sector aanvult, waarbij de inbreng van het managementteam gericht moet zijn op strategische aspecten en inhoudelijke beleidskeuzen, in het bijzonder voor de langere termijn. Derhalve geen dirigistische bemoeienis op details.

Artikel 38. Mocht er op een bepaald moment een impasse ontstaan in het functioneren van het managementteam, dan mag dit evenwel niet leiden tot een durende stagnatie in het werk. Het is dan aan de gemeentesecretaris de voortgang te verzekeren. De meldingsplicht aan het college op zeer korte termijn waarborgt dat een dergelijke situatie niet onopgemerkt kan blijven voortbestaan.

De oorspronkelijke verordening kende het voorschrift dat het managementteam eenmaal per jaar een rapport uitbrengt aan burgemeester en wethouders. In de praktijk is dit artikel overbodig gebleken nu een gestructureerde rapportage in de vorm van Berap I en II en de jaarrekening plaatsvindt.

Artikelen 40 t/m 43. In paragraaf 9 van de verordening is een aantal zaken samengebracht, welke te maken hebben met structuren en procedures. In de eerste plaats worden hier de zg. horizontale werkverbanden geregeld. Een definitie van dat begrip is in artikel 1 gegeven. Bij de feitelijke toepassing van dit systeem dient terughoudendheid te worden betracht. Hier ligt met name een taak voor het managementteam er op toe te zien, dat geen werkgroepen e.d. worden ingesteld, indien dit niet strikt nodig is, daarbij rekening houdend met het gegeven, dat in een sectorenmodel de sector zelf een zo volledig mogelijk product moet leveren, zo nodig gebruik makend van het mede-advies van de additionele primaathouder. Artikel 41 draagt burgemeester en wethouders op het zg. portefeuille-overleg te bevorderen. Hiermede wordt gedoeld op het overleg tussen de portefeuillehouder en de sectordirecteur. Uiteraard kunnen zij hierbij ook anderen betrekken, mits maar verzekerd is dat zowel de portefeuillehouder als de sectordirecteur aan het overleg deel nemen. In dat overleg behoren alle van belang zijnde taken tenminste in hoofdlijn aan de orde te komen. Uiteraard belet dit overleg niet, dat portefeuillehouders ook met verschillende medewerkers van de sectoren overleg zullen willen plegen. Het gaat er evenwel om veilig te stellen dat portefeuillehouders en sectordirecteur over en weer van elkaars doen en laten en opvattingen op de hoogte zijn en dat zij ook over en weer weten, welke afspraken met medewerkers worden gemaakt, waarbij er geen onduidelijkheid over kan zijn, dat de sectordirecteur uiteindelijk verantwoordelijk is voor de gang van zaken binnen zijn sector en voor de opdrachten, welke de medewerkers van zijn sector ontvangen. Artikel 42 geeft het kader aan voor de verdere vormgeving van de afdoening van zaken bij mandaat. Concrete uitwerking zal in een later stadium plaatsvinden. Artikel 43 voorziet in het formuleren van zg. bestuursopdrachten. Daarbij geeft het college het kader aan waarbinnen de voorbereiding van een zaak plaatsvindt. Het spreekt vanzelf, dat van deze mogelijkheid alleen gebruik wordt gemaakt voor belangrijke zaken. Het artikel spreekt overigens voor zichzelf.

In de oorspronkelijke verordening was een groot aantal artikelen opgenomen inzake de takken van dienst (de oude paragrafen 9, 10 en 11). Aangezien de takken van dienst niet meer bestaan en de betreffende zaken thans deel uitmaken van de beleids- en beheersbegroting kunnen deze artikelen vervallen. Uitsluitend voor de exploitatie van gronden zullen bij afzonderlijke verordening nog regels worden gesteld.

Artikelen 45 t/m 48. Deze artikelen bevatten de bij artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven nadere regelen met betrekking tot de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van de hiermede belaste ambtenaren. De bepalingen spreken voor zich.

Artikelen 49 en 50. Deze spreken voor zich.