Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nunspeet

Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNunspeet
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBomenverordening van de gemeente Nunspeet 2021
CiteertitelBomenverordening van de gemeente Nunspeet 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpBomenverordening 2021

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Lijst Monumentale Bomen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-11-2021Nieuwe regeling

28-10-2021

gmb-2021-392528

0302118150, raadsbesluit 333

Tekst van de regeling

Intitulé

Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2021

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelet op artikel 4 van de Wet natuurbescherming en artikel 149 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 en 29 september 2021, nr.333;

overwegende dat:

  • in 2016 de “Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2016” is vastgesteld met als basis de Boswet. Sinds 1 januari 2017 is echter de Wet natuurbescherming van kracht die onder andere de Boswet vervangt.

  • de “Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2016” is geëvalueerd;

  • naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak de wens bestaat om de “Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2016” op een aantal punten aan te passen.

Besluit:

vast te stellen de Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2021:

Artikel 1 – Begripsomschrijving

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een levend houtachtig, opgaand gewas, met een stamomtrek van minimaal 30 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamomtrek van 30 centimeter geldt geen minimale stamomtrek in geval van houtopstanden als in artikel 9, 10, 12 of indien sprake is van Herdenkingsbomen.

    • b.

      Herdenkingsboom: een levend houtachtig, opgaand gewas, aangeplant ter herdenking van een gebeurtenis.

    • c.

      herplantbomen: een boom die is aangeplant in het kader van artikel 9 of 10.

    • d.

      houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg.

    • e.

      Monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand, zoals een herdenkingsboom of een houtopstand met een bijzondere leeftijd, schoonheid- of zeldzaamheidswaarde of een bijzondere functie voor de omgeving en opgenomen in de Lijst Monumentale bomen als bedoeld in artikel 2.

    • f.

      bebouwde kom: de bebouwde kom(men) ingevolge de Wet natuurbescherming door de gemeenteraad vastgestelde grenzen zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten.

    • g.

      Boomzonegebied: een door de raad vastgesteld gebied met een bosachtig karakter binnen de bebouwde kom(men) zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten (bijlage 1), waar afwijkende regels zijn gesteld voor het vellen van bomen.

    • h.

      dunning: een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van na dunning overblijvende houtopstand.

    • i.

      vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging en/of de ernstige ontsiering van de bomen ten gevolge kan hebben.

    • j.

      boomwaarde: de monetaire waarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

    • k.

      stamomtrek: de omtrek van de stam van een boom, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld.

    • l.

      Bomeneffect-analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen.

    • m.

      boomdeskundige: persoon of bedrijf met aantoonbare kennis van houtopstanden, ook een persoon in dienst van de gemeente Nunspeet.

    • n.

      bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • o.

      college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Nunspeet.

    • p.

      raad: gemeenteraad van gemeente Nunspeet

    • q.

      Lijst Monumentale bomen: een door de raadvastgestelde lijst met daarop monumentale bomen (bijlage 4).

    • r.

      noodkap: het direct of binnen 48 uur vellen van een boom, indien door een gemeentelijke boomdeskundige of brandweer is vastgesteld dat de boom direct gevaar oplevert voor mens en omgeving.

    • s.

      beheerplan: een door het college of raad vastgesteld plan voor het beheer van bomen.

    • t.

      Herplantfonds: Gemeentelijk fonds bestemd voor herplant van bomen.

Artikel 2 – Lijst Monumentale bomen

  • 1.

    De raad stelt een Lijst Monumentale bomen (bijlage 4) vast. Deze Lijst wordt elke vijf jaar herzien. De Lijst Monumentale bomen bevat een samenhangend geheel van de volgende bomen:

    • a.

      Monumentale bomen in gemeentelijk eigendom;

    • b.

      Monumentale bomen in particulier eigendom.

  • 2.

    De Lijst Monumentale bomen bevat minimaal de volgende gegevens:

    • Redengevende beschrijving;

    • Soort houtopstand;

    • Standplaats;

    • Kadastrale gegevens.

Artikel 3 – Kapverbod Monumentale bomen

  • 1.

    Het is verboden Monumentale bomen te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      bomen die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      bomen ten aanzien waarvan bij een geldend bestemmingsplan of bij een geldend voorbereidingsbesluit is bepaald dat het verboden is deze te vellen zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid b van de Wabo van het bevoegd gezag, met dien verstande dat de afwegingscriteria die in artikel 5 van deze verordening zijn genoemd, mogen worden meegewogen bij de beslissing over de verlening van deze vergunning.

    • e.

      bomen die als gevolg van verwezenlijking van een bestemmingsplan zullen moeten verdwijnen en die daartoe in de plantoelichting uitdrukkelijk als zodanig zijn aangewezen.

  • 4.

    Een ontheffing voor het vellen van Monumentale houtopstanden kan, indien alternatieven voor behoud zijn onderzocht, worden verleend:

    • a.

      indien naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade of:

    • b.

      indien sprake is van een Monumentale boom in eigendom van de gemeente, en een beargumenteerde motivatie opweegt tegen het duurzaam behoud van de Monumentale boom of:

    • c.

      indien sprake is van een Monumentale houtopstand in eigendom van een particulier, en een beargumenteerd individueel belang van niet-tijdelijke aard, opweegt tegen het duurzaam behoud van de Monumentale boom.

  • 5.

    Het bevoegd gezag kan bepalen dat door de aanvrager van de omgevingsvergunning bij de aanvraag een Bomeneffect-analyse moet worden overlegd.

  • 6.

    Het bevoegd gezag kan indien een boom direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit, waaraan voorwaarden kunnen worden verbonden, wordt daarna en na velling zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

Artikel 4 – Kapverbod Boomzonegebieden, gemeentelijke bomen, herplantbomen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag gemeentelijke bomen met een stamomtrek van 120 cm of groter, bomen met een leeftijd van 80 jaar of ouder en een minimale toekomstwaarde van 10 jaar of bomen staande in Boomzonegebied (zie bijlage 1: Kaart met boomzonegebieden) met een stamomtrek van 120 centimeter of groter te vellen of te doen vellen, onverminderd het gestelde in artikel 3 lid 1.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod behoudens vergunning geldt eveneens voor bomen die zijn aangelegd op basis van een herplant- en instandhoudingsplicht op grond van de artikelen 9 en 10 van deze verordening.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      bomen die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      bomen die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    • e.

      velling in het kader van een vastgesteld privaat of publiekrechtelijk beheerplan;

    • f.

      bomen ten aanzien waarvan bij een geldend bestemmingsplan of bij een geldend voorbereidingsbesluit is bepaald dat het verboden is deze te vellen zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid b van de Wabo van het bevoegd gezag.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan indien een boom direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit, waaraan voorwaarden kunnen worden verbonden, wordt daarna en na velling zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

Artikel 5 – Criteria Boomzonegebieden, gemeentelijke bomen, herplantbomen

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel, onder voorschriften verlenen.

  • 2.

    Vergunning voor het vellen van een boom als bedoeld in artikel 4 kan worden verleent alsook worden geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de boom, op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • a.

      ecologische waarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      beeldbepalende waarden;

    • d.

      cultuurhistorische waarden;

    • e.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • f.

      waarde voor recreatie en leefbaarheid.

In bijlage 2 van deze verordening zijn voornoemde criteria verder uitgewerkt.

Artikel 6 – Aanvraag

De omgevingsvergunning voor het vellen van een boom moet gemotiveerd worden aangevraagd via het Omgevingsloket Online (OLO) door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project. De aanvraag dient bij voorkeur digitaal te worden ingediend en dient te zijn voorzien van een situatieschets en/of foto waarop duidelijk te zien is of over welke boom/ bomen het gaat.

Artikel 7 – Intrekking of wijziging

De omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien na het verlenen van de omgevingsvergunning, op grond van verandering van inzichten of omstandigheden opgetreden na verlening, wijziging of intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan omgevingsvergunning is vereist;

  • b.

    indien ter verkrijging onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • c.

    indien aan de omgevingsvergunning voor het vellen verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 8 – Beperking geldigheidsduur

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbinden dat de omgevingsvergunning, voor zover deze betrekking heeft op het vellen van houtopstanden, een geldigheidsduur heeft van drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbinden dat in het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, de omgevingsvergunning voor alle bomen slechts drie jaar geldig is, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

Artikel 9 – Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen, moet worden herplant en duurzaam in stand moet worden gehouden. Bij het verbinden van een zodanig voorschrift aan een omgevingsvergunning kan gebruik gemaakt worden van de compensatietabel zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze verordening. Bij noodkap op gemeentegrond kan een herplantplicht kan worden opgelegd; bij noodkap op particuliere grond kan alleen in geval van aantoonbare nalatigheid een herplantplicht worden opgelegd.

  • 2.

    In het voorschrift als bedoeld in het vorige lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3.

    Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren, het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort moet worden in het Herplantfonds.

  • 4.

    De verplichtingen en voorschriften van artikel 9 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimummaat.

  • 5.

    Tot aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van een boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen, ontheffingen, toestemming en/of ruimtelijke ordening procedures in werking getreden of onherroepelijk geworden zijn.

  • 6.

    Degene aan wie de verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger is verplicht hier aan te voldoen.

Artikel 10 – Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan degene die krachtens zakelijk recht of degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten en duurzaam in stand te houden overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. In dergelijke soort situaties kan gebruik gemaakt worden van de compensatietabel zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze verordening.

  • 2.

    Indien niet ter plaatse kan worden herplant, wordt een financiële bijdrage gestort in het Herplantfonds.

  • 3.

    De verplichtingen en voorschriften van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 4.

    Wordt de verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5.

    Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan degene die krachtens zakelijk recht of degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om;

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn maatregelen te nemen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen of;

    • b.

      een Bomeneffect-analyse op te stellen en aan te bieden aan het college.

  • 6.

    Degene aan wie de verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger is verplicht hier aan te voldoen.

Artikel 11 – Afstand van de erfgrenslijn

  • 1.

    De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0.5 meter voor gemeentelijke bomen en op 1.0 meter voor overige bomen.

  • 2.

    Indien een boom als bedoeld in de categorie “overige bomen”, zoals genoemd in lid 1 van dit artikel, er al 20 jaar staat, dan kunt u niet meer vorderen dat deze wordt verwijderd vanwege verjaring. Na het verstrijken van deze termijn moet u de aanwezigheid van deze boom of struik dulden, ook bij een wijziging in de erfgrenslijn waardoor de boom binnen 1.0 meter van de erfgrenslijn komt te staan. Dit geldt uitsluitend voor bestaande bomen. Wordt een boom vervangen, dan gaat de verjaringstermijn opnieuw lopen.

Artikel 12 – Bestrijding van boomziekten

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      conform de richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de boomziekte kan verspreiden.

Artikel 13 – Bescherming gemeentelijke houtopstand

  • 1.

    Het is verboden om gemeentelijke houtopstanden:

    • a.

      te beschadigen, te beplakken of te bekladden of;

    • b.

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken of;

  • 2.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college in of aan gemeentelijke houtopstanden een of meerdere voorwerpen aan te brengen of anderszins te bevestigen.

Artikel 14 – Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 12 en 13 bepaalde, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 15 – Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen, dan wel ambtenaren als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering.

Artikel 16 – Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Met ingang van die dag wordt de bij raadsbesluit van 18 februari 2016 vastgestelde Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2016, ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2021.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 28 oktober 2021.

De griffier,

……………………,

De burgemeester,

…………….

Bijlage 1 : Kaart met boomzonegebieden

 

 

Op de gemeentelijke website staan eveneens bovenstaande afbeeldingen vermeld.

Bijlage 2: Uitwerking criteria Boomzonegebieden, gemeentelijke bomen, herplantbomen

A. Ecologische, natuur en milieuwaarden.

Een boom kan zeldzaam zijn in zijn soort, een belangrijke schakel vormen in een groter ecologisch

geheel of worden gebruikt als voedingsplaats of schuilplek door dieren. Een boom in een afgeschermde

achtertuin heeft een andere natuurwaarde dan een boom in een openbaar plantsoen. Ook

een dode boom kan belangrijk zijn voor bijvoorbeeld vleermuizen.

Natuurwaarden: Hierbij kun je denken aan schuil en nestelgelegenheid. Ook inheemse bomen zijn

hierin belangrijk omdat dit voor het insectenleven een basis is.

Milieu waarden: Fijnstofopvang , CO2 opslag en reductie, zuurstofproducent en een temperatuur

regulator. Hoe groter de boom hoe beter het microklimaat geregeld is waardoor de hittestress

verminderd.

 

B. Landschappelijke waardes:

Wanneer een boom direct gerelateerd is aan de landschappelijke structuur heeft de boom een

landschappelijke waarde. Voorbeelden hiervan zijn houtsingels, leibomen, grens of marking bomen en

lanen.

 

C. Beeldbepalend waarden:

Als een boom een bijzondere groeivorm heeft zoals een (klimboom) of een knotlinde is deze

beeldbepalend. Is de boom zichtbaarheid vanuit de openbare weg of zichtbaarheid vanuit meerdere

tuinen dan kan dit ook van belang zijn.

 

D. Cultuurhistorische waarden:

Een boom kan een historische betekenis hebben. Bijvoorbeeld omdat de boom een belangrijke relatie

heeft met oude gebouwen, buurtschappen of oude structuren. Ook bomen die geplant zijn ter

gelegenheid van een speciale gelegenheid kunnen een zekere cultuurhistorische waarde hebben.

Andere voorbeelden zijn oude erf en singel beplantingen binnen de bebouwde kom.

 

E. Waarden van stads- en dorpsschoon.

Een boom kan door zijn vorm of plaats beeldbepalend zijn voor een bepaald gebied. De boom kan

bijvoorbeeld een belangrijk herkenningspunt zijn of karakteristiek zijn voor een bepaalde plaats.

Kappen van de boom zou een grote invloed hebben op het ruimtelijk beeld. Voorbeeld hiervan kan zijn

een klimboom.

 

F. Waarde voor de leefbaarheid:

Leefbaarheid: Bomen kunnen een recreatieve waarde hebben, bijvoorbeeld bomen die deel uitmaken

vaneen recreatieve route, algemeen gewaardeerd worden om hun schaduw, of als klimboom bekend

staan. Er wordt gekeken naar de relatie tussen de boom en de directe omgeving. Ook de

aanwezigheid van een grote diversiteit in de opbouw van het groen, zowel in soorten als in grootte,

wordt gezien als een waarde voor de leefbaarheid. Bomen kunnen ook een grote rol spelen in de

verbetering van de luchtkwaliteit door het afvangen van fijnstof en zo bijdragen aan een betere

leefbaarheid.

Houtopstand: De plantwijze, alleenstaand of als onderdeel van een groep, laan of bosplantsoen,

speelt bij de beoordeling ook een rol. Een alleenstaande boom heeft meer waarde dan een boom in

bosplantsoen.

 

Bijlage 3: Compensatietabel

 

Op de gemeentelijke website staat eveneens bovenstaande afbeelding vermeld.

Bijlage 4: Lijst Monumentale bomen

Volgt in een apart door de gemeenteraad vast te stellen besluit.

 

 

Toelichting

Algemeen

De nieuwe bomenverordening 2016 is opgesteld om aan te sluiten bij de bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Ook voldoet deze verordening aan de wens om te komen tot meer deregulering. Slechts bomen die binnen de bebouwde kom Boswet staan vallen onder kapverbod. In deze verordening zijn aangewezen Boomzonegebieden opgenomen waarvoor afzonderlijke regels gelden. Deze Boomzonegebieden zijn bosrijke gebieden die extra bescherming nodig hebben boven de overige gebieden.

 

Artikel 1 – Begripsomschrijving eerste lid, onder d

De bebouwde kom of kommen, van de gemeente als bedoeld in artikel 4.1.a van de Wet Natuurbescherming zijn bij afzonderlijk besluit door de gemeenteraad vastgesteld. De reikwijdte van de verordening an sich omvat echter het gehele grondgebied van de gemeente, zowel binnen als buiten de bebouwde kom(men).

 

Artikel 3 – Kapverbod Monumentale bomen

In deze verordening is het kapverbod voor Monumentale bomen afzonderlijk opgenomen. Deze bomen mogen geveld worden in speciale gevallen. Hiervoor is – behoudens de vrijstellingen – ontheffing van het bevoegd gezag nodig. Dit is gedaan omdat deze bomen alleen geveld mogen worden in met een beargumenteerde motivatie die opweegt tegen het duurzaam behoud van de boom.

 

Artikel 4 – Kapverbod Boomzonegebieden, gemeentelijke bomen, herplantbomen

Voor dit soort bomen geldt – behoudens vrijstellingen – een lichter kapverbod. Voor velling moet daarom geen ontheffing maar vergunning door het bevoegd gezag zijn verleend.

Lid 1. Voor gemeentelijke bomen die buiten de bebouwde kom staan, geldt wel een vergunningplicht.

 

Artikel 11 – Afstand van de erfgrenslijn

In deze verordening is een afstand van 0,5 meter van de erfgrens opgenomen ter bescherming van gemeentelijke bomen.