Organisatie | Ede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tegenprestatie Ede 2015 |
Citeertitel | Verordening tegenprestatie Ede 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | 21706 |
Externe bijlage | Oorspronkelijke publicatie Gemeenteblad |
De verordening wordt opnieuw gepubliceerd in verband met de vindbaarheid van de oorspronkelijke uitgave in het Gemeenteblad.
Participatiewet, artikel 8a, eerste lid, onderdeel b
Nadere regel Tegenprestatie Ede 2015
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | nieuwe regeling | 11-12-2014 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
Artikel 2 Inhoud van een tegenprestatie
Iedereen doet mee naar vermogen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat elke werkzoekende een eigen verantwoordelijkheid draagt voor het versterken van zijn zelfredzaamheid en naar vermogen participeert in de samenleving. Indien nodig kan beroep worden gedaan op (tijdelijke) ondersteuning door de gemeente.
Artikel 3. Het opdragen van een tegenprestatie
Bij het opdragen van een tegenprestatie betrekt het college de volgende factoren:
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 december 2014.
de griffier, w.g. HAGELSTEIN
de voorzitter, w.g. VAN DER KNAAP
Toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Ede 2015
Wij hebben ervoor gekozen dat in het kader van meedoen het als gewoon wordt gezien dat iedere werkzoekende zich inzet om betaald werk te krijgen of om naar vermogen te participeren in de Edese samenleving Van de klant vragen we zoveel mogelijk zelfredzaam te zijn voor het leveren van een bijdrage aan de samenleving.
In het beleidskader Participatiewet is aangegeven dat het leveren van een bijdrage ook maatwerk is. Van de kansrijke klant die nog geen werk heeft gevonden vragen we de bereidheid zelf vrijwilligerswerk te regelen, wat geen sta in de weg mag zijn voor werk. Bij de klanten die meer afstand tot de arbeidsmarkt hebben gaat het om meedoen naar vermogen (=participatie). Dit kan variëren van participatieplekken die we samen met het maatschappelijk middenveld aanbieden tot vormen van dagbesteding. Hiervoor worden arrangementen ontwikkeld op snijvlak van Wwb en Wmo. Op deze manier willen we bevorderen dat iedereen actief is en meedoet naar vermogen. Vanuit deze visie is tegenprestatie alleen bij uitzonderingen aan de orde. Het leveren van een tegenprestatie wordt niet gevraagd als een werkzoekende al re-integratie-activiteiten verricht of participeert in de Edese samenleving door het verrichten van onbetaalde werkzaamheden, vrijwilligerswerk of mantelzorg.
Een tegenprestatie kan worden opgelegd aan een belanghebbende van achttien jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden.
Indien daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn, kan het college besluiten in individuele geen tegenprestatie op te leggen (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet).
Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt voor het niet nakomen van de tegenprestatie dat de bijstand kan worden afgestemd overeenkomstig de gemeentelijke afstemmingsverordening.
De verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b Participatiewet. Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen.
Ontwikkelen beleid door college
Het college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
In artikel 1 van deze verordening is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze begripsbepaling is gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (zie artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Onder mantelzorg wordt verstaan: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Het begrip 'mantelzorg' is van belang omdat artikel 2 lid 3 van deze verordening bepaalt dat het college geen tegenprestatie opdraagt indien een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.
Artikel 2 Inhoud van een tegenprestatie
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Artikel 2 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de inhoud van de tegenprestatie.
Het college dient maatwerk toe te passen bij het opdragen van een tegenprestatie. Rekening moet worden gehouden met de individuele omstandigheden van belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. De werkzaamheden worden immers opgedragen ‘naar vermogen’. Het is dus van belang dat belanghebbende ook in staat is de werkzaamheden te verrichten Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem wordt verwacht
In het vierde lid is bepaald dat de tegenprestatie werkzaamheden betreffen die additioneel van aard zijn. Deze dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die door de reguliere arbeidsmarkt verricht worden. Het college kan deze werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden voldoen aan de in het vierde lid omschreven voorwaarden.
Het zesde lid bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen werkzaamheden voorhanden zijn. In deze verordening kiest de gemeenteraad ervoor dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen werkzaamheden binnen de eigen gemeentegrenzen voorhanden zijn. De Participatiewet verplicht gemeenten niet om buiten de eigen gemeentegrens een tegenprestatie te laten verrichten.
Artikel 3 Het opdragen van een tegenprestatie
Het college heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Het college bepaalt uiteindelijk of, en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Tegen een besluit tot het opdragen van een tegenprestatie kan bezwaar en beroep worden aangetekend.
In artikel 2 lid 3 van deze verordening wordt opgesomd wanneer een tegenprestatie kan worden opgelegd en voor welke leden van de doelgroep dit niet het geval is. In dit artikel wordt aangegeven met welke factoren het college rekening moet houden bij het opdragen van een tegenprestatie te weten:
Tegenprestatie 'naar vermogen'
De werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet worden, moeten naar vermogen door een belanghebbende verricht kunnen worden. De term 'naar vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om deze werkzaamheden te verrichten.
Persoonlijke wensen en kwaliteiten belanghebbende
Bij het opdragen van de verplichting tot tegenprestatie kan het college rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende als er een keuzemogelijkheid is, waaruit belanghebbende kan kiezen.
Artikel 4 Duur en omvang van een tegenprestatie
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde werkzaamheden de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. In de regel zal de maximale duur en omvang leidend zijn voor de inzet van de tegenprestatie. Op grond van de individuele omstandigheden van belanghebbende kan worden afgeweken van de duur en omvang. Het college beoordeelt op basis van de individuele omstandigheden van een belanghebbende de omvang en de duur van de tegenprestatie. De omvang van de werkzaamheden en de duur in de tijd dienen in de regel beperkt te zijn. Dat betekent dat het college steeds een afweging maakt op basis van de situatie in welke mate een tegenprestatie verlangd kan worden.
Het artikel 4 regelt dat de tegenprestatie wordt ingezet voor een maximale duur. De tegenprestatie kan worden opgedragen voor de maximale duur van 2 weken. Tevens voor maximaal 8 uur per week. Ook kan binnen een periode van 12 maanden slechts zesmaal een tegenprestatie worden opgedragen, die in die periode ten hoogste 20 dagen omvat. De maximale duur en inzet van de tegenprestatie is op basis van jurisprudentie vastgesteld.
Artikel 5. Verslag over het beleid
Het college legt via de reguliere rapportagemomenten verantwoording af aan de raad over de uitvoering van de tegenprestatie. In de beleidscyclus is de toets op doeltreffendheid opgenomen. Beleidsevaluaties en beleidswijzigingen worden gericht ingebracht.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie.
In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.