Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Subsidieregeling verbinding en antidiscriminatie Den Haag 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling verbinding en antidiscriminatie Den Haag 2021
CiteertitelSubsidieregeling verbinding en antidiscriminatie Den Haag 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSubsidieregeling verbinding en antidiscriminatie Den Haag 2021

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR643067/2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-11-202131-12-2022nieuwe regeling

26-10-2021

gmb-2021-394471

RIS310337 OCW/10180009

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling verbinding en antidiscriminatie Den Haag 2021

Algemene toelichting

 

De Subsidieregeling verbinding en antidiscriminatie Den Haag 2021 is gericht op het bevorderen van gelijkwaardigheid van en verbinding tussen Hagenaars. Deze subsidieregeling komt voort uit de beleidsnota Op weg naar een inclusieve samenleving, antidiscriminatiebeleid Den Haag 2021 (RIS307542) en de beleidsnota Bouwen aan een verbonden stad (RIS308172).

 

Nederland is uitgegroeid tot een pluriforme samenleving. Dat geldt ook zeker voor Den Haag, een stad waar meer dan 200 nationaliteiten met elkaar leven, wonen en werken. Iedereen heeft recht om de eigen identiteit te beleven en eigen culturele uitingen te omarmen en uit te dragen. Echter tussen die culturele uitingen en de grenzen van de democratische rechtstaat zit nog een heel gebied van dieper beleefde kernnormen en kernwaarden zoals gelijkwaardigheid, ongeacht geslacht, levensovertuiging, geloofsovertuiging, etniciteit, afkomst of seksuele voorkeur; vrijheid van meningsuiting; het recht op zelfbeschikking en de vrijheid van geweten, zoals deze ook zijn verwoord in onze grondwet.

 

In deze diverse stad komen verschillende wereldbeelden met soms uiteenlopende waarden en normen bijeen. Daarom wordt het enerzijds nog belangrijker om duidelijk aan te geven waar de democratische rechtstaat voor staat en wat de kernnormen en -waarden zijn die de basis vormen van een open, tolerante en vrije samenleving. En anderzijds het gesprek aan te gaan over elkaars persoonlijke waarden, waarvoor de kernnormen en waarden de basis zijn. Want iedere Hagenaar bepaalt zelf de eigen identiteit. Deze balans is belangrijk, want we kunnen het ons niet permitteren langs elkaar heen te leven.

 

Het algehele antidiscriminatiebeleid van de gemeente zet zowel in op het bestrijden van discriminatie zelf, meer preventief, als op het bestrijden van de negatieve gevolgen van discriminatie. In deze regeling wordt vooral ingezet op activiteiten met een meer preventief karakter, gericht op het voorkomen dat mensen (nog meer) gaan discrimineren.

 

Dit is de eerste specifieke subsidieregeling op het gebied van verbinding en antidiscriminatie van de gemeente Den Haag. Met deze regeling wordt bevorderd dat subsidies op meer gestructureerde wijze verleend worden, waarbij de kwaliteit van de activiteiten en hun bijdrage aan de inhoudelijke beleidsdoelen leidend zijn.

 

In deze subsidieregeling zijn twee moties verwerkt die zijn aangenomen bij de bespreking van de nota ‘Bouwen aan een verbonden stad’ in de gemeenteraad, te weten de moties Kaders regeling 'verbindingssubsidie’ (RIS308535) en Uitgangspunten van onze democratische rechtstaat als voorwaarde bij verstrekken (integratie)subsidies (RIS308534).

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

 

gelet op:

 

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

 

besluit:

 

  • -

    vast te stellen de navolgende Subsidieregeling verbinding en antidiscriminatie Den Haag 2021:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

- Awb:

algemene wet bestuursrecht;

- college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- Den Haag Meldt:

een antidiscriminatievoorziening, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen; en de Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening gemeente Den Haag;

- discriminatie:

discriminatie als bedoeld in artikel 1 van de Grondwet;

- gemeentelijk vastgoed:

bebouwde en onbebouwde onroerende zaken in eigendom van of in gebruik door de gemeente Den Haag;

- kernnormen en -waarden van de Nederlandse rechtsstaat:

waarden die voortvloeien uit de democratische rechtsstaat en de menselijke waardigheid beogen. Algemeen aanvaarbare waarden zijn in ieder geval vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit, gedeelde verantwoordelijkheid en zelfbeschikking;

- KIS:

Kennisplatform Integratie & Samenleving, gevestigd te Utrecht;

- KIS-rapport:

rapport ‘Wat werkt bij het verminderen van discriminatie’, vastgesteld door KIS, gepubliceerd op: wat-werkt-bij-het-verminderen-van-discriminatie-def_0.pdf (kis.nl).

 

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.

 

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is:

    a. het voorkomen en tegengaan van discriminatie;

    b. het bestrijden van de gevolgen van discriminatie; en

    c. het stimuleren van verbinding tussen inwoners van Den Haag met diverse sociaaleconomische, culturele of religieuze achtergronden.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is het nastreven van een Haagse samenleving waarin de sociale cohesie sterk is, niemand wordt uitgesloten en iedereen zich thuis voelt, zich kan ontplooien met gelijke kansen en gelijk behandeld wordt.

 

Artikel 1:4 Activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten, die:

  • a. discriminatie tegengaan (categorie A) zoals omschreven in het KIS-rapport;

    b. de gevolgen van discriminatie bestrijden (categorie A) door het organiseren van weerbaarheidstrainingen die:

    1⁰ worden gegeven door trainers die aansluiting hebben bij de doelgroep;

    2⁰ ervaringen van de deelnemers centraal stellen; en

    3⁰ handelingsperspectieven bieden over hoe met discriminatie om te gaan, die vooraf zijn afgestemd met Den Haag Meldt;

    c. verbinding tussen inwoners van Den Haag stimuleren met diverse sociaaleconomische, culturele of religieuze achtergronden onder andere op basis van de gezamenlijke kernnormen en -waarden van de Nederlandse rechtsstaat (categorie B), door het organiseren van ontmoetingen gericht op dialoog, het samenwerken aan een gemeenschappelijk doel of het delen van ervaringsverhalen van mensen die discriminatie hebben ondervonden. Deze activiteiten zijn gericht op:

    1⁰ deelnemers uit verschillende bevolkingsgroepen;

    2⁰ het creëren van empathie voor elkaar;

    3⁰ ter discussie stellen van bestaande vooroordelen; en

    4⁰ het verminderen van angst waarbij het contact ertoe moet leiden dat men ervaart dat leden van de andere groep niet bedreigend zijn.

    d. De activiteiten hebben tot doel om tenminste 25 personen te betrekken.

 

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen zonder winstoogmerk die de Nederlandse democratische rechtsstaat en de daaruit voortvloeiende kernnormen en -waarden onderschrijven.

 

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 1:4.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. de indirecte kosten van het project van meer dan 20% van de kosten van de subsidiabele activiteiten;

    b. de BTW over de gesubsidieerde kosten;

    c. de kosten van specifiek voor de gesubsidieerde activiteiten aangeschafte apparatuur;

    d. de kosten voor de verzekering van vrijwilligers;

    e. de kosten van Verklaringen Omtrent Gedrag (VOG) van vrijwilligers; en

    f. de kosten voor activiteiten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling of anderszins zijn gesubsidieerd.

 

Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie bedraagt per aanvrager, per jaar maximaal € 30.000,-.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid wordt:

    a. bij aanvragen tot € 10.000,- 100% van de kosten die voor subsidie in aanmerking komen vergoed;

    b. bij aanvragen vanaf € 10.000,- maximaal 75% van de kosten die voor subsidie in aanmerking komen vergoed.

 

Artikel 1:8 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt per kalenderjaar een subsidieplafond vast, bestaande uit deelplafonds voor:

    a. de activiteiten in categorie A (deelplafond A); en

    b. de activiteiten in categorie B (deelplafond B).

  • 2.

    Voor 2022 bedraagt het subsidieplafond in totaal € 500.000,-, bestaande uit de volgende deelplafonds:

    a. voor deelplafond A: € 200.000,-; en

    b. voor deelplafond B: € 300.000,-.

  • 3.

    Het college kan een of meerdere subsidieplafonds verlagen conform artikel 7 van de ASV.

 

Artikel 1:9 Wijze van verdeling

  • 1.

    Honorering van aanvragen voor activiteiten die in aanmerking komen voor de subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking. De rangschikking geschiedt per categorie bedoeld in artikel 1:4.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. samenwerking met organisaties in Den Haag of onderdelen van de gemeente Den Haag, die actief zijn op een terrein dat relevant is voor de uitvoering van de activiteit, zoals blijkt uit een uitgewerkte samenwerkingsverklaring vanuit alle partijen. De samenwerking heeft een versterkend effect op de uitkomsten van de activiteit:

    1⁰ samenwerking met anderen: 1 punt;

    2⁰ een samenwerking met anderen: 0 punten;

    b. deelnemers zijn bewoners uit verschillende stadsdelen en de activiteit werkt zo uitwisseling tussen de stadsdelen in de hand:

    1⁰ twee of meer stadsdelen: 1 punt;

    2⁰ één stadsdeel: 0 punten;

    c. de aanvrager kan aantonen dat zijn activiteiten voldoende zijn afgestemd op de actualiteiten en huidige maatschappelijke vraagstukken in het kader van de activiteiten als omschreven in artikel 1:4. Dit blijkt uit een onderbouwde situatieanalyse van het werkterrein waarop de aanvrager actief is en een analyse van de doelgroep(en) die de aanvrager wil bereiken:

    1⁰de aanvrager heeft beide analyses uitgevoerd: 1 punt;

    2⁰ de aanvrager heeft geen analyses uitgevoerd: o punten;

    d. de activiteit heeft een duurzaam effect zoals blijkt uit één of meer van de volgende kenmerken: deelnemers worden na afloop van de activiteiten betrokken gehouden bij de doelstellingen en er worden samenwerkingsrelaties aangegaan voor langer dan de duur van de activiteit zelf met samenwerkingspartners als bedoeld in het tweede lid, onder a:

    1⁰ de aanvrager voldoet aan één of meer van de kenmerken: 1 punt;

    2⁰ de aanvrager voldoet aan geen van de kenmerken: o punten;

    e. de activiteiten hebben een voldoende bereik, zoals blijkt uit één of meer van de volgende kenmerken: het betrekken van de doelgroep(en) waarop de activiteit gericht is bij de voorbereidingen; het betrekken van de doelgroep(en) bij de uitvoering; de activiteit is gericht op een of meerdere nieuwe doelgroepen:

    1⁰ de aanvrager voldoet aan twee of meer van de kenmerken: 1 punt;

    2⁰de aanvrager voldoet aan een of geen van de kenmerken: o punten.

  • 3.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond, verleent het college de subsidie in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

 

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

 

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als BTW-belaste ondernemer is aan te merken;

    b. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW;

    c. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als belastingplichtige op grond van de vennootschapsbelasting is aan te merken;

    d. een omschrijving van zowel de doelgroep(en) alsook hoe de werving van de deelnemers plaatsvindt;

    e. de looptijd van het project;

    f. een beschrijving van de wijze waarop de activiteiten worden gemonitord en geëvalueerd en de beoogde resultaten inzichtelijk worden gemaakt;

    g. een beschrijving van de wijze waarop opgedane kennis en ervaringen in relatie tot de activiteiten worden gedeeld met een breder netwerk van organisaties die actief zijn op het gebied van antidiscriminatie en verbinding;

    h. zo mogelijk een beschrijving van een eerder opgedane ervaring met vergelijkbare activiteiten.

  • 2.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling vastgestelde aanvraagformulier.

 

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt jaarlijks per categorie A of categorie B ingediend.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV wordt een aanvraag om subsidie ingediend in de volgende aanvraagtijdvakken:

    a. eerste aanvraagtijdvak: tussen 1 en 15 december 2021,

    b. tweede aanvraagtijdvak: tussen 1 en 15 april 2022.

 

Artikel 2:3 Beslistermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 10, eerste lid van de ASV, beslist het college voor het aanvraagtijdvak onder artikel 2:2, tweede lid, onder a, uiterlijk op 9 maart 2022, en voor het aanvraagtijdvak onder artikel 2:2, tweede lid, onder b, uiterlijk op het 8 juli 2022.

  • 2.

    Het college kan de beslistermijn uit het eerste lid eenmaal verlengen met 6 weken.

 

Hoofdstuk 3 Weigeringsgronden

 

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11, eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college de subsidie als:

  • a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd doorlopen tot ná 2022;

    b/ het college al eerder gelden heeft verstrekt voor vergelijkbare activiteiten, op basis van deze regeling of anderszins, die niet voldoende effectief zijn gebleken;

    c. de in de aanvraag genoemde activiteit, geheel of gedeeltelijk, naar het oordeel van het college wordt gebruikt om religieuze, nationalistische of politieke ideeën te uiten;

    d. de aanvrager al subsidie ontvangt voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten;

    e. activiteiten bedoeld in artikel 1:4 niet passen binnen de kernnormen en -waarden van de Nederlandse rechtsstaat;

    f. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die naar het oordeel van het college reeds in voldoende mate uitgevoerd worden door anderen of anderszins reeds gesubsidieerd zijn.

 

Artikel 3:22 Intrekking subsidie

Onverminderd artikel 11, vijfde lid van de ASV kan het college de subsidie intrekken indien tijdens de activiteit sprake is van omstandigheden zoals deze zijn beschreven in artikel 3:1

 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

 

Artikel 4:1 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd het artikel 4:37 van de Awb en de artikelen 12 tot en met 14 van de ASV, is de subsidieontvanger verplicht mee te werken aan een steekproefcontrole door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt.

  • 2.

    Onverminderd het artikel 4:37 van de Awb en de artikelen 12 tot en met 14 van de ASV, kan het college de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten om:

    a. een zakelijk zekerheidsrecht aan de gemeente te verlenen of een andere vorm van zekerheidsstelling voor de vorderingen die ontstaan uit vorderingen op grond van 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht;

    b. de activiteiten van de subsidieontvanger te laten plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, voor zover het gemeentelijk vastgoed geschikt is om deze activiteiten uit te oefenen, of daartoe redelijkerwijs geschikt te maken is;

    c. het betreffende gemeentelijk vastgoed meervoudig of gezamenlijk te (laten) gebruiken;

    d. de huisvesting waarin de activiteiten plaatsvinden, in medegebruik te geven of te verhuren aan andere subsidieontvangers van de gemeente teneinde meervoudig of gezamenlijk gebruik van het betreffende vastgoed te realiseren;

    e. mee te werken aan:

    1⁰ informatieverzoeken van het college wat betreft de aanvraag, uitvoering en verantwoording van de activiteit;

    2⁰ het op de website plaatsen van voor openbaarmaking geschikte informatie van het door hem ingediende initiatief;

    3⁰ verdiepend onderzoek voor wat betreft de effectiviteit van de activiteiten.

  • 3.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen die bijdragen aan het bevorderen van duurzaamheid, inclusie, diversiteit, emancipatie of het bevorderen van de toegankelijkheid voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking.

 

Artikel 4:2 Kostensoorten

Subsidie die bij de beschikking tot verlening verdeeld is over verschillende kostensoorten, mag met een maximum van 10% van de ene kostensoort naar de andere kostensoort worden overgeheveld. Boven de 10% vraagt de subsidieontvanger vooraf goedkeuring van het college.

 

Artikel 4:3 Bevoorschotting

  • 1.

    Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze: 90% van de verleende subsidie zal in één keer worden uitbetaald en 10% na vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    Indien de realisatie van de activiteiten een andere bevoorschotting vereist, kan het college bij verleningsbesluit van het eerste lid afwijken.

 

Hoofdstuk 5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf

 

Artikel 5:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

 

Artikel 5:2 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV; en

    c. een verklaring dat de verantwoording juist en volledig is. Bij verantwoording door een rechtspersoon wordt hiervoor een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.

  • 2.

    Het inhoudelijk verslag bevat:

    a. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de gerealiseerde activiteiten;

    b. een beknopte beschrijving van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten. Uit deze beschrijving moet blijken of en in hoeverre aan de subsidievoorschriften is voldaan;

    c. een beknopte beschrijving van de mate waarin de resultaten zoals opgenomen in de verleningsbeschikking zijn gehaald;

    d. een beknopte beschrijving van de mate waarin de in de verleningsbeschikking opgenomen doelstellingen zijn gehaald.

    e. De mate waarin de activiteit heeft bijgedragen aan de antidiscriminatie en verbinding in Den Haag.

  • 3.

    Het financieel verslag bevat:

    a. een overzicht van de inkomsten en uitgaven die aansluiten bij de posten in de begroting;

    b. een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op hoofdposten van de begroting; en

    c. de (niet verrekenbare) BTW.

 

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

 

Artikel 6:1 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling binnen één jaar na afloop van de regeling.

 

Artikel 6:2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 december 2022.

 

Artikel 6:3 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verbinding en antidiscriminatie Den Haag 2021.

 

Den Haag, 26 oktober 2021

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen