Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Barneveld

Besluit van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Barneveld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBarneveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Barneveld
CiteertitelBeleidsregels wet Bibob gemeente Barneveld
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. Alcoholwet
  3. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  4. Huisvestingswet 2014
  5. https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR638606/4
  6. https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR640820/1
  7. Aanbestedingswet 2012
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-2021Nieuwe regeling

26-10-2021

gmb-2021-384078

1698

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Barneveld

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

 

Overwegende dat de gemeente Barneveld graag zaken wil doen met integere partijen. De Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) is hierbij een instrument om te beoordelen of partijen waar de gemeente beschikkingen en subsidies aan verleent (of heeft verleend), dan wel overheidsopdrachten aan gunt of vastgoedtransacties mee aangaat, integer zijn.

 

Het doel van de Wet Bibob is het voorkomen dat de gemeente strafbare activiteiten faciliteren en/of dat onrechtmatig verkregen voordelen wordt gebruikt. Dit gebeurt door een Bibob-toets uit te voeren. Kern van de Bibob-toets is het onderzoek naar betrokkene en relevante Bibob-relaties van de betrokkene.

 

De Wet Bibob geeft de gemeente Barneveld hierbij eigen beleidsruimte bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden.

 

gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Huisvestingswet, de Algemene plaatselijke verordening gemeente Barneveld, de Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld, de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek;

besluit:

 

vast te stellen de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Barneveld

 

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1 lid 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, aanvullend geldt lid 2.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld;

    • b.

      eigen onderzoek: de wijze waarop de gemeente Barneveld toepassing geeft aan artikel 7a van de wet, waarbij onderzoek wordt gedaan naar feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid, en artikel 9, tweede en derde lid van de wet. Het eigen onderzoek is nader omschreven in artikel 4.1 van deze beleidsregel;

    • c.

      Bibob-vragenformulier: een formulier gebaseerd op de regeling als bedoeld in artikel 7a lid 5 van de wet.

    • d.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Barneveld;

    • e.

      RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum;

    • f.

      Bureau Bibob: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zoals bedoeld in artikel 8 van de wet.

    • g.

      wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

  • 3.

    Waar in deze Beleidsregels “gemeente Barneveld” wordt genoemd, wordt hiermee zowel het bestuursorgaan als -wanneer van toepassing- de rechtspersoon met een overheidstaak bedoeld.

     

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

De toepassing van de wet zal door de gemeente Barneveld op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

  • 1.

    Uitvoering van het eigen onderzoek vindt plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 Alcoholwet (Alcoholwetvergunning);

    • b.

      artikel 3 Alcoholwet (Alcoholwetvergunningparacommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet (zoals dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging)) waarvan de exploitatie van de horeca-activiteiten niet in eigen beheer plaatsvinden;

    • c.

      artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld (Exploitatie openbare inrichting);

    • d.

      artikel 3:2 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld (seksinrichting, escortbedrijf);

    • e.

      artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld (Exploitatievergunning speelgelegenheid).

  • 2.

    Uitvoering van het eigen onderzoek vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats als zij vallen onder één van de in Bijlage 1 genoemde risicocategorieën:

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit);

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer);

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);

    • d.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld (evenementenvergunning); De toepassing van het eigen onderzoek zal daarbij beperkt blijven tot aanvragen voor evenementen die door of namens commerciële partijen worden georganiseerd dan wel op een bedrijfsmatige wijze georganiseerd worden;

    • e.

      artikel 37 van de Huisvestingsverordening 2019-2023 (omzettingsvergunning/splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 21 en 22 van de Huisvestingswet).

  • 3.

    Uitvoering van het eigen onderzoek vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de wet wordt verstrekt, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag mogelijk sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 30a Alcoholwet (Bijschrijving leidinggevende op Alcoholwetvergunning);

    • b.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (vergunning kansspelautomaat);

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet (paracommerciële instelling).

  • 4.

    Uitvoering van het eigen onderzoek vindt bij aanvragen om een beschikking, wanneer deze aanvragen niet genoemd zijn in deze beleidsregels, plaats wanneer uit ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de wet wordt verstrekt, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag mogelijk sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

     

    Daarnaast zal een eigen onderzoek plaatsvinden als bij navraag door de gemeente Barneveld bij het Bureau Bibob blijkt (artikel 11a van de wet) dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau Bibob.

  • 5.

    Uitvoering van het eigen onderzoek blijft in beginsel achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

De gemeente Barneveld kan een eigen onderzoek starten bij reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een activiteit die op basis van een daartoe genomen besluit van de gemeente Barneveld na de verstrekking van de beschikking, in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie;

  • 2.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 3.

    informatie als bedoeld in artikel 11 en/of artikel 26 van de wet verkregen, vanuit het Bureau Bibob en/of OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau Bibob, die duidt op een mogelijk ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 4.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente op grond van de Wet Bibob een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in het eigen onderzoek verzoeken.

Artikel 2.2a Weigering volledig invullen

Bij een weigering om de gevraagde Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Awb.

 

Bij reeds verleende beschikkingen zal een weigering op grond van artikel 4 lid 1 van de wet worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

De gemeente Barneveld kan een eigen onderzoek starten met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds verleende subsidie zoals bedoeld in de algemene subsidieverordening, indien:

  • a.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één of meer van de in de Bijlage 1 genoemde risicocategorieën dan wel;

  • b.

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de wet wordt verstrekt, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag mogelijk sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De gemeente Barneveld kan de wet in beginsel toepassen bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente Barneveld partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe zal de gemeente Barneveld de wederpartij ervan in kennis stellen dat een eigen onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

 

In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

 

Het eigen onderzoek wordt in beginsel beperkt tot de gevallen die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

  • -

    hoge mate van financiële complexiteit;

  • -

    behorend tot een als zodanig door de gemeente Barneveld benoemde risicocategorie zoals benoemd in Bijlage 1;

  • -

    hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • -

    exceptioneel financieel risico voor de gemeente Barneveld;

  • -

    wanneer tevens sprake is van een aanvraag om beschikking genoemd in artikel 2.1 eerste en tweede lid van deze Beleidsregels.

In geval van een vastgoedtransactie kan de gemeente Barneveld tevens een eigen onderzoek starten, indien op grond van:

  • 1.

    eigen ambtelijke informatie en/of;

  • 2.

    informatie verkregen van het Bureau (artikel 11 en/of 11a van de wet) en/of;

  • 3.

    informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of;

  • 4.

    informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC.

  • 5.

    vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

De gemeente Barneveld kan de wet in beginsel toepassen bij overheidsopdrachten. Aangezien dit instrument een ingrijpend karakter heeft zal een besluit daartoe weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de beginselen van het aanbestedingsrecht moeten worden gemaakt. In aanbestedingsdocumenten zal derhalve dan ook worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de gemeente Barneveld, alvorens tot gunning over te gaan, een eigen onderzoek kan starten, dan wel advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

In geval van een overheidsopdracht start de gemeente een eigen onderzoek, indien op grond van:

  • 1.

    eigen ambtelijke informatie en/of;

  • 2.

    informatie verkregen van het Bureau (artikel 11 en/of 11a van de wet) en/of;

  • 3.

    informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet(OM-tip) en/of;

  • 4.

    informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;

  • 5.

    vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Tevens kan in geval van een overheidsopdracht een eigen onderzoek worden gestart wanneer sprake is van een overheidsopdracht die betrekking heeft op activiteiten die gerelateerd kunnen worden aan de risicocategorieën zoals benoemd in Bijlage 1.

 

Paragraaf 4 Uitvoering

Artikel 4.1 Eigen onderzoek

  • 1.

    In de in deze beleidsregels bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij de gemeente Barneveld. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 7a tweede lid van de wet genoemde vragen en daarnaast mogelijk aanvullende vragen, die de gemeente Barneveld zo goed mogelijk in staat stelt om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

  • 2.

    In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag om beschikking.

  • 3.

    Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden en intrekkingsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende aanvraag om beschikking.

  • 4.

    Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden en intrekkingsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bestaat uit een tweetal stappen. Deze stappen zijn te vinden in Bijlage 2.

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1.

    De gemeente Barneveld informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau Bibob;

  • 2.

    In geval een van het Bureau Bibob ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, of wanneer er voorschriften worden verbonden aan de beschikking, wordt aan betrokkene een afschrift van het advies ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door de gemeente Barneveld schriftelijk gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet;

  • 3.

    Het tweede lid is eveneens van toepassing op de in artikel 28 en 33 van de wet bedoelde derde, met dien verstande dat alleen die onderdelen uit het advies worden verstrekt wordt voor zover het op hem betrekking heeft.

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1.

    Indien de gemeente Barneveld een advies aanvraagt bij het Bureau Bibob, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 4.4 Beschikking

  • 1.

    De gemeente Barneveld gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking, dan wel een intrekking van een beschikking, dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau Bibob blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 2.

    Voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan de gemeente Barneveld bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. De gemeente Barneveld heeft eenzelfde bevoegdheid indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt. De gemeente Barneveld kan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift wijzigen. Indien niet wordt voldaan aan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift kan de gemeente Barneveld de beschikking intrekken.

  • 3.

    Indien de gemeente Barneveld voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • 4.

    Een door de gemeente Barneveld op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 5.

    Het bestuursorgaan, dat een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

     

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Intrekken oude beleidsregel

De Beleidsregel Wet Bibob vastgesteld op 5 juli 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 5.2 Invoeringsdatum

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders op 26 oktober 2021 en treedt in werking op 1 november 2021.

  • 2.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels wet Bibob gemeente Barneveld”.

     

Aldus vastgesteld op 26 oktober 2021.

De burgemeester van Barneveld,

J.J.Luteijn

Burgemeester en wethouders voornoemd,

W.Wieringa

Secretaris

J.J.Luteijn,

Burgemeester

Bijlage 1 Risicocategorieën

 

Risicocategorieën waarbij de gemeente Barneveld in beginsel de Wet Bibob zal worden toegepast:

  • Hotels

  • Kamerverhuurbedrijven (alsmede omgevingsvergunningen voor kamerverhuur- en/of logiespanden waarbij sprake is van vijf of meer kamers)

  • Pensions

  • Recreatieparken

  • Horecabedrijven

  • Shisha-lounges

  • Prostitutiebedrijven

  • Darkrooms

  • Sekswinkels

  • Erotische massagesalons

  • Smartshops/Headshops

  • Speelautomatenhallen

  • Speelgelegenheden

  • Gamecenters

  • Afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven

  • Afvalrecyclingbedrijven

  • Inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto's, tank- of bulkcontainers

  • Autohandel (verkoop en verhuur)

  • Sloopbedrijven

  • Autodemontagebedrijven

  • Vuurwerkbranche

  • Wellnesscentra/zonnestudio’s

  • Kappers

  • Nagelstudio’s

  • Tattooshops

  • Fake-shops (nep (web-)winkels)

  • Fitnessbedrijven

  • Sporthallen/complexen

  • Religieuze instellingen

  • Scholen

  • Energiemaatschappijen/producenten (w.o. vergisters, windmolens etc.)

  • Zonneparken

  • Zorgbureaus/zorgaanbieders

  • Reïntegratiebedrijven en/of activiteiten;

  • Kavelverkoop

  • Verhuur gemeentelijk vastgoed

  • Verkoop (voormalige) overheidsgebouwen

  • Transformatie kantoorpanden

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Bijlage 2 Eigen onderzoek

Stap 1

  • a.

    Het onderzoek behelst in ieder geval:

    • -

      de controle en analyse van de door de betrokkene aangereikte informatie /documenten bij de Bibob-vragenformulier(en), inclusief bijlagen, en de door de betrokkene daarbij aangeleverde documenten;

    • -

      de controle en analyse van eventuele extra, op verzoek van de gemeente Barneveld, door betrokkene overlegde documenten of informatie;

    • -

      open bronnen-onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke relevante Bibob-relaties;

    • -

      het bevragen van politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3 onder l van het Besluit politiegegevens;

    • -

      het opvragen van justitiële gegevens ten aanzien van:

      • a.

        de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet;

      • b.

        degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

      • c.

        degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

      • d.

        degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

      • e.

        degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

      • f.

        degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.

    • -

      het eventueel bevragen van de betrokkene bij het Bureau Bibob zoals bedoeld in artikel 11a van de wet.

  • b.

    Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel het onvolledig aanleveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

  • c.

    In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de wederpartij.

  • d.

    Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan het bestuursorgaan desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC bij het toepassen van de wet.

  • e.

    Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de wet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de wet, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

Stap 2

Aanvullend op eigen onderzoek kan een advies bij het Bureau Bibob worden gevraagd indien:

  • a.

    vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet;

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

  • d.

    het Bureau Bibob de gemeente Barneveld adviseert om ten aanzien van een betrokkene advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 11 van de wet;

  • e.

    de Officier van Justitie de gemeente Barneveld adviseert om ten aanzien van een betrokkene advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 26 van de wet.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokkene en diens relaties te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy zal de gemeente Barneveld de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat de gemeente Barneveld eerst gebruik zal maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

 

De adviesaanvraag bij het Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Bijlage 3 Toelichting Modelbeleidslijn algemeen

1. Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

2. De Wet Bibob algemeen

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning of subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

 

Ter bescherming van hun integriteitsrisico hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

 

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen die zijn opgenomen in Wet Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving is er per 1 januari 2013 en 1 augustus 2020 o.a. een aantal aanvullingen/wijzingen doorgevoerd op het toepassingsbereik en de eigen onderzoeksmogelijkheden.

3. Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob

De Wet Bibob biedt de mogelijkheid tot toepassing door bestuursorganen. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds haar status als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.

a. Toepassingsbereik Wet Bibob voor bestuursorganen van de gemeente

Voor de gemeentelijke overheid als publiekrechtelijk orgaan beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:

  • -

    de beschikking ingevolge de artikel 3 en 30a van de Alcoholwet:

    • de Alcoholwetvergunning;

    • aanhangsel Alcoholwetvergunning.

  • -

    vergunning voor seksinrichtingen;

  • -

    vergunning voor aanwezig hebben van kansspelautomaten;

  • -

    vergunningen vanuit de Huisvestingswet:

    • huisvestingsvergunning;

    • vergunning tot onttrekken, samenvoegen of splitsen van een woonruimte;

    • vergunning voor splitsen van recht op gebouw in appartementsrechten.

  • -

    vergunningen/ontheffingen, voortkomende uit gemeentelijke verordeningen;

  • -

    omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten;

  • -

    omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten:

    • vergunningsplichtige inrichtingen binnen de sector afval;

    • omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM).

  • -

    vergunningen voor evenementen;

  • -

    subsidies.

b. Toepassingsbereik Wet Bibob voor gemeente als privaatrechtelijke partner

Voor de gemeentelijke overheid als privaatrechtelijke partner in transacties, beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:

  • a.

    de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde, voor zover het een overheidsopdracht betreft als bedoeld in de Aanbestedingenwet;

  • b.

    het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

4. Waarom een beleidslijn

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het

betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen.

Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de inwoners.

 

In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen, subsidies, aanbestedingen en vastgoedtransacties de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob (hierna "eigen onderzoek" als bedoeld in artikel 4.1) zal plaatsvinden.

 

Voor de inwoner wordt door de beleidslijn voorkomen dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de beleidslijn een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan daaruit een preventieve werking het gevolg zijn.

 

In de gevallen, waarin toepassing van het Bibob-instrument beperkt zal worden tot aangewezen branches (of gebieden) is het noodzakelijk, dat hierin een zorgvuldige afweging wordt gemaakt.

 

In de hier toe te passen beleidsafweging kan o.a. gebruik gemaakt worden van bestuurlijke rapportages en bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyses. De RIEC's kunnen bij deze beleidsafweging een adviserende en ondersteunende rol vervullen.

5. Toelichting toepassingen

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

In artikel 2.1 lid 1 zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag een eigen onderzoek als bedoeld in artikel 4.1 te doen. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:

  • -

    het zeer laagdrempelig zijn door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

  • -

    het grootschalig gebruik van cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor zogenaamde "witwaspraktijken";

  • -

    bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie-/plaatsgebonden zijn, waardoor het "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen.

Op het moment dat het bestuursorgaan met de betrokken ondernemer middels een Bibob-toets als bedoeld in artikel 4.1 een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van haar integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het overheidsorgaan en betrokkene maatwerk worden ontwikkeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is dat zowel t.a.v. de betrokkene zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.

 

In paragraaf 2 artikel 2.1 lid 2 wordt de toepassing nader omschreven bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwactiviteit, milieu en OBM.

Uitgangspunt is daarbij geweest, dat een eigen onderzoek als bedoeld in artikel 4.1 niet bij elke aanvraag plaats hoeft te vinden, maar dat de toepassing beperkt zou dienen te blijven tot de gevallen waarin sprake kan zijn dat het bouwwerk of activiteit op enigerlei wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden. Dit laatste kan ingegeven zijn door branche- en/of omgevingskenmerken.

In Bijlage 1 van de beleidsregels is hierin een voorzet gedaan.

 

Voor alle beschikkingen (vergunningen en subsidies) geldt dat het toepassingsbereik in beginsel niet algemeen is, maar beperkt wordt door lokale keuzes. Belangrijk is daarbij het wel/niet aanwezig zijn van specifieke relevante informatie, die kan duiden op een integriteitsrisico voor het bestuursorgaan.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

In artikel 3.1 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Dit betreft een uitbreiding naar aanleiding van de wetswijziging in 2013 van de toepasbaarheid van het Bibob-instrument in een sector, die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd, maar op onderdelen gebleken is ernstig kwetsbaar te zijn voor invloeden vanuit de criminele omgeving. Voor het uitsluiten van deze invloeden binnen deze sector zullen maatregelen vanuit diverse actoren binnen deze sector zelf noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen initiatieven komen vanuit b.v. de makelaardij, het notariaat en de taxateurs. Ook kan het Kadaster een signalerende rol vervullen in geval een onroerende zaak in korte tijd meerdere keren in andere handen overgaat.

 

De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin een bestuursorgaan middels een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. Zoals eerder gezegd is de onroerendzaaksector in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar. De toepassing zal dan ook beperkt dienen te worden tot de gevallen, waarin gemotiveerd tot inzet kan worden besloten.

 

In de beleidsregel is de keuze gemaakt om het toepassen van het Bibob-instrument bij vastgoedtransacties te koppelen aan de benoemde risicocategorieën, dan wel te koppelen aan activiteiten die op grond van de beleidsregel eveneens getoetst worden.

Met dit laatste wordt voorkomen dat een eigen onderzoek pas plaatsvindt nadat de vastgoedtransactie heeft plaatsgevonden, met het risico dat bij het toetsen van vergunningen ten behoeve van het gebruik van het vastgoed achteraf integriteitsrisico’s naar voren komen.

 

In artikel 3.2 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij aanbestedingen omschreven.

Na de wetswijzing in 2020 is het mogelijk alle overheidsopdrachten te toetsen aan de Wet Bibob.

Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke overheidsopdracht ook tot een eigen onderzoek als bedoeld in artikel 4.1 over te gaan maar de inzet nadrukkelijk te beperken tot gevallen, waarbij de inzet gemotiveerd kan worden.

Ook bij overheidsopdrachten is gekozen de koppeling te maken met de eerder genoemde risicocategorieën.

Daarnaast is in de beleidslijn de mogelijkheid opgenomen om ook tot een Bibob-toets als bedoeld in artikel 4.1 te kunnen overgaan als concrete informatie daartoe aanleiding biedt.

 

In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-toets als bedoeld in artikel 4.1 kan dan ook slechts gelden als versterking voor een van deze criteria.

 

Voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan, die reguliere wetgeving biedt. In de Aanbestedingswet 2012 is hiervoor de invoering van de zogeheten eigen integriteitsverklaring opgenomen.

Deze verklaring vervult een sterke rol in het selectieproces, waardoor inzet van het Bibob-instrument veelal niet meer noodzakelijk is.

6. Versterking eigen onderzoek

In artikel 4.1 van paragraaf 4 wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek zal het bestuursorgaan in eerste aanleg gebruik maken van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook zal het gebruik kunnen maken van de relevante informatie, die voor hem beschikbaar is in zogenaamde open bronnen.

 

De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Middels de wijziging van wetgeving verkreeg het bestuursorgaan per 1 januari 2013 een ruimere bevoegdheid tot het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het Justitieel Documentatie Systeem.

 

In 2020 zijn de eigen onderzoeksmogelijkheden versterkt en kunnen bestuursorganen ook ten aanzien van een aantal relevante Bibob-relaties Justitiële informatie opvragen.

Ook heeft het Bureau Bibob de mogelijkheid gekregen om bestuursorganen te adviseren een advies aan te vragen, wanneer ten aanzien van een betrokkene een ernstig gevaar is geconcludeerd (artikel 11 Wet Bibob).

 

De Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) zijn door de wetswijziging bevoegd om het volledige eigen onderzoekdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kunnen zij adviseren om in concrete gevallen wel/niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Landelijk Bureau Bibob.

 

Indien het bestuursorgaan een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor haar een vergewisplicht op. In de wet is voorzien in de mogelijkheid om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.

 

De beslissing aan het einde van een Bibob-toets als bedoeld in artikel 4.1 blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de gemeente, waarbij zij, in geval van weigering dan wel intrekking, haar besluit afdoende moet motiveren.