Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pijnacker-Nootdorp

Verordening gemeentegaranties geldleningen 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePijnacker-Nootdorp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening gemeentegaranties geldleningen 2021
CiteertitelVerordening gemeentegaranties geldleningen 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening gemeentegaranties Geldleningen 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 107, eerste lid, van de Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
  2. artikel 108 van de Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
  3. artikel 109 van de Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
  4. artikel 147 van de Gemeentewet
  5. artikel 149 van de Gemeentewet
  6. artikel 2 van de Wet financiering decentrale overheden
  7. artikel 850 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  8. artikel 851 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  9. artikel 852 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  10. artikel 853 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  11. artikel 854 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  12. artikel 855 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  13. artikel 856 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  14. artikel 856 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  15. artikel 857 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  16. artikel 858 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  17. artikel 859 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  18. artikel 860 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  19. artikel 861 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  20. artikel 862 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  21. artikel 863 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  22. artikel 864 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  23. artikel 865 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  24. artikel 866 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  25. artikel 867 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  26. artikel 868 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  27. artikel 869 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  28. artikel 870 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  29. artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-11-2021nieuwe regeling

28-10-2021

gmb-2021-393182

1093653/1031207

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening gemeentegaranties geldleningen 2021

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

gezien het voorstel van het college van 7 september 2021;

 

overwegende dat

  • -

    openbare lichamen uitsluitend ten behoeve van de publieke taak garanties voor geldleningen mogen verstrekken;

  • -

    het aanbeveling verdient voorwaarden te stellen aan het verstrekken van gemeentegaranties;

gelet op de artikelen 107, eerste lid, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet, artikel 2 van de Wet financiering decentrale overheden, de artikelen 7:850 tot en met 7:870 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende Verordening gemeentegaranties geldleningen 2021:

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: een verzoek als bedoeld in artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht aan het college om als gemeente borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichtingen die de instelling aan de geldverstrekker verschuldigd is; onder een aanvraag valt een rechtstreekse garantie;

  • b.

    aanvrager: een geldnemer die de gemeente verzoekt om borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichtingen die de geldnemer uit hoofde van een geldleningsovereenkomst aan de geldverstrekker verschuldigd is;

  • c.

    besluit tot garantieverlening: een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht borg te staan tegenover een geldverstrekker;

  • d.

    borg staan: instaan tegenover een geldverstrekker voor de aan een geldlening verbonden betalingsverplichtingen van een geldnemer voor zover de geldnemer in gebreke blijft hieraan te voldoen;

  • e.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

  • f.

    garantie: een financieringsinstrument waarbij de gemeente zich krachtens een overeenkomst tegenover een geldverstrekker verplicht in te staan tot nakoming van de aan een geldlening verbonden rente en aflossingsverplichtingen indien de geldnemer in gebreke is;

  • g.

    geldnemer: een instelling ten behoeve waarvan de gemeente een borgstelling heeft verstrekt ten aanzien van de betaling van rente en aflossing indien deze instelling in gebreke is;

  • h.

    geldverstrekker: een bancaire instelling die aan een geldnemer een lening heeft verstrekt waarvan de gemeente de betaling van rente en aflossing waarborgt;

  • i.

    instelling: een rechtspersoon die werkzaam is in de gemeente;

  • j.

    rechtstreekse garantie: individuele lening waar de gemeente voor 100% aansprakelijk kan worden gesteld, voor lening waar de gemeente met een waarborgfonds garant staat;

  • k.

    waarborgfonds: een nationaal fonds dat onder meer borgstellingen verstrekt.

Artikel 2 - Reikwijdte van de verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op:

    • a.

      het verlenen van een garantie door de gemeente voor de activiteiten die worden verricht door instellingen die een gemeentelijke publieke taak dienen;

    • b.

      aanvragen om subsidie in de vorm van het verstrekken van een garantie op grond van een wettelijk voorschrift.

  • 2.

    Deze verordening is alleen van toepassing op de gemeente als garantsteller voor leningen met betrekking tot de bouw, verbouw, verwerving of instandhouding van onroerende zaken; overige bestedingsdoelen zijn uitgesloten.

  • 3.

    Deze verordening is slechts van toepassing op het verlenen van een garantie verbonden aan een geldlening waarin niet is voorzien bij of krachtens de voorschriften van het Rijk of de provincie.

  • 4.

    De garantie is een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, waarop deze wet van toepassing is voor zover daarvan in deze verordening niet wordt afgeweken.

  • 5.

    Op besluiten tot garantieverlening krachtens deze verordening is de geldende gemeentelijke algemene subsidieverordening niet van toepassing.

Artikel 3 - De aanvraag voor garantieverstrekking

  • 1.

    Een aanvraag voor de verstrekking van een garantie wordt schriftelijk bij het college ingediend, tenminste drie maanden voor het tijdstip waarop een geldlening wordt opgenomen.

  • 2.

    De aanvraag bevat, naast de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens, voor zover de aanvrager daarover redelijkerwijs de beschikking kan krijgen:

    • a.

      een opgaaf van het gemeentelijk publieke belang van de activiteiten van de aanvrager waarop de garantie betrekking heeft;

    • b.

      een afschrift van de statuten van de aanvrager;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d.

      een afschrift van de voorwaarden van de te sluiten geldlening en het ontwerp van de overeenkomst van geldlening;

    • e.

      een afschrift van de jaarrekening (balans, winst- en verliesrekening, toelichting) van het aan de aanvraag voorafgaande jaar en indien nog niet beschikbaar van het jaar daarvoor;

    • f.

      een afschrift van de lopende (gewijzigde) begroting en een sluitende meerjarenbegroting voor de aankomende drie jaar na de aanvraag, waarin de kapitaallasten van de investering en een voorziening voor groot-onderhoud zijn opgenomen;

    • g.

      een omschrijving van de investering en specificatie van de bouwkosten en de financiering van deze kosten;

    • h.

      een cashflow-overzicht waaruit blijkt dat de geldnemer in staat is zijn aflossing- en renteverplichtingen te kunnen voldoen;

    • i.

      tenminste één offerte van een geldverstrekker;

    • j.

      een taxatierapport na renovatie.

  • 3.

    Indien de aanvrager er niet in slaagt een offerte van een geldverstrekker te overleggen, kan in plaats van een offerte voorlopig worden volstaan met een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat deze bereid is een lening met een gemeentegarantie aan de aanvrager te verstrekken.

  • 4.

    Het college is bevoegd andere gegevens te vragen die hij noodzakelijk acht om op de aanvraag te kunnen besluiten.

Artikel 4 - Beslissingsbevoegdheid

  • 1.

    Het college beslist op garantieaanvragen bij bedragen niet groter dan € 250.000,-.

  • 2.

    Bij garantieaanvragen van bedragen groter dan € 250.000,- beslist het college niet dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen schriftelijk ter kennis van het college te brengen.

  • 3.

    Op herfinancieringsverzoeken beslist het college. Daarbij beoordeelt het college opnieuw de hele garantstelling.

Artikel 5 - Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college weigert de garantie voor zover naar zijn oordeel:

    • a.

      de door middel van de garantie te financieren zaak of activiteit geen gemeentelijke publieke taak dient als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a van deze verordening;

    • b.

      de aanvrager aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening zoals een waarborgfonds;

    • c.

      de geldlening reeds aan de aanvrager is verstrekt voor het besluit tot garantieverlening, tenzij dit een herfinanciering betreft van een eerder door de gemeente gegarandeerde lening;

    • d.

      de aanvraag betrekking heeft op het verlenen van andere zekerheden door de gemeente dan die van de betaling van rente en aflossing van een geldlening voor zover de aanvrager in gebreke blijft;

    • e.

      gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager in strijd met de wet, het algemeen belang of de openbare orde handelt of zal handelen;

    • f.

      de garantieverlening in strijd is met het (Europese) recht;

    • g.

      de aanvrager niet aannemelijk kan maken de geldlening ten behoeve waarvan de garantie wordt verleend, nodig te hebben;

    • h.

      de aanvrager niet beschikt over de benodigde vergunningen om de activiteiten te verrichten of investeringen te plegen waarvoor de garantie wordt aangevraagd;

    • i.

      de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden en criteria voor garantieverlening die bij of krachtens deze verordening zijn vastgesteld;

    • j.

      de garantstelling anderszins niet past in het gemeentelijk beleid.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht kan het college de garantie weigeren voor zover naar zijn oordeel:

    • a.

      redelijker kan worden verwacht dat er geen sprake is van continuïteit in het voortbestaan van de instelling gedurende de looptijd van de garantie;

    • b.

      redelijkerwijs kan worden verwacht dat de doelstellingen die met de garantie worden nagestreefd, niet zullen worden bereikt;

    • c.

      het risico voor de gemeente niet acceptabel is;

    • d.

      er geen sprake is van ‘goed bestuur’ van de aanvrager;

    • e.

      geen verklaringen door de aanvrager zijn overgelegd van een geldverstrekker waaruit blijkt dat er geen geldlening aan de aanvrager wordt verstrekt zonder garantie;

    • f.

      het eigen vermogen van de aanvrager minder bedraagt dan 20% van het totale vermogen;

    • g.

      de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt.

Artikel 6 - Inhoud garantie

  • 1.

    In een garantie wordt geen afstand gedaan van de voorrechten die wettelijk aan een borg toekomen.

  • 2.

    In een garantie worden geen bedingen opgenomen die de aansprakelijkheid van de gemeente verhogen of uitbreiden boven of naast de aan de geldleningovereenkomst verbonden betaling van rente en aflossing.

  • 3.

    De garantie wordt verleend tegen de door de geldnemer ten behoeve van de gemeente te verstrekken (zakelijke) zekerheidsrechten.

  • 4.

    De looptijd van de garantie is maximaal gelijk aan de duur van de looptijd waarvoor de lening is verstrekt.

  • 5.

    Indien de gemeente krachtens een garantie een betaling heeft verricht in de plaats van een in gebreke gebleven geldnemer, is de regresvordering van de gemeente in een eventueel faillissement van de geldnemer bevoorrecht op eventuele andere vorderingen die een geldverstrekker op de geldnemer heeft.

Artikel 7 - Informatieplicht na garantieverstrekking

  • 1.

    De geldnemer en geldverstrekker verschaffen het college alle informatie die relevant is voor de garantieverlening en de risico-ontwikkeling van de garantie. De informatie die van belang is voor de risico-ontwikkeling van de garantieverstrekking wordt verstrekt zodra deze beschikbaar is.

  • 2.

    De geldnemer dient jaarlijks, binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar, de jaarrekening over het verstreken boekjaar bij het college in, bestaande uit de balans en de winst- en verliesrekening met toelichting en een accountantsverklaring of indien van toepassing een verklaring van de kascommissie.

  • 3.

    De geldnemer dient jaarlijks, tenminste zes maanden voor aanvang van het boekjaar, een gespecificeerde exploitatiebegroting voor het volgende boekjaar bij het college in te leveren.

  • 4.

    De geldverstrekker informeert het college jaarlijks, binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar, of en in hoeverre de geldnemer zijn verplichtingen uit hoofde van de geldleningovereenkomst waarvoor de gemeente garant staat, is nagekomen.

  • 5.

    De geldnemer verstrekt jaarlijkse rapporten van toezichtinstanties, voor zover een toezichtsinstantie aanwezig is.

  • 6.

    De geldnemer en geldverstrekker hebben een informatieplicht tegenover de gemeente om zo spoedig mogelijk het college te berichten over:

    • a.

      het niet nakomen door de geldnemer van de aan de geldlening verbonden betalingsverplichtingen waarvoor de gemeente garant staat;

    • b.

      wezenlijke wijzigingen van de gegevens en bescheiden die bij de aanvraag om garantie zijn overgelegd;

    • c.

      rapportages waaruit blijkt dat de resultaten van de (meerjaren) begroting significant nadeliger uitkomen;

    • d.

      een balanspositie waarbij het eigen vermogen lager is dan 20% van het totale vermogen;

    • e.

      een statutenwijziging van de geldnemer;

    • f.

      een fusie van de geldnemer;

    • g.

      ontbinding van de geldnemer.

  • 7.

    Het college is bevoegd andere gegevens te vragen die van belang zijn om de risico-ontwikkeling die met de garantstelling samenhangt, te kunnen beoordelen en andere termijnen te hanteren dan de termijnen die in het tweede en derde lid zijn vermeld.

Artikel 8 - Algemene verplichtingen van de geldnemer

  • 1.

    De geldnemer is verplicht van de objecten waarvoor een garantie is verleend en die de gemeente hiervoor tot zekerheid strekken, op basis van de herbouwwaarde tegen brand- en stormschade en andere risico’s of aanspraken te verzekeren en verzekerd te houden.

  • 2.

    De geldnemer is verplicht een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering en een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

  • 3.

    De geldnemer is verplicht de objecten waarvoor een garantie is verleend en de objecten die de gemeente hiervoor tot zekerheid strekken in goede staat te houden.

  • 4.

    Aan de objecten waarvoor een garantie is verleend en aan de objecten die de gemeente hiervoor tot zekerheid strekken, wordt slechts met toestemming van het college een andere bestemming gegeven.

  • 5.

    De objecten waarvoor een garantie is verstrekt en de objecten die de gemeente hiervoor tot zekerheid strekken, mogen zonder toestemming van het college niet worden verzwaard of vervreemd.

  • 6.

    De geldnemer is verplicht de lening waarvoor de gemeente garant staat, te bestemmen voor het doel waarvoor de lening is aangegaan.

Artikel 9 - Stellen voorschriften

Het college kan aan de beschikking tot garantieverlening voorschriften verbinden betreffende:

  • a.

    de door de aanvrager aan de gemeente te bieden zekerheden voor verhaal van rente en aflossing van de te verlenen garantie;

  • b.

    de uitoefening van toezicht op gedragingen en handelingen van de aanvrager ter bescherming van de positie van de gemeente als borg;

  • c.

    de informatieverstrekking door de aanvrager aan de gemeente;

  • d.

    overige aangelegenheden die strekken tot bescherming van de belangen van de gemeente als borg.

Artikel 10 - Intrekking of wijziging van de garantie

Een verleende garantie kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:49 Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of gewijzigd indien de overeenkomst van geldlening waarop de garantie betrekking heeft niet binnen drie maanden na verzending van het besluit tot garantieverlening tot stand komt.

Artikel 11 - Hardheidsclausule

Het college kan, op advies van de Treasurycommissie en na goedkeuring door de raad, in afwijking van deze verordening op aanvragen tot garantieverlening besluiten.

Artikel 12 - Overgangsbepaling

Deze verordening is niet van toepassing op garanties die reeds zijn verleend of zijn vastgesteld voordat deze verordening in werking treedt.

Artikel 13 - Inwerkingtreding en citeerartikel
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening gemeentegaranties geldleningen 2021’.

  • 3.

    De Verordening gemeentegaranties Geldleningen 2015, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 mei 2015, wordt ingetrokken.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 oktober 2021

mr. G.A. van Egmond

griffier

mw. F. Ravestein

voorzitter

Toelichting op de Verordening gemeentegaranties geldleningen

Doelstelling en juridische grondslag gemeentegaranties

In deze verordening verstaan we onder een gemeentegarantie een borgtocht waarbij de gemeente Pijnacker-Nootdorp zich tegenover een geldverstrekker gedurende een bepaalde looptijd krachtens een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:850, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek verbindt tot nakoming van de aan een geldlening verbonden rente- en aflossingsverplichtingen van een geldnemer voor zover de geldnemer in gebreke blijft hieraan te voldoen.

 

Aan deze (privaatrechtelijke) borgtochtovereenkomst van de gemeente met een geldverstrekker gaat een (bestuursrechtelijk) garantiebesluit van het college van burgemeester en wethouders vooraf. Het verstrekken van een garantstelling wordt beschouwd als het verstrekken van een subsidie in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een aanvraag om een gemeentegarantie is dus een subsidieaanvraag. Onder een subsidie verstaat artikel 4:21 Awb: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten. De Awb is van toepassing voor zover daarvan in deze verordening niet wordt afgeweken (zie ook artikel 2, derde lid van deze verordening).

 

Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.

 

De noodzaak van de onderhavige verordening vloeit onder meer voort uit het feit dat er een wettelijke grondslag moet zijn voor het verlenen van een garantie. Artikel 4:23, eerste lid, van de Awb bepaalt immers dat een bestuursorgaan slechts subsidie verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Hoewel de gemeente beschikt over een subsidieverordening, voorziet die verordening niet in een regeling voor het verstrekken van garanties. Deze verordening voorziet daar wel in. De verordening is ook nodig om de financiële risico’s voor de gemeente te beperken, oneigenlijk gebruik van gemeentegaranties te voorkomen en uniforme regels te stellen voor de garantieverlening.

 

Ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak is de gemeente gerechtigd garanties te verlenen. Dit stelt sommige instellingen in staat geldleningen aan te gaan en daarmee investeringen te plegen, die zonder gemeentegarantie niet mogelijk waren geweest. De gemeente kan dit financiële instrument dus benutten om bepaalde activiteiten die het gemeentelijk belang dienen, te stimuleren. Voor zover het gemeentelijk belang niet is gediend, wordt geen gemeentegarantie verleend.

 

Ditzelfde financiële instrument wordt ook geboden door nationale waarborgfondsen, waarbij de risico’s door de gemeenten als collectief worden gedragen in plaats van door de gemeente individueel. Voor het deel waarvoor een waarborgfonds bereid is een garantie te verstrekken, verstrekt de gemeente geen garantie. Bovendien wordt een gemeentegarantie slechts verstrekt, voor zover dit voor de aanvrager noodzakelijk is om een leningsovereenkomst te kunnen sluiten. De gemeentegarantie wordt dus geacht een laatste mogelijkheid te zijn om de financiering van activiteiten waarmee een gemeentelijk publiek belang wordt gediend, rond te krijgen. Een afweging dient dan plaats te vinden van het publiek belang tegenover het risico van de garantstelling voor de gemeente en de eigen risicopositie van de gemeente, waarvoor het weerstandsvermogen is gevormd.

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Het begrip “geldverstrekker” is in onderdeel h ruim omschreven, omdat niet alleen banken leningen verstrekken, maar ook andere instellingen zoals het Nationaal Restauratiefonds.

 

De gemeente verstrekt garanties aan verenigingen/ instellingen in de gemeente en landelijke instellingen (werkzaam in de gemeente)

 

Artikel 2 - Reikwijdte van de verordening

Gemeentegaranties zijn een vorm van financiële steunverlening. Andere vormen hiervan zijn bijvoorbeeld subsidieverstrekkingen anders dan door garantstelling en deelnemingen. Daarop is deze verordening echter niet van toepassing.

 

Deze verordening heeft uitsluitend betrekking op het verlenen van garanties door de gemeente voor het sluiten van een geldleningovereenkomst door een instelling.

 

Artikel 2, eerste lid, van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) bepaalt dat openbare lichamen (zoals gemeenten) uitsluitend garanties mogen verlenen ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. Voor zover het publieke belang niet wordt gediend, kan dus geen gemeentegarantie worden verleend en is de verordening niet van toepassing. De Wet Fido bevat geen definitie van de “publieke taak”. In het verlengde hiervan ligt het “publiek belang”. Daarvan is volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) sprake wanneer de overheid zich de behartiging van een maatschappelijk belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt. Wat wel of niet tot de publieke taak en het publiek belang wordt gerekend, verschilt naar gelang het beleidsveld, het tijdstip en de omstandigheden. In deze context past dus geen statische definitie van de begrippen ‘publieke taak’ en ‘publiek belang’, zodat dit ook niet is opgenomen in de begripsomschrijvingen.

 

Een gemeentelijk publiek belang kan betrekking hebben op onder meer sport en recreatie, kunst, cultuur, welzijn, onderwijs, zorg of veiligheid binnen de gemeente, monumentenzorg binnen de gemeente of gemeentelijke infrastructuur. Daar waar de activiteiten het gemeentelijk publiek belang overstijgen, verstrekt de gemeente geen garanties. Zodoende wordt voorkomen dat de gemeente te veel financiële risico’s loopt en zich buiten haar taakveld begeeft.

 

Er worden geen garanties verstrekt die (mede) risico’s afdekken van marktactiviteiten met een winstdoelstelling. Dit is per definitie geen gemeentelijk publiek belang.

Een onderneming met een winstdoelstelling en natuurlijke personen komen ook niet in aanmerking voor een gemeentegarantie, tenzij de garantie wordt aangevraagd in verband met de behartiging van een gemeentelijk publiek belang.

 

Artikel 3 – De aanvraag voor garantieverstrekking

Op de aanvraag voor een verstrekking van een garantie zijn afdeling 4.1.1. (die gaat over de aanvraag) en titel 4.2 (die gaat over subsidie) van de Awb van toepassing.

Artikel 4:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de aanvraag wordt ondertekend en tenminste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. Voorts verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, Awb).

 

Het tweede lid bepaalt niet uitputtend welke gegevens en bescheiden het college nodig heeft om te beslissen op de garantieaanvraag.

 

Op grond van het vierde lid is het college bevoegd ook andere gegevens te vragen indien dit noodzakelijk wordt geacht om de aanvraag te kunnen beoordelen. Dit lid brengt met zich mee dat het college dus ook bevoegd is minder gegevens en bescheiden te verlangen dan in het tweede lid is bepaald.

 

Artikel 4 - Beslissingsbevoegdheid

Voordat het besluit tot garantstelling door het college wordt genomen geldt bij bedragen hoger dan

€ 250.000,- altijd de zogenaamde “voorhangprocedure” van artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet: het college neemt geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter zake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

 

Na een positief besluit van het college over een rechtstreeks garantieverzoek volgt een (privaatrechtelijke) borgtochtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:850 lid 1 Burgerlijk Wetboek van de gemeente met een geldverstrekker.

 

Artikel 5 – Weigeringsgronden

In het eerste lid gaat het om absolute weigeringsgronden. Er is geen ruimte voor een belangenafweging. Het verzoek dient zonder meer te worden afgewezen.

 

In artikel 4:35 Awb staat een aantal weigeringsgronden voor de subsidieverlening. Deze gronden kunnen ook voor de weigering van de garantie van toepassing zijn. Daar waar in de Awb het woord “subsidie” wordt gebruikt, kan het woord “garantie” worden gelezen.

 

Eerste lid:

 

onder a.

Indien de aanvraag geen gemeentelijk publiek belang dient, wordt de garantie geweigerd. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet financiering decentrale overheden verlenen openbare lichamen namelijk uitsluitend garanties ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

 

onder b.

Uitgangspunt is ook dat de gemeentegarantie een laatste redmiddel is: voor zover een waarborgfonds garant wil staan of er een andere voorliggende voorziening is, is er geen noodzaak voor een gemeentegarantie. Uitdrukkelijk is gekozen voor de woorden “voor zover”. Dit brengt met zich mee dat wel een gemeentegarantie kan worden verleend voor het deel waarop een waarborgfonds geen voorliggende voorziening verstrekt (soms wil een waarborgfonds dat de gemeente voor 100% garant staat voor rente en aflossingen). Waarborgfondsen verstrekken niet alleen garanties maar adviseren instellingen ook inhoudelijk over voorgenomen investeringen en stemmen de financiering daarop af. Deze fondsen zijn erop ingesteld om de risico-ontwikkeling te beheersen en adequate maatregelen te treffen.

 

Landelijk is een aantal waarborgfondsen (bijvoorbeeld de Stichting Waarborgfonds Sport) werkzaam waar garantstellingen van instellingen kunnen worden ondergebracht. Voor risico’s vervullen de gemeenten een zogenoemde achtervangpositie. Dit houdt in dat gemeenten pas in een laat stadium worden aangesproken in het uiterste geval dat het waarborgfonds een nadeel niet volledig kan opvangen. Gedurende de garantieperiode wordt door het waarborgfonds adequaat invulling gegeven aan het garantiebeheer. Bij de waarborgfondsen is bovendien de kennis aanwezig om activiteiten op branchespecifieke merites te beoordelen. (Gedeeltelijke) afwijzing door een fonds om financiële redenen zou een instelling vervolgens aanleiding kunnen geven een gemeentegarantie aan te vragen. De redenen om alsnog voor een gemeentegarantie in aanmerking te komen, moeten dan in de beoordeling van de garantieverlening worden meegewogen.

 

onder c.

Geen garantie wordt verleend indien de aanvrager reeds een (onvoorwaardelijke) geldleningovereenkomst heeft gesloten met een geldverstrekker. Daaruit blijkt namelijk reeds dat de garantieverlening niet noodzakelijk is.

 

onder d.

Bij een garantstelling staat de gemeente uitsluitend garant voor de volledige betaling van rente en aflossingsverplichtingen die verbonden zijn aan de geldlening. Voor de betaling van (incasso)kosten, advocaat en procureurskosten, rentederving als gevolg van algehele vervroegde aflossing van de restant schuld en boetes e.d. als gevolg van betalingsverzuim, staat de gemeente niet garant.

 

onder f.

Gemeentegaranties moeten voldoen aan de Europese regelgeving. Voorkomen moet worden dat sprake is van staatssteun als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Hiervan is sprake als er overheidssteun wordt verleend die ten goede komt aan bepaalde ondernemingen of producties waarbij een niet marktconform voordeel wordt verschaft aan die ondernemingen en waarbij sprake is van (dreigende) vervalsing van mededinging op de gemeenschappelijke markt en ongunstige beïnvloeding van de tussenstaatse handel. Bij garantieverlening ten behoeve van amateurinstellingen en garantieverlening ten behoeve van instanties zonder winstoogmerk die wettelijke overheidstaken vervullen, zal dit niet aan de orde zijn. Dit kan echter wel aan de orde zijn bij garantieverlening ten behoeve van bepaalde ondernemingen.

 

Gelet op de (complexe) definitie van staatssteun, de zgn. “de-minimis”- vrijstelling en verschillende andere vrijstellingsverordeningen, de jurisprudentie en mededelingen van de Commissie zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld of sprake is of zou kunnen zijn van staatssteun, en zo ja, of de garantieverlening moet worden gemeld bij de Europese Commissie. In het bijzonder is daarbij de Mededeling van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in de vorm van garanties van belang. Indien aan de daarin genoemde voorwaarden is voldaan, geldt een generieke vrijstelling en behoeft de garantieverlening niet te worden gemeld bij de Europese Commissie. Voor zover de garantieverlening moet worden gemeld bij de Europese Commissie, geldt een standstill-bepaling: de garantie kan niet worden verleend zolang de Europese Commissie niet akkoord is (onder voorwaarden).

 

Het toetsingskader bestaat verder onder meer uit de van toepassing zijnde bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de onderhavige verordening en de regels over de treasury. Indien de aanvraag in strijd is met een van deze regelingen of ander recht, wordt de garantie geweigerd.

 

onder j.

Garantstelling vraagt onder meer om een beoordeling van de financiële positie van de instelling. De instelling moet in staat zijn gedurende de looptijd van de garantie de rente- en aflossingsverplichtingen jegens de geldverstrekker na te komen. Een en ander moet onder meer blijken uit een sluitende meerjarenbegroting en de liquiditeitspositie (minimaal 20% eigen vermogen) van de aanvrager.

 

Artikel 6 - Inhoud garantie

 

Zekerheidsstelling (derde lid)

De aan de garantstellingen verbonden risico’s zijn voor de gemeente te beperken door het stellen van zakelijke zekerheden: het laten vestigen van het recht van hypotheek op registergoederen, het laten vestigen van een pandrecht ten gunste van de gemeente en het laten opmaken van een positief negatieve hypotheekverklaring ten gunste van de gemeente (de instelling legt zich vast om geen hypotheek aan derden te verstrekken).

 

In sommige gevallen is het vestigen van het recht van hypotheek niet noodzakelijk omdat er andere zekerheden zijn waarop de gemeente kan terugvallen, zoals het recht van erfpacht.

 

In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente genoegen nemen met een persoonlijke zekerheidsstelling.

 

Beperking tijdsduur (vierde lid)

 

De tijdsduur van de garantie dient te worden beperkt. Deze is maximaal gelijk aan de looptijd van de lening waarvoor de garantie is verstrekt, zodat de gemeente gedurende die periode een zekerheid behoudt waarop zij kan terugvallen. De precieze looptijd wordt in overleg met de aanvrager bepaald door het college.

 

Artikel 7 - Informatieplicht na garantieverstrekking

Ingevolge artikel 4:37 Awb kan het college de geldnemer verplichten rekening en verantwoording af te leggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. In dit artikel is hier nader invulling aan gegeven. De geldnemer en de geldverstrekker hebben te allen tijde de informatieplicht om aan het college die gegevens te verstrekken die van belang zijn voor de risico-ontwikkeling die met de garantstelling samenhangt. Daarnaast is de instelling verplicht jaarlijks de begroting en de jaarrekening aan het college aan te bieden.

 

Uitdrukkelijk wordt erop gewezen dat niet alleen de geldnemer maar ook de geldverstrekker in deze een zorgplicht heeft. Het geldverkeer vindt plaats tussen een geldnemer en een geldverstrekker. Indien de geldverstrekker de gemeente tijdig informeert over het niet nakomen van betalingsverplichtingen, is de gemeente in staat adequaat in te grijpen, zodat een verlies op grond van de garantstelling voor de gemeente kan worden voorkomen of ingeperkt.

 

Uit het zevende lid volgt dat het college bevoegd is andere gegevens te vragen dan in de voorgaande leden van dit artikel is bepaald. Het college kan in voorkomende gevallen meer of minder gegevens verlangen.

 

Artikel 10 - Intrekking en wijziging garantiebesluit

In de artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb is bepaald onder welke omstandigheden een verleende subsidie kan worden ingetrokken of gewijzigd. Deze regeling wordt hier van toepassing verklaard op verleende garanties. In de praktijk zal hier maar beperkt toepassing aan kunnen worden gegeven, aangezien het garantiebesluit weliswaar kan worden ingetrokken of gewijzigd, maar dit geen invloed heeft op de borgtochtovereenkomst die dan inmiddels is gesloten met de geldverstrekker. Dit is niet het geval indien de overeenkomst nog niet is gesloten. Vandaar dat is bepaald dat het garantiebesluit kan worden ingetrokken of gewijzigd indien de geldleningovereenkomst niet binnen drie maanden na het garantiebesluit tot stand is gekomen.

 

Artikel 11 - Hardheidsclausule

Het college zal overeenkomstig deze verordening handelen. Het kan echter zijn dat dit gevolgen met zich meebrengt die onevenredig zijn in verhouding tot de met de regeling te dienen doelen. Onder meer in dergelijke gevallen wendt het college zich tot de raad. Besluiten op aanvragen tot garantieverlening in afwijking van de verordening worden namelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de raad. Het college kan pas besluiten tot garantieverlening, nadat de raad hiermee heeft ingestemd.

 

Artikel 12 - Overgangsbepaling

Deze verordening geldt uitsluitend voor nieuwe garanties die na de dag van de bekendmaking van de verordening worden aangevraagd.