Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drenthe

Reglement van Orde Provinciale Staten van Drenthe 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrenthe
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingReglement van Orde Provinciale Staten van Drenthe 2021
CiteertitelReglement van Orde Provinciale Staten van Drenthe 2021
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 16 van de Provinciewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022geheel gewijzigd reglement

29-09-2021

prb-2021-10233

202101933

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van Orde Provinciale Staten van Drenthe 2021

 

Provinciale Staten van Drenthe;

 

gelezen het voorstel van het Presidium van Provinciale Staten van Drenthe van 26 augustus 2021,

kenmerk 34/SG/202101933;

 

gelet op artikel 16 van de Provinciewet;

 

 

BESLUITEN:

 

 

Het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten van Drenthe en het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de commissie van de Staten 2021 geheel gewijzigd vast te stellen.

 

 

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022.

 

 

 

Provinciale Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

mevrouw mr. drs. S. Buissink, griffier

 

 

 

Assen, 29 september 2021

Kenmerk: SG/202101933

 

 

Uitgegeven: 1 november 2021

 

 

 

Reglement van Ordevoor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten

 

 

Hoofdstuk 1, Algemene bepalingen

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

 

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van Provinciale Staten of diens vervanger;

  • b.

    vice-voorzitter: de vice-voorzitter van Provinciale Staten;

  • c.

    tweede vice-voorzitter: de tweede vice-voorzitter van Provinciale Staten;

  • d.

    commissievoorzitter(s): de voorzitter(s) van de Statencommissie(s);

  • e.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerp­besluit , naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • f.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aan de orde/in behandeling zijnde amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • g.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • h.

    rondvraag: korte mondelinge vraag aan Gedeputeerde Staten en/of de commissaris van de Koning, gericht op de actualiteit;

  • i.

    interpellatie: het vragen van inlichtingen over een onderwerp dat niet op de agenda staat;

  • j.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • k.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • l.

    bijzondere commissie of werkgroep: een andere commissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet;

  • m.

    Statencommissies: commissies als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet.

 

Artikel 2, De voorzitter

 

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het Reglement van Orde;

  • d.

    hetgeen de Provinciewet of dit reglement hem verder opdraagt.

 

Artikel 3, De griffier

 

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van Provinciale Staten aanwezig.

  • 2.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door zijn of haar plaatsvervanger.

  • 3.

    Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

 

Artikel 4  

[Vervallen.]

 

Artikel 5, Het presidium

 

  • 1.

    Provinciale Staten hebben een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de vicevoorzitter , de fractievoorzitters en de voorzitter, als adviseur. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig. De vice-voorzitter van Provinciale Staten is de voorzitter van het presidium.

  • 3.

    Op de aanwijzing door Provinciale Staten van de tweede vice-voorzitter is artikel 75, eerste lid, laatste volzin, van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5a, Taken presidium

 

  • 1.

    Het presidium heeft, onverminderd de taken uit hoofde van de overige artikelen in dit of andere reglementen en verordeningen, de volgende taken.

    • a.

      In overleg met de (commissie-) voorzitters, vaststellen van de voorlopige agenda’s van de vergaderingen van de Statencommissies en van Provinciale Staten, inclusief de spreektijden.

    • b.

      Voorstellen doen over de wijze van afdoening van bij de staten of Statencommissies ingekomen stukken.

    • c.

      Jaarlijks vaststellen van het vergaderschema voor Provinciale Staten en de Statencommissies voor het komende jaar.

    • d.

      Verantwoordelijk voor het functioneren van de staten in een duaal stelsel.

    • e.

      Het beheer van de Strategische Agenda van Provinciale Staten.

    • f.

      Adviseren van Provinciale Staten in procedurekwesties en met betrekking tot een ordelijk verloop van de vergaderingen.

    • g.

      Verantwoordelijk zijn voor de aansturing van de griffier op basis van een periodiek vast te stellen en te evalueren Griffieplan.

    • h.

      Jaarlijks voeren van een klankbordgesprek met de commissaris van de Koning.

  • 2.

    Vergaderingen

    • a.

      Het presidium vergadert na de vergaderingen van de Statencommissies, op de maandag in de week die voorafgaat aan de week van de Statenvergadering. Daarnaast houdt het presidium voorafgaande aan de vergaderingen van de Statencommissies en desgewenst Provinciale Staten, een (relatief korte) digitale procedurevergadering. Hiervoor worden ook de commissievoorzitters uitgenodigd. De griffier bereidt de vergaderingen van het presidium voor en stelt de agenda op.

    • b.

      De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar. Indien het presidium het nodig acht, kunnen derden uitgenodigd worden om aan de vergadering deel te nemen.

    • c.

      Indien de voorzitter van het presidium of een van de leden dit nodig oordeelt, vindt een extra vergadering plaats. Deze extra vergadering dient minimaal 48 uur tevoren aan alle leden van het presidium bekendgemaakt te worden.

  • 3.

    Quorum

    • a.

      De leden van het presidium kunnen zich laten vervangen door een ander lid van de fractie.

    • b.

      Het presidium vergadert uitsluitend indien meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

    • c.

      Indien het quorum niet toereikend is, bepaalt de voorzitter van het presidium een nieuw vergadertijdstip in dezelfde week.

  • 4.

    Besluitvorming en verslag

    • a.

      Het presidium neemt beslissingen zoveel mogelijk met instemming van alle leden.

    • b.

      Indien een stemming noodzakelijk is, besluit het Presidium met meerderheid van stemmen.

    • c.

      Indien de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter van het presidium de doorslag.

    • d.

      De adviezen, de besluiten en het verslag van het presidium zijn openbaar, tenzij de vertrouwelijkheid van het onderwerp zich daartegen verzet. Dit ter beoordeling van het presidium.

    • e.

      Het verslag van een vergadering van het presidium bevat een zakelijke samenvatting van het besprokene.

  • 5.

    Verantwoording

    Het presidium is voor zijn handelingen en zijn beleid verantwoording schuldig aan Provinciale Staten en geeft hen alle verlangde inlichtingen ter zake.

 

Artikel 5b Instellen bijzondere commissies en werkgroepen

 

Het presidium is bevoegd tot het instellen van een bijzondere commissie of werkgroep ter behartiging van aan deze bijzondere commissie of werkgroep opgedragen concrete taken of onderwerpen.

 

Artikel 6, Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

 

  • 1.

    Bij aanvang van de statenperiode benoemen Provinciale Staten de leden van de commissie voor de geloofsbrieven. Per fractie wordt maximaal één vertegenwoordiger voorgedragen en benoemd.

  • 2.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van Provinciale Staten onderzoekt een vertegenwoordiging van drie leden van de commissie, zoals genoemd in lid 1, voorafgaande aan de Statenvergadering waarin de eed of de verklaring en belofte door de benoemde (of benoemden) wordt afgelegd, tijdig de geloofsbrieven Daarbij gaan zij namens de commissie na, of de benoemde (of benoemden) aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet (of voldoen) en of er geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekkingen worden vervuld.

  • 3.

    Hierover rapporteren zij namens de commissie aan Provinciale Staten, onder vermelding van eventuele minderheidsstandpunten, tijdens de vergadering als genoemd in lid 2.

 

Artikel 7, Fracties

 

  • 1.

    De leden van Provinciale Staten, die door het Centraal Stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de eerste vergadering in de nieuwe statenperiode als 1 fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in Provinciale Staten deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van Provinciale Staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in Provinciale Staten wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

    • a.

      Indien:

      • 1.

        1 of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • 2.

        2 of meer fracties als 1 fractie gaan optreden;

      • 3.

        1 of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b.

      Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten na de mededeling daarvan.

 

Hoofdstuk 3, Vergaderingen

Paragraaf 1, Vergaderschema; voorbereidingen

Artikel 8, Vergaderschema

 

  • 1.

    Het presidium stelt voor aanvang van ieder kalenderjaar een vergaderschema op waarop de reguliere vergaderingen van Provinciale Staten staan vermeld.

  • 2.

    Daarnaast kunnen desgewenst extra vergaderingen plaatsvinden.

Artikel 9, Oproep

 

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste 8 dagen voor een vergadering de leden van Provinciale Staten een digitale oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering en voorzien van de voorlopige agenda van de vergadering.

  • 2.

    De bijbehorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd bekend gemaakt via het stateninformatiesysteem.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden deze agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergaderingbekend gemaakt via het stateninformatiesysteem.

Artikel 10, Agenda

 

  • 1.

    Voordat de oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvulling op de voorlopige agenda vaststellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stellen Provinciale Staten de agenda vast. Op voorstel van een lid van Provinciale Staten of de voorzitter kunnen Provinciale Staten bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Een voorstel van een lid voor toevoeging van een onderwerp aan de agenda wordt uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering, onder aanduiding van het onderwerp en motivatie voor agendering, bij de voorzitter gemeld, met uitzondering van moties zoals genoemd in artikel 36, vierde lid.

  • 4.

    Op voorstel van een lid van Provinciale Staten of van de voorzitter kunnen Provinciale Staten de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11, De gedeputeerde

 

De gedeputeerden kunnen aanwezig zijn bij de vergadering. Zij kunnen op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen deelnemen.

 

Artikel 12, Ter inzage leggen van stukken

 

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of de voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor een ieder bij de Statengriffie ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de oproep aanvullend stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van Provinciale Staten.

  • 2.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van Provinciale Staten inzage.

Artikel 13, Openbare kennisgeving

 

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging in 1 of meer dag­, nieuws­ of huis­aan­ huisbladen en door plaatsing op de op de website van Provinciale Staten en op die van de provincie Drenthe ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar eenieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Artikel 14, Presentielijst

 

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van Provinciale Staten onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

 

Artikel 15, Zitplaatsen

 

  • 1.

    De voorzitter, de leden van Provinciale Staten en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium, bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van Provinciale Staten aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de gedeputeerden en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16, Opening vergadering; quorum

 

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Provinciewet.

Artikel 17  

[Vervallen.]

 

Artikel 18, Videoverslag en besluitenlijst

 

  • 1.

    Het videoverslag van elke openbare vergadering is binnen 3 werkdagen te raadplegen via de website van Provinciale Staten.

  • 2.

    De ontwerp-besluitenlijst van de vergadering wordt zo spoedig mogelijk aan de leden van Provinciale Staten, de voorzitter en aan de gedeputeerden toegezonden.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de gedeputeerden en de griffier hebben het recht een voorstel tot wijziging aan Provinciale Staten te doen, indien de ontwerp-besluitenlijst, inclusief toezeggingen, onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen is toegezegd of besloten. Zij kunnen binnen 8 dagen na ontvangst van de ontwerp-besluitenlijst bij de griffier een voorstel tot wijziging doen.

  • 4.

    De besluitenlijst als bedoeld in het vorige lid wordt aan het begin van de volgende vergadering vastgesteld.

  • 5.

    De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die (gedeeltelijk) afwezig waren, aan- en afwezige gedeputeerden en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een overzicht van de uitslag van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de leden van de fracties die voor­ of tegen stemden, onder aantekening van de leden van de fracties die zich overeenkomstig de Provinciewet van stemming hebben onthouden. Indien een fractie verdeeld stemde, wordt dit eveneens aangetekend, met vermelding van de leden van de fractie die hebben tegen gestemd.

    • d.

      een lijst van de in de vergadering gedane toezeggingen.

  • 6.

    De tekst van de ter vergadering ingediende moties, amendementen en subamendementen wordt als bijlage bij de ontwerp-besluitenlijst gevoegd.

  • 7.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 19, Status stukken

 

  • 1.

    Het presidium plaatst waar mogelijk voorstellen rechtstreeks als hamerstuk op de voorlopige agenda van de Provinciale Statenvergadering. Deze worden daarmee niet in de Statencommissie behandeld.

  • 2.

    Naar aanleiding van de beraadslaging in de Statencommissies voorziet het presidium de voorgedragen zaken van een voorlopige A­status (hamerstuk) of B­status (bespreekstuk).

  • 3.

    Het presidium wijzigt de status van een stuk indien:

    • a.

      het stuk een voorlopige A­-status heeft en 1 of meer leden van de Statencommissie aangeven dat zij de wijziging naar de B-status van het stuk gewenst achten;

    • b.

      het stuk een voorlopige B-­status heeft en de Statencommissie unaniem van mening is dat het stuk de A-status kan krijgen.

  • 4.

    De lijst van hamerstukken, zoals na behandeling en advisering door de Statencommissies door het presidium vast te stellen, kent 2 categoriën:

    • a.

      hamerstuk (met algemene stemmen aan te nemen);

    • b.

      hamerstuk met stemverklaring (enkelvoudige inhoudelijke toelichting op de uit te brengen stem en/of de verklaring van de tegenstem van een fractie).

Artikel 20, Ingekomen stukken

 

  • 1.

    Bij Provinciale Staten ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van Provinciale Staten toegezonden en bij de agenda gevoegd. De betrokken documenten worden via het Stateninformatiesysteem gepubliceerd.

  • 2.

    Het presidium kan beslissen bij Provinciale Staten ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen stukken te plaatsen. Dit geldt voor stukken waarvan duidelijk is dat deze ter kennisneming zijn gezonden en waarvan de leden reeds kennis hebben kunnen nemen en voor stukken die onbegrijpelijk en/of beledigend zijn.

  • 3.

    Op voorstel van het presidium stellen Provinciale Staten de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast nadat de besluitenlijst is vastgesteld.

  • 4.

    Over een ingekomen stuk kan door een fractie schriftelijk een enkelvoudige, informatieve vraag worden gesteld.

    • a.

      deze wordt ten behoeve van de voorbereiding via de griffie minimaal 24 uur voorafgaand aan de vergadering per e-mail ingediend (dinsdag 09.00 uur).

    • b.

      de gedeputeerde doet deze waar mogelijk met een korte mondelinge mededeling ter vergadering af. Is schriftelijke beantwoording gewenst, dan wordt de vraag op de lijst van toezeggingen geplaats.

  • 5.

    Voor inhoudelijke bespreking wordt een ingekomen stuk desgewenst geagendeerd voor een volgende vergadering tenzij een stuk een voorhangprocedure betreft.

 

Artikel 20a, Spreektijden

 

  • 1.

    Het presidium bepaalt de behandelduur van elk agendapunt afzonderlijk en de spreektijden (in eerste en tweede termijn) en vermeldt deze op de voorlopige agenda voor de statenleden.

  • 2.

    Bij de behandeling van initiatiefvoorstellen wordt de spreektijd van de initiatiefnemer gelijkgesteld aan die van Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de agenda kan een lid of meerdere leden met redenen omkleed een voorstel doen om de door het presidium aangegeven totale behandelduur, te wijzigen.

  • 4.

    De voorzitter beslist op dit voorstel.

  • 5.

    De voorzitter is verantwoordelijk voor handhaving van de spreektijden. Dit doet hij naar redelijkheid en billijkheid.

Artikel 21 Spreekregels

 

  • 1.

    De leden van Provinciale Staten en overige aanwezigen spreken vanaf het katheder en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter kan in verband met de korte duur ontheffing verlenen voor het spreken vanaf het katheder.

  • 3.

    De leden van Provinciale Staten die een interruptie willen plegen, benutten hiervoor de interruptiemicrofoons.

  • 4.

    De voorzitter kan de leden van Provinciale Staten en de overige aanwezigen toestemming verlenen vanaf een andere plaats te spreken.

Artikel 22, Volgorde sprekers

 

  • 1.

    Een lid van Provinciale Staten en een gedeputeerde voeren het woord, na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    Als de leden het woord willen voeren over de op de agenda vermelde onderwerpen, dienen zij zich voor de opening van de vergadering op de daartoe bestemde sprekerslijst in te schrijven. De voorzitter verleent de leden het woord in volgorde van aanmelding, tenzij de vergadering anders besluit. Bij door het presidium aan te wijzen majeure onderwerpen, wordt een daarbij vast te stellen andere volgorde gehanteerd.

Artikel 23, Spreektermijnen

 

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste 2 termijnen, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Tijdens de beraadslaging over een onderwerp of voorstel heeft iedere fractie in principe één woordvoerder.

  • 5.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

Artikel 24  

[Vervallen]

 

Artikel 25, Handhaving orde; schorsing

 

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid van Provinciale Staten of een lid van het college hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en ­ indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord ­ de vergadering sluiten.

Artikel 26, Beraadslaging

 

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter of een lid van Provinciale Staten beslissen om over 1 of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van Provinciale Staten of op voorstel van de voorzitter kunnen Provinciale Staten besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

 

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van Provinciale Staten, de gedeputeerde, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of 1 van de leden van Provinciale Staten genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 28, Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging maar voordat Provinciale Staten tot stemming overgaan, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

 

Artikel 29, Besluit

 

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 2.

    Tenzij geen stemming wordt gevraagd, vindt, nadat de beraadslaging is gesloten en na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan in zijn geheel luidt. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor het te nemen besluit.

 

Paragraaf 3, Procedures bij stemmingen

Artikel 30, Stemming over zaken

 

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aangenomen. Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling, onder toevoeging van de wijze van stemmen (elektronisch, bij hand op steken of hoofdelijk).

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Ten behoeve van de gevraagde hoofdelijke stemming roept de griffier de leden van Provinciale Staten bij naam op, om hun stem uit te brengen.

  • 4.

    De stemming begint bij het lid van wie de naam door de voorzitter bij loting wordt aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Provinciewet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming brengen de leden hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31, Stemming over amendementen en moties

 

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  • 5.

    Moties worden in stemming gebracht, tenzij deze door de indiener(s) ter vergadering worden teruggetrokken. In dat geval is er door Provinciale Staten geen besluit genomen.

Artikel 32, Stemming over personen

 

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Provinciewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op 1 briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30, lid 1, van de Provinciewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht, die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan 1 naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslissen Provinciale Staten, op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33, Herstemming over personen

 

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen 2 personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan 2 personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke 2 personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34, Beslissing door het lot

 

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter 1 van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

 

Hoofdstuk 4, Rechten van leden

Artikel 35, Amendementen

 

  • 1.

    Ieder lid van Provinciale Staten kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in 1 of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van Provinciale Staten, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en na voorlezing door de indiener aan de voorzitter worden overhandigd, tenzij de voorzitter ­ met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde ­ oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door Provinciale Staten heeft plaatsgevonden.

Artikel 36, Moties

 

  • 1.

    Ieder lid van Provinciale Staten kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk worden ingediend en na voorlezing door de indiener, aan de voorzitter worden overhandigd. Een motie wordt bij voorkeur in tweede termijn ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een actuele en urgente motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp (een motie ‘vreemd aan de orde van de dag’), vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 37, Voorstellen van orde

 

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van Provinciale Staten kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslissen Provinciale Staten terstond.

Artikel 38, Voorstel Provinciale Staten

 

  • 1.

    Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in Provinciale Staten kan worden ingediend door:

    • a.

      het presidium, voor zover het taken betreft die uit dit of andere reglementen en verordeningen volgen;

    • b.

      een bijzondere commissie of werkgroep, voor zover het een onderwerp betreft dat deze bijzondere commissie of werkgroep aangaat.

  • 2.

    Een voorstel moet om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De voorzitter legt het voorstel voor aan het presidium dat vervolgens beslist over de agendering in de eerstvolgende vergadering van een Statencommissie of in de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten, tenzij de oproep van de desbetreffende vergadering reeds verzonden is. In dat laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende (commissie)vergadering geplaatst.

Artikel 38a, Initiatiefvoorstel

 

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    De voorzitter legt het initiatiefvoorstel voor aan het presidium dat vervolgens beslist over de agendering in de eerstvolgende vergadering van een statencommissie of in de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten, tenzij de oproep van de desbetreffende vergadering reeds verzonden is. In dat laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende (commissie)vergadering geplaatst.

  • 3.

    In bijzondere gevallen kan het presidium, indien hem de behandeling urgent voorkomt, afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

  • 4.

    De Statencommissie kan adviseren het voorstel verder niet in behandeling te nemen, tenzij het voorstel een verordening betreft.

  • 5.

    Provinciale Staten kunnen voorwaarden stellen aan de indiening en de behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 6.

    Provinciale Staten nemen geen besluit over een voorstel dan nadat Gedeputeerde Staten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van de staten te brengen.

Artikel 39, Voorstel Gedeputeerde Staten

 

  • 1.

    Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten, dat vermeld staat op de agenda van de vergadering van Provinciale Staten, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van Provinciale Staten.

  • 2.

    Indien Provinciale Staten van oordeel zijn dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan Gedeputeerde Staten moet worden gezonden, bepalen Provinciale Staten in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40, Interpellatie

 

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van Provinciale Staten en de gedeputeerden. Hierna wordt het verzoek op de website van Provinciale Staten gepubliceerd. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek, wordt het verzoek in stemming gebracht. Provinciale Staten bepalen op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

Artikel 41, Schriftelijke vragen

 

  • 1.

    De schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2.

    De vragen worden bij de voorzitter van Provinciale Staten ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten worden gebracht. Hierna worden de vragen op de website van Provinciale Staten gepubliceerd.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt de commissaris van de Koning of het verantwoordelijk lid van Gedeputeerde Staten de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De schriftelijke antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van Gedeputeerde Staten aan de leden van Provinciale Staten toegezonden en op de Lijst van ingekomen stukken geplaatst.

  • 5.

    De vragen en de antwoorden worden gelijktijdig met de stukken, als bedoeld in artikel 20, aan de leden van Provinciale Staten toegezonden.

  • 6.

    De vragensteller kan na de schriftelijke beantwoording, in de eerstvolgende statenvergadering omtrent het door de commissaris van de Koning of door Gedeputeerde Staten gegeven antwoord een enkele verhelderende vraag stellen. Voor nadere bespreking verzoekt deze bij bespreking van de LIS om agendering in de eerstvolgende commissievergadering.

Artikel 42, Rondvraag

 

  • 1.

    Aan het begin van de vergadering van Provinciale Staten is er een rondvraag.

  • 2.

    Het lid van Provinciale Staten dat tijdens de rondvraag vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp en de te stellen vragen ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter kan in overleg met de griffier de vergadering voorstellen de behandeling van een onderwerp tijdens de rondvraag niet toe te staan.

  • 4.

    De voorzitter brengt het onderwerp van de vragen voorafgaand aan de vergadering ter kennis van Gedeputeerde Staten en de leden van Provinciale Staten en maakt het onderwerp van de vragen openbaar via de website van Provinciale Staten.

  • 5.

    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens de rondvraag aan de orde worden gesteld.

  • 6.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om maximaal 2 vragen aan Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning te stellen.

  • 7.

    Na de beantwoording door Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning krijgt de vragensteller desgewenst het woord om een enkele aanvullende vraag te stellen.

  • 8.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van Provinciale Staten het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan Gedeputeerde Staten ook een enkele aanvullende vraag te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 9.

    Tijdens de rondvraag kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 43  

[Vervallen.]

Artikel 44  

[Vervallen.]

 

Hoofdstuk 5, Begroting en rekening

Artikel 45, Procedure begroting

 

Onverminderd het bepaalde in de Provinciewet geschiedt de voorbereiding, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die Provinciale Staten vaststellen.

 

Artikel 46, Procedure jaarrekening

 

Onverminderd het bepaalde in de Provinciewet geschiedt de voorbereiding en de vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede het nemen van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die Provinciale Staten vaststellen.

 

Hoofdstuk 6, Vertegenwoordiging bij verbonden partijen

Artikel 47, Verslag; verantwoording

 

  • 1.

    Een lid van Provinciale Staten, of in voorkomende gevallen een gedeputeerde of de commissaris van de Koning, dat of die door Provinciale Staten is aangewezen als vertegenwoordiger bij een verbonden partij, heeft het recht binnen de vergadering van de staten verslag te doen over zaken die in het desbetreffende orgaan aan de orde zijn.

  • 2.

    Voor door de staten gewenste bespreking van dit verslag, kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende Statencommissie.

Artikel 48, Algemeen

 

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 49, Geheimhouding

 

Voor de afloop van de besloten vergadering besluiten Provinciale Staten, overeenkomstig artikel 25 van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Provinciale Staten kunnen besluiten de geheimhouding op te heffen.

 

Artikel 50, Opheffing geheimhouding

 

Indien Provinciale Staten op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 91, tweede en derde lid, van de Provinciewet, voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

Artikel 51, Verslag

 

  • 1.

    Van een besloten vergadering wordt geen videoverslag gemaakt, maar een schriftelijk, woordelijk verslag.

  • 2.

    Het verslag als bedoeld in het eerste lid ligt uitsluitend voor de leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten ter inzage bij de griffier.

  • 3.

    Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering nemen Provinciale Staten een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 4.

    Indien Provinciale Staten besluiten het verslag openbaar te maken, wordt dit verslag via de website van Provinciale Staten gepubliceerd.

 

Hoofdstuk 8, Toehoorders en pers

Artikel 52, Toehoorders en pers

 

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed­ of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

 

Artikel 53, Geluid- en beeldregistraties

 

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de statenvergadering geluid­ dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

 

Artikel 54  

[Vervallen.]

 

Hoofdstuk 9, Slotbepalingen

Artikel 55, Uitleg reglement

 

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslissen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 56, Inwerkingtreding

 

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    Het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 29 september 2021 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 14 december 2016, nummer 2017-308, Provinciaal blad nummer 642 van 16 februari 2017 wordt ingetrokken.

 

 

Toelichting op Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten

 

Hoofdstuk 1, Algemene bepaling

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

Artikel 1 onder b en c ziet op de vice- en tweede vicevoorzitter van de staten. Het voorzitterschap van de vergaderingen bepaalt mede de kwaliteit van de vergaderingen. Aan het voorzitterschap worden daarmee professionele eisen gesteld. Om die reden vindt aan de hand van het door het presidium vastgestelde profielschetsen selectie plaats van de vice- en tweede vicevoorzitter van de staten en de commissievoorzitters. Het presidium bepaalt de procedure; alle statenleden, los van de fractie waarvan zij deel uitmaken, komen voor de genoemde functies in aanmerking.

 

De vicevoorzitter is q.q. tevens voorzitter van het presidium. De tweede vicevoorzitter vervangt de vicevoorzitter (alleen) in de Statenvergaderingen. De tweede vicevoorzitter is geen fractievoorzitter.

 

Artikel 2, De voorzitter

De commissaris van de Koning is voorzitter van Provinciale Staten. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Provinciewet schrijven dit dwingend voor.

 

In artikel 75, eerste lid, van de Provinciewet is bepaald dat het langstzittende lid van Provinciale Staten het voorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de commissaris van de Koning. Als meer statenleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het voorzitterschap waarneemt. Daarnaast hebben Provinciale Staten de mogelijkheid zelf de waarnemer te bepalen. Hiervan wordt gebruik gemaakt.

 

De commissaris van de Koning heeft het recht op grond van artikel 21, lid 1 van de Provinciewet in de vergadering van Provinciale Staten aan de beraadslaging deel te nemen.

 

Artikel 3, De griffier

De Provinciewet eist dat Provinciale Staten de vervanging van de griffier regelen (artikel 104d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 van de Provinciewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

 

Artikel 5, Het presidium

Het presidium vervult een rol bij de voorbereiding van de statenvergadering. Dan gaat het om:

  • 1.

    het opstellen van een vergaderschema (artikel 8);

  • 2.

    het vaststellen van de voorlopige agenda (artikel 10);

  • 3.

    de uitnodiging van gedeputeerden (artikel 11);

  • 4.

    betrokkenheid bij de indeling van de zitplaatsen (artikel 15);

  • 5.

    vaststelling van de status van de stukken (artikel 19);

  • 6.

    plaatsing van ingekomen stukken op de lijst (artikel 20)

  • 7.

    betrokkenheid bij de weigering om een onderwerp in de rondvraag aan de orde te stellen (artikel 42).

 

Op het voorblad van een statenvoorstel wordt de groep vermeld van die het voorstel inhoudelijk afkomstig is. De voorzitter daarvan geeft desgewenst een inhoudelijke toelichting op het stuk in de commissievergadering. Het politieke debat over het voorstel vindt – voor zover gewenst – plaats niet met de (voorzitter van de) werkgroep maar tussen de fracties onderling.

Via het presidium kunnen inwonersinitiatieven, zoals bedoeld in statenvoorstel 2018-827, geagendeerd worden voor de vergadering van Provinciale Staten, voor zover die binnen de kaders van de Verordening agenderingsrecht inwoners van Drenthe zijn ingediend.

 

Andere taken van het presidium worden weergegeven in artikel 5a, Reglement van Orde presidium.

 

Artikel 5a, Taken presidium

In dit artikel staan voorschriften met betrekking tot de taken, werkwijze en orde van de vergaderingen van het presidium. Deze zijn niet limitatief. In het Reglement van Orde maar ook in andere reglementen en verordeningen worden door het presidium taken en bevoegdheden opgedragen.

 

Lid 1

Sub a

Via het presidium worden inwonersinitiatieven, zoals bedoeld in statenvoorstel 2018-827, geagendeerd voor de vergadering van Provinciale Staten, voor zover die binnen de kaders van de Verordening agenderingsrecht inwoners van Drenthe zijn ingediend.

 

Aanbieden voorstellen door derden, ter agendering door het presidium

De wijze van aanbieden van statenvoorstellen ter agendering in de Statencommissies en Provinciale Staten kent (uitsluitend) twee mogelijke varianten: Gedeputeerde Staten bieden een statenvoorstel aan of het presidium biedt een statenvoorstel aan.

 

De inhoudelijke verantwoordelijkheid voor voorgedragen zaken kan echter bij verschillende partijen liggen.

 

Naast bijvoorbeeld het college van Gedeputeerde Staten (GS-voorstel) en Statenleden (initiatiefvoorstel), kan een voorstel inhoudelijk ook van het presidium, of van een bijzondere commissie dan wel een werkgroep afkomstig zijn. Op 29 juni 2020 is door het presidium ingestemd met een memo van de CvO en de daarin omschreven werkwijze/taakafbakening. Voor zover het voorstel is voorbereid door bijvoorbeeld de Commissie van onderzoek of de werkgroep programmabegroting, dan wordt dit in het statenvoorstel vermeld. Hiermee is voor de statenleden duidelijk wie aanspreekpunt is bij de behandeling van het stuk (beraadslagingen). De voorzitter daarvan geeft desgewenst een inhoudelijke toelichting op het stuk in de commissievergadering. Het politieke debat over het voorstel vindt – voor zover gewenst - plaats niet met de (voorzitter van de) werkgroep maar tussen de fracties onderling.

 

De rol van de voorzitter tijdens de PS-vergaderingen ziet mede op het gepast handhaven van de spreektijden, rekening houdend met bijvoorbeeld de indiening van moties. Het betreft spreektijden in de eerste en tweede termijn.

 

Sub d en e

Ten behoeve van de stimulering van de provinciale democratie (het duale stelsel) stelt het presidium o.a. de Strategische agenda van Provinciale Staten vast en beheert deze. Hierin opgenomen is de eigen langere termijn werkagenda om het functioneren van het Drents parlement (als bestuursorgaan) te verbeteren. Het college biedt daarvoor de Staten een actuele Lange Termijn Agenda aan (vormvrij).

Het presidium beoordeelt de beslisrijpheid van voor agendering ontvangen voorstellen.

 

Sub g

Periodiek (vierjaarlijks) stelt het presidium op voorstel van de griffier het Griffieplan vast. Dit wordt halverwege de statenperiode geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Op basis van dit plan stuurt het presidium de griffier aan. De werkgeverscommissie is door Provinciale Staten gemandateerd voor alle rechtspositionele handelingen ten aanzien van de griffier m.u.v. besluiten tot benoeming, aanstelling, schorsing, ontslag en disciplinaire maatregelen. Ook voor deze handelingen vormt het Griffieplan de basis.

 

Sub h

Jaarlijks voert (een afvaardiging van) het presidium een klankbordgesprek met de commissaris van de Koning. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontvangt het verslag van dit (vertrouwelijke) gesprek. Zie voor meer informatie: Circulaire benoeming, klankbordgesprekken en herbenoeming burgemeester, 2017 en Handreiking benoeming, herbenoeming, klankbordgesprekken en afscheid burgemeesters, 2020 (publicatie van het Ministerie van BZK).

 

Lid 2

Zie tevens artikel 19 van dit Reglement (Status stukken).

 

Sub a

Ten behoeve van het ordelijke verloop van de vergaderingen en de onderlinge afstemming tussen (fractie-)voorzitters o.a. de voorlopige agenda’s (kunnen) worden geactualiseerd, spreektijden worden vastgesteld en andere onderwerpen kunnen worden besproken.

De reguliere presidiumvergadering kan hierdoor primair worden benut voor de bespreking van inhoudelijke voorstellen, evaluaties etc.

 

Lid 3

Sub a

Bij wijze van uitzondering kunnen voorzitters van eenmansfracties zich laten vervangen door een bijzonder commissielid.

 

Artikel 6, Onderzoek geloofsbrieven

Op basis van de uitslag van gehouden verkiezingen benoemt het Centraal Stembureau (i.c. Assen) de nieuwe leden van Provinciale Staten. Bij een tussentijdse vacaturevervulling benoemt het Centraal Stembureau aan de hand van de kandidatenlijst van de fractie die het betreft, het nieuwe Statenlid. Vervolgens moeten de nieuwe leden door Provinciale Staten worden toegelaten. Hiervoor dienen Provinciale Staten op grond van de Kieswet de zogenaamde geloofsbrieven te onderzoeken.

 

Geloofsbrieven zijn stukken waar uit moet blijken dat iemand voldoet aan de wettelijke eisen voor het lidmaatschap van een vertegenwoordigend lichaam, in dit geval Provinciale Staten. Met het onderzoek van deze stukken wordt een speciale commissie vanuit de staten belast: de commissie voor de geloofsbrieven.

 

Bij aanvang van de statenperiode benoemen Provinciale Staten de leden van de commissie, waarbij iedere fractie maximaal één lid voordraagt voor benoeming. Bij elke benoeming nodigt de Statengriffie drie leden van de commissie uit om namens de commissie het benodigde onderzoek te doen. Ten behoeve van de objectiviteit en zuiverheid, ook naar buiten toe, is daarbij vuistregel dat leden worden uitgenodigd uit andere fracties dan die van de benoemde. Tevens vindt roulatie plaats.

 

De vertegenwoordiging verricht zijn onderzoek tijdig en voorafgaand aan de statenvergadering waarin de benoemde de eed of de verklaring en belofte aflegt. Doel hiervan is dat er voldoende tijd en gelegenheid is voor de uitvoering van het onderzoek. Bij de rapportage aan Provinciale Staten hebben de leden recht op vermelding van een minderheidsstandpunt.

 

Stukken die een gekozene moet overleggen om aan te tonen dat hij of zij lid mag worden, zijn:

  • 1.

    een verklaring dat geen functies worden bekleed die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van Provinciale Staten;

  • 2.

    een verklaring dat de vereiste leeftijd is bereikt (18 jaar);

  • 3.

    een verklaring omtrent de Nederlandse nationaliteit.

 

De inhoud van het onderzoek (lid 2) is vastgelegd in afdeling IV artikel V lid 1 Kieswet.

 

Onderscheid moet hierbij worden gemaakt tussen onverenigbare en ongewenste nevenfuncties. Hierover is in de Provinciewet een aantal bepalingen opgenomen: artikel 11 (nevenfuncties statenleden), 13 (incompatibiliteiten statenlidmaatschap), 15 (verboden handelingen statenleden), 35c (incompatibiliteiten gedeputeerde) en artikel 40b (nevenfuncties gedeputeerde).

 

De commissie voor de geloofsbrieven rapporteert aan de staten ten behoeve van (onmiddellijke) besluitvorming over de toelaatbaarheid van een benoemd lid.

 

In geval van geheel nieuwe staten vindt de toelating plaats door de oude staten, in hun laatste vergadering. Deze vindt plaats voorafgaande aan de vergadering waarin de eed of de verklaring en de belofte worden afgelegd. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling vindt toelating plaats in dezelfde vergadering waarin de eed of de verklaring en de belofte wordt afgelegd.

 

Artikel 7, Fracties

De Provinciewet kent het begrip ‘fractie’ niet, maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in Provinciale Staten vertegenwoordigde groeperingen. In de publicatie Gemeentewet/Provinciewet, Tekst & Commentaar, achtste druk (2015) wordt vermeld dat met ‘vertegenwoordigde groeperingen’ de ‘fracties’ worden bedoeld. Ten behoeve van dit Reglement wordt het begrip ‘fractie’ hier gedefinieerd. In overige relevante regelingen van Provinciale Staten van Drenthe wordt hierbij aangesloten.

 

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste vergadering van Provinciale Staten plaats. Bij de aanvang van deze vergadering worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van Provinciale Staten de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in Provinciale Staten en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

Is onder een lijstnummer slechts 1 lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

 

 

Hoofdstuk 2, Toelating van nieuwe leden; fracties

Paragraaf 2, Orde der vergadering

Artikel 14, Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Provinciewet.

 

Artikel 15, Zitplaatsen

Het presidium regelt de plaatsing van de leden bij aanvang van iedere zittingsperiode. Als regel gebeurt dit door aan een fractie een groep zitplaatsen toe te wijzen en de verdeling aan haar over te laten.

 

Artikel 16, Opening vergadering/quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende statenleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Provinciewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

 

Artikel 18, Videoverslag en besluitenlijst

De verslaglegging vindt plaats door middel van een integraal verslag in beeld en geluid, dat via de website van Provinciale Staten te raadplegen is, en een besluitenlijst, waarin kort de besluiten, toezeggingen en verdere afspraken worden weergegeven.

De ontwerp-besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering aan de Statenleden toegezonden. De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Het is aan de Staten om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de Staten de besluitenlijst vaststelt.

 

Artikel 19, Status stukken

Lid 1. 

Het presidium plaatst waar mogelijk voorstellen rechtstreeks als hamerstuk op de voorlopige agenda van de PS-vergadering. Dit betreft voorstellen die geen beraadslaging vergen, zoals de vaststelling van de fractievergoedingen.

 

Lid 2

Het presidium voorziet de aan de vergadering van Provinciale Staten voorgedragen zaken van een voorlopige A­ of B­status (hamerstuk respectievelijk bespreekstuk). De voorlopige status van een stuk wordt op de agenda voor de vergadering van Provinciale Staten vermeld, op basis van het desbetreffende advies van de Statencommissie.

 

Lid 3

De wijziging van status van B naar A gebeurt op basis van unanimiteit binnen de commissie.

In het geval het om een A­stuk gaat en één of meer commissieleden aangeven dat zij het stuk in de statenvergadering willen bespreken, wordt de status van het stuk veranderd in B.

 

Lid 4

Ten behoeve van efficiënt vergaderen en het voorkomen van herhaling van de discussie van de commissies in de Statenvergadering, bestaat de Lijst van hamerstukken die als zodanig wordt geagendeerd. De opties in deze lijst bieden de mogelijkheid voor een fractie (nogmaals) een korte toelichting op de eigen stem te geven en/of vast te laten leggen tegen te hebben gestemd.

Lid 4, onder 2: Het betreft hier een stemverklaring bij hamerstukken. Voor stemverklaringen na beraadslagingen zie artikel 28.

 

Het presidium besluit in alle gevallen over de agendering.

 

Artikel 20, Ingekomen stukken

Omtrent de (aan de staten gerichte) ingekomen stukken (van derden en/of het college van Gedeputeerde Staten) worden, m.u.v. de voorhangprocedures, alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken verklaart de voorzitter buiten de orde. Technische vragen worden vooraf gesteld en beantwoord. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. Voor inhoudelijke bespreking wordt een ingekomen stuk desgewenst geagendeerd voor een volgende vergadering tenzij een stuk een voorhangprocedure betreft. Hiervoor levert de fractie die het aangaat tijdig een onderbouwing aan bij het presidium waarin onder andere wordt ingegaan op de bevoegdheid van Provinciale Staten terzake, de motivatie van agendering en te stellen vragen aan de andere fracties en aan het college van Gedeputeerde Staten. Op grond van de onderbouwing besluit het presidium al dan niet tot agendering.

 

Bij wijze van uitzondering kunnen korte technische vragen mondeling worden gesteld.

 

Lid 5

Het college draagt, gelet op het ‘spoedkarakter’ van deze regeling, zorg voor een in de ogen van de staten voldoende informatievoorziening, zoals passend bij de procedure en de te maken afwegingen: er wordt een financiële onderbouwing en projectplan bijgeleverd.

Gebruikelijk dingen de Staten mondeling een zienswijze in op bijvoorbeeld een conceptbegroting of ander (financieel) voorstel van een verbonden partij. Dit doen de Staten door het voorstel in de desbetreffende Statencommissie te bespreken. Als bijvoorbeeld een voorstel gevoelig ligt (binnen de verbonden partij) kan in dat geval de zienswijze (gezamenlijk) schrifteijke worden vastgesteld. Wanneer er in een Statencommissie de behoefte bestaat aan deze gezamelijke schriftelijke zienswijze deze in concept zal worden voorgelegd in de eerstvolgende Statenvergadering. In dat geval zal Gedeputeerde Staten tussentijds, na de bespreking in de commissie, dit voorstel opstellen.

Voor een goede uitvoering van de voorhangprocedure worden de zogenaamde ‘voorhang’-brieven behandelt als ingekomen stuk, met het advies: er zijn geen bedenkingen. Bij de behandeling van de ingekomen stukken kan een commissielid zijn/haar bedenkingen uiten. Wordt het woord niet gevraagd, dan zijn er geen bedenkingen en kan het college verder met de subsidietoekenning.

 

Artikel 21, Spreekregels

Opzet van het gebruik van de interruptiemicrofoons is de bevordering van het debat. Ontheffing van dit gebruik vindt uitsluitend plaats in verband met de korte duur, dat wil zeggen indien deze minder tijd beslaat dan het door betrokken statenlid plaatsnemen achter de interruptiemicrofoon.

 

Artikel 22, Volgorde sprekers

het inschrijven als spreker voor een agendapunt vóór aanvang van de vergadering is aan de orde voor onderwerpen die op de agenda of aanvullende agenda zijn vermeld. De bepaling geldt niet voor onderwerpen die kort voor de vergadering, of ter vergadering, door de leden aan de agenda worden toegevoegd. De voorzitter zal in dat geval bij de behandeling van het desbetreffende onderwerp inventariseren wie van de leden of overige aanwezigen het woord wenst te voeren.

 

In beginsel volgt de voorzitter de sprekerslijst tenzij de vergadering anders bepaalt. Bij majeure onderwerpen zoals de voorjaarsnota, algemene beschouwingen en de begroting, kan het presidium tot een andere volgorde besluiten. Vuistregel daarbij is dat de woordvoerder (fractievoorzitter) van de grootste oppositiepartij als eerste het woord krijgt, dan de woordvoerder van de grootste coalitiepartij, dan de woordvoerder van de op een na grootste oppositiepartij enzovoort.

 

Voor de regeling bij interrupties, zie artikel 25.

 

Artikel 23, Spreektermijnen

Tijdens de beraadslaging over een onderwerp of voorstel heeft iedere fractie in principe één woordvoerder. Hiervan kan worden afgeweken, bijvoorbeeld bij de behandeling van de begroting. De totale spreektijd per fractie blijft in zo’n geval wel gelijk.

 

Indien Provinciale Staten van mening zijn dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kunnen zij daartoe besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het desbetreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

 

Artikel 25, Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Provinciewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft onverlet. Desgewenst kan de voorzitter een spreker verzoeken een opmerking terug te nemen waarmee deze, in dat geval, als niet-uitgesproken dient te worden beschouwd.

 

Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 52 van dit reglement.

 

Artikel 26, Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen, wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 23).

 

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Provinciewet geregelde verschoningsrecht.

 

Artikel 28, Stemverklaring

Stemverklaringen zijn kort en mogen niet het karakter hebben van een derde termijn. De stemverklaringen worden allen gegeven vóór de stemming begint. Veelal wordt de stemverklaring benut door een statenlid om een toelichting te geven op het in afwijking van zijn fractie uitbrengen van een stem.

 

Artikel 29, Besluit 

Deze bepaling legt vast dat ook een beslissing moet worden genomen over het voorstel waarop de stemming ziet (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm).

 

Paragraaf 3, Procedures bij stemmingen

Artikel 30, Stemming over zaken

De nadere regeling in het eerste lid (geen stemming) kan toepassing krijgen indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is (en slechts een enkel lid zou tegenstemmen).

 

Tenzij gevraagd wordt om hoofdelijke stemming, bepaalt de voorzitter of elektronisch of bij hand op steken wordt gestemd. Uitgangspunt is dat de stemming elektronisch plaatsvindt vanwege de gelijktijdige bekendmaking van de uitslag van de stemming via de website van Provinciale Staten. Voor stemming bij hand op steken kan bijvoorbeeld gekozen worden bij moties vreemd aan de orde van de dag, vanwege hun bijzondere karakter.

 

In geval een stemming niet nodig wordt geacht, bij stemming bij hand op steken en bij een elektronische stemming, bestaat voor de statenleden de mogelijkheid zich te onthouden van stemming of tegen te stemmen. Op grond van het derde lid kunnen zij hiervan aantekening vragen in de besluitenlijst, bijvoorbeeld wanneer in afwijking van de eigen fractie wordt gestemd.

 

Voor de juridische gevolgen van onthouding van stemming zie artikel 30, lid 1, van de Provinciewet.

 

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming over zaken te wensen, moet deze stemming plaatsvinden. Provinciale Staten hebben niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Provinciewet af te wijken.

Bij wie de stemming begint, is geregeld in lid 4.

 

Bij staking van de stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Provinciewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Wanneer sprake is van voltalligheid, regelt het zesde lid van het wetsartikel.

Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

 

Bij elektronisch stemmen geldt dat wanneer een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, hij deze vergissing nog kan herstellen tot het moment waarop de voorzitter de stemronde sluit. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekeningvragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

 

Wanneer een Statenlid zich moet onthouden van stemmen wordt bepaald in artikel 28 van de Provinciewet.

 

Artikel 31, Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening en dergelijke) wordt verwezen naar de artikelen 1, 35 en 36 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een amendement en een motie. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel. Over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorstel, maar geeft een (politiek) oordeel (zie artikel 36).

 

In het vijfde lid wordt ter voorkoming van enig misverstand bepaald dat over ingetrokken moties geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. Beoogd wordt dat Provinciale Staten over alle moties, ook die door Gedeputeerde Staten worden overgenomen, in de volle breedte hun gevoelen kunnen laten blijken en dat het overnemen helder en eenduidig wordt vastgelegd.

 

Artikel 32, Stemming over personen

De Provinciewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Provinciewet). Een voordracht is voor Provinciale Staten bindend; de staten hebben slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan Provinciale Staten mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode), kan een gecombineerd stembiljetworden ontworpen. In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Provinciewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

 

Artikel 33, Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 34, Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

 

Hoofdstuk 3, Vergaderingen

Paragraaf 1, Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8, Vergaderschema

Ingevolge artikel 17 van de Provinciewet vergaderen Provinciale Staten zo vaak zij daartoe hebben besloten en voorts indien de commissaris van de Koning het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van Provinciale Staten schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

 

Artikel 9, Oproep

Statenleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Dit vindt plaats op de dag na de vergadering van het presidium waarin de voorlopige agenda is vastgesteld. Oproep en voorlopige agenda worden tegelijkertijd digitaal toegestuurd. De bijbehorende stukken worden bekendgemaakt via het stateninformatie-systeem.

 

Artikel 10, Agenda

Het presidium bepaalt in zijn vergadering hoe de voorlopige agenda eruit ziet.

In een spoedeisende situatie kan de voorzitter na het verzenden van de oproep zo nodig een aanvullende voorlopige agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk 2 dagen voor de aanvang van de vergadering.

 

Het derde lid heeft tot doel om Provinciale Staten een actievere rol te geven in de opstelling van de agenda. Individuele statenleden kunnen bij het presidium – via de fractievoorzitter – onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de statenvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele statenlid in ieder geval op 2 momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. De genoemde uitzondering betreft moties over een niet op de agenda opgenomen (en aangemeld) onderwerp. Dit extra agendapunt hoeft vanwege zijn karakter (vreemd aan de orde van de dag) niet op voorhand te worden aangemeld.

 

Zie artikel 28 Reglement van Orde

 

Artikel 11, De gedeputeerde

Artikel 11 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Provinciewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat gedeputeerden door Provinciale Staten worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

 

In de praktijk zullen de gedeputeerden doorgaans in de vergadering van Provinciale Staten aanwezig zijn. Gelet op de frequentie van statenvergaderingen zullen veelal zaken uit alle portefeuilles aan de orde komen, zodat dus alle gedeputeerden worden uitgenodigd.

 

 

Artikel 12, Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan in statenvoorstellen melding kan worden gemaakt (technische adviezen, toelichtende nota’s, etc.). Meestal zijn deze openbaar.

Stukken waar geheimhouding is opgelegd, kunnen bij de Statengriffie worden ingezien na tekening voor geheimhouding op een daarvoor bestemde lijst.

 

Artikel 13, Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 19, tweede lid, van de Provinciewet.

Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 4, Rechten van leden

Artikel 35, Amendementen

Leden van Provinciale Staten kunnen aan de staten wijzigingen op het voorstel voorstellen, de zogenaamde amendementen.

 

Vanwege hun consequenties wordt een amendement bij voorkeur voorafgaand aan de vergadering waarin hij wordt ingediend door of via de Statengriffie juridisch getoetst. De fractie bepaalt zelf of een amendement al dan niet van te voren verspreid wordt onder de (andere) fracties. Desgevraagd verzorgt de griffie dit.

 

Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander statenlid aanleiding zijn op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste 2 termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kunnen Provinciale Staten besluiten tot een derde termijn (artikel 23).

 

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31. Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen dat 1 onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

 

Artikel 36, Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn Gedeputeerde Staten formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door Gedeputeerde Staten leiden tot een vertrouwensbreuk tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten en hieruit kunnen Gedeputeerde Staten dan hun consequenties trekken.

 

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.

 

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dit betreffen de zogenaamde moties ‘vreemd aan de orde van de dag’. Er dient hierbij sprake te zijn van een onderwerp dat niet op andere wijze aan de orde is (of recent was) en van actualiteit en (bestuurlijke en/of maatschappelijke) urgentie/spoedeisendheid.

 

Initiatiefvoorstellen en het interpellatiedebat kunnen een goed/beter alternatief zijn voor een motie vreemd aan de orde van de dag. Met een motie wordt ‘slechts’ het doen van een oproep aan de staten (aan het adres van het college) beoogd, in een interpellatie- of spoeddebat spreken de fracties niet alleen het college maar ook elkaar aan. Centraal staat een actueel onderwerp van debat i.p.v een motie en/of de precieze tekst daarvan. Een interpellatie- of spoeddebat vraagt en kent dan ook een andere/ruimere voorbereiding en inzet van de zijde van de fracties en het college.

 

Artikel 37, Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan Provinciale Staten ter beslissing voor of er al dan niet sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door Provinciale Staten.

 

Artikel 38, Voorstel Provinciale StatenLid 1, onder a

Taken zoals bedoelt in artikel 5a, onder lid van dit Reglement.

 

Artikel 38a, Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten de nodige voorstellen te doen. Maar statenleden kunnen op grond van artikel 143a van de Provinciewet ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbesluit doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moeten Provinciale Staten in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat Provinciale Staten (aanvullende) voorwaarden kunnen stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Hierbij kan gedacht worden aan strijd met het algemeen belang van de provincie of het provinciaal beleid. De staten bepalen of een voorstel in strijd is met de wet, het algemeen belang, het belang van de provincie of het provinciaal beleid.

 

Vanwege artikel 143a lid 4 Provinciewet (nieuw) is het zesde lid ingevoegd bij de wijziging van het reglement in 2016.

 

Artikel 39, Voorstel Gedeputeerde Staten

Provinciale Staten zijn de enigen die het voorstel voor een verordening of een ander voorstel kunnen agenderen dat Gedeputeerde Staten heeft voorbereid. Als Gedeputeerde Staten het voorstel hebben voorbereid, betekent dat niet dat Gedeputeerde Staten het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien Gedeputeerde Staten van oordeel zijn dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. Provinciale Staten moeten hiervoor toestemming geven.

 

Artikel 40, Interpellatie

Provinciale Staten hebben op grond van artikel 151 Provinciewet recht op inlichtingen. Dit geeft hen het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning behoren. Binnen dit recht worden het schriftelijke vragenrecht, mondelinge vragenrecht en het interpellatierecht onderscheiden.

Complementair aan het recht op informatie van Provinciale Staten, is de plicht de informatie te verstrekken van Gedeputeerde Staten (artikel 167 Provinciewet) en de commissaris van de Koning (artikel 179 Provinciewet).

 

Dit artikel stelt op basis van artikel 151, lid 2 van de Provinciewet nadere regels aan de interpellatie. Kenmerkend voor de interpellatie is dat mondelinge inlichtingen worden gevraagd over een onderwerp dat niet op de agenda staat. Voor het houden van een interpellatie is verlof van de Provinciale Staten nodig omdat hierdoor de vergaderorde wordt doorbroken. Andere statenleden dan de vragensteller hebben de mogelijkheid aan de interpellatie deel te nemen.

 

Een interpellatie is gericht op het met enige spoed (in de eerstvolgende Statenvergadering) verkrijgen van (gerichte) mondelinge “inlichtingen” (van het college en/of de CdK) door een lid/fractie over een onderwerp dat niet op de agenda staat. (Het wordt ook wel een spoeddebat genoemd.)

 

Het instrument kan bijdragen aan de rol van volksvertegenwoordiging van de staten en het contact van de staten met de samenleving tot uitdrukking brengen.

 

Artikel 41, Schriftelijke vragen

Provinciale Staten hebben op grond van artikel 151 Provinciewet recht op inlichtingen. Dit geeft hen het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning behoren. Binnen dit recht worden het schriftelijke vragenrecht, mondelinge vragenrecht en het interpellatierecht onderscheiden.

 

In artikel 41 wordt de procedure geschetst van het stellen van schriftelijke vragen (artikel 151 lid 1 Provinciewet). Hierbij vindt de beantwoording schriftelijk plaats.

 

Binnen de aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld desgewenst een enkele verhelderende vraag te stellen over het antwoord aan degene die het antwoord heeft gegeven. Voor nadere bespreking kan worden verzocht deze bij de bespreking van de LIS om agendering in de eerstvolgende commissievergadering te behandelen. Dit betreft dan de eerstvolgende commissievergadering waar het onderwerp qua portefieulle thuishoort. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van Provinciale Staten moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van Provinciale Staten te krijgen.

 

Het kunnen stellen van schriftelijke vragen betreft het recht op inlichtingen, op informatieverstrekking. Het ‘politieke discours’ verloopt in beginsel via andere instrumenten zoals de interpellatie, initiatiefvoorstellen en eventueel een motie vreemd aan de orde van de dag.

 

Artikel 42, Rondvraag 

Provinciale Staten hebben op grond van artikel 151 Provinciewet recht op inlichtingen. Dit geeft hen het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning behoren. Binnen dit recht worden het schriftelijke vragenrecht, mondelinge vragenrecht en het interpellatierecht onderscheiden.

 

Lid 2

In artikel 42 wordt de procedure geschetst voor het stellen van mondelinge vragen (artikel 151, lid 1, Provinciewet). Ten behoeve van een zorgvuldige voorbereiding wordt de vraag of worden de vragen voorafgaand aan de vergadering bekend gemaakt.

 

Lid 3

De motivatie voor een voorstel de rondvraag niet toe te staan is gelegen in het voorhanden zijn van een beter instrument.

 

Leden 6, 7, 8

Om het onderscheid tussen rondvraag en interpellatie te vergroten wordt de ruimte binnen de rondvraag beperkt tot max 2 deelvragen (met een enkele aanvullende vervolgvraag). Dit onderscheidt de rondvraag van de interpellatie, een instrument dat het beoogde (politieke) karakter van de plenaire vergadering kan versterken.

 

Zie overigens ook de definitie van de rondvraag in artikel 1 (“korte mondelinge vraag, gericht op de actualiteit’).

 

Hoofdstuk 5, Begroting en rekening

Artikel 45, Procedure begroting en artikel 46, Procedure jaarrekening

De procedure van voorbereiding en vaststelling van de begroting (inclusief behandeling voorjaarsnota en het houden van algemene beschouwingen) kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

 

Artikel 202 lid 3 Provinciewet ziet op het indemniteitsbesluit (inzake een begrotingsonrechtmatigheid).

 

Hoofdstuk 6, Vertegenwoordiging bij verbonden partijen

Artikel 47, Verslag; verantwoording

Door Provinciale Staten benoemde vertegenwoordigers bij verbonden partijen hebben desgewenst het recht verslag te doen van hun werkzaamheden en bevindingen in de statenvergadering.

 

Hoofdstuk 7, Besloten vergadering

Artikel 48, Algemeen

Een besloten vergadering van Provinciale Staten is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het Reglement van Orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

 

De deuren worden gesloten wanneer tenminste een tiende van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. In artikel 23 van de Provinciewet zijn de procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’. Praktisch is de tijdige stopzetting van de videonotulering hierbij van belang.

 

Artikel 49, Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege ook onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is aanvullend toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Provinciewet nodig.

 

Artikel 50, Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan Provinciale Staten de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan de staten behoeven te zijn overgelegd. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om stukken die overlegd zijn aan commissies (statencommie, bestuurscommissie, overige commissie).

 

In het onderhavige artikel is ter zake een overlegverplichting opgenomen tussen degene die de geheimhouding heeft opgelegd (commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten of voorzitter van de commissie) en Provinciale Staten, waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Artikel 51, Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de Provinciewet.

 

Hoofdstuk 8, Toehoorders en pers

Artikel 52, Toehoorders en pers

Het doel van dit artikel is dat de statenleden in orde kunnen vergaderen d.w.z. gevrijwaard van tekenen van goed- of afkeuring.

 

Lid 2 biedt de voorzitter waar nodig de mogelijkheid deze orde te herstellen, ook ingeval in de vergaderzaal, met in begrip van de publieke tribune, tijdens een vergadering mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen zodanig worden gebruikt, dat die inbreuk maken op de orde van de vergadering.

 

Indien de voorzitter het voor de goede orde noodzakelijk acht de statenzaal c.q. de publieke tribune te ontruimen, verlaten met het oog op de veiligheid en zorgvuldigheid eerst de statenleden de vergaderzaal en daarna de aanwezigen op de publieke tribune. Zie voorts het protocol Orde en Veiligheid in de Statenzaal (GS-document).

 

Artikel 53, Geluid- en beeldregistraties

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Hoofdstuk 9, Slotbepalingen

Artikel 55, Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 56, Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

 

 

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de Statencommissies

 

Hoofdstuk 1, Begripsbepalingen

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

 

In dit reglement wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    lid: lid of bijzonder lid van een Statencommissie;

  • 2.

    bijzonder lid: een commissielid, niet zijnde statenlid;

  • 3.

    voorzitter: voorzitter van een Statencommissie;

  • 4.

    statenadviseur : secretaris van een Statencommissie of diens vervanger;

  • 5.

    griffier: griffier van Provinciale Staten of diens vervanger. In gevallen waarin de griffier het secretariaat van een commissie behartigt, dient voor ‘statenadviseur ’ gelezen te worden ‘griffier’;

  • 6.

    vergadering: vergadering van een Statencommissie;

  • 7.

    presidium: het presidium als bedoeld in artikel 5 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten.

 

Hoofdstuk 2, Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2, Instelling Statencommissie

 

  • 1.

    Provinciale Staten stellen de volgende Statencommissies in:

    • a.

      Statencommissie Omgevingsbeleid

    • b.

      Statencommissie Financiën, Cultuur, Bestuur en Economie

De Statencommissie Omgevingsbeleid adviseert en overlegt o.a. over de volgende onderwerpen.

  • Milieu

    • milieuhygiëne

    • milieubeheer

    • gebiedenbeleid

  • Bodem

  • Energiebeleid

  • Water

    • waterbeheer

    • waterschappen

  • Groen/Landbouw

    • plattelandsontwikkeling

    • natuur en landschap

    • ontgrondingen

    • natuurbeheer

    • natuur­ en milieueducatie

  • Ruimte

    • ruimtelijke ordening

    • volkhuisvesting

    • stedelijke vernieuwing/stads- en dorpsvernieuwing

  • Recreatie en toerisme (ruimtelijke aspecten)

  • Regio Groningen-Assen

  • Infrastructuur/Mobiliteit

    • wegen en kanalen

    • verkeer en vervoer

    • openbaar vervoer

  • Handhaving en toezicht

  • Plattelandsontwikkeling (bereikbaarheid)

  • Prolander

  • RUD

  • OV-bureau

  • DEO (Drentse Energie Organisatie)

De Statencommissie Financiën, Cultuur, Bestuur en Economie adviseert en overlegt o.a. over de volgende onderwerpen.

  • Zorg

  • Cultuur

    • bibliotheken

    • culturele zaken

    • monumentenzorg

    • cultureel erfgoed

    • regionale omroep

  • Drents museum

  • Economie

  • Economische Koers

  • RSP

    • arbeidsmarkt/werkgelegenheid

    • arbeidsparticipatie

    • Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM)

    • recreatie en toerisme

  • Sport

  • SNN/IPO

  • Bestuur

    • bestuurlijke aangelegenheden

    • bestuurlijke vernieuwingen/dualisme

    • bezwaarschriften tegen provinciale besluiten en com. van advies voor de bezwaarschriften

    • Europa

    • Europese programma’s

    • algemeen subsidieverordening

    • handhaving en toezicht

    • openbare orde en veiligheid

  • Financiën

    • financiële aangelegenheden

    • toezicht gemeentelijke financiën

  • Communicatie

  • Personeel en Organisatie

  • Facilitaire zaken

  • Informatie en communicatie technologie

  • 2.

    Indien een onderwerp meerdere Statencommissies aangaat, wordt het onderwerp in de Statencommissie die het onderwerp het meest aangaat, met mede­uitnodiging van de leden van de andere Statencommissie, besproken, tenzij het presidium beslist dat een gezamenlijke vergadering van de Statencommissies wordt belegd.

  • 3.

    Indien een gezamenlijke vergadering van Statencommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de Statencommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

 

Artikel 3, Taken

 

Een Statencommissie heeft de volgende taken.

 

  • 1.

    Het uitbrengen van advies aan Provinciale Staten over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede en derde lid, genoemde onderwerpen.

  • 2.

    Het uitbrengen van advies aan Provinciale Staten uit eigener beweging.

  • 3.

    Het voeren van overleg met het college of de commissaris van de Koning over in ieder geval door het college of de commissaris van de Koning verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede en derde lid, genoemde onderwerpen.

 

Artikel 4, Samenstelling

 

  • 1.

    De Statencommissie(s) worden (wordt) zodanig samengesteld dat alle fracties, naar evenredigheid van het aantal zetels in Provinciale Staten, in (alle) Statencommissie(s) zijn vertegenwoordigd.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde leden worden door Provinciale Staten op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3.

    Provinciale Staten kunnen daarnaast bijzondere commissieleden benoemen. Elke fractie kent maximaal 2 bijzondere commissieleden. Zij voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      zij benoembaar zijn tot lid van Provinciale Staten in een tussentijds opengevallen plaats;

    • b.

      zij een verklaring hebben ondertekend dat zij ermee instemmen dat het bepaalde in de artikelen 11 (openbaar maken van nevenfuncties), 14 (eed voor de ambtsaanvaarding) en 25 (opleggen geheimhoudingsplicht) van de Provinciewet op hen van overeenkomstige toepassing is.

  • 4.

    Bij verhindering van een lid van een commissie kan dit lid worden vervangen door een ander lid van de fractie die hij vertegenwoordigt of door een bijzonder commissielid.

 

Artikel 5, Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter wordt door Provinciale Staten uit hun midden benoemd en is geen lid van de Statencommissie.

  • 2.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van de reglement;

    • d.

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 6, Zittingsduur en vacatures

  • 1.

    De zittingsperiode van een lid en de voorzitter eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van Provinciale Staten.

  • 2.

    Provinciale Staten kunnen een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 3.

    Provinciale Staten kunnen de voorzitter ontslaan.

  • 4.

    Een lid en de voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan Provinciale Staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 5.

    Indien een vacature ontstaat, beslissen Provinciale Staten zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4.

  • 6.

    Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van Provinciale Staten niet langer vertegenwoordigd is in Provinciale Staten, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd van rechtswege.

 

Artikel 7, Griffier en statenadviseur

  • 1.

    Provinciale Staten benoemen ter ondersteuning van alle Statencommissies een statenadviseur.

  • 2.

    De statenadviseur is bij iedere commissievergadering aanwezig.

  • 3.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door de andere statenadviseur.

  • 4.

    De griffier kan bij iedere vergadering aanwezig zijn.

  • 5.

    De statenadviseur kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslaging als bedoeld in dit reglement deelnemen.

 

Hoofdstuk 3, Aanwezigheid college en Commissaris van de Koning

Artikel 8, Commissaris van de Koning en gedeputeerden

  • 1.

    De commissaris van de Koning en de gedeputeerden zijn voor zover mogelijk aanwezig bij de vergadering.

  • 2.

    Indien de commissaris van de Koning of een gedeputeerde in de vergadering mededelingen wil doen over een onderwerp vreemd aan de orde van de vergadering, dient zij daartoe zo mogelijk 24 uur voor aanvang van de vergadering een verzoek in bij de voorzitter. De Statencommissie beslist ter zake bij de vaststelling van de agenda.

 

Artikel 9  

[Vervallen.]

 

Hoofdstuk 4, Vergaderingen

Paragraaf 1, Tijdstip van vergaderingen en voorbereidingen

Artikel 10, Vergaderfrequentie

  • 1.

    Het presidium stelt jaarlijks een schema vast voor de in het komende jaar te houden vergaderingen van de Statencommissies en brengt dit tijdig ter kennis van de leden.

  • 2.

    Een Statencommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste 1/5 van het aantal commissieleden schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3.

    De voorzitter kan, in afwijking van het in het eerste lid genoemde schema, in bijzondere gevallen een andere dag of een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

 

Artikel 11, Oproep  

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste 8 dagen voor een vergadering de leden een digitale oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering, voorzien van de voorlopige agenda.

  • 2.

    De bijbehorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproep bekend gemaakt via het stateninformatiesysteem.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering, op het stateninformatiesysteem geplaatst.

 

Artikel 12, De agenda

  • 1.

    Voordat de oproep wordt verzonden, stelt het presidium in zijn vergadering de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor aanvang van een vergadering een aanvulling op de voorlopige agenda vaststellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de Statencommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de Statencommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Een voorstel van een lid van de commissie voor toevoeging van een onderwerp aan de agenda wordt uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering, onder aanduiding van het onderwerp en motivatie voor agendering, bij de voorzitter gemeld.

  • 4.

    Wanneer de Statencommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning nadere inlichtingen of advies vragen. De Statencommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de Statencommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

 

Artikel 13, Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor een ieder bij de Statengriffie ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2.

    Indien voor stukken op grond van artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de statenadviseur en verleent de statenadviseur een lid inzage.

 

Artikel 14, Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging in dag­ en nieuwsbladen, door plaatsing op de website van Provinciale Staten en die van de provincie Drenthe ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar eenieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 19.

 

Artikel 15, Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de statenadviseur door ondertekening vastgesteld.

 

Artikel 16, Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste 24 uur na het digitaal verzenden van de oproep is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De Statencommissie kan echter over andere aangelegenheden dan geagendeerd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

 

Artikel 17, Ingekomen stukken

  • 1.

    De bij de Statencommissie ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van Gedeputeerde Staten aan de Statencommissie, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt bij de agenda gevoegd en via het Stateninformatiesysteem bekent gemaakt.

  • 2.

    Het presidium kan beslissen bij de Statencommissie ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen stukken te plaatsen. Dit geldt voor stukken waarvan duidelijk is dat deze ter kennisneming zijn gezonden en waarvan de commissieleden reeds kennis hebben kunnen nemen en voor stukken die onbegrijpelijk en/of beledigend zijn.

  • 3.

    Op voorstel van het presidium stelt de Statencommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 4.

    Over een ingekomen stuk kan door een fractie een enkelvoudige vraag worden gesteld. De voorzitter is verantwoordelijk voor het in behandeling nemen van de (alle) enkelvoudige vragen. Dit doet hij naar redelijkheid en billijkheid.

  • 5.

    Voor inhoudelijke bespreking wordt een ingekomen stuk desgewenst voor een volgende vergadering geagendeerd.

 

Artikel 17a, Rondvraag

  • 1.

    In de vergadering is er gelegenheid voor een rondvraag, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip de rondvraag eindigt.

  • 2.

    Het lid dat tijdens de rondvraag een vraag wil stellen meldt dit, onder vermelding van het onderwerp, tenminste 24 uur voor anvang van de vergadering aan de voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter brengt het onderwerp van de vragen voorafgaand aan de vergadering ter kennis van Gedeputeerde Staten en aan de leden en maakt het onderwerp van de vragen openbaar via de website van Provinciale Staten.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens de rondvraag aan de orde worden gesteld.

  • 5.

    In de rondvraag kunnen door een lid vragen worden gesteld over actuele onderwerpen die geen behandeling als agendapunt behoeven.

  • 6.

    Aan de vragensteller wordt het woord verleend om een beperkt aantal vragen aan de andere leden van de commissie of aan Gedeputeerde Staten of aan de commissaris van de Koning te stellen.

  • 7.

    Na de beantwoording door de bevraagde leden van de commissie of door Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning krijgt de vragensteller desgewenst het woord om verduidelijkende vragen te stellen.

  • 8.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de commissie het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan Gedeputeerde Staten vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

 

Artikel 18, Spreektijden

  • 1.

    Het presidium bepaalt de behandelduur van elk agendapunt afzonderlijk en de spreektijden (in eerste en tweede termijn) en vermeldt deze op de voorlopige agenda voor de commissieleden.

  • 2.

    Bij behandeling van initiatiefvoorstellen wordt de spreektijd van de initiatiefnemer gelijk gesteld aan die van Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de agenda kan een lid of meerdere leden met redenen omkleed een voorstel doen om de door het presidium aangegeven totale behandelduur, als bedoeld in het eerste lid, te wijzigen. Dit heeft automatisch zijn doorwerking in de spreektijden van elke fractie en van het college.

  • 4.

    De voorzitter van de commissie beslist op dit voorstel.

  • 5.

    De voorzitter van de commissie is verantwoordelijk voor handhaving van de spreektijden. Dit doet hij naar redelijkheid en billijkheid.

 

Artikel 19, Spreekrecht burgers in de commissievergadering

  • 1.

    De voorzitter van een commissie kan toehoorders bij een openbare vergadering van de commissie op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren over zaken en onderwerpen die de commissie aangaat en doet hiertoe de vergadering een orde voorstel.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het provinciebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit en het onderwerp voorafgaande aan de vergadering (schriftelijk) aan de statenadviseur.

  • 4.

    Voor zover het zaken betreft die voor die vergadering op de agenda staan wordt het spreekrecht gehouden voorafgaand aan het desbetreffende agendapunt. Voor zover het niet-geagendeerde zaken betreft wordt het spreekrecht gehouden na de vaststelling van de agenda, als extra agendapunt.

  • 5.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wenst te maken, wordt verzocht een half uur voor het geschatte aanvangstijdstip van het agendapunt waarop hij wil inspreken aanwezig te zijn.

  • 6.

    De maximale spreektijd ingevolge het spreekrecht per persoon of groep van personen bedraagt vijf minuten. Het agendapunt spreekrecht over niet-geagendeerde zaken is beperkt tot maximaal dertig minuten. De voorzitter kan, met instemming van de commissie, in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van het spreekrecht.

  • 7.

    De spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

  • 8.

    De voorzitter kan aan de leden van de commissie het woord verlenen om aan de spreker vragen te stellen over het onderwerp.

  • 9.

    Na de reactie van de commissie en behandeling in eerste termijn kan de voorzitter de spreker de mogelijkheid geven om aansluitend en voorafgaand aan de tweede termijn, indien nodig en alleen ter verduidelijking, een korte nadere toelichting te geven.

  • 10.

    Het verhandelde tijdens het spreekrecht wordt vastgelegd in de besluitenlijst en het videoverslag. Beide zijn te raadplegen via de website van Provinciale Staten.

 

Artikel 19a, Spreekrecht burgers voorafgaand aan de commissievergadering

 

  • 1.

    De voorzitter van een commissie stelt burgers bij een openbare vergadering van de commissie, op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren over zaken.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het provincieal bestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzes, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voorafgaande aan de de vergadering aan de statenadviseur.

  • 4.

    Het spreekrecht wordt gehouden voorafgaand aan de vergadering van de Statencommissie waarin het onderwerp of voorstel wordt behandeld maar minimaal drie werkdagen ervoor.

  • 5.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wenst te maken, wordt verozocht een half uur voor het geschatte aanvangstijdstip van het agendapunt waarop hij wil inspreken aanwezig te zijn.

  • 6.

    De maximale spreektijd ingevolgde het spreekrecht per persoon of groep van personen bedraagt 5 minuten.

  • 7.

    De spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

  • 8.

    Het verhandelde tijdens het spreekrecht wordt vastgelegd in het videoverslag.

 

Artikel 20, Videoverslag en besluitenlijst

 

  • 1.

    Het videoverslag van elke openbare commissievergadering is binnen 3 werkdagen te raadplegen via de website van Provinciale Staten.

  • 2.

    De ontwerp-besluitenlijst van de vergadering wordt zo spoedig mogelijk aan de leden van de Statencommissie, de voorzitter en aan de gedeputeerden toegezonden.

  • 3.

    De voorzitter en de leden van de commissie en de overige personen die het woord gevoerd hebben kunnen binnen 8 dagen na ontvangst van de ontwerp-besluitenlijst een voorstel tot wijziging ervan doen, indien de ontwerp-besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeefthetgeen toegezegd of besloten is. Een voorstel tot wijziging dient bij de statenadviseur te worden ingediend.

  • 4.

    De besluitenlijst als bedoeld in het vorige lid wordt aan het begin van de volgende vergadering vastgesteld.

  • 5.

    De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de statenadviseur, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden en de ter vergadering aanwezige leden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben. Afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      vermelding van de gedane toezeggingen met vermelding van de namen van degenen die de toezegging hebben gedaan;

    • d.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de Statencommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 6.

    De besluitenlijst zoals bedoeld in het vorige lid, wordt als regel vastgesteld in de eerstvolgende vergadering van de commissie. In spoedeisende gevallen kan de besluitenlijst voorlopig worden vastgesteld door de voorzitter van de commissie. Deze voorlopige vaststelling moet in de eerstvolgende vergadering van de commissie worden bekrachtigd.

  • 7.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de statenadviseur. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de statenadviseur ondertekend.

 

Artikel 21, Spreekregels

  • 1.

    Een lid, de commissaris van de Koning en een gedeputeerde spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

 

Artikel 22, Volgorde sprekers

  • 1.

    Een lid van de commissie, de commissaris van de Koning en een gedeputeerde voeren het woord, na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    Als de leden het woord willen voeren over de op de agenda vermelde onderwerpen, dienen zij zich voor de opening van de vergadering op de daartoe bestemde sprekerslijst in te schrijven.

  • 3.

    De voorzitter verleent de leden in willekeurige volgorde het woord.

 

Artikel 23, Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste 2 termijnen, tenzij de Statencommissie anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Tijdens de beraadslaging over een onderwerp of voorstel heeft iedere fractie in principe één woordvoerder.

 

Artikel 24  

[Vervallen.]

 

Artikel 25, Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de Statencommissie terstond.

 

Artikel 26, Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid of een lid van het college hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaatsheeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en ­ indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord ­ de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter kan een Statencommissie voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste 3 maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

     

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De Statencommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

 

Artikel 28, Advies

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de Statencommissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de Statencommissie welk advies aan Provinciale Staten wordt uitgebracht.

  • 3.

    Indien de Statencommissie een advies aan Provinciale Staten uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4.

    In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.

 

Artikel 28a, Stemmingen

  • 1.

    Indien door een Statencommissie beslissingen worden genomen op grond van dit reglement, wordt met meerderheid van stemmen beslist.

  • 2.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd, stelt de voorzitter vast dat de beslissing zonder stemming is genomen.

  • 3.

    Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    Stemming geschiedt bij handopsteking. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Hij doet daarbij tevens mededeling van de genomen beslissing.

  • 5.

    Bij het staken van de stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

 

Hoofdstuk 5, Besloten vergadering

Artikel 29, Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van orde voor de vergaderingen van Statencommissies van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 30, Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de Statencommissie overeenkomstig artikel 25 van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde ook geheimhouding zal gelden. De Statencommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

 

Artikel 31, Opheffing geheimhouding

Indien Provinciale Staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Provinciewet voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de Statencommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de Statencommissie overleg gevoerd.

 

Artikel 32, Verslag

  • 1.

    Van een besloten vergadering wordt geen videoverslag gemaakt, maar een schriftelijk, woordelijk verslag.

  • 2.

    Het verslag als bedoeld in het eerste lid ligt uitsluitend voor de leden van de commissie en de leden van Gedeputeerde Staten ter inzage bij de statenadviseur.

  • 3.

    Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de Statencommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de statenadviseur ondertekend.

  • 4.

    Indien de Statencommissie besluit het verslag openbaar te maken, wordt dit verslag op de website van Provinciale Staten gepubliceerd.

 

Hoofdstuk 6, Toehoorders en pers

Artikel 33, Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed­ of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren, kan hij voor ten hoogste 3 maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

 

Artikel 34, Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid­ dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

 

Artikel 35,  

[Vervallen.]

 

Hoofdstuk 7, Slotbepalingen

Artikel 36, Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit Reglement van Orde voor de vergaderingen van de Statencommissies niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslist de Statencommissie op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 37, Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    Het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 29 september 2021 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 14 december 2016, nummer 2017-308, Provinciaal blad nummer 642 van 16 februari 2017 wordt ingetrokken.

 

 

Toelichting op Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de Statencommissies

 

In de Provinciewet wordt onderscheid gemaakt tussen Statencommissies, bestuurscommissies en andere commissies (respectievelijk de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet). Statencommissies bereiden de besluitvorming in Provinciale Staten voor en voeren overleg met Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning.

 

Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan adviescommissies.

 

Op grond van artikel 80, eerste lid, kunnen Provinciale Staten zoveel Statencommissies instellen als zij wenselijk achten. Provinciale Staten regelen de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de Statencommissies en de wijze waarop de leden van een Statencommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt.

 

De instelling van Statencommissies geschiedt veelal bij reglement, waarin de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de Statencommissies worden vastgelegd. Dit reglement voorziet hierin.

 

Hoofdstuk 1, Algemene bepalingen

 

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in het reglement moet worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

 

De taken van het presidium die uit dit reglement voortvloeien zijn:

  • 1.

    het presidium besluit of een gezamenlijke vergadering van de Statencommissies wordt belegd (artikel 2);

  • 2.

    het presidium stelt de voorlopige agenda van de vergadering vast (artikel 12);

  • 3.

    het presidium kan beslissen ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen stukken te plaatsen (artikel 17);

  • 4.

    het presidium stelt de wijze van afdoening van ingekomen stukken voor (artikel 17);

  • 5.

    het presidium bepaalt de behandelduur van elk agendapunt afzonderlijk en de spreektijden van de commissieleden, fracties en gedeputeerden (artikel 18).

 

Artikel 2, Instelling Statencommissie

Instelling van één (integrale) commissie.

 

Artikel 3, Taken

De taken van de Statencommissies zijn vastgelegd in artikel 80, eerste lid, van de Provinciewet. De Statencommissies bereiden de besluitvorming van Provinciale Staten voor en overleggen met Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning.

 

De Statencommissie is vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening; het politieke debat vindt plaats in Provinciale Staten.

 

De taak om de besluitvorming van Provinciale Staten voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp.

 

De Statencommissie kan ook uit eigener beweging advies aan Provinciale Staten uitbrengen; ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in Provinciale Staten. De taken van de Statencommissie zijn in essentie dezelfde als die van Provinciale Staten, die van normstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

 

De Statencommissie bepaalt evenals Provinciale Staten haar eigen agenda. Dit betekent dat het presidium bepaalt of een voorstel aan de Statencommissie wordt voorgelegd alvorens het in Provinciale Staten wordt besproken.

 

Artikel 4, Samenstelling

Provinciale Staten stellen de samenstelling van de Statencommissies formeel vast. Artikel 80, derde lid, van de Provinciewet bepaalt dat Provinciale Staten hierbij zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in Provinciale Staten vertegenwoordigde politieke groeperingen (de fracties).

 

Zoals ook uit het derde lid blijkt, hoeven de leden van een Statencommissie geen statenlid te zijn. Wel is er in dit reglement van uitgegaan dat de fracties de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan.

 

Lid 1

Het presidium heeft eerder besloten naast leden en bijzondere commissieleden “plaatsvervangende leden” toe te staan (d.w.z. een collega-statenlid, uit de eigen fractie). Deze wisselen waar nodig per agendapunt om de evenredigheid in stand te houden.

 

Lid 2 en 3

De regeling in het derde lid was oorspronkelijk (Statenstuk 667, 1999) een vervangingsregeling. Hierna is de regeling ook toegepast voor de ondersteuning van de (kleinste) fracties (spreiding van werkzaamheden). Op grond van de regeling mogen per fractie maximaal twee bijzondere commissieleden deel uitmaken van de commissies.

 

Uitgangspunt bij de samenstelling van de statencommissies is dat statenleden in ieder geval in één statencommissie zitting kunnen nemen.

 

Op grond van het derde lid moeten bijzondere commissieleden, evenals statenleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Provinciewet.

 

Voor “benoeming” kan (moet) ook “ontslag” gelezen worden.

Ontslag/vertrek van bijzondere commissieleden kan aan de orde zijn:

  • 1.

    aan het einde van een statenperiode, van rechtswege (verkiezingen);

  • 2.

    tussendoor en op eigen verzoek, een statenlid informeert het presidium schriftelijk over zijn/haar vertrek. Het ontslag wordt per direct effectief;

  • 3.

    tussendoor, op verzoek van de fractie; de fractievoorzitter informeert het presidium erover dat vervanging/ondersteuning door betrokkene niet meer aan de orde is. Het ontslag wordt per direct effectief.

Mocht een opvolger benoemd worden, dan kan (moet) op dat moment het vertrek van de voorganger in het desbetreffende statenstuk worden vermeld.

Voor “benoeming” kan (moet) ook “ontslag” gelezen worden.

 

Artikel 5, Voorzitter

Artikel 80, vierde lid, van de Provinciewet schrijft voor dat de voorzitter van een Statencommissie statenlid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat Provinciale Staten de voorzitters ‘uit hun midden’ benoemen. De voorzitter is geen lid van de Statencommissie. Dit is een bewuste keuze; op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de Statencommissie.

 

Artikel 6, Zittingsduur en vacatures

De zittingsduur van de (bijzondere) commissieleden en de voorzitters is even lang als de zittingsperiode van Provinciale Staten, in principe dus 4 jaar. De voorzitter wordt door de andere commissievoorzitter vervangen of door de vice-voorzitter van Provinciale Staten. De benoeming eindigt van rechtswege; Provinciale Staten hoeven de voorzitters niet te ontslaan.

 

Het bijzondere lidmaatschap van een Statencommissie wordt eveneens van rechtswege beëindigd indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van Provinciale Staten niet meer vertegenwoordigd is in Provinciale Staten (zesde lid).

 

Provinciale Staten kunnen een lid van een Statencommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor bijzondere commissieleden; deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden.

 

Artikel 7, Griffier en statenadviseur

Iedere Statencommissie wordt ondersteund door een statenadviseur. Dit is een functionaris in dienst van Provinciale Staten. De statenadviseur is altijd bij de vergaderingen van de Statencommissie aanwezig.

 

In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de Statencommissie op grond van artikel 27 van dit reglement altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

 

Artikel 8, commissaris van de Koning en gedeputeerden

De commissaris van de Koning en de gedeputeerden zijn geen lid van statencommissies (artikel 80, tweede lid). Hun aanwezigheid is wel gewenst.

 

Artikel 80, vijfde lid, Provinciewet dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag.

 

Artikel 9

[vervallen.]

 

Artikel 10, Vergaderfrequentie

Veelal zullen de vergaderingen van de Statencommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats, voorafgaand aan de vergaderingen van Provinciale Staten. Een Statencommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde deel van het aantal de leden schriftelijk met opgave van redenen hierom vraagt.

 

Indien een Statencommissie een hoorzitting wil houden, kan de voorzitter gebruikmaken van het derde lid en een ander(e) dag, aanvangsuur of plaats bepalen.

 

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat dit reglement geen bepaling, aangezien artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op Statencommissies.

 

Dit betekent dat de vergaderingen van de Statencommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden.

 

Artikel 11, Oproep

De leden van een Statencommissie ontvangen een digitale oproep inclusief de voorlopige agenda voor een vergadering ten minste 8 dagen voor de vergadering. De bijbehorende stukken worden via het stateninformatiesysteem bekend gemaakt.

 

Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld, bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering.

 

Artikel 12, De agenda

Voor het verzenden van de oproep stelt het presidium de voorlopige agenda vast. Uiteindelijk bepaalt een Statencommissie echter haar eigen agenda. De agenderende rol van een Statencommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een Statencommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende is voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een Statencommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

 

Artikel 13, Ter inzage leggen van stukken

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor eenieder ter inzage gelegd. Dit gebeurt bij de Statengriffie . In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de provincie blijven berusten. Stukken waar geheimhouding is opgelegd, kunnen bij de Statengriffie worden ingezien na tekening voor geheimhouding op een daarvoor bestemde lijst.

 

Artikel 14, Openbare kennisgeving

Op grond van artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet moet de voorzitter van een Statencommissie met de oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen.

De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden bekend gemaakt via het stateninformatiesysteem en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd.

 

Artikel 15, Presentielijst

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de statenadviseur zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een Statencommissie te kunnen vaststellen.

 

Artikel 16, Opening vergadering; quorum

Artikel 20 van de Provinciewet regelt het vergaderquorum van Provinciale Staten. Voor de Statencommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Provinciewet. Artikel 16 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een Statencommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren.

 

Artikel 17, Ingekomen stukken

Omtrent de aan de Statencommissie gerichte ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Daarnaast kan per fractie een enkelvoudige vraag worden gesteld. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. Desgewenst kan een ingekomen stuk (om die reden) voor een volgende vergadering worden geagendeerd. Hiervoor levert de fractie die het aangaat tijdig een onderbouwing aan bij het presidium waarin onder andere wordt ingegaan op de bevoegdheid van Provinciale Staten terzake, de motivatie van agendering en te stellen vragen aan de andere fracties en aan het college van Gedeputeerde Staten. Op grond van de onderbouwing besluit het presidium al dan niet tot agendering.

 

Artikel 17a, Rondvraag 

Commissieleden kunnen gebruikmaken van de rondvraag voor het stellen van vragen over actuele onderwerpen die niet direct een behandeling als agendapunt behoeven. Is dit laatste wel het geval dan zal de voorzitter de beraadslaging afbreken met het verzoek het punt te agenderen voor een volgende vergadering.

 

Voorafgaand aan de vergadering moet aan de voorzitter gemeld worden dat van de rondvraag gebruik gemaakt gaat worden en wat het onderwerp is. De voorzitter bepaalt vervolgens, indien er meer verzoeken liggen, de volgorde van de onderwerpen. Tevens stelt hij de desbetreffende gedeputeerde en de leden van de commissie, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding, voorafgaand aan de vergadering op de hoogte van de vraag.

 

Artikel 18, Spreektijden

Door de hantering van spreektijden kan een inschatting gemaakt worden van de duur van de agenda en kan de duur van de vergadering door de voorzitter worden beheerst.

 

Bij het tweede lid wordt de behandelduur per agendapunt in de verhouding 2:1 als spreektijd verdeeld over de leden van de commissie en de leden van het college. De leden en het college worden per mail door de statenadviseur voorafgaand aan de vergadering geinformeerd over de spreektijden.

Elke fractie krijgt eenzelfde spreektijd voor de eerste en tweede termijn tezamen. Voorstellen van orde, interrupties en reacties op interrupties vallen buiten de toegekende spreektijd.

 

Artikel 19, Spreekrecht burgers in de commissievergadering

Het spreekrecht van burgers draagt bij aan het vergroten van de betrokkenheid van burgers bij het provinciebestuur en vice versa. Zij kunnen inspreken over geagendeerde onderwerpen; de bijdragen kunnen Provinciale Staten vervolgens betrekken bij hun beraadslagingen.

 

In het tweede lid zijn 3 onderwerpen opgenomen waarvoor het spreekrecht niet geldt. Als een besluit van Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten vatbaar is voor bezwaar en beroep, is geen spreekrecht mogelijk. Dit om parallelle/dubbele processen te voorkomen, evenals onderlinge beinvloeding. Bestuur en rechtspraak blijven zo gescheiden.

 

Verder zijn de benoemingen, de keuzen, de voordrachten en de aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat in dergelijke gevallen inspraak de belangen van kandidaten, al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie, kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen.

 

Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten een gedraging waarover zij op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht een klacht kunnen indienen. Deze procedure is leidend.

 

De burgers die wensen in te spreken, dienen zich voorafgaande aan de vergadering te melden bij de statenadviseur.

 

Artikel 19a, Spreekrecht burgers voorafgaand aan de commissievergadering

Om inwoners bij grote onderwerpen meer ruimte binnen een vergadering te kunnen geven, wordt in dit nieuwe artikel de mogelijkheid van het organiseren van een ‘’hoorzitting’’ geregeld. De hoorzitting wordt gehouden ten minste drie werkdagen voorafgaand aan de reguliere commissievergadering (dus op donderdag). De hoorzitting vindt plaats als zijnde een commissievergadering; de gedeputeerden zijn eveneens aanwezig. De hoorzitting vindt, bij voorkeur, plaats in de avond zodat eenieder in de gelegenheid is om aanwezig te zijn.

 

Artikel 20, Videoverslag en besluitenlijst

De verslaglegging vindt plaats door middel van een integraal verslag in beeld en geluid, dat via de website van Provinciale Staten te raadplegen is, en een besluitenlijst, waarin kort de besluiten, toezeggingen en verdere afspraken worden weergegeven.

 

De ontwerp-besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering aan de commissieleden toegezonden. De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Het is aan de Statencommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de Statencommissie de besluitenlijst vaststelt.

 

Artikel 21, Spreekregels

Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.

 

Artikel 22, Volgorde sprekers

Het inschrijven als spreker voor een agendapunt vóór aanvang van de vergadering is alleen noodzakelijk voor onderwerpen die op de agenda of aanvullende agenda zijn vermeld. Deze bepaling geldt niet voor onderwerpen die kort voor de vergadering, of ter vergadering, door de leden aan de agenda worden toegevoegd. De voorzitter zal in dat geval bij de behandeling van het desbetreffende onderwerp inventariseren wie van de leden of overige aanwezigen het woord wenst te voeren.

 

Artikel 23, Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van commissieleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een commissielid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, hoeft de voorzitter niet te honoreren. Indien de Statencommissie van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Tijdens de beraadslaging over een onderwerp of voorstel heeft iedere fractie in principe één woordvoerder. Hiervan kan worden afgeweken, bijvoorbeeld bij de behandeling van de begroting. De totale spreektijd per fractie blijft in zo’n geval wel gelijk.

 

Artikel 24, Spreektijd

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een Statencommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

 

Artikel 25, Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 22, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de desbetreffende Statencommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een Statencommissie.

 

Artikel 26, Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van een Statencommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt.

 

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Desgewenst kan de voorzitter een spreker verzoeken een opmerking terug te nemen waarmee deze, in dat geval, als niet-uitgesproken dient te worden beschouwd.

 

Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste 3 maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Provinciewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van Statenleden.

 

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed­ of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 33 van dit reglement.

 

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Provinciewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van Statencommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een Statencommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden.

 

Artikel 28, Advies

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een Statencommissie anders beslist. Een Statencommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in Provinciale Staten voor en overlegt met Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning. De commissie brengt ten behoeve van de behandeling in de statenvergadering een advies aan het presidium uit over de gewenste A- of B-status van een stuk.

 

Artikel 28a, Stemmingen

In dit artikel wordt geregeld dat wanneer door commissies beslissingen moeten worden genomen, bijvoorbeeld over het al dan niet agenderen van een notitie van een fractie, met meerderheid van stemmen wordt beslist. Het aantal aanwezigen telt en niet de grootte van de fracties die de leden in Provinciale Staten vertegenwoordigen. Wanneer geen stemming wordt verlangd stelt de voorzitter dit vast. De voorzitter is geen lid van de commissie en kan niet meestemmen. Bij het staken van de stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen (vijfde lid).

 

Artikel 29, Algemeen

Een besloten vergadering van een Statencommissie is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het Reglement van orde in acht dienen te worden genomen, voor zover deze bepalingen jiet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

 

De deuren worden gesloten wanneer tenminste een tiende van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. In artikel 23 van de Provinciewet, dat op grond van artikel 80, lid 5 Provinciewet van overeenkomstige toepassing is, zijn de procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’. Praktisch is de tijdige stopzetting van de videonotulering hierbij van belang.

 

Artikel 30, Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Provinciewet nodig. Niet alleen een Statencommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een Statencommissie, het college en de commissaris van de Koning kunnen geheimhouding aan een Statencommissie opleggen. Overigens kan een Statencommissie ook geheimhouding opleggen aan Provinciale Staten of het college ten aanzien van stukken die zij aan Provinciale Staten of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Provinciewet).

 

De geheimhouding geldt ten aanzien van eenieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of Provinciale Staten haar opheft.

 

Artikel 31, Verslag

Op grond van artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Provinciewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij Provinciale Staten en i.c. de Statencommissie anders beslis. In aanvulling hierop bepaalt het eerste lid van deze bepaling dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de statenadviseur.

 

Het verslag van een besloten vergadering ligt niet alleen voor commissieleden ter inzage maar ook voor leden van Gedeputeerde Staten die in de desbetreffende vergadering aanwezig waren.

 

Hiermee is aansluiting gezocht bij artikel 49 van het Reglement van Orde van Provinciale Staten.

 

Artikel 32, Opheffing geheimhouding

Zoals uit de toelichting op artikel 31 blijkt kunnen Provinciale Staten de geheimhouding, die een Statencommissie aan Provinciale Staten oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Artikel 33, Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Provinciewet regelen dat de voorzitter van Provinciale Staten toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor Statencommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Provinciewet, het derde lid voorziet hierin.

 

Lid 2 biedt de voorzitter de mogelijkheid de orde te herstellen ook in geval in de vergaderzaal, met in begrip van de publieke tribune, tijdens een vergadering mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen zodanig worden gebruikt, dat die inbreuk maken op de orde van de vergadering.

 

Artikel 34, Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een Statencommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio­ en tv­stations geluid­ en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

 

Artikel 35, Verbod ordeverstorend gebruik mobiele telefoons en overige elektronische communicatiemiddelen

Artikel 35 heeft betrekking op het gebruik van mobiele telefoons en overige elektronische communicatiemiddelen. Het gebruik hiervan kan ordeverstorend zijn; dit ordeverstorend gebruik is verboden.

 

Artikelen 36 en 37, Uitleg reglement en inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

 

 

Instrumenten tijdens Staten- en commissievergaderingen

 

In dit deel wordt ingegaan op de instrumenten die de staten hebben om tijdens staten­ en commissievergaderingen zich politiek te profileren, om kaders te stellen en om controle uit te oefenen op het door Gedeputeerde Staten gevoerde bestuur. Het Reglement bevat in aanvulling hierop bepalingen over de wijze van beraadslaging, de wijze van stemmen, het stellen van vragen, etc. Bij twijfel over de uitleg van het RvO en in de gevallen waarin het niet voorziet, raadpleegt de voorzitter de vergadering, die vervolgens een beslissing neemt.

In de volgende paragraaf worden alle instrumenten kort behandeld. Er wordt ingegaan op het juiste gebruik van instrumenten en de procedures die hiervoor gelden. In de bijlagen (1 t/m 5) zijn modellen opgenomen om het gebruik van de instrumenten makkelijker te maken.

 

Instrument 1

Mondeling en schriftelijk vragenrecht (bijlage 1)

 

Beschrijving

Door het vragenrecht kunnen statenleden aan Gedeputeerde Staten inlichtingen vragen over het door hen gevoerde bestuur.

Mondelinge vragen kunnen gesteld worden tijdens de rondvraag van de Statencommissie of Statenvergadering, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Tevens kunnen schriftelijke vragen gesteld worden.

Vastgelegd

Artikelen 151 lid 1, 167 en 179 van de Provinciewet.

Artikelen 41 en 42 van het Reglement van Orde.

Doel en betekenis

Het vragenrecht versterkt de controlerende en volksvertegenwoordigende rol van statenleden.

Verhouding andere instrumenten en in welke gevallen gebruiken

De positie van statenleden wordt door een aantal rechten versterkt: mondeling vragenrecht (actueel; het is niet mogelijk om moties in te dienen of interrupties te houden) schriftelijk vragenrecht (minder actueel; eventuele behandeling tijdens Statencommissie) recht van interpellatie (politieke beraadslaging; apart agendapunt tijdens Statenvergadering en daardoor verlof nodig van de statenleden; zie instrument 2)

Procedure indienen en afhandelen

Mondelinge vragen

In de Drentse staten wordt zowel tijdens een vergadering van een Statencommissie als tijdens de Statenvergadering een rondvraag gehouden. Het statenlid dat vragen wil stellen tijdens een vergadering, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter.

De voorzitter brengt het onderwerp van de vragen ter kennis van Gedeputeerde Staten en de statenleden en maakt het onderwerp van de vragen openbaar (Artikel 42 Reglement van Orde).

Schriftelijke vragen

Ook als men van het schriftelijke vragenrecht gebruikmaakt, dienen de vragen aan de voorzitter te worden gezonden. Praktisch kan dit via (een desbetreffende mail aan) de griffie. De voorzitter brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van Gedeputeerde Staten en de statenleden. Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning beantwoorden de vragen schriftelijk binnen 4 weken nadat ze door de voorzitter zijn ontvangen. De antwoorden worden aan alle statenleden toege- zonden en worden vermeld op de lijst van ingekomen stukken voor de eerstvolgende Statenvergadering (Artikel 41 Reglement van Orde).

 

Instrument 2

Recht van interpellatie (bijlage 2)

 

Beschrijving

Elk individueel statenlid kan een verzoek indienen tot het houden van een interpellatie. Het gaat hier om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de commissaris te vragen. Daarvoor is verlof van Provinciale Staten nodig omdat dit de vergaderorde doorbreekt.

Vastgelegd

Artikel 151 lid 2 van de Provinciewet.

Artikel 40 van het Reglement van Orde.

Doel en betekenis

Het doel van een interpellatie is om tijdens de statenvergadering over een niet-geagendeerd onderwerp het college of de commissaris om inlichtingen te vragen en daarover in debat gaan. Het recht van interpellatie versterkt de controlerende en volksvertegenwoordigende rol van statenleden.

Verhouding andere instrumenten en in welke gevallen gebruiken

Het interpellatierecht is politiek gezien een zwaarder instrument dan het schriftelijke en mondelinge vragenrecht.

De interpellatie wordt, na de toestemming van Provinciale Staten, als apart agendapunt behandeld. Over het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, kunnen moties worden ingediend.

Procedure indienen en afhandelen

Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen. De voorzitter brengt zo spoedig mogelijk Gedeputeerde Staten en de statenleden op de hoogte van het verzoek. Het verzoek wordt in stemming gebracht bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering. Provinciale Staten bepalen bij meerderheid op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie gehouden zal worden (Artikel 40 van het Reglement van Orde).

 

Instrument 3

Motie (bijlage 3)

 

Beschrijving

Een motie is een korte en gemotiveerde verklaring of uitspraak door één of meerdere statenleden over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken. De motie bindt Gedeputeerde Staten niet. Het is een politieke uitspraak. In de regel worden ook de overwegingen om tot een uitspraak te komen in de motie meegenomen. Moties vormen in feite de afsluiting van de beraadslaging over een onderwerp.

Vastgelegd

Artikel 36 van het Reglement van Orde.

Doel en betekenis

Statenleden kunnen door moties (tijdens en na de beraadslaging) hun mening kenbaar maken over een bepaald onderwerp.

Verhouding andere instrumenten en in welke gevallen gebruiken

Moties worden gebruikt als bij statenleden/fracties de behoefte bestaat om over een onderwerp een oordeel, wens of verzoek uit te spreken. Op moties kunnen geen amendementen worden aangebracht. Wie zich met een deel van de tekst van de motie niet kan verenigen, heeft de keuze ofwel tegen te stemmen of zelf een andersluidende motie in te dienen.

Een motie kan ook bij een interpellatie de afsluiting van de beraadslaging vormen. Tijdens een rondvraag kunnen geen moties worden ingediend.

Procedure indienen en afhandelen

Tijdens de beraadslaging heeft ieder ter vergadering aanwezig lid het recht moties (al of niet betreffende een in behandeling zijnde zaak) in te dienen. De motie moet schriftelijk worden ingediend en, na ondertekening en voorlezing door de voorsteller, aan de voorzitter worden overhandigd.

Moties kunnen tijdens de behandeling van de zaak, waarop zij betrekking hebben, door de voorsteller worden toegelicht en onderwerp van beraadslaging vormen, maar dit vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen. Over de motie wordt wel een apart besluit genomen.

Er kunnen ook moties worden ingediend over een niet op de agenda voorkomend onderwerp. Dit zijn de zogenaamde ‘moties vreemd aan de orde van de dag’. De beraadslaging en besluitvorming daarover vindt aan het eind van de vergadering plaats.

 

Instrument 4

Recht van amandement (bijlage 4)

 

Beschrijving

Een amendement is een voorstel tot wijziging van een ontwerpregeling of een ontwerp-besluit (bij een voorstel), naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen. Beleidsnota’s e.d. kunnen (dus) niet rechtstreeks worden geamendeerd maar via het ontwerp-besluit. Daaruit moet dan de beoogde wijziging blijken. Met een amendement wordt in een aan Provinciale Staten voorgelegd voorstel een wijziging aangebracht.

Is een wijziging van financiële aard, dan is het raadzaam, indien het gaat om een verhoging van kosten, daarbij ook de dekking van het voorstel aan te geven. De overwegingen om te komen tot een amendement hoeven niet in het amendement zelf te worden meegenomen, maar kunnen ook mondeling worden toegelicht.

Vastgelegd

Artikel 143B van de Provinciewet.

Artikel 35 van het Reglement van Orde.

Doel en betekenis

Door het recht van amendement kunnen statenleden (delen van) voorstellen wijzigen. Zo oefenen Provinciale Staten meer invloed uit, kunnen zaken aangescherpt worden en kunnen accenten gelegd worden. Het recht van amendement versterkt de kaderstellende rol van statenleden.

Verhouding andere instrumenten en in welke gevallen gebruiken

Amendementen kunnen ook ingediend worden bij initiatiefvoorstellen van andere statenleden.

Elk lid dat in de vergadering aanwezig is kan vervolgens een subamendement indienen, d.w.z. een wijziging op het voorgestelde amendement.

Procedure indienen en afhandelen

Ieder statenlid kan, tot het sluiten van de beraadslagingen, een amendement indienen. Een amendement op een voorstel moet schriftelijk worden ingediend en, na ondertekening en voorlezing door de voorsteller, aan de voorzitter worden overhandigd. Als de meerderheid van de staten zich achter het amendement schaart, is het amendement aangenomen en is de verordening en/of het besluit in die zin gewijzigd.

 

Instrument 5

Recht van initiatief

 

Beschrijving

Provinciale Staten of fracties kunnen om op de actualiteit te kunnen inspelen of omdat Gedeputeerde Staten naar hun mening bepaalde beleidsaspecten laten liggen, zelf met een voorstel komen.

Vastgelegd

Artikel 143A van de Provinciewet.

Artikel 38a van het Reglement van Orde.

Doel en betekenis

Statenleden zijn niet afhankelijk van voorstellen van het college. Ook pro-actief, bijvoorbeeld op basis van signalen die het statenlid in zijn vertegenwoordigende rol oppikt, kunnen eigen initiatieven in de vorm van een voorstel op de agenda worden gezet. Het initiatiefrecht versterkt de volksvertegenwoordigende rol van statenleden.

Verhouding andere instrumenten en in welke gevallen gebruiken

Statenleden hebben een wettelijk recht op ambtelijke ondersteuning. Deze ondersteuning kan praktisch zijn bij het opstellen van initiatiefvoorstellen. Op een initiatiefvoorstel is een amendement mogelijk. Om het doel te bereiken kan ook gebruik worden gemaakt van een motie waarbij de uitwerking aan Gedeputeerde Staten wordt gedelegeerd.

Of een initiatiefvoorstel mogelijk of wenselijk is, wordt beantwoord aan de hand van vijf vragen:

Onderwerpkeuze

Aard van het op te lossen probleem

Wat kan de provinciale overheid doen aan de oplossing van het probleem?

Bestaat er ten aanzien van het onderwerp al provinciaal beleid of is er beleid in ontwikkeling?

Alternatieven voor een initiatiefvoorstel. Bijvoorbeeld moties of vragen stellen aan Gedeputeerde Staten.

Procedure indienen en afhandelen

Ieder individueel statenlid heeft het recht voorstellen te doen aan Provinciale Staten. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling te kunnen worden genomen, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. De vorm waarin zo’n voorstel wordt gepresenteerd, bestaat in het algemeen uit een statenvoorstel: ontwerpbesluit en een toelichting daarop. Het ontwerp-besluit bevat deelbesluiten van zowel inhoudelijke als procedurele aard.

De formulering moet voldoende precies zijn om de uitvoerende instanties en anderen aan wie het besluit iets opdraagt daarover duidelijkheid te geven. Provinciale Staten kunnen voorwaarden stellen aan de indiening en de behandeling van een initiatiefvoorstel. Verder dienen Gedeputeerde Staten voorafgaande aan het nemen van een besluit door Provinciale Staten, in de gelegenheid gesteld zijn, wensen en bedenkingen ter kennis te brengen aan Provinciale Staten.

 

Instrument 6

Recht op ambtelijke bijstand en fractieondersteuning

 

Beschrijving

Dit recht hebben zowel Provinciale Staten als elk individueel statenlid. Bij ambtelijke bijstand gaat het met name om het verstrekken van feitelijke informatie en het redigeren van teksten voor initiatiefvoorstellen. In de Verordening op de ambtelijke bijstand is deze voorziening nader geregeld. De politiek inhoudelijke ondersteuning vindt plaats via de fractieondersteuning.

Vastgelegd

Artikel 33 van de Provinciewet.

Verordening ‘Regeling vergoeding statenfracties’.

Verordening ‘Ambtelijke bijstand Provinciale Staten Drenthe’

Doel en betekenis

Doel is dat statenleden met ambtelijke ondersteuning en fractieondersteuning hun kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende rol zo goed mogelijk kunnen vervullen.

Verhouding andere instrumenten en in welke gevallen gebruiken

Indien statenleden ondersteuning nodig hebben waarvoor de kennis van de ambtelijke organisatie gewenst is, kunnen zij via de statengriffie een verzoek om ambtelijke bijstand indienen. Ambtelijke ondersteuning is met name bedoeld voor het opstellen van een initiatiefvoorstel. Ook gaat het om het verstrekken van feitelijke informatie. Als het gaat om de beantwoording van feitelijke (technische) vragen, dan kunnen betrokken ambtenaren rechtstreeks door de statenleden worden benaderd.

Procedure indienen en afhandelen

De fractieondersteuning is een zaak van de fracties zelf. Bij ambtelijke ondersteuning vervult de statengriffier een spilfunctie (contactpersoon).

 

Instrument 7

Recht van enquête

 

Beschrijving

Provinciale Staten hebben het recht een enquête te houden (onderzoek te doen). Zij zijn vrij in het formuleren van de enquête, maar het onderwerp moet betrekking hebben op een onderdeel van het door het college gevoerde bestuur.

Vastgelegd

Artikelen 151A t/m 151F van de Provinciewet.

Verordening onderzoekcommissie 2003.

Doel en betekenis

Door het recht van enquête versterken Provinciale Staten hun controlerende positie ten opzichte van Gedeputeerde Staten.

Verhouding andere instrumenten en in welke gevallen gebruiken

Als Provinciale Staten een onderzoek willen instellen, moeten zij daarvoor in algemene zin vooraf bij verordening regels opstellen. Hierin moeten in elk geval regels opgenomen worden over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend. De statengriffier zal een belangrijke rol vervullen tijdens een door Provinciale Staten ingesteld onderzoek.

De taak, samenstelling en werkwijze van enquêtecommissies moeten voor iedere commissie afzonderlijk bij het besluit tot instelling worden geregeld.

Procedure indienen en afhandelen

Elk statenlid kan een voorstel doen om een enquête te houden. Het zijn echter de Provinciale Staten die bij gewone meerderheid besluiten tot het instellen daarvan. In het besluit van de staten tot het instellen van een onderzoek moet het te onderzoeken onderwerp worden omschreven. Dit is vooral van belang voor degenen die verplicht zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek. Het is echter wel mogelijk dat de Provinciale Staten, hangende het onderzoek, het onderwerp wijzigen.

De uitvoering van het onderzoek gebeurt door een door Provinciale Staten in te stellen enquêtecommissie. Leden van Gedeputeerde Staten kunnen geen lid van een enquêtecommissie zijn.

 

Instrument 8

Noordelijke Rekenkamer

 

Beschrijving

Door de Noordelijke Rekenkamer wordt structureel onderzoek gedaan naar de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het provinciale bestuur gevoerde bestuur. Het gaat dan om Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning.

Vastgelegd

Artikelen 79A-O en artikelen 183-186 van de Provinciewet.

Doel en betekenis

Door de rekenkamer hebben Provinciale Staten meer controle-instrumenten in handen.

Verhouding andere instrumenten en in welke gevallen gebruiken

De Noordelijke Rekenkamer heeft een eigen bestuur en een eigen apparaat (bureau). Het verricht onafhankelijk onderzoek.

Belangrijk is dat de resultaten van de rekenkameronderzoeken bruikbaar zijn voor de verbetering van het functioneren van het provinciebestuur.De leermogelijkheden die onderzoek naar de mate waarin provinciaal beleid doelmatigheid en doeltreffend was, oplevert, staat voorop.

De controle op de jaarrekening is geen onderdeel van een onderzoek door de rekenkamer.

Procedure indienen en afhandelen

Provinciale Staten van Drenthe, Groningen en Friesland zijn via de Raad van Advies bij de Rekenkamer vertegenwoordigd. De griffier van Drenthe is hiervan q.q. de secretaris.

 

Instrument 9

Budgetrecht

 

Beschrijving

Het budgetrecht houdt in dat Provinciale Staten het laatste woord hebben als het gaat om de financiën (en dus het algemene beleid) van de provincie. Provinciale Staten hebben met het budgetrecht een machtig instrument in handen.

Vastgelegd

Artikel 195 van de Provinciewet.

Doel en betekenis

Het budgetrecht biedt belangrijke steun in het licht van de kaderstellende en controlerende rol van Provinciale Staten. De begroting en jaarrekening zijn belangrijke sturings- en controle-instrumenten.

Verhouding andere instrumenten en in welke gevallen gebruiken

---

Procedure indienen en afhandelen

---

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1 MODEL schriftelijk vragenrecht

 

Aan de voorzitter van Provinciale Staten van Drenthe,

de heer/mevrouw

Postbus 122

9400 AC Assen

 

 

 

Datum:

Onderwerp: Schriftelijke vragen ex artikel 41 RvO over …..

 

 

 

Geachte voorzitter,

 

  • 1.

    Aanleiding

  • 2.

    Concrete vragen

 

 

Ondertekening,

 

 

Bijlage 2 MODEL Recht van interpellatie

 

Aan de voorzitter van Provinciale Staten van Drenthe,

de heer/mevrouw

Postbus 122

9400 AC Assen

 

 

 

Onderwerp: Interpellatie ex artikel 40 RvO inzake .....

 

 

Geachte voorzitter,

 

Hierbij dien ik op grond van artikel 40 van het Reglement van Orde een voorstel in voor het houden van een interpellatie in de statenvergadering van ....

De interpellatie richt zich op .......................... [aanleiding/onderwerp].

De vragen luiden als volgt:

 

  • 1.

    ...............

  • 2.

    ...............

 

 

 

Ondertekening,

 

Bijlage 3 MODEL Motie

 

Provinciale Staten van Drenthe, in vergadering bijeen op ........

 

kennis genomen hebbende van ........ constaterende dat ........

overwegende dat ........

van mening zijnde dat ........

 

spreken als hun mening uit dat ........ zijn van oordeel dat ........

spreken hun verbazing/verontrusting uit over ........ verzoeken het college ........

dringen er bij ........ op aan dat ........

 

en gaan over tot de orde van de dag.

 

 

 

Ondertekening,

 

Bijlage 4 MODEL Recht van amendement

 

Provinciale Staten van Drenthe in vergadering bijeen op ........ ter behandeling van statenstuk [nummer] ........, inzake ........ [regeling/onderwerp]

 

Besluiten:

 

Variant a

de tekst van bovengenoemde regeling als volgt te wijzigen:

  • 1.

    in artikel ........ na de woorden ........ toe te voegen (of: te laten vervallen) de woorden (of: de zinsnede) ........

  • 2.

    ........

  • 3.

    ........

 

Variant b

de tekst van het ontwerp-besluit als volgt te wijzigen:

  • 1.

    in artikel ........ na de woorden ........ toe te voegen (of: te laten vervallen) de woorden (of: de zinsnede) ........

  • 2.

    ........

  • 3.

    ........

 

[en indien toepasselijk bij variant b:]

en verzoeken het college het bijbehorende document waar aan de orde, hierop aan te passen.

 

 

Toelichting (eventueel)

 

 

Ondertekening,

 

 

Bijlage Relevante artikelen van de Provinciewet

 

Artikel 7

Provinciale Staten vertegenwoordigen de gehele bevolking van de provincie.

 

Artikel 8

  • 1.

    Provinciale Staten bestaan uit: 39 leden in een provincie beneden de 400.001 inwoners; 41 leden in een provincie van 400.001­500.000 inwoners; 43 leden in een provincie van 500.001­750.000 inwoners; 45 leden in een provincie van 750.001­1.000.000 inwoners; 47 leden in een provincie van 1.000.001­1.250.000 inwoners; 49 leden in een provincie van 1.250.001­1.500.000 inwoners; 51 leden in een provincie van 1.500.001­1.750.000 inwoners; 53 leden in een provincie van 1.750.001­2.000.000 inwoners; 55 leden in een provincie boven de 2.000.000 inwoners.

  • 2.

    Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van Provinciale Staten, voort­ vloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van de provincie, treedt eerst in bij de eerstvolgende periodieke verkiezing van de leden van Provinciale Staten.

 

Artikel 9

De commissaris van de Koning is voorzitter van Provinciale Staten.

 

Artikel 10

Voor het lidmaatschap van Provinciale Staten is vereist dat men Nederlander en ingezetene van de provincie is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

 

Artikel 11

  • 1.

    De leden van Provinciale Staten maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van Provinciale Staten zij vervullen.

  • 2.

    Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het provinciehuis.

 

Artikel 12

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van Provinciale Staten hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van Provinciale Staten wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van Provinciale Staten is vervallen verklaard.

 

Artikel 13

  • 1.

    Een lid van provinciale staten is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g.

      commissaris van de Koning;

    • h.

      gedeputeerde;

    • i.

      lid van de rekenkamer;

    • j.

      ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 79q, eerste lid;

    • k.

      ambtenaar, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder h, kan een lid van Provinciale Staten tevens gedeputeerde zijn gedurende het tijdvak dat:

    • a.

      aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten en eindigt op het tijdstip waarop de gedeputeerden ingevolge artikel 41, eerste lid, aftreden, of

    • b.

      aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot gedeputeerde en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van Provinciale Staten onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van Provinciale Staten met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot gedeputeerde aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder k, kan een lid van Provinciale Staten tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

 

Artikel 14

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van Provinciale Staten in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: ‘Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van Provinciale Staten benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van Provinciale Staten naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!’ (Dat verklaar en beloof ik!’)

 

Artikel 15

  • 1.

    Een lid van provinciale staten mag niet:

    • a.

      als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de provincie of het provinciebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de provincie of het provinciebestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de provincie of het provinciebestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de provincie aangaan van:

      • 1.

        overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      • 2.

        overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de provincie;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • 1.

        het aannemen van werk ten behoeve van de provincie;

      • 2.

        het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de provincie;

      • 3.

        het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de provincie;

      • 4.

        het verhuren van roerende zaken aan de provincie;

      • 5.

        het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de provincie;

      • 6.

        het van de provincie onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      • 7.

        het onderhands huren of pachten van de provincie.

  • 2.

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kan Onze Minister ontheffing verlenen.

  • 3.

    Provinciale Staten stellen voor hun leden een gedragscode vast.

     

Artikel 16

Provinciale Staten stellen een Reglement van Orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

 

Artikel 17

  • 1.

    Provinciale Staten vergaderen zo vaak als zij daartoe hebben besloten.

  • 2.

    Voorts vergaderen zij indien de commissaris van de Koning het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit Provinciale Staten bestaan schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

     

Artikel 18

Provinciale Staten vergaderen na de periodieke verkiezing van hun leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van Provinciale Staten in oude samenstelling aftreden.

 

Artikel 19

  • 1.

    De commissaris roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 2.

    Tegelijkertijd met de oproeping brengt de commissaris dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

     

Artikel 20

  • 1.

    De vergadering van Provinciale Staten wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de commissaris van de Koning, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste 24 uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Provinciale Staten kunnen echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet­geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

     

Artikel 21

  • 1.

    De commissaris van de Koning heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2.

    Een gedeputeerde kan al dan niet op zijn verzoek door Provinciale Staten worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

     

Artikel 22

De leden van het provinciebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van Provinciale Staten hebben gezegd of aan Provinciale Staten schriftelijk hebben overgelegd.

 

Artikel 23

  • 1.

    De vergadering van Provinciale Staten wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een tiende van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    Provinciale Staten beslissen vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 5.

    Provinciale Staten maken de besluitenlijst van hun vergaderingen op de in de provincie gebruikelijke wijze openbaar. Provinciale Staten laten openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

     

Artikel 24

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van provinciale belastingen; en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van gedeputeerden.

     

Artikel 25

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan Provinciale Staten worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat Provinciale Staten haar opheffen.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door Gedeputeerde Staten, de commissaris van de Koning en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan Provinciale Staten of aan leden van Provinciale Staten overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan Provinciale Staten overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door Provinciale Staten in hun eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van Provinciale Staten overgelegde stukken, wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan Provinciale Staten is voorgelegd, totdat Provinciale Staten haar opheffen. Provinciale Staten kunnen deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

     

Artikel 26

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste 3 maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3.

    Hij kan Provinciale Staten voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

     

Artikel 27

De leden van Provinciale Staten stemmen zonder last.

 

Artikel 28

  • 1.

    Een lid van Provinciale Staten neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

     

Artikel 29

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van één of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      in een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 20, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

       

Artikel 30

  • 1.

    Voor het totstandkomen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

     

Artikel 31

  • 1.

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2.

    Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3.

    Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

     

Artikel 32

  • 1.

    De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of één van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 2.

    Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

  • 3.

    Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 4.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6.

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit Provinciale Staten bestaan, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

     

Artikel 33

  • 1.

    Provinciale Staten en elk van hun leden hebben recht op ambtelijke bijstand.

  • 2.

    De in Provinciale Staten vertegenwoordigde groeperingen hebben recht op ondersteuning.

  • 3.

    Provinciale Staten stellen met betrekking tot de ambtelijke bijstand en de onder­ steuning van de in Provinciale Staten vertegenwoordigde groeperingen een verordening vast.

     

Artikel 35c

  • 1.

    Een gedeputeerde is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g.

      commissaris van de Koning;

    • h.

      lid van Provinciale Staten;

    • i.

      lid van de rekenkamer;

    • j.

      lid van de raad van een gemeente;

    • k.

      burgemeester;

    • l.

      wethouder;

    • m.

      lid van de rekenkamer van een in de betrokken provincie gelegen gemeente;

    • n.

      ambtenaar, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

    • o.

      ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur van een in de provincie gelegen gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt;

    • p.

      voorzitter van of lid van het bestuur van of ambtenaar in dienst van een in de provincie gelegen waterschap;

    • q.

      ambtenaar in dienst van een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld lichaam waarvan een orgaan aan toezicht van gedeputeerde staten is onderworpen;

    • r.

      ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie;

    • s.

      functionaris, krachtens wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur van advies te dienen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder n, kan een gedeputeerde tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

    • a.

      aanvangt op de dag van de stemming van de verkiezing van de leden van provinciale staten en eindigt op het tijdstip waarop de gedeputeerden ingevolge artikel 41, eerste lid, aftreden, of

    • b.

      aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot gedeputeerde en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van provinciale staten onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van provinciale staten met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot gedeputeerde aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder n, kan een gedeputeerde tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

     

Artikel 40b

  • 1.

    Een gedeputeerde vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn ambt als gedeputeerde.

  • 2.

    Een gedeputeerde meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan Provinciale Staten.

  • 3.

    Een gedeputeerde maakt zijn nevenfuncties openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op het provinciehuis.

  • 4.

    Een gedeputeerde die zijn ambt niet in deeltijd vervult, maakt tevens de inkomsten uit nevenfuncties openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op het provinciehuis uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten.

  • 5.

    Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met de eindheffingsbestanddelen bedoeld in artikel 31 van die wet.

     

Artikel 55

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan hen worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat Gedeputeerde Staten haar opheffen.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de commissaris van de Koning of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan Gedeputeerde Staten overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel Provinciale Staten, haar opheffen.

  • 3.

    Indien Gedeputeerde Staten zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot Provinciale Staten hebben gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat Provinciale Staten haar opheffen.

     

Artikel 60

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen regelen van welke beslissingen van Gedeputeerde Staten aan de leden van Provinciale Staten kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kunnen Provinciale Staten de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten laten de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten maken de besluitenlijst van hun vergaderingen op de in de provincie gebruikelijke wijze openbaar. Zij laten de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 55 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

     

Artikel 73

  • 1.

    Alle aan Provinciale Staten of aan Gedeputeerde Staten gerichte stukken worden door of namens de commissaris geopend.

  • 2.

    Van de ontvangst van aan Provinciale Staten gerichte stukken die niet terstond in de vergadering van Provinciale Staten aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten mededeling.

     

Artikel 75

  • 1.

    Bij verhindering of ontstentenis van de commissaris wordt zijn ambt waargenomen door een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen gedeputeerde. Van de aanwijzing doet de commissaris schriftelijk mededeling aan Onze Minister. Het voorzitterschap van Provinciale Staten wordt bij verhindering of ontstentenis van de commissaris waargenomen door het langstzittende lid van Provinciale Staten. Indien meer leden van Provinciale Staten even lang zitting hebben, dan vindt de waarneming van het voorzitterschap plaats door het oudste lid in jaren van hen. Provinciale Staten kunnen een ander lid van Provinciale Staten met de waarneming van het voorzitterschap belasten.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis van alle gedeputeerden wordt het ambt van commissaris waargenomen door het langstzittende lid van Provinciale Staten. Indien meer leden van Provinciale Staten even lang zitting hebben, dan vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. Provinciale Staten kunnen een ander lid van Provinciale Staten met de waarneming belasten.

     

Artikel 79

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen regelen van welke beslissingen van de commissaris aan de leden van Provinciale Staten kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kunnen Provinciale Staten de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 2.

    De commissaris laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

     

Artikel 80

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen statencommissies instellen die besluitvorming van Provinciale Staten kunnen voorbereiden en met Gedeputeerde Staten of de commissaris kunnen overleggen. Zij regelen daarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze, daaronder begrepen de wijze waarop de leden van Provinciale Staten inzage hebben in stukken waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd. Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.

  • 2.

    De commissaris en de gedeputeerden zijn geen lid van een statencommissie.

  • 3.

    Bij de samenstelling van een statencommissie zorgen Provinciale Staten, voor zover het de benoeming betreft van leden van Provinciale Staten, voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in Provinciale Staten vertegenwoordigde groeperingen.

  • 4.

    Een lid van Provinciale Staten is voorzitter van een statencommissie.

  • 5.

    De artikelen 19 en 21 tot en met 23 zijn van overeenkomstige toepassing op een vergadering van een statencommissie, met dien verstande dat in artikel 19 voor «commissaris» wordt gelezen «voorzitter van de statencommissie» en in artikel 23, vijfde lid, voor «artikel 25» wordt gelezen «artikel 91».

     

Artikel 143a

  • 1.

    Een lid van Provinciale Staten kan een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in Provinciale Staten indienen.

  • 2.

    Provinciale Staten regelen op welke wijze een voorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld.

  • 3.

    Provinciale Staten regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden een ander voorstel wordt ingediend en behandeld.

  • 4.

    Provinciale Staten nemen geen besluit over een voorstel dan nadat Gedeputeerde Staten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van de staten te brengen.

     

Artikel 143b

  • 1.

    Een lid van Provinciale Staten kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van Provinciale Staten geagendeerde ontwerpverordening op ontwerp­beslissing indienen.

  • 2.

    Het tweede lid van artikel 143a is van overeenkomstige toepassing.

     

Artikel 151

  • 1.

    Een lid van Provinciale Staten kan gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning mondeling of schriftelijk vragen stellen.

  • 2.

    Een lid van Provinciale Staten kan Provinciale Staten verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda, bedoeld in artikel 19, tweede lid, om Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning hierover inlichtingen te vragen. Provinciale staten stellen hierover nadere regels.

     

Artikel 167

  • 1.

    Gedeputeerde Staten en elk van hun leden afzonderlijk zijn aan Provinciale Staten verantwoording schuldig over het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven Provinciale Staten alle inlichtingen die Provinciale Staten voor de uitoefening van hun taak nodig hebben.

  • 3.

    Zij geven Provinciale Staten mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Zij geven Provinciale Staten vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder e, f en h, indien Provinciale Staten daarom verzoeken of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de provincie. In het laatste geval nemen Gedeputeerde Staten geen besluit dan nadat Provinciale Staten hun wensen en bedenkingen ter zake ter kennis van Gedeputeerde Staten hebben kunnen brengen.

  • 5.

    Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder f, geen uitstel kan leiden, geven zij in afwijking van het vierde lid, Provinciale Staten zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het ter zake genomen besluit.

     

Artikel 179

  • 1.

    De commissaris is aan Provinciale Staten verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    Hij geeft Provinciale Staten alle inlichtingen die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taak.

  • 3.

    Hij geeft Provinciale Staten mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

     

Artikel 194

  • 1.

    Gedeputeerde Staten bieden jaarlijks, tijdig voor de in artikel 195, eerste lid, bedoelde vaststelling, Provinciale Staten een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de provincie en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste 3 op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2.

    De ontwerpbegroting en de overige in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan Provinciale Staten zijn aangeboden, voor eenieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.

  • 3.

    Provinciale Staten beraadslagen over de ontwerpbegroting niet eerder dan 2 weken na de openbare kennisgeving.

     

Artikel 201

  • 1.

    Gedeputeerde Staten leggen aan Provinciale Staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten voegen daarbij de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 217, derde lid, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 217, vierde lid, en de verslagen, bedoeld in artikel 217a, tweede lid.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de Provinciale Staten zijn overgelegd, voor eenieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Provinciale Staten beraadslagen over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan 2 weken na de openbare kennisgeving.

 

Bijlage Relevante artikelen van de Kieswet

 

Afdeling IV

 

Artikel V 4

 

  • 1.

    Het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is geschied, onderzoekt de geloofsbrief onverwijld en beslist of de benoemde als lid van dat orgaan wordt toegelaten. Daarbij gaat het na, of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, en beslist het de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. Indien de benoemde voor de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan de voor het lidmaatschap vereiste leeftijd zal hebben bereikt, wordt daarmee bij het nemen van de beslissing rekening gehouden. De wijze waarop het onderzoek van de geloofsbrieven van de leden van de Tweede, onderscheidenlijk van de Eerste Kamer geschiedt, wordt geregeld in het reglement van orde van de desbetreffende kamer.