Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrechtse Heuvelrug

Treasurystatuut 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrechtse Heuvelrug
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut 2019
CiteertitelTreasurystatuut 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het treasurystatuut 2011.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212 van de Gemeentewet
  2. Wet financiering decentrale overheden
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-11-2021nieuwe regeling

16-12-2019

gmb-2021-387925

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut 2019

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheden, de uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden en de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en het besluit leningvoorwaarden decentrale overheden;

 

Besluit:

Vast te stellen het Treasurystatuut 2019. Dit treasurystatuut vervangt het treasurystatuut 2011 met ingang van de datum van inwerkingtreding.

 

Inleiding

Het Treasurystatuut bevat de regels voor de uitvoering van de treasuryfunctie in de Utrechtse Heuvelrug De uitvoeringsregels zijn gebaseerd op landelijke wetgeving en de kaders die zijn vastgelegd in de financiële verordening 2017.

 

Wettelijk kader

 

Wet Fido

Wet Financiering Decentrale Overheden: stelt regels voor het te voeren financiële beleid bij decentrale overheden en de wijze waarop de toezichthouder geïnformeerd dient te worden.

 

Gemeentewet

Regelt de bevoegdheden van raad en college. Tevens geeft artikel 212 aan dat gemeenten verplicht zijn een financiële verordening op te stellen. In deze verordening is o.a. vastgelegd dat regels met betrekking tot de financieringsfunctie moeten zijn vastgelegd in een treasurystatuut.

 

BBV

Het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en gemeenten regelt de inrichting van de financiële huishouding in relatie tot het financieringsbeleid. Artikel 9 bevat bijvoorbeeld het voorschrift dat gemeenten een financieringsparagraaf moeten opnemen in de begroting en het jaarverslag.

 

Wet Houdbare overheidsfinanciën

Wet met als doel het beheersen van het EMU-saldo en de EMU-schuld.

 

Europese regelingen aangaande staatssteun

Regelingen met als doel het voorkomen van oneerlijke concurrentie tussen lidstaten.

Het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak dient aan deze regels te worden getoetst.

 

Wet markt en overheid

In deze wet is vastgelegd dat de integrale kostprijs moet worden doorberekend voor economische activiteiten en dat overheden eigen bedrijven niet mogen bevoordelen ten opzichte van concurrerende bedrijven.

 

RUDDO

Regeling Uitzetting Derivaten Decentrale Overheden; stelt regels voor het uitzetten van gelden in de vorm van belegging in waardepapieren en het aangaan van transacties in financiële derivaten.

 

UFDO

Uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden; regelt de bepalingen omtrent kasgeldlimiet en renterisiconorm.

 

BLDO

Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden; stelt regels voor het aangaan van geldleningen in euro’s en hoofdsom niet onderhevig aan enige vorm van indexatie.

Artikel 1. Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties, zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

 

Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

 

Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te verplaatsen zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

 

Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeiten-planning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

 

Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

 

Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

 

Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

 

Liquiditeitenbeheer: Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

 

Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht waaruit duidelijk het verwachte verloop van de financieringsmiddelen op korte termijn blijkt (horizon 1 jaar). Uit een dergelijke planning komt een beeld naar voren wanneer, hoeveel en voor hoelang financiering nodig is.

 

Rating: Oordeel over de kredietwaardigheid van een organisatie. Dit is van belang voor de inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

 

Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

 

Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

 

Rente typische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

 

Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

 

Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

 

Solvabiliteitsratio: De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is om aan de financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal.

 

Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties:

  • -

    risicobeheer

  • -

    gemeentefinanciering

  • -

    kasbeheer en

  • -

    debiteuren- en crediteurenbeheer.

Uitzettingen: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Risicobeheer

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door het gemeentebestuur goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies van het team Koers-Financiën wordt ingewonnen om te beoordelen of de lening past binnen de voorwaarden van dit statuut.

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van een overmatig risico.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1.

    Nieuwe leningen of uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 2.

    De rente typische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening of uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestructuur, rentestand en de toekomstige renteverwachting;

  • 3.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 1 en lid 2, streeft de gemeente naar spreiding in de rente typische looptijden van leningen en uitzettingen.

Artikel 5. Koersrisicobeheer

De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, onderhandse leningen, obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten, waarbij de hoofdsom is gegarandeerd.

Artikel 6. Kredietrisicobeheer

Uitzettingen vinden uitsluitend plaats in het kader van de publieke taak of in het kader van de bedrijfsvoering. Uitzettingen in het kader van de bedrijfsvoering kunnen, sinds de invoering van het verplicht schatkistbankieren, enkel plaatvinden bij de schatkist of bij andere decentrale overheden (onderlinge leningen).

Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

Artikel 8. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

 

Gemeentefinanciering

Artikel 9. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt maximaal beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken om het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen van 1 jaar en langer zijn: onderhandse leningen, obligatieleningen en medium term notes (MTN).

Artikel 10. Langlopende uitzettingen en gemeentegaranties

  • 1.

    Overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) moeten in rekening-courant of in deposito bij ‘s Rijks schatkist worden aangehouden of kunnen uitgeleend worden aan andere decentrale overheden.

  • 2.

    Voor de uitzettingen tot aan het zogenaamde drempelbedrag kunnen de volgende producten worden gehanteerd:

    • a.

      rekening courant

    • b.

      kasgeld

    • c.

      daggeld

    • d.

      deposito’s

  • 3.

    Er worden geen leningen aan derden verstrekt met uitzondering van:

    • a.

      leningen aan (decentrale) overheden;

    • b.

      leningen aan starters/ blijvers op de woningmarkt;

    • c.

      leningen in het kader van duurzaamheid;

    • d.

      Leningen aan derden op grond van artikel 2 lid 1 Wet Fido. Met het verstrekken van deze leningen wordt zeer terughoudend omgegaan en deze worden alleen verstrekt onder de volgende voorwaarden:

      • er sprake is van een publieke taak;

      • in geval van een groot maatschappelijk belang;

      • de derde kan geen lening krijgen bij een commerciële financieringsinstelling;

      • het college informeert de raad vooraf en neemt pas een besluit nadat de raad de gelegenheid heeft gehad zijn wensen en bedenkingen te uiten;

      • bij het verstrekken van leningen bedingt het college zoveel mogelijk zekerheden;

      • de derde partij aan wie de lening is verstrekt, dient jaarlijks een jaarrekening bij de gemeente in;

      • de voorwaarden waaronder de lening, garantie of kapitaalverstrekking wordt verstrekt worden vastgelegd in een overeenkomst.

  • 4.

    Er worden uitsluitend gemeentegaranties verstrekt aan derden op grond van artikel 2 lid 1 Wet Fido onder de volgende voorwaarden:

    • er is sprake van een publieke taak;

    • in geval van een groot maatschappelijk belang;

    • de derde kan zonder gemeentegarantie geen lening krijgen bij een commerciële financieringsinstelling;

    • het college informeert de raad vooraf en neemt pas een besluit nadat de raad de gelegenheid heeft gehad zijn wensen en bedenkingen te uiten;

    • bij het verstrekken van garanties bedingt het college zoveel mogelijk zekerheden;

    • de derde partij aan wie de garantie is verstrekt, dient jaarlijks een jaarrekening bij de gemeente in;

    • de voorwaarden waaronder de garantie wordt verstrekt worden vastgelegd in een overeenkomst.

  • 5.

    Bij elk besluit tot het verstrekken van een lening stelt het college het verschuldigde rentetarief vast. Dit rentetarief wordt gebaseerd op het rentetarief van een gelijksoortige lening bij de Bank Nederlandse Gemeenten ten tijde van de indiening van het collegevoorstel en wordt als regel verhoogd met een opslag voor administratiekosten en eventueel een opslag voor marktconformiteit. Ook bij een gemeentegarantie kan sprake zijn van een opslagpercentage voor marktconformiteit. Het college stelt bij ieder besluit de hiervoor genoemde opslagen vast.

  • 6.

    Het College kan nadere regels stellen voor de verstrekking van geldleningen of gemeentegaranties.

Artikel 11. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 4 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal een AA rating te hebben overeenkomstig de uitgangspunten van de wet Fido;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht (lidstaten Europese Unie en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

Artikel 12. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 2.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

Administratieve organisatie en interne controle’s

Artikel 14. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

 

  • 1.

    Vooraf wordt altijd aan de portefeuillehouder Financiën kenbaar gemaakt dat, anders dan schatkistbankieren, geld uitgezet of aangetrokken gaat worden, waarbij de looptijd van de lening en het volume wordt gemeld;

  • 2.

    De portefeuillehouder bevestigt schriftelijk (bijvoorbeeld per mail) in te stemmen met het in lid 1 bedoelde voorstel;

  • 3.

    De portefeuillehouder wordt na het sluiten van de overkomst geïnformeerd over de gerealiseerde condities;

  • 4.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten dienen op eenduidige wijze schriftelijk te worden vastgelegd;

  • 5.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

  • 6.

    Bevoegdheden dienen via delegatie en mandaat nader schriftelijk te worden vastgelegd;

  • 7.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

Artikel 15. Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd en stellen het college van Burgemeester en Wethouders in staat invulling te geven aan de financieringsfunctie.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid en limieten;

Het vaststellen van de paragraaf financiering in begroting en jaarrekening;

Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid. 

Het college van B&W

Het opstellen van het treasurystatuut;

Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

Het aanbieden van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarrekening;

Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

De concerncontroller

Zorgdragen voor het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W. 

Themamanager fundament

Zorgdragen voor de uitvoeren van de treasuryactiviteiten, waaronder het actueel houden van de liquiditeitenplanning conform het treasurystatuut en de paragraaf financiering van de begroting;

Themamanager Koers

Het rapporteren aan B&W, op basis van de aangeleverde informatie door fundament, over de uitvoering van de treasuryfunctie via de paragraaf financiering van het jaarverslag;

De themamanagers

(hoofd budgethouders)

Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun thema’s aanleveren aan de medewerker treasury met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

De externe accountant

Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Artikel 16 Bevoegdheden

Bij de uit te voeren treasury activiteiten wordt functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarde dat iedere transactie op ambtelijk niveau door minimaal twee functionarissen wordt geautoriseerd (het zogenoemde vier-ogenprincipe), de uitvoering, controle en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

 

In onderstaande tabel zijn de bevoegdheden op ambtelijk niveau, waarbij een tweede autorisatie is vereist, weergegeven.

 

Bevoegd

Autorisatie

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer (tot een jaar)

Bevoegd

Autorisatie

Het uitzetten van geld voor een periode korter dan 1 jaar

Kassier fundament

Medewerker Treasury fundament

Het aantrekken van geld voor een periode korter dan 1 jaar

Kassier fundament

Medewerker Treasury fundament

Betalingsopdrachten voorbereiden

Adviseur financiën fundament*

Adviseur financiën fundament niet zijnde de voorbereider*

Het betaalbaar stellen van betaalopdrachten

Kassier fundament

Adviseur financiën die niet belast is met de voorbereiding en hiervoor ook niet heeft geautoriseerd.*

Bankrelatiebeheer

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Financieel adviseur Koers belast met Treasury

College van B&W

Bankcondities en tarieven afspreken

Medewerker Treasury fundament

Financieel adviseur fundament

Financiering en uitzetting (langer dan 1 jaar)

Het uitvoeren van het beginselbesluit tot het aantrekken van gelden

Financieel adviseur Koers belast met Treasury

College van B&W

Het uitzetten van gelden bij de schatkist

Kassier Fundament

Medewerker Treasury fundament

Het verstrekken van leningen, garanties en kapitaalverstrekkingen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad het uiten van eventuele wensen en of bedenkingen

* Binnen fundament wordt een register bijgehouden waarin de onderlinge bevoegdheden en autorisaties van de adviseurs financiën nader wordt bepaald. Dit register wordt jaarlijks geautoriseerd door de themamanager fundament.

Artikel 17 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door:

 

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Per kwartaal

Alle themamanagers

Medewerker treasury bij fundament

Liquiditeitenplanning

Tenminste 1 keer per jaar bij kadernota en/ of begroting

Medewerker treasury bij fundament

Themamanager fundament

Formuleren beleidsuitgangspunten treasury in paragraaf financiering van de begroting

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

Evaluatie beleidsuitgangspunten in paragraaf financiering van jaarrekening en jaarverslag

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Themamanager fundament

Derden

Lenings-/ uitzettings-/garantiebesluiten

Binnen 14 dagen na besluit

College van B&W

Provincie

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit treasurystatuut treedt in werking direct na vaststelling door de gemeenteraad.

 

toelichting

 

In dit treasurystatuut leggen wij het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vast. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido.

 

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

 

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

 

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

 

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

 

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers niet winstgericht. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

 

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

 

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht bereiden de vakinhoudelijke thema’s het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voor.

De financiële functie adviseert wel over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente.

 

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

 

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

 

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

 

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

 

In artikel 20 lid 1 sub b van de financiële verordening is bepaald dat geen gebruik wordt gemaakt van derivaten en dit nemen wij dus ook op in dit statuut.

 

Artikel 4 lid 1

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

 

Artikel 4 lid 2

De toekomstverwachting over de renteontwikkeling kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

 

Artikel 4 lid 3

Door spreiding aan te brengen in de rente typische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

 

Artikel 5

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

 

Artikel 6

De kredietrisico’s worden beperkt doordat het voor de gemeente alleen mogelijk is geld uit te zetten bij de schatkist en bij andere decentrale overheden.

 

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

 

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning van tenminste 4 jaar waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

 

Artikel 8

Dit artikel sluit uit dat valutarisico’s worden gelopen.

 

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

 

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

 

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij worden vastgesteld.

 

Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van 5 en een maximale looptijd van 10 jaar.

 

Artikel 10

 

Uitzettingen mogen, met de invoering van het schatkistbankieren, uitsluitend nog plaatsvinden bij de schatkist of decentrale overheden (onderlinge leningen).

 

Artikel 10 lid 5 regelt de marktconformiteit ter voorkoming van mogelijke staatssteun.

 

Artikel 10 lid 6 geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere beleidsregels te stellen voor het verstrekken van geldleningen of het afgeven van gemeentegaranties.

 

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

 

Artikel 11 lid 2

Geen nadere toelichting

 

Artikel 11 lid 3

Geen nadere toelichting

 

Artikel 11 lid 4

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

 

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

 

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

 

Artikel 13 lid 1

Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen

(-courant) van de gemeente.

 

Artikel 13 lid 2

Geen nadere toelichting

 

Artikel 13 lid 3

Geen nadere toelichting

 

Artikel 14 lid 1 tot en met 7

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

 

Artikel 15 en 16.

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

 

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan het college en de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

 

Artikel 17

In artikel 17 wordt vastgelegd op welke wijze de informatievoorziening is geregeld.