Organisatie | Heemstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regiovisie jeugdhulp IJmond en Zuid-Kennemerland |
Citeertitel | Regiovisie jeugdhulp IJmond en Zuid-Kennemerland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Aanvullend op lokaal jeugdbeleid
Aanvulling met Addendum
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-03-2022 | Wijziging regeling | 03-03-2022 | 938269 | ||
12-11-2021 | 30-03-2022 | Nieuwe regeling | 30-09-2021 | 862507 |
Vanaf de voorbereiding van de decentralisatie van de jeugdhulp in 2015 werken de twee jeugdhulpregio’s Zuid-Kennemerland en IJmond samen aan de inkoop van deze hulp. Samen staan we voor de opgave te zorgen voor goede jeugdhulp die aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van jeugdigen, ouders en gezin én die betaalbaar is, nu en in de toekomst.
Zuid-Kennemerland wordt gevormd door:
Deze regiovisie geeft richting aan de samenwerking tussen deze gemeenten en aan de inhoudelijke opgaven en ambities waar de regio’s aan werken. De Regiovisie vormt dan ook het gezamenlijke inhoudelijke kader waarop regionaal gestuurd gaat worden.
Met het opstellen van de regiovisie wordt, voor dit onderdeel, ook gehoor gegeven aan de Resolutie Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) Jeugd die door de gemeenten in VNG-verband is opgesteld en in juni 2020 is aangenomen.
1.2 Samenhang met en uitwerking tijdens de verwerving jeugdhulp
Het opstellen van deze regiovisie jeugdhulp valt samen met de start van de nieuwe verwerving van de jeugdhulp. Om hier goed bij aan te sluiten worden twee stappen genomen:
Stap één de kaders: in deze regiovisie worden de kaders vastgesteld. Op basis van gesprekken met aanbieders, jeugdigen en ouders, samenwerkingspartners, lokale en regionale projecten en programma’s en landelijke ontwikkelingen wordt het ‘wat’ omschreven. Waar gaan we ons hard voor maken de komende periode.
Stap twee het uitvoeringsprogramma: Er is gekozen voor een dialooggerichte aanbesteding. In de dialoogfase wordt samen met jeugdhulpaanbieders, samenwerkingspartners, jeugdigen en ouders concrete invulling gegeven aan het ‘hoe’; hoe bereiken we de in deze regiovisie opgestelde doelen voor de jeugdhulp. Er wordt ingegaan op vragen als:
1.3 Lokaal versus (boven)regionaal
De transformatie van de jeugdhulp vraagt om inzet op meerdere schaalniveaus. Deze regiovisie richt zich op de (boven)regionale inzet van jeugdhulp en is daarmee aanvullend op het lokale jeugdbeleid. De volgende schaalniveaus kunnen onderscheiden worden:
Individuele gemeenten: Wat lokaal kan, gebeurt lokaal. Gemeenten zetten zich in voor het versterken van de sociale basis (welzijn, onderwijs, sport, cultuur, JGZ, etc.), informele hulp en vrijwillige inzet en ook voor een sterke toegang die de verbinding met jeugdhulp, volwassenzorg en het brede sociaal domein kan leggen en ook zelf hulp kan bieden.
Zuid-Kennemerland en IJmond: Er wordt samengewerkt om aanvullende jeugdhulp in te kunnen zetten daar waar dit nodig is. Om beschikbaarheid en kwaliteit te borgen is dit grotere schaalniveau van belang. Ook hier is verbinding met de leefomgeving van jeugdigen en ouders het uitgangspunt. In deze leefomgeving speelt het onderwijs een grote rol
2. Jeugdhulp in IJmond en Zuid-Kennemerland in cijfers
In dit hoofdstuk worden ontwikkelingen in de jeugdhulp in Zuid-Kennemerland en IJmond op basis van de huidige gegevens in een aantal grafieken aangegeven. Het gaat om trends op hoofdlijnen, en is een eerste aanzet voor een diepere analyse die samen met partners, jeugdigen en ouders gemaakt wordt en die de cijfermatige basis vormt voor monitoring en sturing. In dit hoofdstuk is een aantal trends weergegeven, in bijlage 1 is een uitgebreider overzicht toegevoegd.
Het aantal jeugdigen dat jeugdhulp krijgt in Zuid-Kennemerland en IJmond is sinds 2015 met schommelingen toegenomen van 7,6 naar 8,8% in de eerste helft van 2020. Wanneer we naar Zuid- Kennemerland en IJmond apart kijken zien we da in de tweede helft van 2020 Zuid-Kennemerland met een percentage van 8,2% net onder het landelijk gemiddelde van 10,3% zat en IJmond met 11,1% er net boven.
Met de decentralisatie is het nog niet gelukt een jarenlange trend van stijging van het aantal kinderen met jeugdhulp te keren. In de afbeelding hiernaast laat het NJi met een trendlijn de stijging van jeugdigen in jeugdhulp sinds 2000 zien.
Kijkend naar de ontwikkelingen in de jeugdhulpregio’s zien we in de verschillende sectoren onderstaand beeld. Het totaal aantal cliënten is tussen 2018 en 2020 gestegen met bijna 16%. Per sector zijn de ontwikkelingen verschillend. Met name de ambulante jeugdhulp laat een stijging in het aantal cliënten zien, ruim 18% (zie bijlage 1 voor een opsplitsing binnen dit perceel). Een stijging van het aantal kinderen met ambulante jeugdhulp kan gewenst zijn indien de ambulante hulp de jeugdhulp met verblijf vervangt. Het aantal kinderen in jeugdhulp met verblijf is na een stijging in 2019 weer op het niveau van 2018 (zie bijlage 1 voor een opsplitsing binnen dit perceel). Dit verklaart dus niet de stijging die we zien in de ambulante jeugdhulp. Het aantal kinderen in de jeugdzorg Plus neemt af met 26%, dit is in lijn met de gewenste beweging naar zo min mogelijk kinderen, bij voorkeur 0, in deze vorm van hulp.
De totale kosten voor de jeugdhulp stegen in de periode van 2018 tot en met 2020 harder dan het aantal cliënten, de stijging van de kosten is 31%. Dit komt overeen met het landelijke beeld.
Verdieping op onderdelen is nodig voor een goede analyse van de oorzaken. De kosten voor ambulante jeugdhulp zijn met bijna 60% gestegen. De kosten voor jeugdhulp met verblijf stegen ruim 14% in 2019 en zijn daarna bijna niet verder gestegen. De kosten voor Crisis zijn gedaald met 12% evenals de kosten voor jeugdzorg Plus, deze daalden met 37%. In bijlage 1 zijn de kosten voor verblijf en ambulant opgesplitst in subonderdelen en de gemiddelde bedragen per traject.
In de gemiddelde looptijd van trajecten zien we zowel bij ambulante jeugdhulp als bij jeugdhulp met verblijf een stijging. De intensiteit en duur van trajecten en de duur zijn elementen die deels de hogere kosten kunnen verklaren. Landelijk wordt geconstateerd dat de instroom redelijk gelijk blijft maar de uitstroom stagneert.
In bovenstaand overzicht zijn de gegevens van Zuid-Kennemerland en IJmond samengevoegd. Voor een vervolg analyse kan een opsplitsing per regio en per gemeente gemaakt worden. Dit is van belang omdat de omstandigheden per gemeente verschillend zijn. Dit blijkt ook uit gegevens over eenouder huishoudens en kinderen die opgroeien in een gezin met een uitkering, beide voorspellers voor een mogelijk beroep op jeugdhulp, in de verschillende gemeenten (zie bijlage 1).
We willen dat kinderen en jongeren in Zuid-Kennemerland en IJmond een goede start maken in het leven, dat zij gezond, gelukkig en veilig opgroeien tot zelfredzame volwassenen die volwaardig in de samenleving kunnen meedoen. Een goede start van het leven en een stabiele opgroei- en onderwijssituatie maakt de kans op een goede startpositie als jongvolwassene groter. Bij jeugdigen en gezinnen waar de opgroei- en onderwijssituatie verstoord is, zetten we tijdig passende jeugdhulp in.
Eerst wordt gekeken wat jeugdigen en ouders, samen met hun netwerk, wel kunnen en welke steun de sociale basis kan bieden. Waar nodig ondersteunen we jeugdigen en gezinnen tijdig en op maat met de inzet van jeugdhulp.
3.2 Inhoudelijke uitgangspunten
Gemeenten hebben in samenwerking met aanbieders, samenwerkingsverbanden onderwijs, andere stakeholders uit het veld van jeugdhulp en ervaringsdeskundigen, een aantal inhoudelijke uitgangspunten gedefinieerd:
Deze uitgangspunten worden in het volgende hoofdstuk uitgewerkt en maken onderdeel uit van de verwervingsstrategie jeugdhulp.
De regio’s Zuid-Kennemerland en IJmond willen de volgende doelen realiseren:
In veel gevallen kunnen deze doelen niet los van elkaar gezien worden. Hieronder per doel een korte uitwerking in de wetenschap dat er samenhang en overlap is.
4.1 Ouders en jeugdigen kunnen, met steun van hun omgeving, omgaan met de gewone hobbels in het opvoeden en opgroeien
Eigen verantwoordelijkheid van ouders aanspreken en ouderschap versterken
Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen. Ook zijn ze verantwoordelijk voor het bieden van een gezonde en kansrijke toekomst. Daarnaast dragen ook jongeren de verantwoordelijkheid voor hun eigen ontwikkeling. Als jeugdigen opgroeien in kwetsbare omstandigheden is het belangrijk om de jeugdigen en ouders steun en hulp te bieden, zodat ze daarna zo veel mogelijk op eigen kracht of met hulp van het eigen netwerk verder kunnen.
We moeten weer meer accepteren dat opvoeden en opgroeien met hobbels gepaard gaat. De lichamelijke, mentale, emotionele en cognitieve ontwikkeling van kinderen en jongeren verloopt in fasen, met ups en downs. Vaak is dat gedrag of een gevoel weliswaar lastig of naar, maar niet abnormaal. Inzicht in wat normaal is bij het opvoeden en opgroeien, delen van ervaringen, steun uit eigen omgeving, vrijwillige inzet of welzijnswerk kan voldoende zijn. Ondersteuning hoeft niet altijd jeugdhulp te zijn.
Er zijn echter ook problemen die verergeren of onherstelbaar worden als hulpverlening te laat komt. Voor veel van de jeugdigen in de zwaardere jeugdhulp gaat normaliseren en preventie niet om het voorkomen van de inzet van jeugdhulp maar om het voorkomen van erger. Ook hier blijft het uitgangspunt dat voortgebouwd wordt op wat de jeugdige en het gezin, samen met de omgeving, wel kan, dat hun kracht gezien en benut wordt.
De toegang tot de jeugdhulp speelt een belangrijke rol in het maken van de, soms lastige, afweging welke steun en hulp wanneer nodig is. Ook van jeugdhulpverleners en hun organisaties vraagt dit om een kritische en brede blik.
‘It takes a village to raise a child’, zo luidt het bekende gezegde. Verschillende professionals zoals leerkrachten, pedagogisch medewerkers in de kinderopvang, trainers en coaches spelen als mede-opvoeder een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen. Zij zijn gebaat bij inzichten en kennis om hun handelingsperspectief te vergroten. Waar nodig kunnen zij ook versterkt worden door tijdelijk ondersteuning van een jeugdhulpprofessional.
4.2 Kinderen en jongeren krijgen tijdig de best passende hulp (zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig)
De juiste hulp op het juiste moment
Het is van belang dat er bij kinderen die jeugdhulp nodig hebben wordt gekeken wat de juiste mix van inzet is - vanuit eigen netwerk, sociale basis, hulp en steun door CJG én aanvullende hulp.
Streven is dat ieders inzet elkaar aanvult en versterkt en opgeteld tot het meest passende antwoord op die specifieke hulpvraag in die specifieke context leidt.
Door eerder en systeemgerichter hulp in te zetten verwachten we dat minder vaak een beroep op zwaardere (en duurdere) zorg nodig zal zijn. Tegelijkertijd hebben we nadrukkelijk geen ‘stepped care’ maar een ‘matched care’ model voor ogen. Oftewel zwaardere vormen van hulp worden niet pas ingezet als het met lichtere vormen niet lukt. Uit de praktijk is gebleken dat dit niet goed werkt. Waar nodig wordt specialistische deskundigheid al in een vroeg stadium betrokken om tot een goede weging te komen voor wat de meest passende hulp op dit moment bij deze vraag is, met als uitgangspunt ‘zo licht en normaal als mogelijk’. Altijd geldt dat de hulp in samenhang met de omgeving en het netwerk van de jeugdige en het gezin wordt georganiseerd.
Regie en eigenaarschap ligt bij de gezinsleden en direct betrokkenen, er wordt gewerkt met hun plan.
Maatwerk voor jeugdigen en gezinnen met complexe problemen
Bij complexe problemen van jeugdigen en gezinnen is meer maatwerk vereist. Hierbij is het nodig om samen met de ouders en jeugdigen een goede analyse te maken en soms out-of-the-box oplossingen in te zetten die breder reiken dan het jeugd(hulp) domein en die beoordeeld worden op rendement. Complexe problemen zijn er niet zomaar, het is er vaak ook omdat de gebaande paden niet gewerkt hebben.
Inzet binnen het juiste wettelijk kader
Soms worden jeugdigen (nog) binnen de jeugdwet geholpen terwijl hulp vanuit een ander wettelijk kader geëigend is. Dit speelt met name in de afbakening met de Wet Langdurige Zorg. Inzet vanuit het juiste kader heeft zowel financiële gevolgen als inhoudelijke, zoals een meer passende plek en stabiliteit voor een jeugdige.
Een deel van de problematiek van de jeugdigen die een beroep doen op jeugdhulp, vindt zijn oorsprong in problematiek van de ouders. Wanneer dit het geval is, is het van belang bij de steun en hulp de focus op de volwassenen te leggen, om patronen te doorbreken. Zo kunnen we voorkomen dat we jeugdigen onnodig met jeugdhulp belasten en dat onterecht jeugdhulpbudget wordt aangewend voor volwassenenproblematiek. Hulp en steun voor de schadelijke gevolgen die jeugdigen ondervinden van de volwassenenproblematiek, is wél van belang.
De laatste jaren neemt de problematiek rond complexe echtscheidingen toe. Vanwege de schade die deze echtscheidingen veroorzaken bij de betrokken kinderen én de oplopende kosten, is het van belang om de ondersteuning zodanig in te zetten dat we voorkomen dat een echtscheiding in een vechtscheiding ontaardt. We willen de schade aan kinderen ten gevolge van dergelijke echtscheidingen zo veel mogelijk te beperken. Een deel van de inzet valt niet onder jeugdhulp. Toch is preventieve inzet hier gewenst, omdat dit ernstige schade (en hogere kosten) voorkomt.
Pilot samenwerking rechtspraak Op arrondissementaal niveau van de rechtbank Noord-Holland (Alkmaar en Haarlem) vindt samenwerking over de inzet van hulp bij echtscheidingen plaats, de pilot uniform hulpaanbod. De rechter verwijst naar het lokale team (CJG). Het lokale team gaat met ouders in gesprek en verwijst op basis hiervan en van de door de rechter aangeven doelen naar passend aanbod. Door strakke samenwerking tussen de betrokken partners, het opleggen van een voorwaardelijk raadsonderzoek bij de eerste zitting en strakke termijnen ontstaat een versnelling in het proces met als doel ouders en/of kinderen snel de juiste hulp te bieden om erger te voorkomen. Er zijn strakke termijnen afgesproken voor de inzet van iedere partner. Aandachtspunt is de invloed van wachtlijsten op het behalen van deze termijnen. Een discussiepunt is of trajecten die ouders doorlopen ten behoeve van de kinderen uit jeugdhulp budget betaald moeten worden of op een andere wijze gefinancierd kunnen worden. Uit onderzoek blijkt dat in 80% van de zaken in de jeugdbescherming en jeugdreclassering scheidingsproblematiek speelt. Het doel van het project is om de scheidingsproblematiek terug te dringen uit gedwongen jeugdzorg en onderzoeken of er andere mogelijkheden zijn om met deze problematiek om te gaan. Het project bestaat uit 3 fasen:
In dit project wordt samengewerkt met 18 gemeenten in Noord-Holland, de GI’en, advocatuur en jeugdhulp. In de komende fase 2 worden hier ervaringsdeskundigen, juridisch loket en de rechtbank aan toegevoegd en vindt de verbinding met de wijkteams plaats. De aanpak is niet ongemerkt gebleven. Ministerie van Justitie en Veiligheid betrekt de projectgroep bij landelijke problemen rondom (v)echtscheiding. Recent is de gemeente Hollands Kroon uit geroepen tot de top 24 gemeenten als het gaat om de dienstverlening bij scheiding. |
Door tijdig passende hulp te bieden is het streven crisissituaties zo veel mogelijk te voorkomen en zowel de inzet van crisisbeoordeling als spoedhulp te verminderen. Een goede crisisdienst voor de beoordeling van acute crisissituaties bij jeugdigen zowel tijdens als buiten kantoortijden blijft echter nodig. Voor het organiseren van de crisisdienst buiten kantoortijden werken de regio’s Zuid-Kennemerland en IJmond nauw samen met de regio Haarlemmermeer.
Na beoordeling van een crisis dient tijdig passende jeugdhulp geboden te worden. Hiervoor is het onder andere van belang dat er voldoende ambulante spoedhulp is en er voldoende crisisbedden zijn.
4.3 Kinderen en jongeren groeien zo thuis mogelijk op
Inzet is dat alle kinderen thuis opgroeien
We streven naar nul uithuisplaatsingen. Een uithuisplaatsing heeft grote impact en is nooit eerste keus. Bijna altijd is het ook een symptoom van eerder ervaren onmacht om passende hulp te realiseren en het resultaat van een traject met veel schakels. Kinderen zelf geven bijna onveranderlijk aan dat ze het liefst ‘zo normaal mogelijk’ willen opgroeien, met een vaste opvoeder die om hen geeft. Alle zorg en ondersteuning is er daarom op gericht dat een kind of jongere (in het vrijwillig kader) thuis kan blijven wonen.
Apart is aandacht nodig voor de ondersteuning van jongeren op weg naar volwassenheid (18-23) die niet (meer) thuis kunnen wonen en (nog) niet zelfstandig kunnen wonen omdat zij nog begeleiding nodig hebben en/of geen huisvesting hebben.
Wanneer thuis opgroeien (tijdelijk) niet kan
Wanneer thuis opgroeien echt niet goed voor een kind is, zorgen we voor het beste alternatief. Bij voorkeur binnen het eigen netwerk en in de eigen buurt zodat kinderen in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven en naar hun eigen school en sportclub kunnen gaan. Voor jeugdigen die tijdelijk niet thuis kunnen opgroeien, wordt gezocht naar een vervangend (gezins)huis waar de jeugdige zich veilig en gekoesterd voelt.
Jeugdhulp met verblijf als onderdeel van een ambulant traject
Als jeugdhulp met verblijf (tijdelijk) nodig is, vormt dit zo veel mogelijk onderdeel van een ambulant traject. Een traject gericht op het weer thuis of zo thuis mogelijk kunnen wonen. Streven is dat jeugdhulp met verblijf niet meer of alleen bij hoge uitzondering nodig is. Wanneer langdurige verblijf nodig is, is dit in een gezinssituatie (pleeggezin of gezinshuis) of bij uitzondering in een kleinschalige voorziening.
Afbouw jeugdhulpPlus en opbouw alternatieven
Uiteindelijk streven is nul jeugdigen in de jeugdhulpPlus te plaatsen, eerste stap is zo min mogelijk jeugdigen in deze vorm van verblijf. Om dit te kunnen bewerkstellingen, is het nodig op alternatieven op te bouwen, zoals intensieve ambulante ondersteuning aan jeugdigen en gezinnen en kleinschalige woonvoorzieningen.
Voor de jeugdigen voor wie jeugdhulpPlus wel nodig is, is het verblijf voor de duur van de behandeling zo kort mogelijk. Daarnaast streven we ernaar om binnen 2 jaar geen enkel jeugdige die een beroep doet op het JeugdhulpPlus aanbod buiten de provincie Noord-Holland te plaatsen.
Aan deze beweging, en bredere afbouw van jeugdhulp met verblijf, werken we samen op schaal van Noord-Holland in ‘Een thuis voor Noordje’ (zie bijlage 2).
Voor een heel klein aantal jeugdigen met meervoudige problematiek met een verblijfsbehoefte voorzien (bovenregionaal georganiseerde) open voorzieningen die de mogelijkheid bieden om er langere tijd te wonen in een behoefte. Het scheiden van wonen en hulp maakt de inzet van hulp op maat mogelijk en voorkomt doorplaatsingen. De aanwezigheid van dergelijke kleinschalige woonvoorzieningen, waar hulp bijgehaald wordt, levert ook een bijdrage aan de uitstroom uit de jeugdhulpPlus en draagt eraan bij dat jeugdigen ten onrechte in een gesloten voorziening verblijven.
4.4 Kinderen en jongeren groeien veilig op
We willen dat jeugdigen veilig kunnen opgroeien. Onveiligheid in de opvoedsituatie moet tijdig herkend worden en directe veiligheid geborgd worden. Zo nodig wordt er acuut ingegrepen waarna gewerkt wordt aan duurzame veiligheid bij voorkeur thuis. Hierbij is aandacht voor de achterliggende oorzaken van de onveiligheid en wordt ingezet op het doorbreken van patronen.
Onveiligheid is een diffuus begrip. Het is lastig om objectief te maken wat veilig en wat onveilig is. Wel is er de realiteit dat daar zorgen over kunnen zijn. Het gesprek hierover moet open gevoerd worden, ook met ouders. Het maken van de afweging of al dan niet ingegrepen moet worden in een mogelijk onveilige situatie is een beladen vraagstuk dat veel maatschappelijke discussie oproept.
Besproken moet worden wat professionals nodig hebben in dergelijke situaties.
Doorontwikkeling van jeugdhulp in strafrechtelijk kader
In het kader van het jeugdstrafrecht wordt forensische zorg geboden. Dit betreft een verplichte ggz-behandeling op grond van een strafrechtelijke beslissing of de uitvoering van jeugdreclassering. Het gaat bij forensische jeugdhulp in de eerste plaats om veiligheid en het voorkomen van recidive.
Samen met verwijzers (RvdK, GI’en en reclasseringsorganisaties) zal de visie op en de monitoring van dit type hulp verder uitgewerkt worden.
4.5 Onderwijs en jeugdhulp zetten zich in samenhang in voor de ontwikkeling van jeugdigen
Ieder kind heeft recht op optimale kansen om zich te ontwikkelen, thuis, op school en in de vrije tijd. Ook heeft ieder kind het recht erbij te horen (inclusie). Die kansen stijgen als gemeenten, onderwijs en jeugdhulp elkaar gemakkelijk vinden. Een goede samenwerking tussen jeugdhulp en het onderwijs en de daarin aanwezige zorgstructuur is cruciaal. Nauwe samenwerking biedt de kans om problemen bij jeugdigen en gezinnen vroeg te signaleren en op tijd de juiste ondersteuning te bieden en schooluitval en thuiszitterproblematiek te voorkomen.
Het verder versterken van het werken met vaste CJG-medewerkers per school, biedt mogelijkheden om nog beter samenhang aan te brengen met hulp thuis en na school (waaronder naschoolse opvang). Daarnaast adviseert het CJG de leerkrachten, ouders en jeugdigen tijdig wanneer er zorgen zijn over de ontwikkeling van een jeugdige.
Er zijn jeugdigen die alleen naar school kunnen met een beetje extra jeugdhulp en jeugdigen in jeugdhulp die maar een beetje onderwijs kunnen volgen en alle varianten daartussenin. We willen voor deze jeugdigen een dekkend netwerk onderwijs-jeugd in onze regio’s ontwikkelen, vanuit een gezamenlijke visie en pedagogisch raamwerk. Hiervoor worden sommige bestaande onderwijs-zorgarrangementen (OZA’s) verbeterd en waar nodig nieuwe OZA’s ontwikkeld.
Binnen het onderwijs in cluster 3 en 41 en de Integrale Kindcentra (IKC) wordt jeugdhulp verleend binnen onderwijstijd. Om tot een betere aansluiting tussen jeugdhulp en onderwijs en een efficiëntere organisatie te komen wordt een ontwikkeling in gang gezet naar een andere manier van organiseren en bekostigen, collectieve bekostiging, van deze jeugdhulp. Het streven is dat er meer ruimte komt voor innovatie van het aanbod van onderwijs en jeugdhulp op de gespecialiseerde scholen en om flexibel hulp in te zetten waar nodig.
Onderwijs bij jeugdhulp met verblijf
Naar school gaan betekent meedoen, doen waar je goed in bent, bezig zijn. Om deze reden is het belangrijk om te zorgen dat alle jongeren, ook wanneer zij bijvoorbeeld tijdelijk in de jeudhulpPlus verblijven, naar school gaan. En dat het niveau hiervan aansluit bij hun capaciteiten en ambities en de omgeving zo georganiseerd is dat zij tot leren komen. Onderwijs dient dan op een zo normaal mogelijke manier doorgang te vinden, bij voorkeur op de school van herkomst. Jongeren worden hierbij ondersteund door begeleiders van de woonvorm. Het onderwijs moet zich kunnen aanpassen aan het kind en niet andersom. Bij problemen in de schoolgang is het doel om hulp en ondersteuning toe te voegen zodat de jongere niet van onderwijsvoorziening hoeft te wisselen.
5.1 De organisatie van de toegang
Het toegangsmanagement is voor gemeenten een belangrijk sturingsmiddel om enerzijds te zorgen dat direct passende hulp wordt geboden en anderzijds meer grip te krijgen op de instroom in de jeugdhulp.
Het Centrum voor Jeugd en Gezin
Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) biedt advies en ondersteuning aan ouders, opvoeders, kinderen en jongeren. Het bestaat uit:
Aanvullend heeft CJG Kennemerland ook een:
Het CJG Kennemerland werkt, op Heemstede na, voor alle gemeenten in de regio’s IJmond en Zuid-Kennemerland. De gemeenten sluiten ieder afzonderlijk jaarlijks een prestatieovereenkomst af met het CJG. De prestatieafspraken vormen de basis voor de subsidiebeschikking. Het CJG Kennemerland heeft het mandaat om de besluitvorming, herziening en intrekking van jeugdhulp uit te voeren. Het CJG is verantwoordelijk voor (een deel van) deze toegang. In Heemstede adviseert het CJG Heemstede en neemt de gemeente op basis hiervan de beslissing.
Naast het CJG mogen ook de huisarts, medisch specialist, de jeugdrechter, de JGZ-artsen en de gecertificeerde instellingen beslissen over de inzet van jeugdhulp.
De huisarts kan bepalen of de inzet van jeugdhulp nodig is en verwijzen. Volgens de jeugdwet is het niet mogelijk om te bepalen hoe de huisarts verwijst. In de praktijk is er door middel van een goede dialoog met de huisartsen of door de inzet van praktijkondersteuners bij de huisarts wel veel mogelijk.
In Zuid-Kennemerland en IJmond is in 2017 gestart met de CJG Praktijkondersteuner Jeugd (POH-jeugd). Deze praktijkondersteuner brengt jeugd-expertise naar de huisartsenpraktijk en draagt daarmee bij aan een integrale en effectieve aanpak en inzet van passende hulp en daarmee aan kostenbeheersing. Ze bieden laagdrempelige en kortdurende steun en hulp aan jeugdigen en ouders.
Gecertificeerde Instellingen (GI'en)
GI’en zijn net als de huisarts in formele zin een vorm van toegang en kunnen eigenstandig verwijzen naar jeugdhulp. Het gaat hierbij doorgaans om de zwaardere (en kostbaardere) vormen van jeugdhulp. Het creëren van een goede verbinding tussen GI en het lokale veld is zowel in kwalitatieve als ook in financiële zin zeer relevant voor de gemeente.
Voor deze (zwaardere) doelgroep is een goed functionerende relatie tussen gemeenten, CJG, aanbieders en GI’en cruciaal. Bij deze doelgroep is vaak sprake van meerdere hulpvormen, meerdere aanbieders en ook sprake van inzet van de gemeentelijke voorzieningen en andere onderdelen uit het sociaal domein (Wmo, Participatiewet). Daarnaast geldt dat hierbij ook nog andere partijen betrokken zijn (Veilig Thuis, politie, aanbod volwassenen, andere gemeentelijke voorzieningen etc.).
De afspraken over de rol van GI’en in de keten zijn:
De regio’s Zuid-Kennemerland en IJmond werken aan het versterken van de lokale toegang op het gebied van veiligheid in het project 'Samen werken aan veiligheid' en sluiten aan op de landelijke ontwikkeling van de versterking van de jeugdbeschermingsketen. Ook wordt een onderzoek uitgevoerd naar de werking van de jeugdbeschermingsketen keten vanuit het cliëntperspectief. Deze informatie en de landelijke input worden gebruikt om de jeugdbeschermingsketen te vereenvoudigen.
5.2 De 5 basisfuncties voor lokale teams als leidraad
In de Norm voor Opdrachtgeverschap wordt de rol van het CJG gedefinieerd aan de hand van vijf basisfuncties. Het is de lokale verantwoordelijkheid van iedere gemeente om te zorgen dat deze functies geborgd zijn in het eigen CJG/lokale team. Dit vormt een belangrijke basis voor de transformatie van de jeugdhulp. Het gaat om de volgende functies:
Wees aanwezig (zichtbaar, aanspreekbaar) daar waar de doelgroep is zodat vragen gezien worden. Maak verbinding met de wijk en werk ‘outreachend’. Professionals ondersteunen bij het inzetten op vroegsignalering en preventie, waardoor hulpvragen tijdig worden gesignaleerd en ofwel ‘lichtere’ voorliggende voorzieningen (o.a. rondom preventie) nog afdoende zijn, ofwel aan de voorkant zwaarder ingezet kan worden, zodat er uiteindelijk minder verwijzingen naar specialistische hulp nodig zijn.
Verhelder de vraag met een brede blik op alle levensdomeinen en mensen in het huishouden en verleen ondersteuning, beleg de regie, maak duidelijke afspraken en houd een vinger aan de pols. Zorgprofessionals moeten kennis hebben van multiproblematiek en integrale vraagverheldering om expertise aan de voorkant te borgen en over meerdere leefdomeinen (en ‘schotten’) heen een plan op te stellen.
5.3 Verbinding toegang en gecontracteerde jeugdhulp
Het is van groot belang dat er een goede verbinding bestaat tussen de leefomgeving in de wijk en de gecontracteerde hulp en ondersteuning. De toegang speelt hier een belangrijke rol. Deze is lokaal georganiseerd, dicht bij de leefomgeving van de inwoners. Het contracteren en aansturen van gespecialiseerde aanbieders gebeurt (boven)regionaal. Verbinding tussen deze functies vraagt dus aandacht en op een aantal punten moeten afspraken gemaakt worden. Hierbij gaat het over de volgende onderwerpen:
6. Gevolgen voor het zorglandschap
De in hoofdstuk 4 beschreven beleidsdoelen hebben consequenties voor de inrichting van het zorglandschap: het netwerk van de in onze regio’s aanwezige jeugdhulp en de samenhang van deze hulp met de lokale sociale basis, het brede sociaal domein en de volwassenzorg. Van belang is:
6.1 Fundament op lokaal niveau
Waar mogelijk worden problemen in het opvoeden en opgroeien in het eigen gezin, netwerk en omgeving opgelost. De gemeenten zijn daarnaast ieder verantwoordelijk voor het inrichten van hun aanbod van vrij-toegankelijke voorzieningen. Jeugdigen en gezinnen met een hulpvraag waarvoor geen jeugdhulp nodig is, kunnen (eventueel via de lokale teams) bij deze voorzieningen terecht.
Het CJG vormt de spil tussen de mogelijkheden die er zijn om jeugdigen en ouders in hun eigen netwerk en in de sociale basis steun te bieden, zelf lichte hulp te geven en jeugdhulp erbij te halen. Zij hebben een belangrijke rol in het klein houden van gewone opvoed- en opgroeivragen en het tijdig passende hulp bieden als dit nodig is.
Wanneer jeugdhulp nodig is wordt dit er (tijdelijk) bijgehaald en waar mogelijk ingezet in de leefomgeving van kinderen, jongeren en ouders, daar waar zij wonen, hun vrije tijd doorbrengen werken en naar school gaan.
6.2 Verbondenheid van flexibele jeugdhulp aan wijken en gemeenten
De ingezette beweging vraagt een andere manier van werken en van het organiseren van de jeugdhulp. Het vraagt:
Verbondenheid met wijk of gemeente: Van meer jeugdhulpverleners wordt verwacht dat zij bekend zijn met de wijk of gemeente waarin zij werken. Dat zij verbinding zoeken met informele steun (zoals Jouw Ingebrachte Mentor (JIM) en buurtgezinnen) en samenwerking met professionals of vrijwilligers in de basisvoorzieningen (waaronder onderwijs, kinderopvang, sport, vrijetijdsbesteding, jongerenwerk), jeugdgezondheidszorg, en functies in het brede sociale domein (zoals maatschappelijk werk en schuldhulpverlening).
Specialistische jeugdhulp inzetten ter versterking van de basis: Niet alleen tijdig signaleren en jeugdhulp vragen ophalen maar ook professionals in de sociale basis (op scholen, bij sportverenigingen, jongerenwerk) handvaten geven om om te gaan met normale hobbels in het opvoeden en opgroeien en lichte vragen en problemen.
Lichte (psychische) problematiek ook als dusdanig te behandelen, met lichte trajecten. En tegelijk de expertise beschikbaar hebben om problematiek die om de inzet van specialistische jeugdhulp vraagt vroegtijdig te herkennen.
Netwerken van specialistische hulpverleners: Wanneer nodig wordt verwacht dat hulpverleners flexibel en in de eigen leefomgeving kunnen aansluiten bij hulpvragen, vanuit beschikbare expertise in plaats vanuit vaste producten. Dit vraagt om het creëren en/of versterken van regionale netwerken van specialistische hulpverleners die flexibel kunnen inspelen op hulpvragen en die dat bij meervoudige en complexe problemen doen in tijdelijke teams, in de eigen woon- en leefomgeving van kinderen en hun gezinnen.
6.3 (Boven)regionale inzet op beschikbaarheid jeugdhulp
Diverse vormen van specialistische jeugdhulp waarvoor (boven) regionale afspraken gemaakt moeten worden blijven hard nodig. Deze zorgvormen zullen als functie terugkomen in de wet ‘verbetering beschikbaarheid zorg’ die momenteel in voorbereiding is door het Rijk. Met elkaar zullen we de komende jaren moeten ontdekken welk schaalniveau voor welke zorg het beste past:
landelijk, bovenregionaal, regio, subregio, gemeente of wijk. Zuid-Kennemerland en IJmond zetten in ieder geval in op de volgende bewegingen:
Bij sommige zeer ernstige stoornissen, zoals anorexia, kan opname in een kliniek een noodzakelijk onderdeel van een behandeling zijn. Meestal gaat het dan om een combinatie van psychische en medische aandoeningen. Ook crisisopvang, forensische jeugdzorg of gedwongen opnames in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of de Wet zorg en dwang (voorheen BOPZ) behouden hun functie. Deze beschikbaarheid wordt gegarandeerd door een beperkt aantal bovenregionale of landelijke functies
Accounthoudende regio voor Kenter
De regio Zuid-Kennemerland is voor de jeugdhulpaanbieder Kenter de accounthoudende regio. Als grootste regio van deze jeugdhulpaanbieder acteert Zuid-Kennemerland naar andere regio’s bij risico’s van discontinuïteit.
Er vindt intensiever contractmanagement plaats en er is er een structuur opgezet om het regionale accounthouderschap vorm te geven: een overleg van gemeentelijke controllers, een ambtelijke werkgroep en een (bestuurlijke) stuurgroep.
Bovenregionale samenwerking op zeer weinig voorkomende jeugdhulp
Voor het behoud van een aantal hoog-specialistische vormen van jeugdhulp is ook de regionale schaal te beperkt om de beschikbaarheid ervan te kunnen garanderen. Om de continuïteit van deze functies te waarborgen is er daarom bovenregionale samenwerking tussen jeugdregio’s nodig. Dit gaat verder dan alleen productieafspraken. De samenwerking is ook strategisch van aard en gericht op de toekomst en continuïteit van functies. De verbinding met het lokale veld blijft cruciaal. Voor Zuid-Kennemerland en IJmond gaat het om:
Er zijn verschillende expertisenetwerken. In het regionale expertisenetwerk worden de regio-specifieke vraagstukken opgepakt; via het bovenregionale expertisenetwerk worden de specialistische vraagstukken rond co-morbide problematiek beantwoord en belegd; en in K-eet wordt een populatie-specifieke aanpak uitgewerkt. Hieronder wordt op de drie netwerken ingegaan.
Zuid-Kennemerland en IJmond werken samen aan de ontwikkeling van het regionale expertise netwerk (RET). Het RET krijgt als belangrijkste taken: consultatie en advies, procesregie, signalering en leren. Zij bieden een plek waar ingewikkelde zorg- en ondersteuningsvragen van jeugdigen en ouders worden opgepakt, die niet vanzelfsprekend beantwoord kunnen worden. Soms is consultatie en advies voldoende, vaak is echter ook procesregie nodig. Het RET levert ook een bijdrage aan een lerend jeugdstelsel en het signaleren van problematiek, bijvoorbeeld lacunes in het gecontracteerde aanbod.
Het bovenregionaal expertisenetwerk Noord-Holland (BEN NH) is er voor een kleine groep jeugdigen in Zuid-Kennemerland en IJmond met complexe, meervoudige (co-morbide) en weinig voorkomende problematiek, waarbij het niet altijd lukt de passende jeugdhulp en begeleiding te bieden. Dit vraagt om samenwerking op bovenregionale schaal. Het bieden van passende hulp voor deze jeugdigen is een belangrijke opgave waar overheden, uitvoerders en belanghebbenden gezamenlijk voor staan. Door de inrichting van het bovenregionale expertisenetwerk willen de gemeenten in Noord-Holland dit met elkaar realiseren. De gemeente Amsterdam is penvoerder.
Het RET en BEN NH zijn (deels) communicerende vaten die elkaar kunnen versterken om tot passende oplossingen te komen in complexe situaties.
Vanuit het BEN NH kan een financiële impuls worden gegeven aan een efficiënt ingericht lerend jeugdstelsel.
De Ketenaanpak eetstoornissen (K-EET) is een verbijzondering en voorloper van een expertisenetwerk specifiek gericht op co-morbiditeit rond eetstoornissen en verbindt somatische en psychiatrische behandelexpertise aan de lokale eerste lijns-gezondheidszorg en de regionale specialistische jeugdhulp en aan medisch specialistische zorg.
7. Samen lerend doen wat werkt
7.1 Leren op verschillende niveaus
Om te bouwen aan een effectief jeugdstelsel moeten we gezamenlijk lerend werken met gebruik van bestaande en zich ontwikkelende kennis. Dat maakt het mogelijk om steeds door te bouwen op onze kennis over wat werkt en wat niet; zonder de nieuwe ontwikkelingen te laten afremmen doordat kennis onvoldoende toepasbaar of beschikbaar is.
Het belang van blijven leren en voortbouwen op de kennis die we hebben speelt zowel op casus niveau, organisatie- en gemeenteniveau als op het niveau van het stelsel.
Leren van casuïstiek en samen omdenken
Het leren van casuïstiek biedt een kans om inzicht te krijgen in de verbetermogelijkheden in de hulp die wordt geboden aan kinderen, jongeren en gezinnen. Samen met de ouders, jongeren en professionals wordt geleerd van het (levens)verhaal en het hulpverleningstraject van een jeugdige en/of gezin. We vinden het gestructureerd delen van ervaringen om toekomstige hulp te verbeteren van belang evenals het hierbij actief ‘omdenken’ met aandacht voor normaliseren en de kracht van het gezin en de omgeving.
Samen deskundig voor jeugd: van elkaar leren als professionals
Door samen, over organisatiegrenzen heen, aan scholingen deel te nemen, klantreizen te maken en casuïstiek te bespreken leren professionals elkaar en elkaars expertise steeds beter kennen.
Daarnaast kan binnen de scholing meer gebruik gemaakt worden van elkaars deskundigheid.
Monitoren, evalueren en sturen op de ontwikkelingen in het zorglandschap
Monitoring van de jeugdhulp is belangrijk om te zien wat de maatschappelijke effecten van de jeugdhulp zijn en in hoeverre de beoogde beleidsdoelstellingen worden behaald binnen het financieel kader. Het gaat hierbij om monitoring op verschillende niveaus; monitoring van het sociaal domein als geheel tot monitoring op het niveau van professionals en casuïstiek. Goede monitoring geeft jeugdhulpaanbieders en gemeenten de gelegenheid om tussentijds bij te sturen waar dat nodig is. Hierbij speelt zowel het tellen, de cijfers, als het vertellen, de verhalen en ervaringen, een rol.
De strategische partners en gemeenten ontwikkelen een monitoringssysteem om periodiek informatie te hebben over de voortgang van de transformatie jeugdhulp en de realisatie van specialistische jeugdhulp. We maken afspraken met elkaar op welke wijze we sturen op de jeugdhulp zodat we de beleidsdoelstellingen behalen en binnen het budgettaire kader blijven. Om goed te monitoren en sturen is samenwerking met partners uit de toegang en het onderwijs van belang. In paragraaf 8.2 wordt dieper ingegaan op de wijze van sturen en de link met data/informatie en leren.
7.2 Evidence-based werken in de jeugdhulp
Om de best mogelijke zorg en begeleiding te bieden aan jeugdigen en gezinnen en hen zo goed mogelijk te helpen zich te ontwikkelen, is het van belang kennis te gebruiken over bijvoorbeeld de normale ontwikkeling van jeugdigen, aard en oorzaak van problemen bij jeugdigen en in gezinnen en het effectief aanpakken van die problemen. Daarom vinden we het belangrijk dat er zo veel mogelijk evidence-based gewerkt wordt.
Bij evidence-based werken worden drie soorten kennis en ervaring geïntegreerd:
Die integratie van kennis en ervaring vindt plaats binnen de context van het probleem of het doel waaraan gewerkt wordt. Het resultaat is dat er in de praktijk een aanpak wordt gebruikt die het beste werkt voor jeugdigen en gezinnen.
7.3 Samenwerking met kenniswerkplaats jeugd
In een regionale kenniswerkplaats jeugd (RKJ) werken professionals uit de praktijk, beleid, onderzoek en opleidingen samen met ouders en jongeren. De werkplaats in Noord-Holland richt zich op gelijkwaardige samenwerking tussen de formele en informele zorg rondom een kind of jongere. Dat gebeurt via vier leernetwerken waarbij empowerment centraal staat. Elk leernetwerk wordt vanuit een andere werkveldpartner ‘getrokken’, in nauwe samenwerking met het lectoraat Empowerment van de Hogeschool Inholland. De leernetwerken in Noord-Holland zijn:
Het is van belang dat de lessen uit deze leernetwerken, evenals de lessen van andere kenniswerkplaatsen, hun weg vinden naar de praktijk in Zuid-Kennemerland en IJmond.
Zuid-Kennemerland en IJmond vormen ieder een eigen jeugdhulpregio. In de aanloop naar 2015 zijn in het land 42 regio’s gevormd. Deze regiovisie betreft beiden regio’s. Bestuurlijk en ambtelijk wordt intensief samengewerkt binnen en tussen Zuid-Kennemerland en IJmond. De wijze waarop dit gebeurt is organisch gegroeid. In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de samenwerking geformaliseerd wordt. De samenwerking en eenduidig opdrachtgeverschap is van belang voor het kunnen bieden van voldoende en goede jeugdhulp.
Onderstaand voorstel is gebaseerd op de huidige Norm voor Opdrachtgeverschap en de huidige wetgeving. Het traject van het wetsvoorstel voor de herziene jeugdwet wordt goed gevolgd. Mocht de wetgeving, en/of veranderende wensen vanuit de regio’s, het alsnog noodzakelijk maken om een de samenwerking vorm te geven in een Gemeenschappelijke Regeling (GR) dan kan de gelegde basis gebruikt worden voor deze volgende stap. Op dat moment zal de keus gemaakt worden uit een van de varianten in bijlage 4.
Naast de samenwerking binnen en tussen de twee jeugdhulpregio’s is ook de bovenregionale samenwerking van belang. Ook op dit niveau moet de governance versterkt worden, temeer daar op dit schaalniveau goede samenwerking nodig is en middelen vanuit het Rijk belegd worden voor bijvoorbeeld het opzetten van expertise netwerken en de afbouw van jeugdhulpPlus.
8.1 Keuze voor niet-vrijblijvende governance
Er worden voor de looptijd van de nieuwe contracten (9 jaar) afspraken gemaakt over:
Het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) vormt in deze structuur het gremium waarin de afstemming tussen onderwijs en jeugdhulp plaatsvindt en waar het versterken en/of bijsturen van de inzet besproken wordt. Hierbij is ook inbreng van en afstemming met de toegang cruciaal.
De uitwerking van de governance afspraken gebeurt in de volgende stap op basis van onderstaande richtinggevende uitspraken:
De samenwerkingsafspraken gelden voor dezelfde periode als de verwerving (9 jaar). Met tussentijdse evaluatie en mogelijkheid tot aanpassingen na 3 en na 6 jaar. Met de kanttekening dat tussentijdse aanpassing/opwaardering van de afspraken ook nodig kan zijn naar aanleiding van aangepaste wetgeving, zie ook de inleiding.
Relatie met jeugdhulpaanbieders
We kiezen voor meerjarige samenwerkingsrelaties met strategisch partners die medeverantwoordelijkheid nemen voor de inhoudelijke en financiële vraagstukken binnen de Jeugdhulp. We organiseren dit op regionale schaal in nauwe samenwerking met de gemeenten in Zuid-Kennemerland en IJmond. En daarnaast in bovenregionale afstemming als het om weinig voorkomende specialistisch aanbod gaat.
Om samen met aanbieders en belangrijke partners te kunnen sturen op onze ambities en doelen gebruiken we als uitgangspunt het ‘Levers of Control model’ van Simons2. Verschillende gemeenten hebben dit model vertaald voor toepassing in het sociaal domein hier bouwen wij op voort. Het model bevat vier elementen die als hefboom kunnen dienen bij het sturen op het behalen van het doel en het gedrag dat daaraan bijdraagt. Een belangrijk uitgangspunt is dat iedereen wil en kan bijdragen aan de ambitie, in de samenwerking kunnen echter blokkades voorkomen die ertoe leiden dat dit niet optimaal gebeurt. Zo kunnen partners (onbewust) verschillende waarden hanteren of is er angst om fouten te maken. Ook kan het zijn dat er onvoldoende informatie is om met elkaar te constateren of we ons richting de ambities bewegen, of de kaders zijn onvoldoende helder. In onderstaand figuur zijn de door Simons geïdentificeerde blokkades opgenomen en zijn vertaling ervan naar de ‘hefbomen’ die handelingsperspectief bieden.
In de vertaling naar de sturing bij de inzet van jeugdhulp staat de ambitie/de opgave centraal. Daaromheen staan de ‘hefbomen’: de gedeelde waarden, kaders en randvoorwaarden, data en informatie, interactie en dialoog. Zie een voorbeeld in het kader.
De vier hefbomen worden voor Zuid-Kennemerland en IJmond, op basis van de in deze regiovisie geformuleerde ambitie en doelen, samen met de belangrijke partners, ouders en jeugdigen ingevuld en/of aangescherpt. In het bereiken van de ambities spelen zowel jeugdhulpaanbieders een rol als partners in het onderwijs en de toegang. Als netwerk werken we samen aan het iedere dag een beetje beter maken van de jeugdhulp. Gezamenlijk geven we invulling aan de ‘hefbomen’. Hierbij vinden we het belangrijk dat:
De leidende principes die de verschillende gemeenten al met partners geformuleerd hebben de basis vormen voor en vertaald worden naar regionaal gedeelde en gedragen leidende principes. Deze geven richting aan het handelen, en zijn sturend zijn in de besluitvorming. Ze helpen bij het maken van keuzes voor de inrichting van het zorglandschap en het realiseren van de transformatie. Ze zijn dynamisch en continu onderwerp van gesprek. Want, ze zijn pas waardevol als ze leiden tot inzicht, betrokkenheid en motivatie en als we ze ook echt toepassen in de praktijk.
Het verzamelen van data en informatie is altijd gekoppeld aan de ambitie, de beweging die we in gang willen zetten en de doelen die we daarvoor geformuleerd hebben. In het uitvoeringsprogramma worden de doelen verder geconcretiseerd en worden er kritieke prestatie indicatoren (kpi’s) aan gekoppeld. De eerste basis voor een regionaal databestand IJmond en Zuid-Kennemerland is in aanloop naar deze regiovisie gelegd. In het kader van de gezamenlijke sturing op de jeugdhulp vindt verdere verdieping plaats.
Vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid zullen gemeenten, jeugdhulpaanbieders en de toegangsorganisaties structureel de actuele monitoringsgegevens duiden. Hierbij komen vragen aan bod als: Waardoor is een resultaat wel of niet behaald? Hebben we hier invloed op en zo ja, hoe gaan we hier vanuit de verschillende rollen op sturen?
Onderstaande sturingsuitgangspunten zijn eerder gedefinieerd en worden meegenomen in de verdere uitwerking (zie omschrijving in bijlage 3).
Addendum op Regiovisie Jeugdhulp Zuid-Kennemerland en IJmond
Deze bijlage bij de Regiovisie bevat de strekking van de teksten van de overgenomen moties tijdens de behandeling van de Regiovisie in de gemeenteraden van de regio’s IJmond en Zuid-Kennemerland. De gemeenten in deze regio’s, zijnde de gemeente Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Velsen en Zandvoort, hebben een gezamenlijke Regiovisie in hun raden vastgesteld. Naast het feit dat de raden de Regiovisie hebben vastgesteld, hebben zij tijdens de behandeling ook aandachtspunten meegegeven. Deze aandachtspunten zijn met dit addendum geborgd. Voorstellen die betrekking hebben op uitvoeringsaspecten in de preselectie en de dialoogfase worden via dit addendum onderdeel van de uitvoering van de verwerving.
Er is tijdens de behandeling in de raden onder andere het verzoek gedaan om:
- in de dialoogfase te bezien hoe de betrokkenheid van de gemeenteraden op een structurele manier vormgegeven kan worden.
Deze betrokkenheid kan vormgegeven worden bijvoorbeeld door naast de planning en control cyclus te werken met een jaarlijks of tweejaarlijks ontwikkelplan met daarin de belangrijkste prioriteiten van de zorgaanbieders waarop de gemeenteraden hun zienswijze kunnen geven;
- de regiogemeenten gedurende het verwervingsproces sessies te laten organiseren experts op het gebied van verwerving van jeugdzorg en toezicht op jeugdzorg.
Verder worden een aantal zaken meegegeven door de raden:
in gesprek te gaan over de mogelijkheden van populatiebekostiging in perceel 2 met als doel de samenwerking tussen de partners te versterken en de prikkel voor concurrentie weg te nemen en in de gesprekken in perceel 1 de mogelijkheden om te komen tot consortia mee te nemen en te kijken in hoeverre door gezamenlijke facturering gekomen kan worden tot vermindering van de administratieve lastendruk.
1. Jeugdhulp in Zuid-Kennemerland en IJmond in cijfers
Aanvullend op de gegevens in hoofdstuk 2 gaan we hier op een aantal onderdelen verder in vooruitlopend op de verdiepende analyse die in de volgende fase met aanbieders, samenwerkingspartners, ouders en jeugdigen gemaakt wordt.
Wanneer we inzoomen op de stijging van 2020 ten opzichte van 2018 van het aantal jeugdigen met jeugdhulp zien we dat met name het aantal jeugdigen met ambulante jeugdhulp stijgt.
Wanneer we kijken naar de ontwikkeling van de kosten binnen het perceel Ambulant zien we het volgende beeld:
Wanneer we inzoomen aantal jeugdige in jeugdhulp met verblijf zien we de volgende ontwikkeling:
De ontwikkeling van de kosten van jeugdhulp met verblijf geeft het volgende beeld:
Wanneer we kijken naar het gemiddelde bedrag per traject voor een jeugdige met ambulante jeugdhulp zien we behalve bij dyslexie zorg overal een stijging.
Wanneer we kijken naar het gemiddelde bedrag per traject voor een jeugdige met jeugdhulp met verblijf zien we een daling van de kosten van een traject jeugdhulp met verblijf.
Hieronder een overzicht van het aantal jeugdigen en de verwijzer die jeugdhulp heeft ingezet. Hierbij moet opgemerkt worden dat de verwijzingen die door de praktijkondersteuner jeugd van het CJG zijn gedaan zijn opgenomen in het aantal verwijzingen door de huisarts.
Tot slot twee afbeeldingen die bevestigen dat de uitgangssituatie per regio en per gemeente verschilt en dat in het vervolg analyse op regio en gemeenteniveau noodzakelijk is.
In Noord-Holland hebben betrokken jeugdhulpregio’s samen met aanbieders, samenwerkingsverbanden VO en ervaringsdeskundigen gewerkt aan een bovenregionaal plan voor specialistische jeugdhulp ‘een thuis voor Noordje’. De ambitie is het aantal jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdhulp zo veel als mogelijk terug te brengen. Is dit toch nodig dan wordt passende hulp en verblijf in Noord-Holland geboden.
Er is geïnventariseerd wat nodig is om deze resultaten te bereiken en aan wat voor voorwaarden deze middelen zouden moeten voldoen:
3. Uitwerking sturingsprincipes
Verminderde administratieve lasten
Er is bij aanbieders een grote behoefte aan het reduceren van de administratieve lasten. Zowel tijdens de aanbesteding, als tijdens de uitvoering van de overeenkomst. Belangrijk aspect hierin is de keuze voor een ander, meer passend bekostigingsmodel. Overigens hebben gemeenten al sterk ingezet op verminderde administratieve lasten, onder meer door het gestandaardiseerde berichtenverkeer.
Gemeenten blijven binnen het voor jeugdhulp beschikbare budget
Uitgangspunt van de verwerving is het door de gemeenteraad bepaalde budgettair kader in de meerjaren programmabegroting.
Monitoring en data-analyse van de jeugdhulp is belangrijk om te zien wat de maatschappelijke effecten van de jeugdhulp zijn en in hoeverre de beoogde beleidsdoelstellingen worden behaald binnen het financieel kader. Het gaat hierbij om monitoring en dataverzameling op verschillende niveaus; monitoring van het sociaal domein als geheel tot monitoring op het niveau van professionals en casuïstiek. Goede monitoring en data-gestuurd werken geeft gemeenten gelegenheid om tussentijds bij te sturen waar dat nodig is. Daarbij is het belangrijk dat de systematiek van monitoring goed in elkaar zit. En dat het bijdraagt aan een lerend stelsel, zodat we met elkaar blijvend verbeteren.
Creëren van strategisch partnerschap tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders
We koersen op een versnelling van de realisatie van onze transformatiedoelen. Hierin willen we samen optrekken met een aantal strategisch partners die zich committeren aan de opdracht. De concreter invulling van deze opdracht geven we vorm in partnerschap en dialoog.
Verantwoording nemen voor passende zorg
Wij vereisen van onze strategisch partners dat ze verantwoording nemen voor passende zorg. Zij zorgen dat jeugdigen die jeugdhulp nodig hebben niet tussen wal en schap vallen, voorkomen wordt dat kinderen met lichtere problematiek wel jeugdhulp ontvangen en kinderen met complexe problematiek niet (acceptatieplicht). We creëren hiervoor de randvoorwaarden door middel van een bekostigingsmodel dat ruimte biedt voor flexibiliteit en door het formuleren van een integrale opdracht.
Transformatie op zorginhoud verder concretiseren en vertalen naar doelstellingen
We verwachten van onze strategisch partners dat zij zich committeren aan de transformatiedoelen en dat zij deze in dialoog met de gemeente verder concretiseren en vertalen naar doelstellingen en resultaten.
Vaststellen kwaliteitseisen jeugdhulpaanbieders.
Voor de kwaliteitseisen sluiten wij aan bij de eisen zoals die gelden in de Jeugdwet. De eisen in de Jeugdwet zijn gedetailleerd beschreven. Kwaliteit gaat ook over cliëntervaring en cliënttevredenheid. Daarnaast willen we meer sturen op effectiviteit van zorg. Wij gaan daarbij uit van evidenced based methodieken.
4. Juridische samenwerkingsvormen binnen een GR
Afstemming: Bij Afstemming gaat het om lichtere vormen van samenwerking. De eigen gemeentelijke organisatie en verantwoordelijkheden blijven volledig intact, delegeren en mandateren is niet aan de orde. Taken worden door de eigen organisatie uitgevoerd en er vinden geen (structurele) betalingen aan elkaar plaats. In de samenwerkingsafspraken wordt de intentie om samen te werken vastgelegd en daarnaast het doel, de inhoud en de manier van samenwerken. Samenwerkingsvormen die vallen onder afstemming zijn de Regeling zonder meer, de Bevoegdhedenovereenkomst en een convenant.
Netwerkconstructie: In een Netwerkconstructie voert één van de samenwerkingspartners de taak uit voor en namens de andere partners. De andere gemeenten dragen hun bevoegdheden over, via mandatering en/of via contractuele afspraken. De sturing is belegd bij de gemeente die de taken uitvoert. Samenwerkingsvormen die vallen onder netwerkconstructie zijn de Centrumgemeente en het Gemeenschappelijk Orgaan.
Zelfstandige organisatie: Een andere mogelijkheid is dat de samenwerkingspartners een Zelfstandige organisatie oprichten, die de taak voor en namens alle partners uitvoert. Kenmerkend voor samenwerking in een zelfstandige organisatie is het bestaan van een bevoegd orgaan (algemeen of dagelijks bestuur) waarin deelnemers vertegenwoordigd zijn. Samenwerkingsvormen die vallen onder ‘Zelfstandige organisatie’ zijn een gemeenschappelijk orgaan, een gemeenschappelijk openbaar lichaam en een bedrijfsvoeringsorganisatie.