Organisatie | Utrechtse Heuvelrug |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut 2019 |
Citeertitel | Treasurystatuut 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het treasurystatuut 2011.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-11-2021 | nieuwe regeling | 16-12-2019 |
De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;
Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders;
Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheden, de uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden en de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en het besluit leningvoorwaarden decentrale overheden;
Vast te stellen het Treasurystatuut 2019. Dit treasurystatuut vervangt het treasurystatuut 2011 met ingang van de datum van inwerkingtreding.
Het Treasurystatuut bevat de regels voor de uitvoering van de treasuryfunctie in de Utrechtse Heuvelrug De uitvoeringsregels zijn gebaseerd op landelijke wetgeving en de kaders die zijn vastgelegd in de financiële verordening 2017.
Wet Financiering Decentrale Overheden: stelt regels voor het te voeren financiële beleid bij decentrale overheden en de wijze waarop de toezichthouder geïnformeerd dient te worden.
Regelt de bevoegdheden van raad en college. Tevens geeft artikel 212 aan dat gemeenten verplicht zijn een financiële verordening op te stellen. In deze verordening is o.a. vastgelegd dat regels met betrekking tot de financieringsfunctie moeten zijn vastgelegd in een treasurystatuut.
Het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en gemeenten regelt de inrichting van de financiële huishouding in relatie tot het financieringsbeleid. Artikel 9 bevat bijvoorbeeld het voorschrift dat gemeenten een financieringsparagraaf moeten opnemen in de begroting en het jaarverslag.
Wet Houdbare overheidsfinanciën
Wet met als doel het beheersen van het EMU-saldo en de EMU-schuld.
Europese regelingen aangaande staatssteun
Regelingen met als doel het voorkomen van oneerlijke concurrentie tussen lidstaten.
Het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak dient aan deze regels te worden getoetst.
In deze wet is vastgelegd dat de integrale kostprijs moet worden doorberekend voor economische activiteiten en dat overheden eigen bedrijven niet mogen bevoordelen ten opzichte van concurrerende bedrijven.
Regeling Uitzetting Derivaten Decentrale Overheden; stelt regels voor het uitzetten van gelden in de vorm van belegging in waardepapieren en het aangaan van transacties in financiële derivaten.
Uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden; regelt de bepalingen omtrent kasgeldlimiet en renterisiconorm.
Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden; stelt regels voor het aangaan van geldleningen in euro’s en hoofdsom niet onderhevig aan enige vorm van indexatie.
In dit statuut wordt verstaan onder:
Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties, zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.
Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.
Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te verplaatsen zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).
Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeiten-planning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.
Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.
Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.
Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.
Liquiditeitenbeheer: Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.
Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht waaruit duidelijk het verwachte verloop van de financieringsmiddelen op korte termijn blijkt (horizon 1 jaar). Uit een dergelijke planning komt een beeld naar voren wanneer, hoeveel en voor hoelang financiering nodig is.
Rating: Oordeel over de kredietwaardigheid van een organisatie. Dit is van belang voor de inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.
Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.
Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.
Rente typische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.
Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.
Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.
Solvabiliteitsratio: De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is om aan de financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal.
Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties:
Uitzettingen: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.
Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie
De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:
Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, onderhandse leningen, obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten, waarbij de hoofdsom is gegarandeerd.
Artikel 6. Kredietrisicobeheer
Uitzettingen vinden uitsluitend plaats in het kader van de publieke taak of in het kader van de bedrijfsvoering. Uitzettingen in het kader van de bedrijfsvoering kunnen, sinds de invoering van het verplicht schatkistbankieren, enkel plaatvinden bij de schatkist of bij andere decentrale overheden (onderlinge leningen).
Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer
De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.
Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Artikel 10. Langlopende uitzettingen en gemeentegaranties
Bij elk besluit tot het verstrekken van een lening stelt het college het verschuldigde rentetarief vast. Dit rentetarief wordt gebaseerd op het rentetarief van een gelijksoortige lening bij de Bank Nederlandse Gemeenten ten tijde van de indiening van het collegevoorstel en wordt als regel verhoogd met een opslag voor administratiekosten en eventueel een opslag voor marktconformiteit. Ook bij een gemeentegarantie kan sprake zijn van een opslagpercentage voor marktconformiteit. Het college stelt bij ieder besluit de hiervoor genoemde opslagen vast.
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht (lidstaten Europese Unie en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;
Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
Artikel 14. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.
Artikel 15. Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd en stellen het college van Burgemeester en Wethouders in staat invulling te geven aan de financieringsfunctie.
Bij de uit te voeren treasury activiteiten wordt functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarde dat iedere transactie op ambtelijk niveau door minimaal twee functionarissen wordt geautoriseerd (het zogenoemde vier-ogenprincipe), de uitvoering, controle en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.
In onderstaande tabel zijn de bevoegdheden op ambtelijk niveau, waarbij een tweede autorisatie is vereist, weergegeven.
* Binnen fundament wordt een register bijgehouden waarin de onderlinge bevoegdheden en autorisaties van de adviseurs financiën nader wordt bepaald. Dit register wordt jaarlijks geautoriseerd door de themamanager fundament.
Artikel 17 Informatievoorziening
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door:
In dit treasurystatuut leggen wij het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vast. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido.
In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.
In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.
Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers niet winstgericht. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.
De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.
De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht bereiden de vakinhoudelijke thema’s het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voor.
De financiële functie adviseert wel over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente.
Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.
In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.
De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.
Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.
In artikel 20 lid 1 sub b van de financiële verordening is bepaald dat geen gebruik wordt gemaakt van derivaten en dit nemen wij dus ook op in dit statuut.
Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.
De toekomstverwachting over de renteontwikkeling kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.
Door spreiding aan te brengen in de rente typische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.
De kredietrisico’s worden beperkt doordat het voor de gemeente alleen mogelijk is geld uit te zetten bij de schatkist en bij andere decentrale overheden.
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.
Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning van tenminste 4 jaar waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.
Dit artikel sluit uit dat valutarisico’s worden gelopen.
Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.
Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.
Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij worden vastgesteld.
Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van 5 en een maximale looptijd van 10 jaar.
Uitzettingen mogen, met de invoering van het schatkistbankieren, uitsluitend nog plaatsvinden bij de schatkist of decentrale overheden (onderlinge leningen).
Artikel 10 lid 5 regelt de marktconformiteit ter voorkoming van mogelijke staatssteun.
Artikel 10 lid 6 geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere beleidsregels te stellen voor het verstrekken van geldleningen of het afgeven van gemeentegaranties.
Op het gebied van relatiebeheer beoogt treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.
Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.
Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.
Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.
Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen
Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan het college en de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
In artikel 17 wordt vastgelegd op welke wijze de informatievoorziening is geregeld.