Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening gemeentegaranties geldleningen 2021 |
Citeertitel | Verordening gemeentegaranties geldleningen 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening gemeentegaranties Geldleningen 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-11-2021 | nieuwe regeling | 28-10-2021 | 1093653/1031207 |
De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
gezien het voorstel van het college van 7 september 2021;
gelet op de artikelen 107, eerste lid, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet, artikel 2 van de Wet financiering decentrale overheden, de artikelen 7:850 tot en met 7:870 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;
vast te stellen de volgende Verordening gemeentegaranties geldleningen 2021:
Artikel 7 - Informatieplicht na garantieverstrekking
De geldnemer dient jaarlijks, binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar, de jaarrekening over het verstreken boekjaar bij het college in, bestaande uit de balans en de winst- en verliesrekening met toelichting en een accountantsverklaring of indien van toepassing een verklaring van de kascommissie.
Artikel 9 - Stellen voorschriften
Het college kan aan de beschikking tot garantieverlening voorschriften verbinden betreffende:
Een verleende garantie kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:49 Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of gewijzigd indien de overeenkomst van geldlening waarop de garantie betrekking heeft niet binnen drie maanden na verzending van het besluit tot garantieverlening tot stand komt.
Artikel 11 - Hardheidsclausule
Het college kan, op advies van de Treasurycommissie en na goedkeuring door de raad, in afwijking van deze verordening op aanvragen tot garantieverlening besluiten.
Artikel 12 - Overgangsbepaling
Deze verordening is niet van toepassing op garanties die reeds zijn verleend of zijn vastgesteld voordat deze verordening in werking treedt.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 oktober 2021
mr. G.A. van Egmond
griffier
mw. F. Ravestein
voorzitter
Toelichting op de Verordening gemeentegaranties geldleningen
Doelstelling en juridische grondslag gemeentegaranties
In deze verordening verstaan we onder een gemeentegarantie een borgtocht waarbij de gemeente Pijnacker-Nootdorp zich tegenover een geldverstrekker gedurende een bepaalde looptijd krachtens een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:850, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek verbindt tot nakoming van de aan een geldlening verbonden rente- en aflossingsverplichtingen van een geldnemer voor zover de geldnemer in gebreke blijft hieraan te voldoen.
Aan deze (privaatrechtelijke) borgtochtovereenkomst van de gemeente met een geldverstrekker gaat een (bestuursrechtelijk) garantiebesluit van het college van burgemeester en wethouders vooraf. Het verstrekken van een garantstelling wordt beschouwd als het verstrekken van een subsidie in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een aanvraag om een gemeentegarantie is dus een subsidieaanvraag. Onder een subsidie verstaat artikel 4:21 Awb: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten. De Awb is van toepassing voor zover daarvan in deze verordening niet wordt afgeweken (zie ook artikel 2, derde lid van deze verordening).
Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.
De noodzaak van de onderhavige verordening vloeit onder meer voort uit het feit dat er een wettelijke grondslag moet zijn voor het verlenen van een garantie. Artikel 4:23, eerste lid, van de Awb bepaalt immers dat een bestuursorgaan slechts subsidie verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Hoewel de gemeente beschikt over een subsidieverordening, voorziet die verordening niet in een regeling voor het verstrekken van garanties. Deze verordening voorziet daar wel in. De verordening is ook nodig om de financiële risico’s voor de gemeente te beperken, oneigenlijk gebruik van gemeentegaranties te voorkomen en uniforme regels te stellen voor de garantieverlening.
Ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak is de gemeente gerechtigd garanties te verlenen. Dit stelt sommige instellingen in staat geldleningen aan te gaan en daarmee investeringen te plegen, die zonder gemeentegarantie niet mogelijk waren geweest. De gemeente kan dit financiële instrument dus benutten om bepaalde activiteiten die het gemeentelijk belang dienen, te stimuleren. Voor zover het gemeentelijk belang niet is gediend, wordt geen gemeentegarantie verleend.
Ditzelfde financiële instrument wordt ook geboden door nationale waarborgfondsen, waarbij de risico’s door de gemeenten als collectief worden gedragen in plaats van door de gemeente individueel. Voor het deel waarvoor een waarborgfonds bereid is een garantie te verstrekken, verstrekt de gemeente geen garantie. Bovendien wordt een gemeentegarantie slechts verstrekt, voor zover dit voor de aanvrager noodzakelijk is om een leningsovereenkomst te kunnen sluiten. De gemeentegarantie wordt dus geacht een laatste mogelijkheid te zijn om de financiering van activiteiten waarmee een gemeentelijk publiek belang wordt gediend, rond te krijgen. Een afweging dient dan plaats te vinden van het publiek belang tegenover het risico van de garantstelling voor de gemeente en de eigen risicopositie van de gemeente, waarvoor het weerstandsvermogen is gevormd.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
Het begrip “geldverstrekker” is in onderdeel h ruim omschreven, omdat niet alleen banken leningen verstrekken, maar ook andere instellingen zoals het Nationaal Restauratiefonds.
De gemeente verstrekt garanties aan verenigingen/ instellingen in de gemeente en landelijke instellingen (werkzaam in de gemeente)
Artikel 2 - Reikwijdte van de verordening
Gemeentegaranties zijn een vorm van financiële steunverlening. Andere vormen hiervan zijn bijvoorbeeld subsidieverstrekkingen anders dan door garantstelling en deelnemingen. Daarop is deze verordening echter niet van toepassing.
Deze verordening heeft uitsluitend betrekking op het verlenen van garanties door de gemeente voor het sluiten van een geldleningovereenkomst door een instelling.
Artikel 2, eerste lid, van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) bepaalt dat openbare lichamen (zoals gemeenten) uitsluitend garanties mogen verlenen ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. Voor zover het publieke belang niet wordt gediend, kan dus geen gemeentegarantie worden verleend en is de verordening niet van toepassing. De Wet Fido bevat geen definitie van de “publieke taak”. In het verlengde hiervan ligt het “publiek belang”. Daarvan is volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) sprake wanneer de overheid zich de behartiging van een maatschappelijk belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt. Wat wel of niet tot de publieke taak en het publiek belang wordt gerekend, verschilt naar gelang het beleidsveld, het tijdstip en de omstandigheden. In deze context past dus geen statische definitie van de begrippen ‘publieke taak’ en ‘publiek belang’, zodat dit ook niet is opgenomen in de begripsomschrijvingen.
Een gemeentelijk publiek belang kan betrekking hebben op onder meer sport en recreatie, kunst, cultuur, welzijn, onderwijs, zorg of veiligheid binnen de gemeente, monumentenzorg binnen de gemeente of gemeentelijke infrastructuur. Daar waar de activiteiten het gemeentelijk publiek belang overstijgen, verstrekt de gemeente geen garanties. Zodoende wordt voorkomen dat de gemeente te veel financiële risico’s loopt en zich buiten haar taakveld begeeft.
Er worden geen garanties verstrekt die (mede) risico’s afdekken van marktactiviteiten met een winstdoelstelling. Dit is per definitie geen gemeentelijk publiek belang.
Een onderneming met een winstdoelstelling en natuurlijke personen komen ook niet in aanmerking voor een gemeentegarantie, tenzij de garantie wordt aangevraagd in verband met de behartiging van een gemeentelijk publiek belang.
Artikel 3 – De aanvraag voor garantieverstrekking
Op de aanvraag voor een verstrekking van een garantie zijn afdeling 4.1.1. (die gaat over de aanvraag) en titel 4.2 (die gaat over subsidie) van de Awb van toepassing.
Artikel 4:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de aanvraag wordt ondertekend en tenminste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. Voorts verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, Awb).
Het tweede lid bepaalt niet uitputtend welke gegevens en bescheiden het college nodig heeft om te beslissen op de garantieaanvraag.
Op grond van het vierde lid is het college bevoegd ook andere gegevens te vragen indien dit noodzakelijk wordt geacht om de aanvraag te kunnen beoordelen. Dit lid brengt met zich mee dat het college dus ook bevoegd is minder gegevens en bescheiden te verlangen dan in het tweede lid is bepaald.
Artikel 4 - Beslissingsbevoegdheid
Voordat het besluit tot garantstelling door het college wordt genomen geldt bij bedragen hoger dan
€ 250.000,- altijd de zogenaamde “voorhangprocedure” van artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet: het college neemt geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter zake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
Na een positief besluit van het college over een rechtstreeks garantieverzoek volgt een (privaatrechtelijke) borgtochtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:850 lid 1 Burgerlijk Wetboek van de gemeente met een geldverstrekker.
In het eerste lid gaat het om absolute weigeringsgronden. Er is geen ruimte voor een belangenafweging. Het verzoek dient zonder meer te worden afgewezen.
In artikel 4:35 Awb staat een aantal weigeringsgronden voor de subsidieverlening. Deze gronden kunnen ook voor de weigering van de garantie van toepassing zijn. Daar waar in de Awb het woord “subsidie” wordt gebruikt, kan het woord “garantie” worden gelezen.
Indien de aanvraag geen gemeentelijk publiek belang dient, wordt de garantie geweigerd. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet financiering decentrale overheden verlenen openbare lichamen namelijk uitsluitend garanties ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.
Uitgangspunt is ook dat de gemeentegarantie een laatste redmiddel is: voor zover een waarborgfonds garant wil staan of er een andere voorliggende voorziening is, is er geen noodzaak voor een gemeentegarantie. Uitdrukkelijk is gekozen voor de woorden “voor zover”. Dit brengt met zich mee dat wel een gemeentegarantie kan worden verleend voor het deel waarop een waarborgfonds geen voorliggende voorziening verstrekt (soms wil een waarborgfonds dat de gemeente voor 100% garant staat voor rente en aflossingen). Waarborgfondsen verstrekken niet alleen garanties maar adviseren instellingen ook inhoudelijk over voorgenomen investeringen en stemmen de financiering daarop af. Deze fondsen zijn erop ingesteld om de risico-ontwikkeling te beheersen en adequate maatregelen te treffen.
Landelijk is een aantal waarborgfondsen (bijvoorbeeld de Stichting Waarborgfonds Sport) werkzaam waar garantstellingen van instellingen kunnen worden ondergebracht. Voor risico’s vervullen de gemeenten een zogenoemde achtervangpositie. Dit houdt in dat gemeenten pas in een laat stadium worden aangesproken in het uiterste geval dat het waarborgfonds een nadeel niet volledig kan opvangen. Gedurende de garantieperiode wordt door het waarborgfonds adequaat invulling gegeven aan het garantiebeheer. Bij de waarborgfondsen is bovendien de kennis aanwezig om activiteiten op branchespecifieke merites te beoordelen. (Gedeeltelijke) afwijzing door een fonds om financiële redenen zou een instelling vervolgens aanleiding kunnen geven een gemeentegarantie aan te vragen. De redenen om alsnog voor een gemeentegarantie in aanmerking te komen, moeten dan in de beoordeling van de garantieverlening worden meegewogen.
Geen garantie wordt verleend indien de aanvrager reeds een (onvoorwaardelijke) geldleningovereenkomst heeft gesloten met een geldverstrekker. Daaruit blijkt namelijk reeds dat de garantieverlening niet noodzakelijk is.
Bij een garantstelling staat de gemeente uitsluitend garant voor de volledige betaling van rente en aflossingsverplichtingen die verbonden zijn aan de geldlening. Voor de betaling van (incasso)kosten, advocaat en procureurskosten, rentederving als gevolg van algehele vervroegde aflossing van de restant schuld en boetes e.d. als gevolg van betalingsverzuim, staat de gemeente niet garant.
Gemeentegaranties moeten voldoen aan de Europese regelgeving. Voorkomen moet worden dat sprake is van staatssteun als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Hiervan is sprake als er overheidssteun wordt verleend die ten goede komt aan bepaalde ondernemingen of producties waarbij een niet marktconform voordeel wordt verschaft aan die ondernemingen en waarbij sprake is van (dreigende) vervalsing van mededinging op de gemeenschappelijke markt en ongunstige beïnvloeding van de tussenstaatse handel. Bij garantieverlening ten behoeve van amateurinstellingen en garantieverlening ten behoeve van instanties zonder winstoogmerk die wettelijke overheidstaken vervullen, zal dit niet aan de orde zijn. Dit kan echter wel aan de orde zijn bij garantieverlening ten behoeve van bepaalde ondernemingen.
Gelet op de (complexe) definitie van staatssteun, de zgn. “de-minimis”- vrijstelling en verschillende andere vrijstellingsverordeningen, de jurisprudentie en mededelingen van de Commissie zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld of sprake is of zou kunnen zijn van staatssteun, en zo ja, of de garantieverlening moet worden gemeld bij de Europese Commissie. In het bijzonder is daarbij de Mededeling van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in de vorm van garanties van belang. Indien aan de daarin genoemde voorwaarden is voldaan, geldt een generieke vrijstelling en behoeft de garantieverlening niet te worden gemeld bij de Europese Commissie. Voor zover de garantieverlening moet worden gemeld bij de Europese Commissie, geldt een standstill-bepaling: de garantie kan niet worden verleend zolang de Europese Commissie niet akkoord is (onder voorwaarden).
Het toetsingskader bestaat verder onder meer uit de van toepassing zijnde bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de onderhavige verordening en de regels over de treasury. Indien de aanvraag in strijd is met een van deze regelingen of ander recht, wordt de garantie geweigerd.
Garantstelling vraagt onder meer om een beoordeling van de financiële positie van de instelling. De instelling moet in staat zijn gedurende de looptijd van de garantie de rente- en aflossingsverplichtingen jegens de geldverstrekker na te komen. Een en ander moet onder meer blijken uit een sluitende meerjarenbegroting en de liquiditeitspositie (minimaal 20% eigen vermogen) van de aanvrager.
Zekerheidsstelling (derde lid)
De aan de garantstellingen verbonden risico’s zijn voor de gemeente te beperken door het stellen van zakelijke zekerheden: het laten vestigen van het recht van hypotheek op registergoederen, het laten vestigen van een pandrecht ten gunste van de gemeente en het laten opmaken van een positief negatieve hypotheekverklaring ten gunste van de gemeente (de instelling legt zich vast om geen hypotheek aan derden te verstrekken).
In sommige gevallen is het vestigen van het recht van hypotheek niet noodzakelijk omdat er andere zekerheden zijn waarop de gemeente kan terugvallen, zoals het recht van erfpacht.
In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente genoegen nemen met een persoonlijke zekerheidsstelling.
Beperking tijdsduur (vierde lid)
De tijdsduur van de garantie dient te worden beperkt. Deze is maximaal gelijk aan de looptijd van de lening waarvoor de garantie is verstrekt, zodat de gemeente gedurende die periode een zekerheid behoudt waarop zij kan terugvallen. De precieze looptijd wordt in overleg met de aanvrager bepaald door het college.
Artikel 7 - Informatieplicht na garantieverstrekking
Ingevolge artikel 4:37 Awb kan het college de geldnemer verplichten rekening en verantwoording af te leggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. In dit artikel is hier nader invulling aan gegeven. De geldnemer en de geldverstrekker hebben te allen tijde de informatieplicht om aan het college die gegevens te verstrekken die van belang zijn voor de risico-ontwikkeling die met de garantstelling samenhangt. Daarnaast is de instelling verplicht jaarlijks de begroting en de jaarrekening aan het college aan te bieden.
Uitdrukkelijk wordt erop gewezen dat niet alleen de geldnemer maar ook de geldverstrekker in deze een zorgplicht heeft. Het geldverkeer vindt plaats tussen een geldnemer en een geldverstrekker. Indien de geldverstrekker de gemeente tijdig informeert over het niet nakomen van betalingsverplichtingen, is de gemeente in staat adequaat in te grijpen, zodat een verlies op grond van de garantstelling voor de gemeente kan worden voorkomen of ingeperkt.
Uit het zevende lid volgt dat het college bevoegd is andere gegevens te vragen dan in de voorgaande leden van dit artikel is bepaald. Het college kan in voorkomende gevallen meer of minder gegevens verlangen.
Artikel 10 - Intrekking en wijziging garantiebesluit
In de artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb is bepaald onder welke omstandigheden een verleende subsidie kan worden ingetrokken of gewijzigd. Deze regeling wordt hier van toepassing verklaard op verleende garanties. In de praktijk zal hier maar beperkt toepassing aan kunnen worden gegeven, aangezien het garantiebesluit weliswaar kan worden ingetrokken of gewijzigd, maar dit geen invloed heeft op de borgtochtovereenkomst die dan inmiddels is gesloten met de geldverstrekker. Dit is niet het geval indien de overeenkomst nog niet is gesloten. Vandaar dat is bepaald dat het garantiebesluit kan worden ingetrokken of gewijzigd indien de geldleningovereenkomst niet binnen drie maanden na het garantiebesluit tot stand is gekomen.
Artikel 11 - Hardheidsclausule
Het college zal overeenkomstig deze verordening handelen. Het kan echter zijn dat dit gevolgen met zich meebrengt die onevenredig zijn in verhouding tot de met de regeling te dienen doelen. Onder meer in dergelijke gevallen wendt het college zich tot de raad. Besluiten op aanvragen tot garantieverlening in afwijking van de verordening worden namelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de raad. Het college kan pas besluiten tot garantieverlening, nadat de raad hiermee heeft ingestemd.
Artikel 12 - Overgangsbepaling
Deze verordening geldt uitsluitend voor nieuwe garanties die na de dag van de bekendmaking van de verordening worden aangevraagd.