Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwijndrecht

Beleidsregel Sociaal Medische Indicatie kinderopvang gemeente Zwijndrecht 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwijndrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Sociaal Medische Indicatie kinderopvang gemeente Zwijndrecht 2022
CiteertitelBeleidsregel Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang gemeente Zwijndrecht 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1.6 van de Wet kinderopvang
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

25-05-2021

gmb-2021-398833

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Sociaal Medische Indicatie kinderopvang gemeente Zwijndrecht 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht:

 

Overwegende dat:

 

  • de gemeente verantwoordelijk is voor het opstellen en uitvoeren van het beleid voor de doelgroep sociaal medische indicatie, hierna te noemen SMI;

  • de "Regeling kinderopvangkosten sociaal-medische indicatie Drechtsteden" sinds 01-01-2013 is gebruikt door de Sociale Dienst Drechtsteden om uitvoering te geven aan de SMI ten behoeve van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden en deze per 01-01-2019 uit werking is getreden;

  • er vanaf 2019 is gestart met het beleid en de uitvoering van de SMI door gemeente Zwijndrecht;

  • er geen wettelijke regeling voor de SMI is;

  • het beleid, dat al wordt toegepast, vastlegging in een beleidsregel vereist.

 

Gelet op:

Artikel 1.6 Wet kinderopvang en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht

 

besluit vast te stellen:

De "Beleidsregel Sociaal Medische Indicatie kinderopvang gemeente Zwijndrecht 2022"

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet kinderopvang (Wko) of de overige in deze beleidsregel aangehaalde wetten en regelingen.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht;

    • b.

      ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, overeenkomstig artikel 1.1. Wko en woonachtig in de gemeente Zwijndrecht;

    • c.

      partner: de gehuwden, de geregistreerde partners en de ongehuwden die met een ander een gezamenlijke huishouding voeren (tenzij het gaat om een bloedverwant in de eerste graad);

    • d.

      kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan kostenvrij verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

    • e.

      maatwerkvoorziening: een voorziening gebaseerd op een wettelijke regeling, welke aan de klant persoonlijk beschikbaar wordt gesteld en welke slechts toegankelijk is na onderzoek door de desbetreffende overheidsinstantie;

    • f.

      tegemoetkoming: bijdrage in de kosten van kinderopvang op basis van sociaal-medische gronden;

    • g.

      voorliggende voorziening: elke mogelijkheid om in kinderopvang te voorzien of om ouders te ontlasten, waarvan door de aanvragende ouder gebruik kan worden gemaakt zonder dat er een maatwerkvoorziening wordt ingezet;

    • h.

      VVE: Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is voor peuters en kleuters met een taal- of onderwijsachterstand. VVE is bedoeld om kinderen hun achterstand te laten inhalen, voordat ze aan groep 3 beginnen.

 

Artikel 2. Gemeentelijke doelgroep

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing op de ouder of ouder met partner met een SMI.

  • 2.

    Van een SMI is sprake als de ouder of ouder met partner: a. een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking heeft, waardoor de ouder en diens eventuele partner niet in staat zijn de (volledige) verzorging van het kind op zich te nemen of; b. een kind heeft dat op grond van sociaal medische problematiek kinderopvang nodig heeft om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen.

 

Artikel 3. Afwijzingsgronden

Het college wijst een aanvraag voor een tegemoetkoming af, indien:

  • a.

    de ouder of ouder met partner niet voldoet aan het gestelde in artikel 2 van deze beleidsregel;

  • b.

    de ouder of de partner aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening;

  • c.

    de ouder, de partner of het kind aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening die een duurzame oplossing biedt voor de problematiek zoals omschreven in artikel 2, lid 2;

  • d.

    de ouder of de partner niet voldoet aan hetgeen bepaald is in artikel 5 van deze beleidsregel.

 

Artikel 4. Aanspraak op een tegemoetkoming

De aanspraak op een tegemoetkoming wordt bepaald door:

  • a.

    het aantal uren kinderopvang per kind per berekeningsjaar;

  • b.

    de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van de maximum uurprijs en het maximaal aantal opvanguren als bedoeld in artikel 10 en 11 van deze beleidsregel en;

  • c.

    het soort kinderopvang.

 

Artikel 5. Verplichtingen

  • 1.

    Belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet kunnen zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de tegemoetkoming.

  • 2.

    Belanghebbende is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is om het recht op de tegemoetkoming te kunnen vaststellen.

  • 3.

    Ter bevordering van een correcte en adequate uitvoering van deze beleidsregel, kunnen aan belanghebbende aanvullende verplichtingen opgelegd worden.

  • 4.

    Alvorens tot afwijzing dan wel beëindiging over te gaan, wordt belanghebbende eenmaal een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

  • 5.

    Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregel, kan het college besluiten om het recht op een tegemoetkoming te beëindigen indien belanghebbende niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt.

 

Artikel 6. Beperking noodzaak

  • 1.

    De ouder doet al het mogelijke om de periode waarin noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

  • 2.

    De ouder doet al het mogelijke om het aantal uren waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

 

Hoofdstuk 2. Tegemoetkoming Sociaal Medische Indicatie (SMI)

 

 

Artikel 7. Aanvraag tegemoetkoming SMI

  • 1.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming bevat ten minste:

    • a.

      een volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b.

      naam, adres en Burgerservicenummer van de ouder;

    • c.

      indien van toepassing: naam en Burgerservicenummer van de partner;

    • d.

      naam, geboortedatum en Burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • e.

      inkomensgegevens in de vorm van een inkomensverklaring (voorheen IB60-verklaring). Wanneer het huidige inkomen hoger/lager is dan de informatie in de inkomensverklaring, wordt dit middels recente inkomensgegevens aangetoond. Dit kan met behulp van salarisstroken en/of een jaaropgave;

    • f.

      een schriftelijke verklaring (de feitelijke SMI) opgesteld door een deskundige die de sociaal medische situatie van de ouder/het kind bevestigt inclusief een advies met betrekking tot het aantal uren kinderopvang;

    • g.

      een offerte of contract van het geregistreerde kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • h.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2.

    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

 

Artikel 8. Besluitvorming

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag na ontvangst van alle benodigde gegevens binnen een redelijke termijn na het ontvangen van de aanvraag, doch uiterlijk binnen acht weken.

  • 2.

    Het college kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Zij stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

 

Artikel 9. Toekenning tegemoetkoming SMI

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

  • 3.

    De tegemoetkoming kan worden verleend tot maximaal één maand na de beëindiging van het recht op de tegemoetkoming voor de kinderopvang, voor zover de opvang noodzakelijk wordt geacht.

 

Artikel 10. Maximum uurprijs kinderopvang SMI

De maximum uurprijs is het uurtarief zoals beschreven in het Besluit kinderopvangtoeslag en wordt gehanteerd door de Belastingdienst.

 

Artikel 11. Maximum aantal uren kinderopvang SMI

Het maximum aantal uren kinderopvang waarvoor een tegemoetkoming SMI wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan het maximum aantal uren per kalendermaand zoals gehanteerd wordt door de Belastingdienst en beschreven staat in het Besluit kinderopvangtoeslag.

 

Artikel 12. Omvang en duur van de tegemoetkoming SMI

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt slechts verleend voor het aantal uren per week waarvoor de inzet van de kinderopvang op sociaal medische gronden naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt vastgesteld voor maximaal 6 maanden.

  • 3.

    Indien het college dit noodzakelijk acht, vindt verlenging van de tegemoetkoming plaats. Verlenging vindt alleen plaats indien de ouder(s) heeft meegewerkt of in voldoende mate meewerkt aan hulpverlening om de situatie te verbeteren en de noodzaak van kinderopvang weg te nemen. De verlenging van de tegemoetkoming kan eenmalig worden verleend voor ten hoogste 6 maanden.

  • 4.

    Alleen bij een nieuwe, andere oorzaak die ten grondslag ligt aan de noodzaak, kan nogmaals een tegemoetkoming worden verleend voor maximaal 6 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging voor ten hoogste 6 maanden.

 

Artikel 13. Tegemoetkoming kosten kinderopvang SMI

De tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang SMI wordt als volgt vastgesteld:

  • a.

    bij een inkomen tot 120% van de geldende bijstandsnorm bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming maximaal de noodzakelijke kosten; dit met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van deze beleidsregel.

  • b.

    als het inkomen meer bedraagt dan 120% van de geldende bijstandsnorm, bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming maximaal de hoogte zoals die berekend wordt met de berekeningsmethode van de belastingdienst;

  • c.

    indien de ouder reeds gebruik maakt van voorliggende voorzieningen, maar deze niet toereikend zijn om de situatie zoals omschreven in artikel 2, lid 2 op te vangen, kan met inachtneming van artikel 3, onderdeel b van deze beleidsregel tegemoetkoming worden toegekend bedoeld als aanvulling op voorliggende voorzieningen;

  • d.

    de aanvulling genoemd in artikel 13, onderdeel c, betreft een aanvulling tot maximaal het aantal uren zoals beschreven is in artikel 11 van deze beleidsregel in het geval er sprake is van kinderopvang door een kinderopvangorganisatie, peuteropvang of VVE.

 

Artikel 14. Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling dat de ouder tot de door het college vastgestelde doelgroep sociaal-medische indicatie behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode van de kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend (de geldigheidsduur van de indicatie);

  • e.

    de omvang van de kinderopvang (per kind per week) die noodzakelijk wordt geacht;

  • f.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • g.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • h.

    de verplichtingen van de ouder.

 

Artikel 15. Betaling van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt na het ontvangen van de factuur maandelijks uitbetaald aan de instantie die de kinderopvang levert.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze van betaling.

 

Artikel 16. Subsidieplafond

Het college kan een subsidieplafond vaststellen.

 

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

 

 

Artikel 17. Uitvoering

De directeur van de uitvoerende organisatie is belast met de uitvoering van deze beleidsregel.

 

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 19. Inwerkingtreding, citeertitel en overgangsrecht

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang gemeente Zwijndrecht 2022”.

 

 

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht in de vergadering van 25 mei 2021.

De secretaris, de burgemeester,

P.W. Croonenberg-Borst, W.H.J.M. van der Loo