Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiderdorp

Beleidsregels vrijlating giften 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiderdorp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels vrijlating giften 2021
CiteertitelBeleidsregels vrijlating giften
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147, derde lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-11-202101-01-2021nieuwe regeling

15-06-2021

gmb-2021-394525

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels vrijlating giften 2021

Het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp; gelet op artikel 147, derde lid van de Gemeentewet en artikel 31, lid 2 onderdeel m van de Participatiewet; besluit vast te stellen de navolgende Beleidsregels vrijlating giften 2021.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder

    • a.

      cliënt: de persoon die een bijstandsuitkering ontvangt;

    • b.

      gift: een onverplichte betaling van geld uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of door een instelling;

    • c.

      eenmalige giften: eenmaal per kalenderjaar van één persoon of instelling ontvangen;

    • d.

      periodieke giften: tweemaal of meer per kalenderjaar van één persoon of instelling ontvangen;

    • e.

      gift in natura: schenking van goederen of een andere vorm niet zijnde geld;

    • f.

      de wet: de Participatiewet

Hoofdstuk 2 Giften

Artikel 2 Vrij te laten giften

  • 1.

    Een gift wordt vrijgelaten als deze is bedoeld voor kosten waarvoor de cliënt, zonder de gift, een vergoeding bijzondere bijstand of WMO-voorziening zou krijgen. Dit kunnen eenmalige en periodieke giften zijn.

  • 2.

    Andere eenmalige en periodieke giften dan genoemd in lid 1 van dit artikel, wordt vrijgelaten tot € 1.200,- per huishouden per kalenderjaar.

  • 3.

    Voor vrij te laten giften tot € 1.200,- per kalenderjaar geldt geen inlichtingenplicht. Wel wordt van de cliënt gevraagd en verwacht dat hij of zij dit zelf bijhoudt;

  • 4.

    Bedragen boven de grens van € 1.200,- worden als inkomen beschouwd en worden in mindering van de uitkering gebracht. Is dit meerdere bedrag zo hoog dat het niet volledig in mindering kan worden gebracht op de maanduitkering, dan wordt het resterende bedrag tot het vermogen gerekend.

  • 5.

    Bij een gift in natura bepaalt het college wat de gift waard is in geld en of dit tot de middelen gerekend wordt.

Artikel 3 Uitzonderingen

  • 1.

    Inkomsten uit arbeid worden niet als gift maar als inkomen gerekend. Bij inkomsten uit arbeid wordt artikel 31 lid 2, onder n. uit de wet gevolgd.

  • 2.

    Inkomsten uit vermogen wordt niet als gift maar als inkomen gerekend.

  • 3.

    Giften in natura die verstrekt worden vanuit charitatieve instellingen worden ten alle tijden vrijgelaten.

Artikel 4 Materiële schadevergoeding

  • 1.

    Materiële schadevergoeding wordt vrijgelaten als de cliënt de vergoeding gebruikt om de geleden of toekomstige schade te herstellen.

  • 2.

    Als de cliënt een schadevergoeding voor materiële schade niet gebruikt om de schade te herstellen, is de vergoeding vermogen.

  • 3.

    Een schadevergoeding voor het verlies van inkomsten uit werk is inkomen.

Artikel 5 Immateriële schadevergoeding

Bij immateriële schadevergoeding vindt een individuele beoordeling plaats. Relevant bij de beoordeling is de waarde en bestemming van de schadevergoeding. Bij bestemming is relevant of het is bedoeld voor bijvoorbeeld gederfde levensvreugde, voor onkostenvergoeding of inkomstenderving.

Artikel 6 Verplichtingen

Voor bedragen boven het grensbedrag van € 1.200,-, geldt de inlichtingenplicht als genoemd in artikel 17 van de wet. Als de som van € 1.200,- wordt overschreden zonder dat de cliënt dit meldt, zal het college per situatie kijken of de inlichtingenplicht opzettelijk is geschonden.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 7 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021.

Artikel 9 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Beleidsregels vrijlating van giften.

Toelichting

Algemeen

 

De definitie van een gift kan worden omschreven als ‘een betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of een instelling, waarvoor niets wordt terugverlangd’. Deze beleidsregel geeft aan hoe er met het ontvangen van giften moet worden omgegaan. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door giften niet volledig in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Het uitgangspunt hierbij is dat particuliere en maatschappelijke initiatieven zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Wanneer deze giften niet leiden tot een duidelijke besparing op de kosten van levensonderhoud, zal vrijlating in beginsel mogelijk moeten zijn. Dit mag niet leiden tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is. Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating daarom niet onbeperkt zijn.

 

Bij het vaststellen van deze beleidsregels is geen onderscheid gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden van 18 tot 21 jaar die in vergelijking met personen van 21 jaar en ouder een lagere bijstandsnorm ontvangen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de landelijke zienswijze met betrekking tot kwetsbare jongeren (zie ook Gemeentenieuws SZW 2018 3). Kwetsbare jongeren vallen vaak tussen wal en schip wat betreft (schuld)hulpverlenende instanties. Het is wenselijk om (verdere) schuldproblematiek te voorkomen bij deze groep. Er is daarom gekozen om geen aparte (beleids-)regel op te nemen voor jongeren van 18 tot 21 jaar.

 

De genoemde criteria in deze beleidsregels zijn slechts handvatten om tot een redelijke afweging te komen wat wel en wat niet verantwoord is in het kader van (verdere) bijstandsverlening: in bijzondere gevallen kan het individualiseringsprincipe worden toegepast. Omdat geen enkele situatie hetzelfde is, blijft het kunnen bieden van maatwerk een belangrijk uitgangspunt voor deze beleidsregels.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1. Begripsbepaling

 

Giften kunnen in verschillende vormen aan de belanghebbende worden geschonken: per bankoverschrijving, contant of in natura. Voor het vaststellen van de economische waarde van giften in natura wordt gebruik gemaakt van de NIBUD-prijzengids.

 

Artikel 2. Vrij te laten giften

 

Eerste lid: Het krijgen van een gift heeft niet altijd gevolgen voor een uitkering. Wij laten giften voor een bepaald doel vrij als de cliënt - wanneer diegene de gift niet had gekregen – speciaal daarvoor een vergoeding uit een voorziening als de bijzondere bijstand of de Wet maatschappelijke ondersteuning had kunnen krijgen. Het wordt onredelijk geacht om de besparing van een beroep op een van deze overheidsvoorzieningen te niet te doen door deze mee te wegen bij de verlening van algemene bijstand. Daarom wordt dit soort giften vrijgelaten. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om periodieke of eenmalige giften.

 

Tweede lid: Ook andere giften dan genoemd in het eerste lid van dit artikel laten wij voor een deel vrij. Bij het vaststellen van de hoogte van de vrijlating is aansluiting gezocht bij een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep: 25-1-2012, nr. 09/5310 WWB, ECLI:NL: CRVB:2012. In deze uitspraak heeft de Raad besloten dat giften verantwoord zijn om vrij te laten, voor zover deze per kalenderjaar beneden de voor die persoon geldende bijstandsnorm per maand blijft. Vanuit een praktisch en systeemtechnisch oogpunt, is gekozen voor een vast drempelbedrag van € 1200,- per kalenderjaar. Daarnaast zorgt een vast bedrag voor gelijkheid onder alle belanghebbenden, ook wanneer men gedurende het jaar meerdere uitkeringsnormen ontvangt. Voor de uitvoering van deze beleidsregels gelden de vrijlatingen per uitkering, niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden (en daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.

 

Het drempelbedrag ad € 1200,- wordt toegerekend aan een kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Wanneer iemand minder dan het drempelbedrag aan giften heeft ontvangen, mag het restant niet mee worden genomen naar het volgend jaar. Voor mensen die gedurende het jaar een uitkering toegekend hebben gekregen, geldt dat de drempel van € 1200,- geldt voor de periode van de aanvraag van de bijstandsuitkering tot en met 31 december van dat jaar.

 

Derde lid: Er geldt geen meldingsplicht voor het ontvangen van giften wanneer deze onder €1200,00 per jaar bedragen. Wel wordt van de cliënt gevraagd en verwacht dat zij dit zelf bijhouden en daardoor kunnen melden wanneer dit bedrag overschreden wordt.

 

Vierde lid: Alle giften worden vrijgelaten tot een drempelbedrag van €1200,- per kalender jaar (met uitzondering van inkomsten uit arbeid). Voorbeelden van giften zijn: verjaardagsgeld, cadeaus, boodschappen(geld) van een familielid, financiële ondersteuning van bijvoorbeeld familie of naasten, onderhandse leningen, et cetera.

 

Wanneer de gift het drempelbedrag van € 1200,- overstijgt, dient het meerdere als middel in aanmerking genomen te worden. Bij de beoordeling of een bijdrage als een gift kan worden beschouwd is het niet van belang of deze eenmalig is verstrekt of een zekere periodiciteit kent.

 

Giften boven het vastgestelde drempelbedrag hebben meestal het karakter van inkomen. Er zal volgens artikel 32 lid 1 en artikel 58 lid 4 van de wet verrekening plaatsvinden met de bijstand voor wat betreft het bedrag dat het drempelbedrag overstijgt. Indien dit niet (meer) mogelijk is, dient (voor het resterende gedeelte) een terugvordering opgesteld te worden. Wanneer de gift zodanig hoog is, dat deze niet verrekend kan worden met de bijstand zal het meerdere worden toegerekend aan het vermogen van de belanghebbende.

 

Vijfde lid: Een gift hoeft niet enkel verstrekt te worden in de vorm van geld. Dit kan ook in de vorm van natura zijn. Hierbij is eveneens sprake van een vrijlating ter hoogte van € 1200,- per kalenderjaar. Voor het vaststellen van de economische waarde van giften in natura wordt gebruik gemaakt van de NIBUD-prijzengids.

 

Artikel 3. Uitzonderingen

 

Eerst lid: Dit lid behoeft geen toelichting.

 

Tweede lid: Dit lid behoeft geen toelichting.

 

Derde lid: Uitzonderingen op giften in natura zijn giften die worden verstrekt vanuit charitatieve instellingen, zoals de Voedselbank, Kledingbank, Stichting Urgente Noden, Stichting Leergeld, maatwerkbudget etc. Dergelijke giften worden buiten beschouwing gelaten.

 

Artikel 4. Materiële schadevergoeding

 

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 5. Immateriële schadevergoeding

 

De rechter kan in bepaalde gevallen een vergoeding toekennen wegens geleden ideële/immateriële schade. Een dergelijke vergoeding noemt men ook wel smartengeld. Het is voornamelijk bedoeld als compensatie van ondervonden leed en ter genoegdoening.

 

Artikel 6. Verplichtingen

 

Over alle ontvangsten die het grensbedrag van €1200,- overschrijden, dient de cliënt onverwijld mededeling te doen conform de inlichtingenverplichting van artikel 17 eerste lid Participatiewet. Wanneer deze inlichtingenplicht geschonden wordt, dient het college per individuele casus te achterhalen of dit (on)bewust geschonden is.

 

Artikel 7. Hardheidsclausule

 

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

 

Gezien deze regeling met terugwerkende kracht in werking treedt, dient het college in het jaar 2021 rekening te houden met de eerste maanden waarin deze regeling nog niet van toepassing was. Indien nodig, kan hiervoor gebruik worden gemaakt van de