Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaksbergen

Uitvoeringsregeling subsidie peuteropvang Haaksbergen (9.57)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaksbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsregeling subsidie peuteropvang Haaksbergen (9.57)
CiteertitelUitvoeringsregeling subsidie peuteropvang Haaksbergen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-10-202101-10-2021nieuwe regeling

21-09-2021

Gemeenteblad

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregeling subsidie peuteropvang Haaksbergen (9.57)

Samenvatting

Deze uitvoeringsregeling geeft aan onder welke voorwaarden het college subsidie verstrekt voor peuteropvang.

 

Het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen;

 

Wettelijke basis:

Bepaling van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:23) en de geldende Algemene subsidieverordening van de gemeente Haaksbergen (hierna: ASV).

 

Besluit:

Vast te stellen de Uitvoeringsregeling subsidie peuteropvang.

 

 

 

Artikel 1 Begripsbepaling

Deze uitvoeringsregeling verstaat onder:

  • doelgroeppeuters: peuters woonachtig in de gemeente Haaksbergen die in aanmerking komen voor Voor- en vroegschoolse educatie (hierna: VVE) volgens de bepalingen in deze verordening, op indicatie van GGD-JGZ;

  • VVE: voor- en vroegschoolse educatie aan peuters die woonachtig zijn in de gemeente Haaksbergen en in aanmerking komen voor VVE, op indicatie van het consultatiebureau van de GGD-Jeugdgezondheidszorg;

  • VVE-peuterplek: een aanbod peuteropvang van totaal 16 uur per week, op ten minste 4 dagen, gedurende 40 weken per jaar voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment dat de doelgroeppeuter naar de basisschool uitstroomt of om een andere reden eerder uitstroomt;

  • reguliere peuterplek: een aanbod peuteropvang van totaal 8 uur per week, gedurende 40 weken per jaar, verspreid over twee dagdelen per week van elk 4 uur, op ten minste 2 verschillende dagen, voor peuters vanaf 2,5 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt;

  • peuteropvang: reguliere peuterplek en VVE-peuterplek bestaande uit intentionele opvang voor peuters van 2,5 tot 4 jaar;

  • pedagogisch beleidsmedewerker VVE: een medewerker zoals bedoeld in artikel 2a van het Besluit basisvoorwaarden;

  • houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en met die onderneming een peuteropvang exploiteert;

  • LRK: Landelijk Register Kinderopvang; het register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

  • inkomensverklaring: een recente Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI - voorheen IB60) van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van de ouder(s)/verzorger(s) in een bepaald belastingjaar;

  • kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het basisonderwijs voor kinderen begint;

  • kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang;

  • ouderbijdrage: inkomensafhankelijke vergoeding die de ouders betalen aan de houder;

  • ouders: ouder(s) of verzorger(s) van de peuter;

  • VNG-adviestabel: de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuteropvang voor het betreffende jaar, zoals gepubliceerd op www.vng.nl.

 

Artikel 2 Subsidiedoel

Deze uitvoeringsregeling heeft als doel dat door het verstrekken van subsidies gebruik wordt gemaakt van peuteropvang.

 

Artikel 3 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De houder vraagt de subsidie uitsluitend schriftelijk aan bij het college. In afwijking van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de ASV, wordt de subsidie aangevraagd vóór 1 november voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de peuteropvang plaatsvindt.

  • 2.

    Het college kan de in lid 1 genoemde uiterste datum jaarlijks wijzigen voor het eerstvolgende kalenderjaar.

  • 3.

    De houder zorgt ervoor dat de aanvraag wordt gedaan op basis van een reële inschatting van:

  • a.

    het verwachte aantal peuters dat gebruik maakt van peuteropvang, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen reguliere peuterplekken en VVE-peuterplekken en het daaruit afgeleide verwachtte aantal afgenomen uren;

  • b.

    het aantal ouders dat wel en niet recht heeft op kinderopvangtoeslag;

  • c.

    de hoogte van de inkomensafhankelijke ouderbijdragen die houder verwacht te factureren bij ouders;

  • 4.

    De aanvraag bevat een opgave van het voor reguliere- en/of VVE-peuterplekken vastgesteld uurtarief voor het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 5.

    Voor de aanvraag maakt de houder gebruik van een gemeentelijk aanvraagformulier.

  • 6.

    In afwijking van lid 1 kan de houder op een later moment de subsidie aanvragen als de houder op 1 november voorafgaand aan het kalenderjaar op basis van een reële inschatting nog niet voor subsidie in aanmerking komt.

 

Artikel 4 Subsidievoorwaarden reguliere peuterplek

De houder voldoet aan de volgende voorwaarden als hij subsidie aanvraagt voor de reguliere peuterplek:

  • a.

    een reguliere peuterplek omvat 8 uren peuteropvang per week, verspreid over 2 dagdelen per week van elk 4 uur, op ten minste twee verschillende dagen per week;

  • b.

    de reguliere peuterplek wordt aangeboden aan peuters tussen 2,5 en 4 jaar oud;

  • c.

    de houder stelt bij het aanbieden van de reguliere peuterplek vast of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag door middel van een ondertekende, gemeentelijke verklaring in combinatie met gegevens waaruit het verzamelinkomen van ouders blijkt over het voorgaande of huidige belastingjaar, zoals een recente Inkomensverklaring. Het vastgestelde verzamelinkomen is geldig gedurende de gehele looptijd van de reguliere peuterplek;

  • d.

    in afwijking van het bepaalde in onderdeel c van dit artikel, dienen ouders opnieuw gegevens aan te leveren waaruit het verzamelinkomen blijkt wanneer:

  • – er een tweede kind uit hetzelfde gezin van peuteropvang gebruik gaat maken. Het verzamelinkomen wat dan wordt vastgesteld, is vanaf dat moment voor beide peuters geldig;

  • – als het verwachte verzamelinkomen structureel wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat blijkt uit de eerder verstrekte gegevens;

  • e.

    de houder int bij het aanbieden van de reguliere peuterplek de door het college krachtens artikel 7, tweede en derde lid vastgestelde ouderbijdrage, en is verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers;

  • f.

    de houder zorgt ervoor dat het aanbod van reguliere peuterplekken voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen die gesteld zijn aan kinderopvang in de Wet kinderopvang.

  • g.

    de houder overlegt bij een subsidieaanvraag het actuele ouderbeleidsplan, pedagogisch beleidsplan en opleidingsplan.

 

Artikel 5 Subsidievoorwaarden VVE-peuterplek

De houder voldoet aan de volgende voorwaarden als hij subsidie aanvraagt voor een VVE-peuterplek:

  • a.

    de VVE-peuterplek wordt aangeboden aan doelgroeppeuters tussen 2,5 en 4 jaar oud;

  • b.

    een VVE-peuterplek omvat 16 uren peuteropvang per week, verspreid over 4 dagdelen per week van elk 4 uur;

  • c.

    in afwijking van het bepaalde in onderdeel b van dit artikel mag de houder een VVE-peuterplek van 10 uren peuteropvang per week aanbieden aan doelgroeppeuters die vanaf een begindatum vóór 1 augustus 2020 gebruik maken van VVE;

  • d.

    de houder stelt bij het aanbieden van de VVE-peuterplek vast of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag door middel van een ondertekende, gemeentelijke verklaring in combinatie met gegevens waaruit het verzamelinkomen van ouders blijkt over het voorgaande of huidige belastingjaar, zoals een recente Inkomensverklaring. Het vastgestelde verzamelinkomen is geldig gedurende de gehele looptijd van de VVE-peuterplek;

  • e.

    in afwijking van het bepaalde in onderdeele van dit artikel, dienen ouders opnieuw gegevens aan te leveren waaruit het verzamelinkomen blijkt als:

  • er een tweede kind uit hetzelfde gezin van peuteropvang gebruik gaat maken. Het verzamelinkomen dat dan wordt vastgesteld, is vanaf dat moment voor beide peuters geldig;

  • het verwachte verzamelinkomen structureel wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat blijkt uit de eerder verstrekte gegevens.

  • f.

    de houder int bij het aanbieden van de VVE-peuterplek de door het college krachtens artikel 7, tweede en derde lid vastgestelde ouderbijdrage op peuterplekken, en is verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers;

  • g.

    de houder zorgt ervoor dat het aanbod van VVE-peuterplekken voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen die gesteld zijn aan kinderopvang in de Wet kinderopvang.

  • h.

    de houder overlegt bij de subsidieaanvraag het actuele ouderbeleidsplan, pedagogisch beleidsplan en opleidingsplan.

 

 

Artikel 6: Criteria doelgroeppeuters

  • 1.

    Het college hanteert de volgende criteria voor doelgroeppeuters:

  • a.

    beide ouders hebben een schoolopleiding gevolgd op maximaal het niveau van basisonderwijs (tot en met het dertiende levensjaar), praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg. Als het gaat om een éénoudergezin geldt deze opleidingseis ten aanzien van de desbetreffende ouder;

  • b.

    er is sprake van een taal- of ontwikkelachterstand op basis van het Van Wiechenonderzoek.

  • 2.

    Het college kan de in deze uitvoeringsregeling opgenomen criteria voor doelgroeppeuters wijzigen.

 

Artikel 7 Hoogte subsidie reguliere peuterplek en VVE-peuterplek

  • 1.

    Het uurtarief waarmee het college de hoogte van de subsidie voor peuteropvang berekent, bedraagt maximaal:

  • a.

    €9,05 voor reguliere peuterplekken;

  • b.

    €10,20 voor VVE-peuterplekken.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid van deze uitvoeringsregeling genoemde maximum uurtarieven jaarlijks wijzigen.

  • 3.

    Het college berekent de hoogte van de subsidie voor peuteropvang gedurende de eerste 8 uren per week voor maximaal 40 weken per jaar op basis van de volgende variabelen:

  • a.

    het verwachte aantal peuters dat gebruik maakt van peuteropvang, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen reguliere peuterplekken en VVE-peuterplekken en het daaruit afgeleide verwachtte aantal afgenomen uren;

  • b.

    het aantal ouders dat wel en niet recht heeft op kinderopvangtoeslag;

  • c.

    de hoogte van de inkomensafhankelijke ouderbijdragen die houder verwacht te factureren bij ouders;

  • 4.

    Het college verstrekt een subsidie per bezette peuterplek voor:

  • a.

    een reguliere peuterplek voor peuters, waarvan de ouder(s)/verzorger(s) niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • b.

    een reguliere peuterplek voor peuters, waarvan de ouder(s)/verzorger(s) in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • c.

    een VVE-peuterplek voor peuters, waarvan de ouder(s)/verzorger(s) niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • d.

    een VVE-peuterplek voor peuters, waarvan de ouder(s)/verzorger(s) in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

  • 5.

    Voor een VVE-peuterplek geldt dat het college de tweede 8 uren per week volledig subsidieert.

 

Artikel 8 Ouderbijdrage

  • 1.

    De houder inteen ouderbijdrage volgens de op grond van artikel 8, tweede óf derde lid van deze uitvoeringsregeling vastgestelde inkomensafhankelijke tabel in het geval dat de ouder(s)/verzorger(s) niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, met toepassing van het verzamelinkomen over het voorgaande kalenderjaar.

  • 2.

    Het college hanteert de VNG-tabel voor het betreffende jaar om de hoogte van door houders te innen ouderbijdragen te bepalen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, kan het college vóór 15 oktober als onderdeel van de uitvoeringsregeling een afwijkende inkomensafhankelijke ouderbijdragetabel vaststellen voor het komende jaar.

  • 4.

    De houder inteen ouderbijdrage per bezette peuterplek op de volgende wijze:

  • a.

    als er sprake is van een reguliere peuterplek voor peuters waarvan de ouder(s)/verzorger(s) niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, dan int de houder bij ouder(s)/verzorger(s) een ouderbijdrage over 8 uren per week op basis van de vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdragetabel;

  • b.

    als er sprake is van een reguliere peuterplek voor peuters, waarvan de ouder(s)/verzorger(s) in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, dan int de houder bij ouder(s)/verzorger(s) de maximaal vergoede uurprijs voor kinderopvangtoeslag over 8 uren per week;

  • c.

    als er sprake is van een VVE-peuterplek voor peuters, waarvan de ouder(s)/verzorger(s) niet in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag, dan int de houder bij ouder(s)/verzorger(s) een ouderbijdrage over 8 uren per week op basis van de vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdragetabel;

  • d.

    als er sprake is van een VVE-peuterplek voor peuters, waarvan de ouder(s)/verzorger(s) in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag, dan int de houder bij ouder(s)/verzorger(s) de maximaal vergoede uurprijs voor kinderopvangtoeslag over 8 uren per week.

 

Artikel 9 Subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker VVE

  • 1.

    Het college verleent aan houders die VVE-peuterplekken aanbieden, een subsidie voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker VVE.

  • 2.

    Het college baseert zich bij de subsidieverlening voor de hoogte van de subsidie voor inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker VVE, op het aantal bezette VVE-peuterplekken op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover subsidie wordt verstrekt.

  •  

Artikel 10 Subsidie vergoeding kosten accountant

  • 1.

    Het college stelt subsidie beschikbaar aan houders voor het vergoeden van de kosten voor een accountantscontrole zoals bedoeld in artikel 16 lid 3f van deze Uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Het college verstrekt een subsidie ter hoogte van de werkelijke in lid 1 genoemde kosten met een maximum van € 1.500,00.

 

Artikel 11 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college hanteert een subsidieplafond voor het komende subsidiejaar. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • a.

    de maximale subsidie voor reguliere peuterplekken;

  • b.

    de maximale subsidie voor VVE-peuterplekken.

  • 2.

    Het subsidieplafond voor reguliere peuterplekken bedraagt het door de gemeenteraad in de begroting beschikbaar gestelde bedrag voor peuteropvang.

  • 3.

    Het subsidieplafond voor VVE-peuterplekken, én de daaraan gerelateerde inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker zoals beschreven in artikel 9 van deze uitvoeringsregeling, is gelijk aan de voorlopige specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid voor het komende subsidiejaar.

  • 4.

    Indien het totaal van tijdig volledig aangevraagde subsidies het voorlopige subsidieplafond overstijgt, verdeelt het college het subsidiebedrag naar evenredigheid gekoppeld aan het aantal aangevraagde reguliere en/of VVE-peuterplekken per houder.

  • 5.

    Voor zover de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld door de gemeenteraad geldt voor de hoogte van de in lid 1 van dit artikel genoemde subsidieplafonds het zogenaamde begrotingsvoorbehoud conform artikel 4.34 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 6.

    Het college heeft de bevoegdheid om de in lid 1 van dit artikel genoemde subsidieplafonds te verhogen met uit het voorgaande subsidiejaar overgebleven middelen blijkens de jaarrekening.

 

Artikel 12 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Het college kan de subsidie weigeren:

  • a.

    indien de subsidieverlening in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

  • b.

    in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • c.

    indien de aanvraag niet voldoet aan de regels uit deze uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Het college kan een subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 3.

    Het college vordert een subsidie terug in de volgende gevallen:

  • a.

    als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak;

  • b.

    indien de subsidieontvanger in een bepaalde subsidieperiode meer aan voorschotten heeft ontvangen dan de vastgestelde subsidie over die periode;

  • c.

    indien het besluit tot verlening of vaststelling van subsidie is ingetrokken.

 

Artikel 13 Subsidieverplichtingen

Het college legt in de beschikking tot subsidieverlening de volgende subsidieverplichtingen op aan de houder:

  • a.

    binnen twee weken na afloop van ieder kwartaal toont de houder een bezettingsoverzicht van het voorafgaande kwartaal aan het college. Indien blijkt dat het aantal geplaatste reguliere of VVE- peuters 20% of meer afwijkt van het in de beschikking vermeldde aantal geplaatste reguliere of doelgroeppeuters, heroverweegt het college de verleende subsidie over het lopende jaar;

  • b.

    de houder dient gedurende de periode waarover de subsidie is verleend, ervoor te zorgen dat het aanbod peuteropvang voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen die gesteld zijn aan kinderopvang in de Wet kinderopvang.

  • c.

    de houder int een door het college vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage bij ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, conform artikel 7 van deze uitvoeringsregeling;

  • d.

    de houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties;

  • e.

    de houder werkt mee aan de monitor peuteropvang van de gemeente Haaksbergen. Ieder kwartaal levert de houder digitaal gegevens aan via een gemeentelijk monitorformulier voor peuteropvang;

  • f.

    de houder beschikt over onderliggende gegevens en stelt deze gegevens binnen een redelijke termijn beschikbaar aan het college, nadat het college hierom heeft verzocht. Het gaat daarbij onder meer om:

  • 1.

    een door de ouders ondertekend contract met daarin de namen, adres(sen) en BSN van ouders;

  • 2.

    naam, geboortedatum en BSN van de peuters waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • 3.

    het aantal uren opvang per kind, het tarief per uur, de aanvangsdatum en de (verwachte) einddatum van de opvang;

  • 4.

    de schriftelijke verklaring van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en gegevens die door ouders aan de houder beschikbaar zijn gesteld om dit te toetsen.

  • g.

    twee keer per jaar heeft houder een gesprek met het college over de subsidie en de kwaliteit van de aangeboden peuteropvang.

 

Artikel 14 Betaling en voorschotverlening

Het college betaalt de subsidie nadat een beschikking tot subsidieverlening is afgegeven, bij wijze van voorschot uit op de volgende wijze:

  • a.

    40% van de jaarlijkse subsidie in de eerste maand van het eerste kwartaal van de subsidieperiode;

  • b.

    30% van de jaarlijkse subsidie in de eerste maand van het tweede kwartaal van de subsidieperiode;

  • c.

    20% van de jaarlijkse subsidie in de eerste maand van het derde kwartaal van de subsidieperiode;

  • d.

    10% van de jaarlijkse subsidie in de eerste maand van het vierde kwartaal van de subsidieperiode.

 

Artikel 15 Subsidieverlening

De beschikking tot de subsidieverlening bevat in ieder geval:

  • a.

    een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de periode waarover de subsidie wordt verleend;

  • c.

    de maximale hoogte van de verleende subsidie, gebaseerd op het aantal reguliere en/of VVE-peuterplekken en het aantal uren per peuter per week waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

  • d.

    de bevoorschotting per kwartaal tot een totaal van 100% van de verleende subsidie;

  • e.

    de geldende subsidieverplichtingen.

 

Artikel 16 Aanvraag vaststelling subsidie

  • 1.

    Voor de aanvraag tot subsidievaststelling maakt de houder gebruik van een gemeentelijk vaststellingsformulier.

  • 2.

    De houder dient een aanvraag totsubsidievaststelling in vóór 1 mei van het jaar, volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3.

    De houder verstrekt bij de aanvraag tot subsidievaststelling de volgende gegevens:

  • a.

    het aantal VVE-peuters, uitgesplitst naar ouders met en zonder kinderopvangtoeslag;

  • b.

    het aantal reguliere peuters, uitgesplitst naar ouders met en zonder kinderopvangtoeslag;

  • c.

    het aantal uren dat reguliere- en VVE-peuters gebruik hebben gemaakt van peuteropvang gedurende de subsidieperiode, uitgesplitst naar peuters van ouders met en zonder kinderopvangtoeslag;

  • d.

    de werkelijk geïnde ouderbijdragen per peuter;

  • e.

    een inhoudelijk verslag van de afgelopen subsidieperiode;

  • f.

    een controleverklaring betreffende de financiële subsidieverantwoording van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek indien de subsidie meer bedraagt dan het bedrag genoemd in de geldende ASV van de gemeente Haaksbergen onder het artikel over subsidievaststelling (in de ASV 9.16b is dit € 25.000 o.g.v. art. 11 lid 5 onderdeel c). Van de accountant wordt verwacht dat hij niet alleen de getrouwheid van de financiële subsidieverantwoording controleert, maar ook dat hij de naleving van de subsidieverplichtingen en subsidievoorwaarden toetst.

  • 4.

    Het college stelt de subsidie voor 1 septembervan het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft,vast op basis van het werkelijke aantal reguliere en VVE-peuters, dat gedurende het jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van reguliere peuterplekken en VVE-peuterplekken, minus de werkelijk ontvangen ouderbijdragen.

 

Artikel 17 Toezichthouder

  • 1.

    Het college wijst één of meer personen aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde in deze uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Het college toetst steekproefsgewijs of de aanvrager voldoet aan de verplichtingen die in de subsidiebeschikking zijn opgenomen.

     

Artikel 18 Hardheidsclausule
  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze uitvoeringsregeling, voor zover toepassing van de uitvoeringsregeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze uitvoeringsregeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 oktober 2021.

 

Artikel 20 Citeertitel

Deze uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling subsidie peuteropvang Haaksbergen.

 

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 september 2021.

dr. R. Toet

gemeentesecretaris

mr. drs. R.G. Welten

burgemeester