Organisatie | Culemborg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels debiteuren bijzondere bijstand Culemborg 2021 |
Citeertitel | Beleidsregels Debiteuren Bijzondere Bijstand Culemborg 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-11-2021 | nieuwe regeling | 26-10-2021 | GZDGCB25816/270567 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg
gelet op de Participatiewet (Pw) en de Gemeentewet (Gemw); overwegende dat het college bevoegd is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze wetten;
Vast te stellen de hierna volgende Beleidsregels debiteuren bijzondere bijstand Culemborg 2021
Artikel 4. Afzien terugvordering
Het college ziet gedeeltelijk of volledig van terugvordering af wanneer:
het bijzondere bijstand in de vorm van uitkering of geldwaarde van een maatwerkvoorziening betreft welke 6 maanden na de ontvangst van een signaal, dat had moeten leiden tot het aanpassen of stoppen van de uitkering of inkomensvoorziening, nog is uitbetaald. Dit geldt niet als de betrokken persoon zich niet heeft gehouden aan de plicht om informatie aan te leveren over belangrijke veranderingen in zijn situatie.
Artikel 7. Bevoegdheid tot verhaal
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot verhaal van kosten van bijstand en/of inkomen als genoemd in de artikelen 61 t/m 62i van de Participatiewet
Artikel 9. Ingangsdatum verhaalsbijdrage
De verhaalsbijdrage wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van de eerste aanschrijving.
Artikel 10. Invordering van verhaalsbijdrage
Indien de debiteur een door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage of aan een verhaalsbesluit ingevolge artikel 62b van de Participatiewet niet voldoet, zijn de artikelen met betrekking tot betaling, aflossing, verrekening, invordering, aanmaning en het dwangbevel van overeenkomstige toepassing.
Invordering en aflossingscapaciteit
Artikel 11. Wijze van invordering
Indien niet wordt voldaan aan een betalingsverplichting kan worden besloten tot: a. een bezoek aan het adres van de debiteur door een medewerker van team Financiële Ondersteuning Inwoners (FOI) en/of; b. een telefonisch gesprek met de debiteur door een medewerker van team FOI. De betreffende medewerker treft in overleg met de crediteuren (team Financieel Beheer) al dan niet een betalingsregeling met de debiteur.
Artikel 13. Besluit met betrekking tot vaststelling aflossingsverplichting
In een besluit tot vaststelling van de aflossingsverplichting vermeldt het college:
Artikel 14. Het afboeken van de betaling
Bij de afboeking van betalingen gelden de volgende richtlijnen:
Het college ziet een betaling op een afgeloste vordering als een betaling op een andere openstaande vordering (volgens artikel 6:43, lid 2 BW).
Artikel 17. Geen uitstel van betaling
Het college wijst uitstel van betaling af als:
Artikel 18. Intrekken of wijzigen beschikking tot uitstel van betaling
In de volgende gevallen zal de beschikking tot uitstel van betaling worden gewijzigd of ingetrokken:
Bedraagt de vordering van € 150,00 of meer, dan kan het college ook omwille van doelmatigheidsredenen besluiten om van verdere terugvordering af te zien, indien incasso van de vordering gedurende vijf jaar onmogelijk is gebleken en het niet aannemelijk is dat debiteur op enig moment betalingen zal gaan verrichten.
Artikel 21. Gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering bij schuldregeling
Op verzoek van de debiteur kan worden besloten geheel of gedeeltelijk van (verdere) terugvordering af te zien, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Artikel 22. Intrekking besluit tot (verdere) terugvordering schuldenproblematiek
Het besluit tot (verdere) terugvordering van bijstand, inkomen of uitkering wordt ingetrokken of gewijzigd als:
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze beleidsregels, indien toepassing gelet op het doel en strekking van deze regeling leidt tot onbillijkheden. Overigens laat dit artikel de werking van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de individualiseringsbepalingen van de Participatiewet onverlet.
Alle terugvorderings- , invorderings- en verhaalsbesluiten die na de inwerkingtredingsdatum van deze beleidsregels zijn genomen, vallen onverkort en zonder uitzondering onder de werkingskracht van deze beleidsregels. Toekomstige wetswijzigingen werken automatisch door in de geformuleerde beleidsregels.
Culemborg, 26 oktober 2021
Het college van burgemeester en wethouders van Culemborg,
Secretaris,
G. Vlekke
Burgemeester,
G. van Grootheest
De gemeente Culemborg verstrekt uitkeringen, voorzieningen en persoonsgebonden budgetten etc. op basis van de Participatiewet en de Gemeentewet (minimaregelingen). Soms blijkt dat deze verstrekkingen ten onrechte zijn gedaan en is het van belang om terug te vorderen. De wijze waarop het college invulling geeft aan terugvordering van bijzondere bijstand en de wijze waarop het college invulling geeft aan het verhaal van bijstand is in deze beleidsregels neergelegd. Deze beleidsregels hebben als doel:
Lid 2 onder d: Onder het pakket van maatregelen dat wordt ingezet bij (dwang)invordering wordt verstaan: aanmaning dwangbevel beslaglegging.
Artikel 2. Beleid intrekking, herziening, terugvordering en verhaal
Vastgelegd is dat het college volledig gebruikmaakt van zijn wettelijke bevoegdheden.
Voor algemene bijstand gelden specifieke terugvorderingsregels, die zijn opgenomen in de ‘Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent terugvordering en verhaal Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ Werkzaak Rivierenland’. Deze regeling wordt voor de gemeente Culemborg uitgevoerd door Werkzaak Rivierenland.
Artikel 4. Afzien terugvordering
In onderdeel a is vastgelegd dat het college zich houdt aan de “maanden jurisprudentie” van de Centrale Raad van Beroep. Als de belanghebbende een signaal heeft afgegeven wat zou moeten leiden tot aanpassing van het recht op bijstand, maar dit signaal is door het college niet tijdig verwerkt, dan wordt de terugvordering beperkt tot een periode van 6 maanden. Daarbij wordt gerekend vanaf de datum waarop het college het recht op bijstand had kunnen aanpassen nadat het signaal dat tot de aanpassing had moeten leiden was ontvangen. Onder signaal verstaat het college alle relevante informatie van de belanghebbende waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van een dusdanig feit dat het college op grond daarvan redelijkerwijs actie zou moeten ondernemen. De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat de gemeente slechts over maximaal 6 maanden mag terugvorderen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
In onderdeel b is vastgelegd dat het college eventuele dringende redenen, als bedoeld in artikel 58, achtste lid van de Pw, meeneemt in de afweging tot het besluit over al dan niet terugvorderen. Het college ziet af van terugvordering wanneer dat zou leiden tot onaanvaardbare sociale, medische, psychische en/of financiële gevolgen voor de betrokkene. Gevoelens van teleurstelling, verdriet en boosheid zijn onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van dringende reden in de hiervoor bedoelde zin. Uitsluitend moet het gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken.
In onderdeel c is het zgn. kruimelbedrag vastgelegd. Bij bedragen lager dan € 50,00 wegen de kosten van terug- en invordering niet op tegen de opbrengst. Fraudebedragen zijn uitgezonderd van deze regel om te voorkomen dat fraude (ongeacht de hoogte van het bedrag) lonend zou kunnen zijn.
Artikel 5. Invulling bevoegdheid tot invorderen van wettelijke rente
Er wordt afgezien van de bevoegdheid tot het verhogen van de vordering met de wettelijke rente. De reden hiervan is dat de berekening van de wettelijke rente een zeer arbeidsintensieve handeling is. Daarbij is het al moeilijk om de vordering zelf volledig in te vorderen. De totale opbrengst (vordering + rente) zal naar verwachting niet veel hoger zijn dan de opbrengst van de vordering zelf.
Artikel 6. Kosten bij inschakeling gerechtsdeurwaarder of incassobureau
Artikel 7. Bevoegdheid tot verhaal
De Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om verleende bijstand te verhalen op:
In lid 1 is geregeld dat bij kruimelbedragen uit efficiencyoverwegingen wordt afgezien van verhaal.
In lid 2 is geregeld dat het college eventuele dringende redenen, als bedoeld in artikel 58, achtste lid van de Pw, meeneemt in de afweging tot het verhaalsbesluit. Het college ziet af van verhaal wanneer dat zou leiden tot onaanvaardbare sociale, medische, psychische en/of financiële gevolgen voor de betrokkene(n). Gevoelens van teleurstelling, verdriet en boosheid zijn onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van dringende reden in de hiervoor bedoelde zin. Uitsluitend moet het gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken.
Artikel 9. Ingangsdatum verhaalsbijdrage
Artikel 10. Invordering van verhaalsbijdragen
Artikel 11. Wijze van invordering
Hier is de incassoprocedure ten aanzien van vorderingen geregeld. Tevens is aangegeven wanneer wordt overgegaan tot dwanginvordering. Indien gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden die zijn neergelegd in lid 5 van dit artikel, wordt bij het treffen van deze betalingsregeling zoveel mogelijk gehandeld conform artikel 19 van deze beleidsregels.
Artikel 12. Aflossingscapaciteit
Om mensen met schulden beter te helpen is sinds 1 januari 2021 de nieuwe Wet vereenvoudiging
beslagvrije voet (Wvbvv) in werking. De beslagvrije voet – het bedrag waar schuldeisers niet aan mogen komen – bleek in de praktijk vaak te laag te worden vastgesteld. Veel mensen met schulden kwamen daardoor onder het absolute bestaansminimum terecht, ook omdat schuldeisers niet van elkaar wisten dat ze beslag leggen op hetzelfde inkomen. De nieuwe wet moet hier verandering in brengen. Een van de maatregelen daarbij is het hanteren van een beslagvrije voet van 95 procent. Daarom wordt 5 procent aangehouden voor de aflossingen (geldt ook voor leenbijstand).
Artikel 13. Besluit met betrekking tot vaststelling aflossingsverplichting
Artikel 14. Het afboeken van de betaling
In dit artikel worden “voorrangsregels” gegeven over de afboeking van de betaling.
Artikel 16. Uitstel van betaling
In dit artikel is geregeld of, wanneer en onder welke voorwaarden uitstel van betaling wordt verleend.
Artikel 17. Geen uitstel van betaling
In dit artikel is geregeld wanneer géén uitstel van betaling wordt verleend. De redenen hiervoor zijn veelal:
Artikel 18. Intrekken of wijzigen beschikking tot uitstel van betaling
Artikel 19. Betalingsherinnering, aanmaning en dwangbevel
In dit artikel is geregeld wanneer een betalingsherinnering wordt gezonden, wanneer wordt overgegaan tot het sturen van een aanmaning en wanneer vervolgens wordt overgegaan tot dwanginvordering. Ook de regels en voorwaarden die daarbij gelden worden beschreven.
Ten aanzien van de termijnen is aangesloten bij artikel 58, lid 7 van de Participatiewet
Artikel 21. Gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering bij schuldregeling
Artikel 22. Intrekking besluit tot (verdere) terugvordering schuldenproblematiek