Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Culemborg

Beleidsregels debiteuren bijzondere bijstand Culemborg 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCulemborg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels debiteuren bijzondere bijstand Culemborg 2021
CiteertitelBeleidsregels Debiteuren Bijzondere Bijstand Culemborg 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet
  2. Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-11-2021nieuwe regeling

26-10-2021

gmb-2021-392402

GZDGCB25816/270567

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels debiteuren bijzondere bijstand Culemborg 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg

gelet op de Participatiewet (Pw) en de Gemeentewet (Gemw); overwegende dat het college bevoegd is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze wetten;

 

B E S L U I T:

 

Vast te stellen de hierna volgende Beleidsregels debiteuren bijzondere bijstand Culemborg 2021

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Definities en begrippen

  • 1.

    In deze beleidsregels worden verschillende begrippen gebruikt. Deze begrippen betekenen hetzelfde als de begrippen die in de wetten staan waarop deze beleidsregels zijn gebaseerd: de Participatiewet, de Gemeentewet (Gemw), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Burgerlijk Wetboek (BW).

  • 2.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Aflossingscapaciteit: de financiële ruimte voor de aflossing van een vordering.

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders van Culemborg.

    • c.

      Debiteur: persoon die aan de gemeente Culemborg gelden verschuldigd is (schuldenaar).

    • d.

      invordering: alle handelingen die het college uitvoert om een vordering te innen.

    • e.

      Rv: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

    • f.

      Verhaalsbijdrage: kosten van bijzondere bijstand die worden verhaald op een onderhoudsplichtige, zoals bedoeld in artikel 62 e.v. van de Participatiewet.

    • g.

      Vordering: geldschuld van debiteur bij gemeente Culemborg

    • h.

      Bijzondere Bijstand: bijstand zoals bepaald in de Participatiewet artikel 5, lid 4.

Artikel 2. Beleid intrekking, herziening en terugvordering

  • 1.

    Het college maakt volledig gebruik van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken of invorderen van ten onrechte verleende bijzondere bijstand als uitkering of geldwaarde van een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Het college maakt gebruik van de mogelijkheid om de kosten van bijzondere bijstand als uitkering of geldwaarde van een maatwerkvoorziening terug te vorderen.

Artikel 3. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing op de vorderingen bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet, artikel 35, en de gemeentelijke minimaregelingen (Gemw).

  • 2.

    De beleidsregels saneringskrediet Culemborg 2021 zijn van toepassing op vorderingen van saneringskrediet.

Terugvordering

Artikel 4. Afzien terugvordering

  • 1.

    Het college ziet gedeeltelijk of volledig van terugvordering af wanneer:

    • a.

      het bijzondere bijstand in de vorm van uitkering of geldwaarde van een maatwerkvoorziening betreft welke 6 maanden na de ontvangst van een signaal, dat had moeten leiden tot het aanpassen of stoppen van de uitkering of inkomensvoorziening, nog is uitbetaald. Dit geldt niet als de betrokken persoon zich niet heeft gehouden aan de plicht om informatie aan te leveren over belangrijke veranderingen in zijn situatie.

    • b.

      terugvordering, gelet op de omstandigheden, tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties zou leiden bij debiteur of diens gezin. Daarbij worden eventueel aanwezige dringende redenen volgens artikel 58, lid 8 Pw in overweging genomen.

    • c.

      het terug te vorderen bedrag lager is dan € 50,00

  • 2.

    Het college ziet niet af van terugvordering als er sprake is van fraude.

Artikel 5. Invulling bevoegdheid tot invorderen van wettelijke rente

Bij gebreke van tijdige en correcte betaling bij (dwang)invordering wordt de vordering niet verhoogd met wettelijke rente.

Artikel 6. Kosten bij inschakeling gerechtsdeurwaarder of incassobureau

Bij overdracht aan de gerechtsdeurwaarder of een incassobureau wordt de vordering verhoogd met de daarop betrekking hebbende gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten.

Verhaal

Artikel 7. Bevoegdheid tot verhaal

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot verhaal van kosten van bijstand en/of inkomen als genoemd in de artikelen 61 t/m 62i van de Participatiewet

Artikel 8. Afzien van verhaal

  • 1.

    Het college ziet af van verhaal indien het op te leggen verhaalbedrag lager is dan €25,00 per maand of €300,00 per jaar, tenzij er sprake is van fraude.

  • 2.

    Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van verhaal indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijzondere bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn volgens artikel 58, lid 8 Pw.

Artikel 9. Ingangsdatum verhaalsbijdrage

De verhaalsbijdrage wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van de eerste aanschrijving.

Artikel 10. Invordering van verhaalsbijdrage

Indien de debiteur een door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage of aan een verhaalsbesluit ingevolge artikel 62b van de Participatiewet niet voldoet, zijn de artikelen met betrekking tot betaling, aflossing, verrekening, invordering, aanmaning en het dwangbevel van overeenkomstige toepassing.

Invordering en aflossingscapaciteit

Artikel 11. Wijze van invordering

  • 1.

    De debiteur dient het bedrag ineens te betalen binnen zes weken na dagtekening van het besluit waarin de vordering is bekend gemaakt.

  • 2.

    De debiteur kan een verzoek doen om een betalingsregeling te treffen wanneer hij niet kan voldoen aan het onder het eerste lid bepaalde.

    • a.

      Bij het vaststellen van een betalingsregeling is het doel dat de vordering binnen 5 jaar wordt afgelost.

  • 3.

    Indien op enig moment blijkt dat debiteur beschikt of kan beschikken over een vermogen waaruit de vordering ineens kan worden betaald, moet de vordering ineens worden afgelost.

  • 4.

    Bij betaling in termijnen geldt dat de vordering volledig en naar draagkracht, conform het vermelde in artikel 12 van deze beleidsregels, moet worden voldaan.

  • 5.

    Indien niet wordt voldaan aan een betalingsverplichting kan worden besloten tot: a. een bezoek aan het adres van de debiteur door een medewerker van team Financiële Ondersteuning Inwoners (FOI) en/of; b. een telefonisch gesprek met de debiteur door een medewerker van team FOI. De betreffende medewerker treft in overleg met de crediteuren (team Financieel Beheer) al dan niet een betalingsregeling met de debiteur.

  • 6.

    Indien de debiteur niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet (meer) nakomt kan worden besloten tot het ten uitvoer leggen van het terugvorderingsbesluit door middel van:

    • a.

      verrekening met een betaling (uitkering, persoonsgebonden budget of andere betaling) van de gemeente, inclusief verrekening op grond van artikel 6:127 van het BW;

    • b.

      een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g behoudens artikel 479e, tweede lid van het Rv;

    • c.

      beslag in de zin van het Tweede Boek van het Rv.

Artikel 12. Aflossingscapaciteit

  • 1.

    Bij een inkomen tot 110 procent van de geldende uitkeringsnorm, is de aflossing 5 procent van de voor hem/haar geldende uitkeringsnorm of inkomensvoorziening per maand.

  • 2.

    Bij een inkomen hoger dan 110 procent van de geldende uitkeringsnorm, is de aflossing 5 procent van de voor hem/haar geldende uitkeringsnorm, verhoogd met 50 procent.

  • 3.

    Er wordt een lagere beslagvrije voet gehanteerd als bij berekening van de beslagvrije voet rekening is gehouden met alle correcties en op basis daarvan een lagere beslagvrije voet geldt.

Artikel 13. Besluit met betrekking tot vaststelling aflossingsverplichting

In een besluit tot vaststelling van de aflossingsverplichting vermeldt het college:

  • a.

    de hoogte van de maandelijks te betalen aflossingsverplichting;

  • b.

    de ingangsdatum van de aflossingsverplichting;

  • c.

    de mededeling dat de betalingsregeling komt te vervallen, als er niet (tijdig) wordt betaald.

Artikel 14. Het afboeken van de betaling

Bij de afboeking van betalingen gelden de volgende richtlijnen:

  • a.

    een betaling wordt bij voorrang afgeboekt op een opgelegde bestuurlijke boete;

  • b.

    betalingen waarvan de bestemming is aangegeven worden afgeboekt zoals de betaler heeft opgegeven;

  • c.

    ongerichte betalingen worden afgeboekt op de oudste openstaande vordering. Hier kan het college van afwijken als de aard van de vordering hiertoe aanleiding geeft.

  • d.

    de betaling strekt in de eerste plaats tot mindering op de kosten en vervolgens tot vermindering van de hoofdsom.

Artikel 15. Teveelbetaling

Het college ziet een betaling op een afgeloste vordering als een betaling op een andere openstaande vordering (volgens artikel 6:43, lid 2 BW).

Artikel 16. Uitstel van betaling

  • 1.

    Het college geeft uitstel van betaling, als er sprake is van een moratorium, zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 2.

    Het college kan de debiteur uitstel van betaling geven, als:

    • a.

      uit onderzoek blijkt dat de (financiële) omstandigheden daartoe aanleiding geven;

    • b.

      bezwaar of beroep is ingediend tegen een terugvorderingsbesluit. Uitstel geldt totdat het besluit onherroepelijk is geworden;

    • c.

      dit leidt tot oplossing voor schuldenproblematiek;

    • d.

      sprake is van dringende redenen.

Artikel 17. Geen uitstel van betaling

Het college wijst uitstel van betaling af als:

  • a.

    de medewerking van de debiteur volgens het college niet voldoende is;

  • b.

    onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • c.

    het college de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de termijn heeft ontvangen;

  • d.

    het college er niet zeker van is dat het bedrag terugbetaald wordt;

  • e.

    de waarde van vermogensobjecten in redelijkheid te gelde kan worden gemaakt om daarmee de vordering

  • a.

    af te lossen;

  • f.

    het college heeft berekend dat de debiteur de schuld in een keer kan aflossen;

  • g.

    de voorgestelde betalingsregeling over een periode is uitgestrekt die het college niet redelijk vindt;

  • h.

    de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling geen uitkomst zal bieden;

  • i.

    er na uitstel van betaling, nu opnieuw gevraagd wordt om uitstel, terwijl de vordering al eerder betaald had kunnen worden met de middelen die de debiteur op dat moment had;

  • j.

    de debiteur een eerdere betalingsregeling niet is nagekomen.

Artikel 18. Intrekken of wijzigen beschikking tot uitstel van betaling

In de volgende gevallen zal de beschikking tot uitstel van betaling worden gewijzigd of ingetrokken:

  • a.

    als de getroffen regeling niet wordt nageleefd;

  • b.

    als de debiteur onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

  • c.

    de omstandigheden zijn veranderd en het college volgens de regels in die nieuwe situatie geen uitstel van betaling zou geven.

Artikel 19. Betalingsherinnering, aanmaning en dwangbevel

  • 1.

    Het college stuurt een schriftelijke betalingsherinnering naar de debiteur, op het moment dat de debiteur de betalingsverplichting niet (meer) nakomt.

  • 2.

    Het college stuurt een schriftelijke aanmaning naar de debiteur (volgens artikel 4:112 Awb), op het moment dat hij niet tijdig heeft betaald (volgens artikel 4:97 Awb).

  • 3.

    Het college verstuurt een dwangbevel naar de debiteur op het moment dat niet of slechts een gedeelte van het achterstallige bedrag is betaald binnen de aanmaningstermijn (zoals bedoeld in lid 2):

    • a.

      Het college verzendt het dwangbevel per aangetekende post.

    • b.

      Als aangetekende postbezorging niet mogelijk of wenselijk is, kan worden besloten tot het overhandigen (betekenen) van het dwangbevel door een deurwaarder aan de debiteur.

    • c.

      als het college meerdere vorderingen heeft bij dezelfde debiteur, dan bundelt het college de vorderingen zoveel mogelijk in één dwangbevel.

Kwijtschelding

Artikel 20. Kwijtschelding

  • 1.

    Het college ziet af van verdere terugvordering indien:

    • a.

      de debiteur gedurende 10 jaar (120 maandtermijnen) volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • b.

      de debiteur gedurende 10 jaar (120 maandtermijnen) niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over de periode vermeerderd met de daarover verschuldigde kosten, alsnog heeft betaald;

    • c.

      de debiteur gedurende 10 jaar (120 maandtermijnen) geen betalingen heeft verricht en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

    • d.

      de debiteur een bedrag, overeenkomend met ten minste 50 procent van de hoofdsom in één keer aflost.

  • 2.

    Het college ziet af van verdere terugvordering als de (rest) vordering een bedrag van € 150,00 niet te boven gaat en het treffen van (verdere) invorderingsmaatregelen niet (langer) doelmatig is.

  • 3.

    Bedraagt de vordering van € 150,00 of meer, dan kan het college ook omwille van doelmatigheidsredenen besluiten om van verdere terugvordering af te zien, indien incasso van de vordering gedurende vijf jaar onmogelijk is gebleken en het niet aannemelijk is dat debiteur op enig moment betalingen zal gaan verrichten.

  • 4.

    Het gestelde onder lid 1 tot en met 3 is niet van toepassing op vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

  • 5.

    Als de bijzondere bijstand is verleend als leenbijstand wordt besloten van (verdere) terugvordering af te zien als de debiteur:

    • a.

      gedurende 5 jaar (60 maandtermijnen) volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • b.

      gedurende 5 jaar (60 maandtermijnen) niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald;

    • c.

      gedurende 5 jaar (60 maandtermijnen) geen mogelijkheden tot invordering zijn geweest en die mogelijkheid zich naar verwachting ook niet zal voordoen.

    • d.

      Het door het college verleende uitstel van aflossing telt mee voor de bepaling van de termijn.

Artikel 21. Gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering bij schuldregeling

Op verzoek van de debiteur kan worden besloten geheel of gedeeltelijk van (verdere) terugvordering af te zien, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de debiteur niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en;

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en;

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand, inkomen of uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang, en;

  • d.

    het verzoek tot medewerking aan een schuldsanering/bemiddeling wordt ingediend door een erkende schuldbemiddelingsorganisatie, of een Nederlandse gemeente.

  • 3.

    Indien het een fraudeschuld betreft, wordt niet afgezien van (verdere) terugvordering.

  • 4.

    Het besluit tot het afzien van (verdere) terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling overeenkomstig het eerste lid tot stand is gekomen.

Artikel 22. Intrekking besluit tot (verdere) terugvordering schuldenproblematiek

Het besluit tot (verdere) terugvordering van bijstand, inkomen of uitkering wordt ingetrokken of gewijzigd als:

  • a.

    Er binnen twaalf maanden nadat het besluit is bekendgemaakt, geen schuldregeling tot stand is gekomen.

  • b.

    De debiteur zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling betaalt.

  • c.

    Onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 23. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze beleidsregels, indien toepassing gelet op het doel en strekking van deze regeling leidt tot onbillijkheden. Overigens laat dit artikel de werking van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de individualiseringsbepalingen van de Participatiewet onverlet.

Artikel 24. Overgangsrecht

  • 1.

    Alle bestaande terugvorderings- , invorderings- en verhaalsbesluiten vallen onder de werking van deze beleidsregels indien dit niet leidt tot een nadelige situatie voor de debiteur.

  • 2.

    Alle terugvorderings- , invorderings- en verhaalsbesluiten die na de inwerkingtredingsdatum van deze beleidsregels zijn genomen, vallen onverkort en zonder uitzondering onder de werkingskracht van deze beleidsregels. Toekomstige wetswijzigingen werken automatisch door in de geformuleerde beleidsregels.

Artikel 25. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking per 1 november 2021.

Artikel 26. Citeerartikel

Dit beleid wordt aangehaald als “Beleidsregels Debiteuren Bijzondere Bijstand Culemborg 2021”.

Culemborg, 26 oktober 2021

Het college van burgemeester en wethouders van Culemborg,

Secretaris,

G. Vlekke

Burgemeester,

G. van Grootheest

Hoofdstuk 2. Toelichting

De gemeente Culemborg verstrekt uitkeringen, voorzieningen en persoonsgebonden budgetten etc. op basis van de Participatiewet en de Gemeentewet (minimaregelingen). Soms blijkt dat deze verstrekkingen ten onrechte zijn gedaan en is het van belang om terug te vorderen. De wijze waarop het college invulling geeft aan terugvordering van bijzondere bijstand en de wijze waarop het college invulling geeft aan het verhaal van bijstand is in deze beleidsregels neergelegd. Deze beleidsregels hebben als doel:

  • Inkaderen van de bevoegdheid van het college tot terugvordering, verhaal en invordering;

  • Geven van richtlijnen bij de uitvoering van de werkzaamheden.

Uitgangspunt hierbij is dat:

  • Volledig gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken of terugvorderen van ten onrechte verleende bijzondere bijstand;

  • Volledig gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheden tot verhaal van bijzondere bijstand.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Lid 2 onder d: Onder het pakket van maatregelen dat wordt ingezet bij (dwang)invordering wordt verstaan: aanmaning dwangbevel beslaglegging.

 

Artikel 2. Beleid intrekking, herziening, terugvordering en verhaal

Vastgelegd is dat het college volledig gebruikmaakt van zijn wettelijke bevoegdheden.

 

Artikel 3. Toepassingsbereik

Voor algemene bijstand gelden specifieke terugvorderingsregels, die zijn opgenomen in de ‘Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent terugvordering en verhaal Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ Werkzaak Rivierenland’. Deze regeling wordt voor de gemeente Culemborg uitgevoerd door Werkzaak Rivierenland.

 

Artikel 4. Afzien terugvordering

In onderdeel a is vastgelegd dat het college zich houdt aan de “maanden jurisprudentie” van de Centrale Raad van Beroep. Als de belanghebbende een signaal heeft afgegeven wat zou moeten leiden tot aanpassing van het recht op bijstand, maar dit signaal is door het college niet tijdig verwerkt, dan wordt de terugvordering beperkt tot een periode van 6 maanden. Daarbij wordt gerekend vanaf de datum waarop het college het recht op bijstand had kunnen aanpassen nadat het signaal dat tot de aanpassing had moeten leiden was ontvangen. Onder signaal verstaat het college alle relevante informatie van de belanghebbende waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van een dusdanig feit dat het college op grond daarvan redelijkerwijs actie zou moeten ondernemen. De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat de gemeente slechts over maximaal 6 maanden mag terugvorderen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • -

    de gemeente heeft een duidelijk signaal gekregen dat er teveel uitkering wordt verstrekt;

  • -

    de gemeente reageert niet adequaat op dit signaal. Maandelijks wordt nog teveel uitkering verstrekt.

In onderdeel b is vastgelegd dat het college eventuele dringende redenen, als bedoeld in artikel 58, achtste lid van de Pw, meeneemt in de afweging tot het besluit over al dan niet terugvorderen. Het college ziet af van terugvordering wanneer dat zou leiden tot onaanvaardbare sociale, medische, psychische en/of financiële gevolgen voor de betrokkene. Gevoelens van teleurstelling, verdriet en boosheid zijn onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van dringende reden in de hiervoor bedoelde zin. Uitsluitend moet het gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken.

 

In onderdeel c is het zgn. kruimelbedrag vastgelegd. Bij bedragen lager dan € 50,00 wegen de kosten van terug- en invordering niet op tegen de opbrengst. Fraudebedragen zijn uitgezonderd van deze regel om te voorkomen dat fraude (ongeacht de hoogte van het bedrag) lonend zou kunnen zijn.

 

Artikel 5. Invulling bevoegdheid tot invorderen van wettelijke rente

Er wordt afgezien van de bevoegdheid tot het verhogen van de vordering met de wettelijke rente. De reden hiervan is dat de berekening van de wettelijke rente een zeer arbeidsintensieve handeling is. Daarbij is het al moeilijk om de vordering zelf volledig in te vorderen. De totale opbrengst (vordering + rente) zal naar verwachting niet veel hoger zijn dan de opbrengst van de vordering zelf.

 

Artikel 6. Kosten bij inschakeling gerechtsdeurwaarder of incassobureau

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 7. Bevoegdheid tot verhaal

De Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om verleende bijstand te verhalen op:

  • -

    degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

  • -

    op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • -

    op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend.

  • Het college maakt volledig gebruik van deze bevoegdheid tot verhaal.

Artikel 8. afzien van verhaal

In lid 1 is geregeld dat bij kruimelbedragen uit efficiencyoverwegingen wordt afgezien van verhaal.

In lid 2 is geregeld dat het college eventuele dringende redenen, als bedoeld in artikel 58, achtste lid van de Pw, meeneemt in de afweging tot het verhaalsbesluit. Het college ziet af van verhaal wanneer dat zou leiden tot onaanvaardbare sociale, medische, psychische en/of financiële gevolgen voor de betrokkene(n). Gevoelens van teleurstelling, verdriet en boosheid zijn onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van dringende reden in de hiervoor bedoelde zin. Uitsluitend moet het gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken.

 

Artikel 9. Ingangsdatum verhaalsbijdrage 

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 10. Invordering van verhaalsbijdragen 

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 11. Wijze van invordering 

Hier is de incassoprocedure ten aanzien van vorderingen geregeld. Tevens is aangegeven wanneer wordt overgegaan tot dwanginvordering. Indien gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden die zijn neergelegd in lid 5 van dit artikel, wordt bij het treffen van deze betalingsregeling zoveel mogelijk gehandeld conform artikel 19 van deze beleidsregels.

 

Artikel 12. Aflossingscapaciteit

Om mensen met schulden beter te helpen is sinds 1 januari 2021 de nieuwe Wet vereenvoudiging

beslagvrije voet (Wvbvv) in werking. De beslagvrije voet – het bedrag waar schuldeisers niet aan mogen komen – bleek in de praktijk vaak te laag te worden vastgesteld. Veel mensen met schulden kwamen daardoor onder het absolute bestaansminimum terecht, ook omdat schuldeisers niet van elkaar wisten dat ze beslag leggen op hetzelfde inkomen. De nieuwe wet moet hier verandering in brengen. Een van de maatregelen daarbij is het hanteren van een beslagvrije voet van 95 procent. Daarom wordt 5 procent aangehouden voor de aflossingen (geldt ook voor leenbijstand).

 

Artikel 13. Besluit met betrekking tot vaststelling aflossingsverplichting 

Geen nadere toelichting

 

Artikel 14. Het afboeken van de betaling 

In dit artikel worden “voorrangsregels” gegeven over de afboeking van de betaling.

 

Artikel 15. Teveelbetaling 

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 16. Uitstel van betaling

In dit artikel is geregeld of, wanneer en onder welke voorwaarden uitstel van betaling wordt verleend.

 

Artikel 17. Geen uitstel van betaling 

In dit artikel is geregeld wanneer géén uitstel van betaling wordt verleend. De redenen hiervoor zijn veelal:

  • Geen, onvoldoende of niet tijdige medewerking of inlichtingen van de debiteur

  • Aanwezigheid van middelen

  • Het niet nakomen van eerdere regelingen.

Artikel 18. Intrekken of wijzigen beschikking tot uitstel van betaling 

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 19. Betalingsherinnering, aanmaning en dwangbevel

In dit artikel is geregeld wanneer een betalingsherinnering wordt gezonden, wanneer wordt overgegaan tot het sturen van een aanmaning en wanneer vervolgens wordt overgegaan tot dwanginvordering. Ook de regels en voorwaarden die daarbij gelden worden beschreven.

 

Artikel 20. Kwijtschelding

Ten aanzien van de termijnen is aangesloten bij artikel 58, lid 7 van de Participatiewet

 

Artikel 21. Gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering bij schuldregeling

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 22. Intrekking besluit tot (verdere) terugvordering schuldenproblematiek

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 23. Hardheidsclausule

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 24. Overgangsrecht 

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 25. Inwerkingtreding 

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 26. Citeerartikel

Geen nadere toelichting.